Zaterdag 30 Maart 1912.
56e Jaargang. No. 5097.
DERDE BLAD.
CCCXLIII. BOUDERIE.
Ik wil!
Geef Gij, o God, slechts ,dat ik wil."
„Nathan". Lessing.
O, die kinderen! die kinderen! 't Is alsof
ze geen ooren hobben! Wat je, ze verbiedt, dat biet
je ze! En, het voorbeeld, dat ze krijgen, maakt ze
nog erger Waar 't heen, moet, weet, ik njet, en, ik
hvord bang, als ik aan de toekomst denk."
Partic. correspondentie. X.
Er behoort heel wat moed toe, om te blijven, ge-
Tooven aan den vooruitgang der menschen. De ver
troosting van „Het gaa,t wel langzaam, maar 't gaat
toch", wordt bedenkelijk. Als ge weer e,ens van een
:opwekkende toespraak genoten hebt, of een goed
niensch ten bezoek gehad of in kinderoogen gekeken
hebt, als ge weer eens weggezonken, zijt geweest n\
•n goed boek, dan gaaf, 't wel weer. Dan moogt ge
eens zuchten; maar 't kan een, zucht van verlichting
wezen. Uw grieven worden dan „grietjes", uw pijnen
„pijntjes", het, kwaad, dat me" u deed, weinig meer
'dan inbeelding en lichtgeraaktheid. De eenzaamheid
-waarin ge korteren of langeren tijd getoefd hebt en
die u aanleiding gaf in te keeren tot uzelf, heeft de
dingen, de gebeurtenissen, de menschen, de omstan
digheden, uzelf geplaatst in 'n ander licht. Die toren
was niet zoo boog, als gij eerst meende; het schip,
waarvan gij daclit, dat het brijzelen zou, bleef behou
den, zijn bemanning gespaard; het lot bleek wijzer
dan de menschen, wijzer en zachtmoediger ook dan
gij zelf, die u door drift en gekwetst gevoel van
eigenwaarde had laten meeslepen en harde woorden
had doen zeggen. Ge hebt be,t etmaal ten einde ge
bracht, in plaats van met 'n zucht, in 'n gevoel van
dankbaarheid. Ge weet nu nog beter uw taak dan
-* «gisteren en eergisteren, toen men u de tekortkoming
LJxlin het volbrengen daarvan, als 'n verwijt voor de
voeten had geslingerd. Ge hebt op de muren Sions
gewaakt met 'n, aandacht en 'n ijver, alsof het u w
muren waren, en niet die des Heeren, en het was 't
verwiit. het bittere en harde verwijt, dat u dit heeft
loen inzien. Het was uwe wake niet; het was de
ij n e. Ge hebt met uitgetrokken, zwaard gestaan,
m te beveiligen: uw huis, uw erf, uw naam, uw
lijf en alles wat waarde en beteekenis voor u had,
,ls zijnde u w bezit; maar 't was u in uw ij ver
ntgaan, dat niets het uwe is, indien gij zelf niet
m toebehoort.
En het nadenken daarover heeft u stil gemaakt,
;n, bij het opbruischen van, uw drift, hebt ge de
and op den mond gelegd, opdat ge geen kwaad met
waad vergelden zoudt.
En. in dit zelf-iets-beter-worden lag de bewustheid
an 'n beter-worden en beter-zijn van, datgene wat u
mringde. Wan,t zóo is 't. Als we toorn, in ons dragen,
-ntmoeten we, zien we en, speuren we toorn bij sn
ieren. Boosheid in eigen hart onderstelt boosheid
iij iedereen. Als we nog tranen kunnen storten, om
iet verdriet, dat men ons aandoet, dan is dit alleen,
wij zelf nog in staat zouden, zijn anderen tra-
„.jjen te doen storten,; en alleen,, omdat wij nog niet
het hout van onzen haat geofferd hebben, op het
{groote altaar der menschenliefde. 'n Dief is verdacht
jop dieverij, maar 'n eerlijk mensch niet. 'n Lasteraar
{verdacht op laster, maar 'n, rechtvaardig mensch niet.
V>lAls ik 't wilde, zou ik er kans toe zien mijn besten
-vriend „faithfull and just to me" te bestelen,
•end-te belasteren, te benadeelen, en 't zou jaren duren,
|eer hij 't te weten kwam. Bedenk wel, bid ik u,
-H dat ik er bijzeg: „ajs ik 't wilde". Maar ik wil het,
hD Goddank! niet, zoomin mijn. vriend als eenig ander.
En ik zou dit kunnen, omdat hij nooit
kwaad.denkt Maar 'n, boef zou ik 't bedenk
.wel: „als ik 't wilde" 'n hoef zou ik 't niet
rkun;nen_. Want als dief weet hij, hoe dieven, en, a,ls
«lasteraar, hoe lasteraars doen. En als een goed
mensch dit eindelijk ook te weten komt, dan is dit,
j-» omdat hij zoo herhaalde malen dupe geworden is van
zijn te goed vertrouwen en van zijn stommiteit. Maar
veranderen doet bet hem njiet, evenmin als zware
btraffen 'n misdadiger beter maken. Is dupe-worden
't zelfde als gestraft worden? Nu, geen vanbeide
'^helpen, iets; dep stommeling niet en den misdadiger
->?.*niet. De stommeling blijft goed van vertrouwen en
J de misdadiger, de dief, de lasteraar, de leugenaar
p,y*precies wat zij waren. Hoogstens kunnen straffen
hen er toe brengen met nog grooter geraffineerdheid
0,l. te werk te gaan. Ma,a,r dit is dan ook alles; veran-
deren doen zij alleen, ajsHoe zei Nathan dit
ook weer Als z ij willen. Nathan zei
Ik wil!
Geef Gij, o God, slechts, dat ik wil.
dingen van grootte beteekenis en groote waarde. En
even,wel, al was er geen reden voor, al zouden pessi
misten gaan praten, en beweren, dat 't. 'tzelfde is of
men gebeten wordt door den hond of door de kat,
'n mensch wil wel eens zingen. Wat heeft men aan
'n vlag, die altijd netjes opgerold, boven in 'n kist
ligt? Waarom zou die nooit eens mogen uitwaaien?
Waarom •zouden we óok niet eens vroolljk wezen? En
omdat| de redelijkheid va,n dit alles door iedereen, be
grepen en verstaan, wordt, worden er in Nederland
plannen beraamd, om dit eeuwfeest met een wereld
tentoonstelling te vieren.
El, ei! Hoe laat is 't nu?
't Is nu 30 Ma^rt 1912.
I Zoo, zoo! Da,n zijn ze er in Cajifornië vroeger
bij! Daar zal in 1915 ook 'n tentoonstelling worden
gehouden, en toen 1911 nog maar half verstreken
was, ontvingen we daar reeds kennisgeving van, met
het bovenschrift: „Cajifornia invites the World". En
waar nu Californie zoowat drie en 'n half jaar voor
noodig heeft, om voor te bereiden, kunnen w ij dat
in zes of acht maanden,? Nu, de Hollanders zijn van,
'n goed ras; dat hebben ze meer dan eens bewezen;
maar of „vlugheid!" nu wel juist een van hun deug
den is, dat, mag betwijfeld worden. Of komt 't er
niet op aan, hoe de kamers en de tafel e* uitzien,
als we gasten krijgen? Dit zou niet getuigen van, den
eerbied, dien men voor 'n gast behoort te hebben,
en onze eigen reputatie, zou er, evenals onjs zelfge
voel, wel eens onder lijden kunnen.
Waar zijn de terreinen ervoor, nu 't Museumter
rein 7X>owat vol gebouwd is? Tusschen Amsterdam
later aan tafel te zeggen, ik had toen we] veel lust uur tot 12».- uu op school gliijt zonder n vrij oogen-
ook hèm 'n mep te geven of hem de sauskom in t 1 blik, dat van 2 uur tot 1' uu andermaal de gootc
gezicht te gooien, maar dat heb ik toch niet gedaan. deuren van de „wetenschappelijke fabriek' achter zich
Het eenige wat ik gedaan heb. is: dat ik hem nooit gesloten zri£ en die daar nic! als 'I fabriekskind nog
meer in de gelegenheid gesteld heb, zich aan mij te kon lachen, kon praten met z'.jn p elmakke rs, maar
ergeren. Ik heb ook toen niets gezegd; wat bij mtj die had op tc lellen en stil te zilln, Ie luisicren,
van huize uit, het grootste bewijs van, verontwaardi- zonder dat een oogenblik z'n g afdwalen mag
ging schijnt te zijn. [naar zijn elcctrische bel die niet m.ar gaal, of ander
Vroeger dacht ik, dat ik in dit opzicht eenig was, zelf gemaakt werktuig, dat hapert,
maar ik heb later meer fatsoenlijke menschen out- j En als om half vijf de deuren geopend worden,
moet, die dezelfde eigenschap hadden. Eu dit sterkte dan komt nog g-jen rust voor liet elfjarig kind
mij- dal de wet niet beschermt voor te groote arbekls-
Als ge in Amsterdam ruzie wilt hebben, verbied jiivc maar er komen nog uren van overwerk,
dan, maar 'n jongen, die steenen in 't, water gooit, of dos avonds in huiskamer of 'I kamertje waar hij slaapt
met opzet tegen 'n opstaande ladder aanloopt, waar I en waar hij rustig zil en waar hij de lucht bederf: die
hij dien nacht zal inademen door gas- en petroleum-
bovenop soms een man, een glazenwasscher of zoo
iemand staat- De jongen vindt dadelijk hulp en steun
bij 't publiek, en als ge er zonder kleerscheuren
afkomt, zijt ge 'n zondagskind.
Het geschreven zondenregister, „De bittere Pil",
door den. ougenoemden schrijver, de wereld in gezon
den, is groot, maar het zou met folianten kunnen
worden uitgbereid, 'n bloemlezing van straatschende
rijen, die elk jaar opnieuw weer verzameld zou kun
nen worden.
In 1898 zaten twee Canadeesche dames voor do
ra,men van „Suisse" hier, en zij rookten naar de zeden
vap haar lapd, 'n cigarette. De politie is er bij moe
ten komen, om de straat, te ontruimen en de dames
die niet begrepen, wat er aan de hand was
zÜp per rijtuig naar „1'Europe" gebracht, waar zij
logeerden. De Keizerin van Oostenrijk, Elisabeth, die
lamp en waar hij soms tijden zil to turen .over
gordijntje heen tot de voetstap van één de.' oude
ren hem soms doet wcg>chrikken en haastig ncder-
Ypllend op zijn stoel hem den schijn do.1 aannemen
van in zij» werk verdiept te zijn.
Ik zat weer te kijken dien avond naa mijn over
buurman, toen een ongewoon geloop, een samenscho
len van menschen op t stationsplein een ongeval deed
vermoeden. Er kwam beweging in .de saamgehoopte
menschen massa en voor mijn deu- hielden ze siiJ.
Een rijluig had te kort gedraaid, den couranten-
jongen aangereden, die nu bloedde uil diepe hoofd
wond.
Daar stond hij voor mij, die friseh blozende knaap
met zijn stevige wangen en flinke open kijkers,
i \Y ij liebben hern verbonden en in de dagen tl ie
l Kalf jeslaan .misschien?! Ruimte genoeg! Maar moe later doodgestoken is, deed hier in de Kalverstfaatvolgden en waarop hij even aankwam voor een nieuw
ten dan njet eerst al die slootjes gedempt worden?
Moet 't zooiets worden als in '83 of in '96? Heel
knappies, hoor! Wel, wel, wat 'n groot schip was dat,
achter het museum! en wat 'n leuke huisjes en win
keltjes! En wat deed Kakodorus zijn best! En wat
was dat eten slecht en duur, dat men. er met veel
moeite krijgen kon! Er zijn, van, die knepen, die zelfs
de meest vergevensgezinde niet zoo gemakkelijk ver
geet. „I trust not him, that on.ee lias broken 1'aith",
zegt Shakespeare: „Ik vertrouw hem niet, die eens
mijn geloof beschaamde". En als wij dienzelfden maat
staf aanleggen, dan zal het vertrouwen in de deug
delijkheid en het succes der Nederlandsche tentoon
stellingen wel niet extra groot zijn. Wat is er in
'96 toch van dien „gouden zuil" geworden? Ik zelf
heb 'm nooit gezien, en heb nooit iemand ontmoet,
die 'm gezien, heeft. Was hij er dan wel? Of was 't
alleen maar om de tweemaal honderdduizend halve
guldens te doen? Enfin, 't is voorbij en zoo goed ajs
vergeten, zooals alles, ook 't ergste, eens door men
schen, vergeten wordt. En tochzoo'n kunstje
behoeven, ze n,iet weer te verzinnen, om de centen
van burgers en, boeren machtig te worden, want zoo
dra 't voorstel gedaan wordt, schiet 't lang geledene
ons in de gedachten en dan gaan we er niet op in.
Maar goed! Laat ons 'n streep halen door al de
tekorten va,n vroeger; laat ons, zooveel wij kunnen,
zelf haar inkoopeu en ging te voet. Toen, 't bekend i vernam!Jiad ik gelegenheid veel van zjjn levensloop
werd, dat 't de Keizerin van Oostenrijk was, heeft 'r vernemen.
de politie de oude dame in 'n winkel opgevangen en Maar ik moest oppassen, dat wij niet te dicht bij
haar tegen de belangstelling van 't gepeupel moeien 'lcl. raam stonden bij 't wisselen van 't verband, want
beveiligen. Wat onze Koningin, tijdens haai' zwanger- inÜn overbuurman liad bet gordijntje wat opengescho
schap in den Haag heeft moeten verduren, is bijna ven tTI ik rag ZÜ'» gezient wel gebogen over zijn boe
te erg en te veel om te vermelden. Maar leder weet I maar zijn OOgen turend ter zijde naar wat bij
't en de fatsoenlijken, schamen er zich over.
Noch dn Engeland, noch in, Frankrijk of Duivsch-
laud, noch in Amerika heb ik zooveel straatschenderij
metj succes zien plegen als in Holland. De Hollanders
staan voor „dapper" te boek, en schijnen die dap
perheid nu te wilenttoonen in allerlei brutaliteiten,
'n Brutale jongen heet dan ook hier niet zelden een
„ferme jongen". Straks zal hij die fermiteit over
brengen, op moreel gebied en begaat hij de grootste
leugens en de meest zedelooze handelingen met de
zelfde driestheid.
Wat moet er op die manier van 'n volk terecht
komen?
Dit alles is er in den schrijver van „De bittere
Pil"' omgegaan, toen hij danht aan de eventuëele
tentoonstelling en aan de vreemdelingen, die zich dan
weer op onzen bodem zullen wagen. Is er iemand,
die eenigen raad weet te geven? Wat moet ik straks,
als ik weer even Sn Leamington, zal toeven, zeggen,
™?.n.miL'w.<rer .vraagt, hoe 't met „the mischievons
Het kind en de school.
Wi
OP
"Voor Nathan,, die wijs en goed was, was dit zoo
«noeilijk njet; die wilde reeds, toen hij nog niet wist,
%a,t hij wilde. Maar 't duurt lang eer een schurk
daartoe komt, indien hij er al ooit toe komt.
Hoe hen ik er toch toe gekomen, zoo'n langen pro-
„«iloog te schrijven, die veel van 'n bouderie heeft?
Want 't is een „proloog"; dat, weet ik nog goed, al
s 't al 'n paar uren geleden, dat ik er aan begon
in weer af geroepen, werd. 'n „Proloog" voor de be-
ïandeling van allerlei of 'n paar onderwerpen, die
k genoteerd had; en toen is 't een soort van „bou-
lerie" gew-orden. Ik zat midden in de Staatspension-
teeringsoverwegingen, toen mij 'n „Zondenregister" i.i
tanden kwam, dat mijn aanda,cht geheel in beslag
ïam. En met éenen sprong kwam ik toen van, den
toeslag der Koningin en van onze vloot en ons leger,
tu van, alles waar in Nederland en over de geheele
ie te wereld geld aan besteed wordt, dat onnoodig is, en
-an. vereelte banden, kleine huisjes, slecht eten, oud
fen arm zijn, terecht onder 't Janhagel van Holland,
]m lat het boek onzer overtredingen bij houdt, ons
J'j' .zondenregister". Zoo wordt 't genoemd door een
I I imsterdajnsch journalist; maai* de man, die 't kleine
Doekje schreef, noemde het „De bittere Pil". En
ü,e( gee£t hij ons dan ook te slikken.
De aanj^iding tot het schrijven van dit boekje is
et jaar 1913, het jubeljaar, waarin het honderd
aar zal geleden zijn, dat we voor de zooveelste maal
9 nafhankelijk werden. De Hagenaars kunnen 't eiken
dag bewonderen, en wie zoo n,u en dan eens in de
'Hesidentie komt, vergeet niet, eens even naar „Plein
JUlllsi 3" te loopen, Om daar het mooie en rijk gebeeld-
ouwde monument te bewonderen, dat de merkwaar-
igste momenten, van 't Huis en van den Prins van
Dranje in, die dagen te aanschouwen geeft. Van de
JlBf ehoolbanken weten we nog al de namen, welke i,n
{li ien tijd op ieders lippen, waren: Van der Duyn van
'"«ïjlaasdam, Gijsbert Karei van Hogen.dorp. Hoe heette
e visséher ook weer, die den Prins uit Engeland
ier bracht?! Was 't niet „schipper Pronk"? Ik meen
ooiets. „Pronk" 's nog 'n Scheven,ingsche naam.
Maar dat feest van honderdjarige onafhankelijk-
eid, toen we verlost waren van „de Fransche over-
n leerschign,", „de Fransche tyrannie", toen Napoleons
LU egers zich hadden vast geloopen in de sneeuw van
Pet-Rusland en half Europa weer bij adem kwam, toen
nen, den „kleinen korporaal" gebonden, op 'n, eiland
iad gezet, dat feest gaan we nu vieren. Daar kan
pden voor wezen,! Vrijheid en onafhankelijkheid zijn
bedekken met den mantel der liefde, en zoo niet met tricks" in Holland staat? Ik weet 't waarachtig niet!
dien der liefde, dan met dien van 't fatsoen. Altijd Maar ik weet wel, dat 't hoog tijd wordt voor zeer
murmureeren, altijd boos zijn, altijd twisten en ver- vele Hollanders, om eindelijk ook eens fatsoenlijke
wijten Is iets afschuwelijks. Eens komt er 'n tijd van menschen te worden.
zwijgen en vergeven, en gedenken wij, naai' de les En als we daar niet eindelijk eens toe besluiten
van den profeet, „elkanders zonden n»et meer". Wie kunnen, dan zullen we daarvan schande en schade
dit *t eerst deden en, doen, hadden en hebben het ondervinden, behalve nogNu ja, dat zeg ik later
minst die les van noode; die waren van nature zoo nog wel eens. Als ik er tijd voor heb,, heb ik nog
■wijs. j heel wat te zeggen. h. d. H.
We zullen dan wel als het streven naar zulk
een tentoonstelling' ten minste ernst is zien, dat
we klaar komen. We zijn nog al pooiig en handig,
al tillen we wat zwaar; nog al beslist, al duren de
overwegingen wat lang-
Maaren nu kom ik'pas aan het reeds ge
noemde „zondenregister"wat moeten we gedu
rende zoo'n tentoonstelling met onze jongens uit
voeren? Waar moeten we ze laten of stoppen, opdat
ze niet te veel kwaad uitvoeren?! En onze jongens
niet alleen, maar ook het tuchteloos janhagel, dat
door onze straten zwerft! Wat moeten we er mee.?!
Het houden van 'n. tentoonstelling is 'n, voordee-
lig zaakje, 'n mes, dat. als 't 'n beetje wil, aan twee
kanten snijdt. Het doet liet vreemdelingenverkeer
toenemen en wordt terecht beschouwd als 'n bron
tot vermeerdering van inkomsten en welvaart. Maar
Nederland dreigt bij de volken van rondom, bij de
vreemdelingen, die ons land bezoeken, in 'n slecht
blaadje te komen, wegens zijn jeugd en zijn straat
publiek, waardoor het lastig gevallen en onhebbe
lijk bejegend wordt. In buitenlandsche bladen kan
men daar somwijlen staaltjes genoeg van lezen, even
zeer als in onze eigene bladen. En 't is aan meer
deren bekend of liever de meeste menschen. die
kennissen buitenslands hebben, weten 't, dat toe
risten niet zelden om die reden ons land vermijden.
De schrijver van het genoemde boekje geeft 'n
opsomming van niet minder dan 140 berichten, uit
twaalf verschillende kranten, gedurende 'n jaar door
hem bijeen verzameld. Van volledigheid der gepleegde
straatschenderijen is geen sprake; hij vermeldt en
vertelt alleen maar wat hij vond, en dit is 'n lijvig
dossier geworden,; als hij 't ging uitwerken, werd 't
een dik boek.
Wat er nu in ddt kleine boekje alzoo staat? Van
alles! Van alles, zeg ik, wat 'n mensch zijn weerzin
opwekt; laffe, beleedigende, gemeene, mishandelende
feiten, gepleegd tegen mannen, vrouwen, kinderen,
ouden van dagen, hulpbehoevenden, in.woners en
vreemdelingen. Kleeren werden opzettelijk bevuild of
verscheurd, persoonlijke .veiligheid in gevaar gebracht,
vreemdelingen lastig gevallen of opzettelijk verkeerd
ingelicht, alleen ter oorzake van de „aardigheid". Men
wordt boos als men 't leest. Op éen enkele bladzijde
nemen we kennis van de volgende feiten: ,,'n Dame
werd op klaren, middag door 'n man aangevallen; hij
verbrijzelde haar lorgnet; 'n Man van 70 jaar krijgt
'n vasten sneeuwbal in zijn nek, en als hij omkijkt
bedreigt hem 'n scharensliep, dat hij er van hem
ook een zal hebben, als hij niet doorloopt; 'n Oud
man, g-aande met 'n kruk, wordt met sneeuwballen
bewusteloos gegooid; zes witte room- en ijswagens
Averden, 's -nachts, gekoolteerd; 'n Dame krijgt een
bedorven visch op haar hoed; Jongens rijden een
sleeperswagen de gracht in; Aan kinderen worden
gloeiende centen toegeworpen; bij 't opbrengen van
'n dronken zeeman gaat de menigte de politie met
mij gebeurde.
Een verhaaltje, lezer! Maar één, uit het bock, dat
voor mij ligt, en waarin ik week op week weer de
zelfde klachten schrijf van moeders, die met hunne
kinderen bij mij komen, waarin ik wek op week avcct
invul de diagnose, die wij hierboven bij onzen buur
jongen Ie zamen maakten en waaivan ik in de eerste
jaren de oorzaak niet zoo scherp gevoelde, maar die
in later jaren al scherper naar voren trad. En wan
neer ik dan heden ai'ond 't scheen als Avare bet
een vertelseltje u over vermoeidheid bij schoolkin
deren spreek, dan zie ik ze a-oor mij, al die „overl;*-
denen'en 't is ft Is zie ik hun belrokken gezichtjes
glimlachen, in de hoop dat cr verandering kan komen
in die geestelijke overlading onzer kinderen, een over
lading, die de grenzen overschrijdt.
Een volgenden keer gaan Ave met onzen overbuur
man proeven doen, over A-ermoddlicid, over ui tras
ten. over niet .geheel weer op streek zijn, als de vol
gende dag begint, door het gemis aan beh oorlij ken
rusttijd rusttijd voor een... kind.
ft.
Haarlem. G. A. OOTMAR.
Van dit en van dat.
BIJGELOOF.
Men zegt, dat 'n opaal, het bekende edelgesteente,
ongeluk aanbrengt, maar dat 'n agaat een amulet is
tegen vele onheilen.
Er was eens 'n man, die bij het dobbelspel aan de
KEN „SWEATERS SYSTEEM". beurt was. Hij schudde den beker, wierp en verloor.
Onder den kap van het groote station stond hij „Geen wonder, zei een van de toeschouwers, u draagj
avond, aan a\-ond, nu eens met couranten dan Aveer daar *n opaal aan uw das! Dan kan men immers
met bloemen en hij vroeg.met zoo'n bescheidenheid geen geluk hebben!"
in, zijn, stem, dat menigeen tot koopen neigde, Vier dagen later gleed hij bij 't stappen uit de
Avond aan a.vond zag ik hem daar staan, nu eens tram uit en verstuikte zijn enkel. Hij dacht aan den
in den, feilen regen, dan weer omstoeid door zonne- opaal en Avas genezen van de begeerte dien nog la:i-
stralen, wanneer deze eA-en voor hun verscheiden, nog sev te dragen. Hij had 'n vriend, 'n lichtzinnige l:e-
een laatste krijgertje speelden op het groote stations- ral, die om niets gaf, niet eens om 't getal dertien,
l)lein- n»et een3 of er 'n kat dwars voor hem heenstapte of
AA'ond aan avon.d zat hij daar. daar boven op zijn '»i meisje met rood haar hem tweemaal op denzelfd m
kamertje van 3 Meter lang en 2 Meter breed. Te
gen den eenen muur stond zijn bed, tegen den. an
deren Avand het tafeltje met zijn lamp en er dicht bij
hing het knopje van de electrische bel, die hij in
de vacantie aangelegd had en. die al sinds Aveken
niet meer ging en a\aarnaar hij zou kijken, zoo gauw
als hij eenigszins tijd had.
Maar a-oorloopig mocht hij zich niet met zijn bel
bemoeien. Wan,t had het hoofd der school vader niet
.medegedeeld, dat als hjj geen betere cijfers voor re
kenen, of welk vak gij kiezen wilt, kreeg, de knaap
niet over zou gaan, of het toelatingsexamen niet zou
kunnen afleggen?
Klein ambtenaar als vader was, zag hij dagelijks
de jongelieden, die de Hoogere Burgerschool bezocht
hadden, plaatsen innemen, waaraan een jongen met
uitgebreid lager onderwijs niet denken kon en een
maal den voet in den stijgbeugel, viel hel opklimmen
gemakkelijk.
-Nog gekomen op het kantoor in een tijd, dal hei
opklimmen gemakkelijker ging, had hij het tot een
hoogte gebracht, AA-aarop, naai- hij zeker wis.l, nu een
knaap met zijn schoolkennis het niet meer brengen
zou en als hoogste ideaal had zijn ouderliefde V.
koesterd het denalieeld, dat zijn jongen, zijn eenig:,.
kmd, eenmaal met het diploma H.B.ri. op het bureau
zou komen.
Had hij gekoesterd. -
Wanl toen de frissche kleur op zijn Avangen ver
bleekt was, toen er klachten kwamen over slécht sla
pen, zich vooral uilend in slecht kunnen inslapen,
«oen de eetlust minder werd, het anders zoo gewil
lig kind onrustig, vergeetachtig, soms zelts onwillig
Averd, toen besloot de moede, toch eens den
heer te -raadplegen.
dag tegen kAvam. En dien gaf hij den, steen ajs u._..
speld. Ma^r toen die vriend, die dan om niets gaf,
'n aardig sommetje aan de beurs verloor, gevoelde de
gever geAvetenswroeging en deelde zij» vriend het ge
heim van den opaal mee, en het ongeluk, dat er .u
verbonden was.
Doe hem Aveg, kerel, zeid'ie. waarachtig doe
hem Aveg. Ik had gehoopt, dat 't bij jou geen kwaad
kon, omdat je niets om zulke dingen geeft en er geen
waarde aan hecht. Maar nou zie je 't!
Ja, zei. de ander, nou zie ik 't? En hij voegde
erbij: Morgen is mijn jongste bediende jarig, en hij
vond dien steen zoo mooi. Ik zal 'm dien mors »n
geven.
Wel ja, zei de ander, dan ben je 'r af.
De jongste bediende o\-erstelpte zijn patroon, met
n stortvloed van dankbeutiglngen, maar de patroon
antAvoordde weinig daarop, en wachtte op de gevolgen
a-an zijn daa<d.
Lang te wachten behoefde hij niet. Twee dagen
later lag de jongste bediende ziek en moest vier volle
dagen uit de zaak gemist worden. Toen hij Aveer op
t kantoor verscheen, gevoelde de cadeau-gever ZHn
gemoed bezwaard en vertelde zijn bediende van de
boosheid des steens.
nadenkend den steen aan, en besloot,
als hu s middags 't kantoor zou Aeriaten hebben en
weer dat aardige jonge dametje tegen zou komen
en met haar oploopen zou, haar dan dien mooien
steen te vereeren.
Toen de jonge dame thuis kwam den ste-n
nog zorgvuldig m 'n. papiertje gewikkeld in haar
taschje en het gaslicht aan wou steken, vloog de
.e", "y hMr 'I- I-
:ngs
Prijs
naar onzen jongen onde.' den slaliomkap zitten kij
ken, hij van over hel lage gordijntje, dal hel uilkij-
ken le iicletten heetle, schuin luiend naar liet gi'oo.e
Mstationsplein, terwijl ïk ustig door de groote tarnen
stukken ijs te lijf; 'n heer wordt door 'n troep op- I "Cl SeNvoe' van komende en gaande reizigers gade-
i geschoten jongens mishandeld; 'n man van 73 jaar -s'oc8- menigmaal hacl ik niet op mijn horloge ge-
Avordt door 'n troep kinderen in de maling genomen, j 'en 'n slule mijn overbuurman vermaand om
terwijl de omstanders lachen," enz. nu toc'1 maar eens te beginnen, want anders zou nel
Bah! Meer dan bah.' over zulk schoelje! V;m dV0;Kl Nvcer laai Avo.den. wanneer ik hoi silhouet
1 En zulke verkwikkelijkheden kan men ten allen j gcslalte op het groole lancaster go:-
tijde en overal in Holland genjete». Wat hier vreem- rajn zich eindelijk zag oprichten en (het gas uilge-
delingen overkomt, overkomt hen nergens. In de Kro-S<llaai(1 ^erd, soms vei over de negen uren...
ningsweek werd ik er in 'n groot restaurant in Am- I Daar zat hij voor mij, bleek, met dien loom en
sterdam bij gehaald, toen door 'n Engelsc.be familie 00S°l)s,aS'« dien maar al tc goed kende, met cl..-
'n schoon bord was gevraagd en daan-oor vier stui- Nvat neerhangende wangen, die lichte bloedarmoede, du-
vers in rekening werd gebracht. Mijn tusschenkomst n.!ct P?st n°ch te verwachten is op zoo jongen 'icef-
r - daarvan te dooven, raakte haar mouw in den brand
Daal zat hij dan voor mij, mijn overbuurlje sinds en deed zij ernstige wonder- op aan haar hand
zoo lange jaren. Hoe vaak hadden wij 's avonds nk-i al-m-
Den anderen dn* ras de jongs;; bedler.de van bet
andere kaïuoor haar „let. en den daarop volsendè:.
ag evenmin; en toen hij langs 'n omv.es te weten
kwam. waaraan de nlet-verBehlJnlng van het aardia e
2 h wa8' OTV<M>ld,;' 1.ij wroeging en
vond hij het zij.i beurt om opheldering te geven
.-JPIL kle- 1"j l,aor lhl,ls opnochl ik ben
bedroefd want misschien Is t WhUld wel
n 10 °liaai er de oorzaak van. want ze
zeggen, dat opalen ongeluk aanbrengen, ik geloofde
het met, omdat ik niet bUgeioovig ben. maar nu zie
Ik wil het leelijke ding
geen dag langer drager.!
zei 't. aardige meisje.. Geen dag! En zü drop- a.-,
'taür S""" huu-r maai- gaf hem aan haar
ibSfte haarbijgeloof e„ liaor „nver«arxl
hielp niet. de vier stuivers moesten betaald worden. bij het kind.
en zijn dan ook betaald. Kunt ge gissen, hoe daarover Pn het veriia.il van de moede gehooid- - Je bentf niet wijs, meid.' zeid'ie Geloof m
in Engelsche kringen gesproken is? liad- c'n haar Avaag, of haai' jongan misschien nici dat zoo'n kleine steen, 'n boozen of 'n eL i "°U'
'n, Jaar of Avat geleden, wandelden we door Zuid- le zwak was vaar het vele Avc.k, dat hij te doen had, vloed kan hebben? Nou. geef maar oi. hem n" l""
Holland, en onbekend met de wegen, vroegen we naar ,c^n, kwam een ©ogenblik bij mij de gedachte op. I vriendelijk! Daar gaat ie, in mijn zondag
zeker dorp, dat daar in de buurt wezen moest. We of de 'eug-n "ier niei bete.' dan de waarheid was r Hij komt er niet uit, voordat ik 'n r.nali- eiI
dat „te zvA-ak zou de geestelijke arbeid, die het kind «he das koop. en dan steek ik hin 22^™
A-emchtte, lichter avorden, zou wel een droombeeld Wat is het 'n bof. dat er zulke domme
dier eenvoudige lieden verloren gian, maar Avcllicht menscnen zijn
<M.-n kind gerod wouden van een nu en laler nerveus 5'»ar 'oen hjj den daarop volgenden Zondae In
"ILr wij hebben de sloelen ecnv aangeschoven: tl
hebben als oude buran eens gepiaat en er kwam mee. nog op hoop eend terecht kwam^Wbïk.iV
begrijpen m de ziel die, cenvoudigen, die Llilgerekend de hij zich wei van zijn ongeloof. N« krabbelde w?
hadden, dal in 1912 hun zoon OP de il.B.S. kon ko- °n, 'iep voetje voor voetje de rails langs tot
vroegen dit aan zes mannen, die tegen 'n hek leun
den. Alle zes keken ons aan als domme ossen, zonder
met 'n Avoord of 'n gebaar te antwoorden. Op ons
tot tweemaal toe herhaalde vraag, bekwamen we
evenmin 'n, antwoord. Toen we verder gingen, op
goed geluk maar 'n richting kiezend, werden ons
steenen, en scheldwoorden na gesmeten.
Iets dergelijks overkwam ons in Noord-Holland,
waar geen steenen, vielen, maai' evenzeer gezAvegen
""ord.
In Den Haag kwam 'n. oud vrouwtje) tusschen een öl zooveel te verdienen, .dat de grootste zorgen voor stad zijner inwoning, en
troep straatjongens terecht, die haar in den hoelc llet gezin verdwenen waren. Wat kunt
men en in 1917 eindexamen kon doen. om in 1920 dan naaste station, nam daar''n kaartje terug naar "de
van 'n stoep drongen. Toen ik zag' Avat 't was, en de El1 aldoor stend daar maar op het Stalionsplein hij den anderen dag den juwelier bil Avfen hü 1.1»"
angst van 't arme wijfje mij om hulp bad, gaf ik tmzc jO"gen, met zijn couranten, zijn bulletins, in den raam binnen was gescharreld.'vanwege
den grootsten belhamel 'n mep om zijn kop en ver- striemenden regen die bij vlagen nederschoot. izijn beenen s j pijn m
loste het vrouwtje. De lieer die toen bij mij ^aar voor mij zal een patiënt, een kmd nog - De juwelier bekeek opmerkzaam den s-ci ^i-
was, gelukkig geen vrind! vond mijn gedrag die al gebogen ging onder den last die te zware gecite- „pat is geen opaal! Dat is glas-aaiat 't - ff
„zóo ordinair", dat ..hij 't noodig A'Oiid mij dit 'n uur üjke inspanning hem oplegde. Een kind, dat van 9 n»et de Avaarde van 'n stuive.r -" e pog