Grsseii ui! Lani- ei Mm. Voor Dammers. Lentestormen. Laster. Zaterdag 19 April 19J3. 56e Jaargang. No. 5250. DERDE BLAD. EINDSPEL-STUDIE nit de partij FabreWeiss, door L. Milleret. Stapd zwart, 4 schijven op: 1, 6, 15, 18 en een dam op 47. Stand wit, 2 schijven op: 28, 38 en een dam op 16. lfl In onze vorige rubriek gaven wij de analyse tot aan den 8sten zet. Wij laten het eindspel nu in zijn D geheel volgen. 1. Wit: 1611! Zwart: 47 22. 2. 11—39! 15—20. 3. 3925! 2024. 4. 25—9! 18—23. ft. 9—13. 24—29. a 6. 1331! 2328. 7. 31—37. 28—33. f 8. 3742! Stand na den 8ste®, zet van wat. Wit. 8. Zwart: 611. Gedwongen, op 17 volgt 4231 met de dreiging 3118! Indien zwart de dreiging wil voorkomen, moet hij 712 spelen, maar er volgt 3126! 9. Wit: 4247. Zwart,: 1117! (A) Diit is nog het beste. Zwart heeft geen anderen zet: op 1—7 volgt 47--?6 met de dreiging 22 of 18 en remise; op 16 volgt 4742, (zwart 1116 gedw.), 4226! in welke 6'elling de remise niet te keeren is. Wit dreigt op 12 te komen, om dit te pareeren, moet schijf 29 of 33 gespeeld worden, indien 3338 dan 2612 (zw. 2933 gedw.), 1217! en indien 2934 of 32—39 dan 2612, (zw. 3439). 1217 remise. (A) In plaats van den tekstzet kon zwart 11—16 spelen, waarop volgt 4742, (zw. 17 42~21: remise. Wit dreigt immers 3118 en op 712 (b) volgt bijv. 3122 (zw. 3338 gedw.), 2233! (a) l6x—21 kan natuurlijk niet wegens 4226 be nevens 2612! (a) Op 16 volgt 4226 enz. Zie hier boven. (b) 1621 helpt natuurlijk niet, daar wit bijv. •p 22 komt! 10. Wit: 4742. Zwart: 17. Gedwongen, wit dreigt op 26 te komen. 11. Wit: 4226. Zwart: 712 gedw. 12. 2642. 1722. Of 1218 met ongeveer hetzelfde spel •nz.). Op 1721 volgt 4231! (zw. 3338 3122! remise. Wit dreigt op 17 of op 33 te ko men, waarna zwart altijd éen schijf verliest. (a) Wit dreigde 3122 en op 1217 volgde 31 —18! (a) Op 3339 of 2934 volgt 3122, benevens 2?17. 18. Wit: 4231. Zfcrart: 1218 gedw. 14. 3137! Op 42 maakt wit ook remise, maar het duurt 6 «etten langer en de variant is zeer moeilijk. Deze wordt als *raagstuk geplaatst in „Het Damspel". 14. Zwart: 2934. InderdaaA bwit dreigt op 23 te komen of op 28! b.b kan wit op 28 niet meer komen wegen» 34—39! 15. Wit: 3732! Feuilleton. (4231 a), wit 32. De erfprinses was uitermate vroolijk. ,,Ik heb een hfmolsch idee," zoo riep zij plotseling. Zij wierp haar kleinen mof hoog in de lucht en ving het ding weer „.el handig op. „Wij willen morgenavond bij Ben- gaalscke verlichting en pekfakkels een gemaskerden wedstrijd op schaatsen houden. Eerst later op het »Iot bij bet souper wordt gedemaskeerd." Gra Rotenburg scheen niet zeer ingenomen met het P „In elk geval moeiten er kaarten worden afgege ven, opdat er geen onbevoegden, binnendringenmeel de hij. „Onzin!" riep de prinses. „Wie zou dat nu doen?" f „Er zijn genoeg elementen, die zich maai' wat graag zoudén indringen," antwoordde de kamerheer vast en fcherp. „Zonder kaarten kan het feest niet plaats viiflen." De erfprinses beet zich geërgerd op de lippen. „Nu goed, maak het zooals ge dat wilt," zeide zij dade lijk daarop zeer vriendelijk. Frieda kreeg een leelijke gedachte. Dat gemaskerd feest werd bepaald alleen bedacht, om mevrouw Von Montfort ën haar broeder het komen, op het slot mo gelijk te maken. Haar vermoedens bleken waarheid te zijn geweest. Trots haar zijden masker herkende Frieda dadelijk de barones, toen de avond daar was. Ook Arden, na Rotenburg de grootste van alle bee- ren, viel dadelijk op. Broer en zuster schenen onafscheidelijk van de erfprinses, die in haar Pool6ch costuum gracieus tus- schen de twee anderen verder gleed. Frieda poogde Arden's begroeting te ontwijken, maar toén de erfprinses zich tot de andero aanwezi- gen wendde, kon zij het niet meer vermijden. Arden bood haar de hand, en wilde zij geen op stand maken, dan moest zij zijn begeleiding wel aan nemen. Zijn drieste complimenten hinderden haar in hooge mate. Zij antwoordde zco kort mogelijk, maar eerst toen graaf Rotenburg op hen toekwam verwijderde hij zich vlug met een korte buiging. Wit dreigt op 28 te spelen. 15. Zwart: 3440. Zwart probeert nog wit in een strikval te lokken. Op 3339 volgt 3216! Op 3439 volgt 3228! 16. Wit: 3228. Op tijd. 16. Zwart: 4045. Zwart heeft niets anders. 17. Wit: 28 50! De eenige zet die wit de remise verzekert. 17. Zwart: 1823. 18. Wit: 50 17 remise. Had wit op 6 geslagen, dan won zwart door 45-50, daarop was 3430 gebaseerd. De gedachten des harten, deze, ze zijn den rijk dom van den meusch. Er is onder de mensohen velerlei' dwaasheid; over een dier dwaasheden, een afschuwelijke langheid: de laster, deze regelen. Een veroordeeling, een kruisiging op men (de be ruchte men) zegt... die men ervaren moet hebben, om te kennen de matelooze smart die de menschen elkaar kunnen aandoen door te trachten, elkaar zede lijk ten gronde te richten. Onschuldig belasterd te worden is, al naarmate het ten laste gelegde meer of minder ons diëpste wezen raakt, meer of minder ver schrikkelijk, in alle gevallen meer aan treurig. De laster leert ons de menschen kennen in hun monsterachtige gedaanten. Het schijnt wel dat vele menschen juist in het zieleleven, het belangrijkste van ons wezen, nog kort bij den oorsprong van hunne ontwikkeling vertoeven, want hoe zou het anders mogelijk zijn om zijn mede- menschen te verguizen, alleen maar op: men zegt... Zelfs al bestaat er niet den minsten grond voor het vermeende kwaad, toch... durft men alles veronder stellen, het uitspreken en het luide verkondigen, waa,rom? Om de aandacht te vestigen op anderen? om daardoor te trachten eigen fouten op den ach tergrond te brengen? Of zijn het niet de meest verdor- venen die den laster gaarne bezigen? De rednen van hart zullen zeker het kwaad niet veronderstellen. Hoe het ook zij, wie altijd geloofd heeft in het Goede, steeds, ten allen tijde, voor ieder bereid was onbaatzuchtig hulp te bieden, alleen om des goedheids wille, moet wel zeer teleurgesteld zijn wanneer hij ter onzaliger ure wordt opgeschrikt door een stroom van laster over hem uitgebracht Men zou geneigd zijn te gelooven wat de dichter weeklaagde over: r ctü ERVARING. Ondankbaar is 't geslacht, dat hulp behoeft, Zoolang de nacht is, stijgen de gebeden, Zoolang de nood nijpt, kwispelen de eeden, Die niet begrijpen, waarom hulp nog toeft. Maar nauw'lijks is door hulp het leed geleden, Of met veel onbeschaamdheid wordt gesnoefd, Dat men geen hulp van anderen behoeft, Eu hij, die hielp, wordt schaamteloos vertreden.. Zoo was het, is het, en zoo zal het zijn, De eeuwen door; haar loon krijgt elke daad; En wie aan 't bruiloftsmaal te gul zijn wijn Schenkt en zijn gasten al te wel verzaadt, Ontvangt tot antwoord, midden in de pijn. Een spons met gal, zoodra zijn kruisuur slaat. 't Is niet opLimislisch, in ieder geval het strekke tot leering: vooral aan hen die jong en met veeL blijden zin, misschien met wat te hoog gespannen (dealen en wat te groot vertrouwen hun leven, waarvan ze zooveel venvachten, aanvangen. Boven aJle dingen zij men bedacht op eigen ziele- kraeht, trouw le blijven aam zich zeiven, ziedaar hel middel waarop alle dasier, hoe laag en hoe grievend1 ook, te pletter zal loopen, want wie onschuldig js heeft niets te vreezen. Met deze opvatting wordt het kwaad wel genegeerd1, doch niet bestreden. Het kwaad dat vooral beslaat in dat eindeloos pra ten zonder diepte en zonder zin, alleen maar om den tijd te dooden, vtot lust in leedvermaak en meer van dat^ soort van laag bij de grondsche dingen. Zal er 'in ,dazo verbetering komen, dan staat den menschm een eenvoudig middel ton aienste, n.1.zoo weinig mogalijk te >praten,het dan gesprokene zou be langrijk aan diepte winnen. Het zou ongetwijfeld leiden tot een verblijdend .resultaat, n.1.tol vergces'.elijking en veredeling, 't beste dat wij kunnen wensahen, want is het goed beschouwd niet alles om niet wanneer de menschen niet wijzer en edeler worden r Wat baat het of de menschen eindeloos praten als dwazen, zich baden in alle zingenot, alle dingen onderzoeken en zichzelf vcrwaarloozen r Gelukkig hij die .zich boven deze dingen weet te ver heffen, zien in .zichzelf woel te conccn'roeren, het steun punt heeft gevonden ,in zijn eigen weaen, hem zal de las Ier niet deeren .,en hij zal vrij voor ieder kunnen verschijnen. N. „Wie was dat?" vroeg de kamerheer. ..Die mijn heer moet zich hier binnen gedrongen hebben hij kaï geen kaart hebben gehad." Frie-da scheen de vraag niet te hebben gehoord. „Hi heeft zich niet aan mij laten voorstellen masker vrijheid," antwoordde zij ten slotte ontwijkend. Rotenburg keek de lange gestalte na, die ha,astig op den uitgang toeliep. Het licht viel helder op een <le l van zijn gezicht, waarop het zijden masker iets verschoyen was. „Dacht ik het niet. Het is die schurk Arden!" bromde Rotenburg tusschen de tanden. „Waarom schurk?" vroeg Frieda snel. „Omdat hij er een is. Men heeft hem om allerlei geschiedenissen van het regiment weggejaagd. Nu va- gebondeert hij hier rond. Leeft van het spel. Te laf om zich hier te lateji zien. En hu dia onbe schaamdheid om zich hier binnen te dringen. Jam mer, dat hij mij ontloopen is. Ik had hem zoo graag een paar woordjes gezegd, dat hem het terugkomen wcJ had doen vergeten," „Hoe ba,rd oordeelt ge. Is het dan zoo erg wat hij heeft gedaan?" „Dat behoeft gij niet te weten, Het is genoeg dat ik het weet," antwoordde Rotenburg kort. Frieda boog het hoofd. Haar terneergeslagen wezen viel hem op. Maar eer hij nog een vraag had kun nen stellen gleed de erfprinses op haar toe en stak haar arm door dien harer hofdame. „Frieda, ik ben in een zeer gevaarlijke positie," fluisterde zij. „Denk eens die Montfort, dat leelijke schepsel Frieda was zeer verbaasd. Nog kort geleden was Sepha een engel geweest. „Zij waagt het mij te dreigen. Zij wil beslist, dat ia haar aanstonds op het souper noodig. Hoe kan ilc dat doen? Wat zou mijn schoonmoeder da'JX wel van zeggen? Sepha maakte toespelingen alsof zij an ders die brieven gebruiken zou ,en aan de oude her togin zou zenden, opdat "die zou zien hoe hard liet wa-i zulke goede vriendinnen te scheiden. V/at zeg je wei van zulk een, geraffineerde afschuwelijkheid? Ongelukkigerwijs zijn er onder die brieven, ook een paar iegels aan Arden." „Wat heeft uwe Hoogheid hem dan geschrayeu?" „Niets als onzin werkelijk. Antwoorden op een paar dwaze gedichten van hem. Heel onschuldig, maai wanneer men het te weten komt, dan wordt het mijn beste beurt niet. Frieda, jij moet Arden te spre ken zien te krijgen. Daar gaat hij. Snel snel hem na. Hij moet jou de brieven zenden, begrepen?'" IETS OVER BIETEN"VAKIETEITEX. Hel is in dit ariikci niet onze bedoeling om een. eenigszii.s volledige bespreking tfi geven van de ver schillende variëtciieii van bieten, doch alleen om eens to wijzen op het zeer eigenaardige en duidelijke verband, dat er beslaat tusschen vorm, inwendigen bouw, groei wijze e.d. van de vcrsclijilcnde bietensoorlen en de waarde van do daarvan atkornslige wortels. Al onze bieten yan do suikerbieten en die, welke hoofdzakelijk voor veevoeder worden geteeld, of lot aan de roode keukenbiet of kroot en de snijbiet toe, zijn afstammelingen van een en dezelfden stamvorm, de wilde biet, die aan do kusten van de Middclland- sche zee nog gevonden wordt. Reeds in de tijden der Romeinen schijnt men deze biet al in cultuur to hebben genomen, althans het is bekend, dat iyi dien tijd de snijbiet en kroot reeds geliefkoosde groentetisoorton waren. De teelt van mangeiwortels is eerst veel later be gonnen en kan gerekend worden te dateoren van on geveer 1750, terwijl de cultuur van suikerbieten nog maar ruim een eeuw oud is. Nu zijn onze gekweekte bieten in den cultuur, zoo als bekend is, tweejarig, d.w.z. zij behooren tót die {)lanten, die pas hel tweede levensjaar bloeden en zaad everen en dan sten-en. Zoo goed als altijd ziet men, dat tweejarige gewassen zich in het tweede jaar zeer snel tot zaaddragende planten ontwikkelen. Zij gebrui ken n.1. bij dien snellen groei de groote massa voe dingsstoffen, welke-zij in liet eerste jaar hebben ver zameld. Dit rescrvevoedscl bewaart de sluitkool in de groote krop van dikke bladeren, de ui in dien bol en de biel in den vleczigen sterk verdikten wortel. Derge lijke gewassen hebben daardoor op het einde van het eerste jaar voor mensehelijk cai dierlijk voedsel een groote waarde en de teelt is dan ook, met uitzondei ing van die planten, welke ons weer van zaad moeten voorzien, geheel éénjarig. Wanneer men nu de verschillende soorten van bie ten beschouwt, dan bemerkt men een groot verschil in den bouw en in de groeiwijze. \Vd zien, dat de echte suikerbieten gcfheel jfri den grond groeien, een meer of minder kegelvormige gedaante hebben en dat •het vleesdh droog en hard is. Nemen we daarnaast een vertegenwoordiger van de echte mangeiwortels, en als zoodanig kan heel goed de bekende Eckendorffer (he nen, dan bestaat op alle punten een groot contrastdeze biet groeit bijna geheel boven den grond, de vorm is bijna rolrond ,het vleesch is waterig en zacht. .De veel geteelde Jaapjesbietcn en de Rosé du Nórd en enkele minder bekende variëteiten, zooals Lanter en Frie- dricliswerlher, zijn in vele opzichten een tusschen- of overgangsvorm. Om de waarde van den vorm voor "de beoordeeling van een biet goed te begrijpen, moeten we eigenlijk teruggaan tot aan de kieming. Als voorbeeld nemen we de bruine boon. Bij de kieming van een boon ontslaat een worteltje, dal naar beneden groeit. Het deel dat naar- boven groeit is evenwel geen stengel, doch een eigenaardig stengelachtig deel, dat Zich bij sommige kiemplanten sterk verlengt en daardoor de zaadlobben, bier de beide helltcn yan de boon, boven den grond brengt. Men noemt dit deel dc hypocotyle f— onder de zaadlobben gelegen) as. Bij de erwt en de paarden- boon verlengt bij de kieming do hypocotyie-as zich niet en blijven de zaadlobben dus onder de opper vlakte van don grond. Bij de bieten gaat nu Liter het kiemwortellje zicii verdikken en vormt het onder den grond gelegen deel van de biet. Doch ook de hypocolyle-as verdikt zich en is het later vooral bij de Eckendo.-ffors zoo sterk verdikte deel tusschen den grond en den kop van «de biet. Men noemt dit dan hals van de biet. .Als regel ontbreken aan dit deel wortels en bladeren, zoodat het feitelijk noch tot don eigenlijken worteL noch tot den stengel kan worden gerekend te behooren. Hot bo venste deel van de biet, dat de bladeren draagt, aan geduid met den naam van kop, is de eigenlijke sten gel, waarom in dicht op elkaar gelegen kransen de bladeren staan. Uil da knoppen, die in do oksels dezer bladeren groeien, schieten het tweede jaar de zaaddra gende siengels op. Van de drie deelen, wortel, .hals cji kop. heeft de hals de groo'ste geschiktheid zich le verdikken. Als regel kan men derhalve aannemen, dat de meest bo ven den grond groeiende bieten ook de hoogste op brengst in massa per H.A. zuilen leveren. Ten opzichte van het gehalte aan waardevolle slof fen bestaat er echter eveneens een groot verschil tus schen do afzonderlijke deelen van den wortel. Dc kop bevat nJ. veel zouten en is het armst aan suiker. Het rijkst aan suiker is echter altijd do wortel. Sui ker is echter de stof, welke de biet in hoofdzaak produceert. Bij den verbouw van suikerbieten is het er zelfs om te doen om naast zooveel mogelijk suiker, zoo weinig mogelijk andere in water oplosbare stof fen 1e oogsten. Wel zullen bij voederbieten ook enkele andere stoffen uit de biet, waarde hebben als vee voeder, doch do suiker, welke altijd de hoofdmassa van de droge stof uitmaakt, is in bijna alle opzichten het bestanddeel welke over de vcoderwaardo beslist. Uit het bovenstaande volgt nu direct het volgende: bieten met sterk ontwikkelden hals die dus grootcn- deols boven den grond groeien, zullen wel veel K.G. per H.A. leveren, maar hot gehalte is Iqag. Suikerbieten groeien alleen me', een kleinen platten kop bove grond en zooals ieder wee', is het gelialte hoog. dc opbrengst in massa is wd lcig^r dm van de I dorffers en MammouUis bijv. Du JaapjcsbL-kn kraag- en Rosé-j, benevens de variëteit Rosé du en vrijwel ook dc Engclsche Roode (niet te w ren mei Mammouth) groeien voor een gre den grond, terwijl dc hals matig ontwikkeld is brengst staat, in overeenstemming hiermede. tus! v.-.vww-:miraiig hien die van de suikerbieten en suikerbielacnugc voeder bieten, zooals de Witte Silezischc, en die van dc echlu mangeiwortels, als Eckendorffer. óbemdorffcr, Manv- möuth'j Kirche's Ideal. Golden Tankard, IJcllon Glo be, Lange Gele Duitsihe. e.d. Het mag dan ook wor den toegejuicht, dat het spraakgebruik langzame iliatul do Jaapjesbieten en de Rosé du Nord niet meer bo- stempelt met den naam mangeiwortels maar als voe derbieten. Niet alleen echter de uitwendige vorm van de biet zegt ons veel omtrent opbrengst en gehalte, ook liet inwendige kan ons veel loeren. Snijden we n.1. een biet dwars door, dan ziet men, dat het vleesch is ge rangschikt in een grooter of kleiner getal ringvormige strooken, variëcrcmdo van 6—12. Hoe die ringen ont staan, is op zichzelf wet zeer belangwekkend, maar leent zich 'moeiliik tot een bespreking hier. .Alen zal echter wel eens nebben opgemerkt, dat een suikerbiet veie en smalle, ecu mangelwortcl weinig en breeds ringen op doorsnede vertoont, en dat de voederbieten ook hier een overgangsvorm blijken te zijn. Boven dien zal men bij de meer gehalterijke bieten ook ge woonlijk een meer regel matigen vorm en een fijnere af- teekening der ringen op meiken. Het onderzoek heeft geloerd, dat de vcrdoeling van de suiker over de cellen van een iïng. of liever gezegd! van een ringvormige strook, niet gelijk is. Dicht bij den buitenkant der strook bevat het vleesch n.1. jnecr suiker dan aan den binnenkant. Smalle ringen zijn dus procentisch rij'ker aan suiker dan breede en een biet, opgebouwd uit vele, smalle strooken, zooals de sui kerbiet, bevat naast vele rijke cellen weinig arme en Ls dus in haar geheel rijk aan droge stof en suiker, terwijl weinig en breede strooken wijzen op een laag gehalte, Zoj^Jis het dus ook verklaarbaar, dat kleine Lieten» mits behoorlijk uitgegroeid, rijker zijn in gelialte aan droge stol en suiker dan groote van dezelfde variëteit. Ook bij de veredeling van suikerbieten speelt do inwendige bouw een groote rol. Willoos gehoorzaamde Frieda, Zij bereikte Arden en wisselde vlug eenige woorden met hem, terwijl de baron, die ondanks dat hij op ijs reed, den grond te heet onder de voeten was geworden, zijn schaatsen afbond. Spoedig na hem verliet ook mevrouw Von Montfort de ijsbaan. Graaf Rotenburg had Frieda gadegeslagen. Een dikke rimpel was er op zijn voorhoofd zichtbaar. Het gedrag van het meisje scheen hem raadselachtig. Nadat hij haar zooeven voor Arden had gewaarschuwd reed zij hem nu op zoo opvallende wijze na? Mevrouw Laroche reed zeer verdrietig heen en weer Zij en Rotenburg waren niet gemaskerd en ".voelden zied blijkbaar zeer onbehaaglijk. Vooral voor de cor pulente excellentie was het schaatsenrijden al een heel gevaarlijke geschiedenis en. zij verwenechte het feest dan oolc niet weinig. Zij hing bijna steeds aan den arin van Rotenburg, die haar geduldig op en na sleepte. „KIemand anders dan die Nordeck, heeft dit feest uitgedacht," verzekerde zij. „En, ik weet wel waar om.'1 „V aarom dan?" „Om die Montfort en haar broeder te kunn,en spre- ken. ik heb haar verboden het huis van die vrouw j te betreden. Nu kiest zij dezen uitweg." „Maar wat zou juffrouw Von Nordieck daaraan hebben? Wat kunnen haar deze menschen schelen,?" 1 „Zeer veel beste graaf. J uffrouw Vion Nordeck is verloofd geweest. Arden was de gelukkige." „Onmogelijk. Zij heeft mij zooeven. aog gezegd» dat1 die man haar niet was voorgesteld." De excellentie lachte. „Ja. mijn vriend, als jij alles gelooft wat die mooie Frieda maar meent te moe ten zeggen. fRet voorgesteld en zij loopt bij die Montfort de deur in en uit." „Verloofd met dien man?" Een ware afschuw grtep Rotenburg aan. Frieda in de annen van dezen' woesteling, het gouden kopje ontwijd door zijn bus- s-"-n. „Ik geloof het niet." „Vraag het haar zelf," sloeg de opperhofmeesteres 1 voor. „Let vooral op wat voor een gezicht of zij bij haar antwoord trekt." Rotenburg keek donker voor zich neer. „Merkwaar dig Is het," dacht hij. „Waarom noemde zij nooit den naam van haar verloofde? Zij sprak steeds slechts over Harryü Juist deze schurk, deze Arden heet Ht.inriih. Harry zal wel de lieve verkorting daarvoor zijn. BVerwenscht. Door schulden uit het leger - jaw' het klopt alles en toch B«n onberekenba»r element. „Het Volk'" van 8 April geeft een berichtje uit Ut recht, waarin als „waardevolle erkentenis" wordt „vast genageld", dat de sociaal-democraat Dr. van Leeuwen den spreker, den heer Roodhuyz.cn, de verklaring wist te ontlokken, dat, als indertijd bij de behandeling der Leerplichtwet in de' Tweede Kamer, het sociaal democratische amendement tot verplichte schoolvoeding en -kleeding, was aangenomen, dat dan de wet dooi de vrijzinnige heeren zou zijn verworpen". Een zonderling bericht! Met de vrijzinnige hee ren' kunnen niet anders bedoeld zijn. dan „eenige liberalen". Er waren er onder de vrijzinnigen ook, die er niet over zouden denken, dc wt af !e stexni- men om de aanneming van het bedoelde amendement.) Maar d£n wordt in dit bericht als „waardevolle erkentenis opgedicht wat niets anders is dan een waarheid nis een koe, aan jan en alleman bekend. Immers, waarom weid destijds het amendement on aannemelijk verklaard i Niet omdat de minister Ror- gesius zoo ernstige principiöele bezwaren ertegen had,- maar alleen omdat hij zijn. wet slcvh's erdoor kon krijgen mot den steun van alle vrijzinnigen. Waar sommige hunner van dit punt een halszaak maakten^ was tc voorzien dat met het amendement van leer plicht niets zou komen. Wie dus liever leerplicht wilde, zij tiet zonder verplichte schoolvoeding en school klee ding, dan niets, moest het amendement a/stemmer^, Hoe zwaar de sociaal-democraten over^deze geschie denis ook Tcdcncerdn. van deze waarheid komen ay niet af, dat alleen tic stemmen van Schaepman yn Kolkman en het gebroken been van tien hcor Schimmel- penninek hebben verhinderd, dat de soti uil-th mocialen ons den leerplicht hebben onthouden. En de ervaring heeft geleerd, dat hei inzicht van de vrijzinnigen juist was, dat, .ook zonder dwang, van gemeentewege do schoolvoeding zou werden bevorderd. Met de historische herinneiing, aan di® heer Rood huyzen zoo meesterlijk door Dr. van Leeuwen ont lokt, is iiiet anders bewezen dan wat ook iedereen weet, dat niet alle vrijzinnigen even ver willen gaan. Ware het anders, men zou geen moeite behoeven te doen om met wedcrzijdsche opoffering oen concentralie- program in het leven te roepen. Maar het is nutlig, dat hiermede weder eens de aandacht is gevestigd op deze andero waarheid, dat de sociaal-democraten door het volgen van deze taktiek zoo gemakkelijk goede so ciale maatregelen kunnen doen mislukken Gesteld uens, dat uit eesi linksche meerderheid cem Kabinet te voorschijn kvram, dat zich de uitvoering; van het concentratieprogrom ten doel stelde. Dan zou het een klein kunstje wezen, van tijd tot tijd amende menten voor te stellen waarover de vrijzinnigen va* meening zouden verschillen. In zulk een geval kan het noodzakelijk zijn, dat do vrijzinnigen eenstemmig het amendement afwijzen. Hot zaJ de eenige methode wezen, om het gemeenschappelijk g stelde program tot uitvoering te brengen. Deze noodzakelijke offers moeten nu eenmaal wor- Hij poogde Frieda alleen aan te treffen, maar 't jongt meisje ontweek hem den ganschen avond. Het souper verliep niet zoo vroolijk, als men wel had willen gelooven. gelet op de stemming op het ijs. De vroolijkheid der erfprinses maakte den indruk wat gedwongen te zijn. Frieda gaf zich zelfs geeu moeite om ha,a,r neerslachtigheid te verbergen. HOOFDSTUK 9. De dagen verliepen, zonder dat Arden of zijn zu«- ter iets van zich lieten hooreii. De erfprinses was buitengewoon zenuwachtig. Frieda moest uit haar naam aan mevrouw Von Montfort schrijven en om dadelijke teruggave der brieven smeeken. Eindelijk kwam er een antwoord. Mevrouw "Von Montfort waagde het niet om de zoo waardevolle brieven aan de post toe te vertrouwen. Juffrouw Von Nordeck moest ze zelf maar komen halen. „Je moet er heen, Frieda," riep de erfprinses da delijk. „Om zes uur is het diner bij Hare Hoogheid de Hertogin," draalde Frieda. „Dat hindert niemendal. Laroche kon wel met mij meegaan. Rosen heeft dienst. Neem je in acht, dat Rotenburg niemendal merkt. Zoodra, wij weg zijn neem ja een huurrijtuig en rijdt er heen. Nu moet je hoofd pijn huichelen en op je kamer blijven. Hebben wij eerst die domme brieven, dan is alles weer goed." Frieda bracht haar zoogenaamden migrainedag in groote opwinding door. Nadat de erfprinses en Laroche waren weggereden, verliet ook zij zeer spoe dig het slot Zij' had een donkere, eenvoudige japo* aangetrokken en een dichten sluier voorgebonden. Zoo hoopte zij onbemerkt, in elk geval onbekend t« blijven. Op de slotplaats stonden geen huurrijtuigen. Het weer was heerlijk mooi, heldere, scherpe lucht, de hoornen waren dik berijpt en glinsterden als met diamanten bezaaid. Zij besloot den niet verren weg maar te voet al te leggen. Zonder cm te kijken anders had zij een mannengestalte haar moeten zien volgen be reikte zij het huis van mevrouw Von Montfort. De deur was niet gesloten. Zij duwde die opon en trad binnen; maar op hetzelfde oogenblik schoof een heer dicht achter haar binnen. „Schrik ni-t, jullrouw von Nordeek," zeide Roten burg, zijn hoed afnemend. „Ik ben den heelen weg achter u aangeloopen. Ik zag u het SiOt verlaten, alleen, bij opkomende duis-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 9