Grsseii ui! Lani- ei Mm.
Voor Dammers.
Lentestormen.
Laster.
Zaterdag 19 April 19J3.
56e Jaargang. No. 5250.
DERDE BLAD.
EINDSPEL-STUDIE
nit de partij FabreWeiss,
door L. Milleret.
Stapd zwart, 4 schijven op: 1, 6, 15, 18 en een
dam op 47.
Stand wit, 2 schijven op: 28, 38 en een dam op 16.
lfl In onze vorige rubriek gaven wij de analyse tot
aan den 8sten zet. Wij laten het eindspel nu in zijn
D geheel volgen.
1. Wit: 1611! Zwart: 47 22.
2. 11—39! 15—20.
3. 3925! 2024.
4. 25—9! 18—23.
ft. 9—13. 24—29.
a 6. 1331! 2328.
7. 31—37. 28—33.
f 8. 3742!
Stand na den 8ste®, zet van wat.
Wit.
8. Zwart: 611.
Gedwongen, op 17 volgt 4231 met de dreiging
3118! Indien zwart de dreiging wil voorkomen,
moet hij 712 spelen, maar er volgt 3126!
9. Wit: 4247. Zwart,: 1117! (A)
Diit is nog het beste.
Zwart heeft geen anderen zet: op 1—7 volgt 47--?6
met de dreiging 22 of 18 en remise; op 16 volgt
4742, (zwart 1116 gedw.), 4226! in welke
6'elling de remise niet te keeren is. Wit dreigt op
12 te komen, om dit te pareeren, moet schijf 29 of
33 gespeeld worden, indien 3338 dan 2612 (zw.
2933 gedw.), 1217! en indien 2934 of 32—39
dan 2612, (zw. 3439). 1217 remise.
(A) In plaats van den tekstzet kon zwart 11—16
spelen, waarop volgt 4742, (zw. 17 42~21:
remise.
Wit dreigt immers 3118 en op 712 (b) volgt
bijv. 3122 (zw. 3338 gedw.), 2233!
(a) l6x—21 kan natuurlijk niet wegens 4226 be
nevens 2612!
(a) Op 16 volgt 4226 enz. Zie hier boven.
(b) 1621 helpt natuurlijk niet, daar wit bijv.
•p 22 komt!
10. Wit: 4742. Zwart: 17.
Gedwongen, wit dreigt op 26 te komen.
11. Wit: 4226. Zwart: 712 gedw.
12. 2642. 1722.
Of 1218 met ongeveer hetzelfde spel
•nz.).
Op 1721 volgt 4231! (zw. 3338
3122! remise. Wit dreigt op 17 of op 33 te ko
men, waarna zwart altijd éen schijf verliest.
(a) Wit dreigde 3122 en op 1217 volgde 31
—18!
(a) Op 3339 of 2934 volgt 3122, benevens
2?17.
18. Wit: 4231. Zfcrart: 1218 gedw.
14. 3137!
Op 42 maakt wit ook remise, maar het duurt 6
«etten langer en de variant is zeer moeilijk. Deze
wordt als *raagstuk geplaatst in „Het Damspel".
14. Zwart: 2934.
InderdaaA bwit dreigt op 23 te komen of op 28!
b.b kan wit op 28 niet meer komen wegen» 34—39!
15. Wit: 3732!
Feuilleton.
(4231
a), wit
32.
De erfprinses was uitermate vroolijk. ,,Ik heb een
hfmolsch idee," zoo riep zij plotseling. Zij wierp haar
kleinen mof hoog in de lucht en ving het ding weer
„.el handig op. „Wij willen morgenavond bij Ben-
gaalscke verlichting en pekfakkels een gemaskerden
wedstrijd op schaatsen houden. Eerst later op het
»Iot bij bet souper wordt gedemaskeerd."
Gra Rotenburg scheen niet zeer ingenomen met
het P
„In elk geval moeiten er kaarten worden afgege
ven, opdat er geen onbevoegden, binnendringenmeel
de hij.
„Onzin!" riep de prinses. „Wie zou dat nu doen?"
f „Er zijn genoeg elementen, die zich maai' wat graag
zoudén indringen," antwoordde de kamerheer vast
en fcherp. „Zonder kaarten kan het feest niet plaats
viiflen."
De erfprinses beet zich geërgerd op de lippen. „Nu
goed, maak het zooals ge dat wilt," zeide zij dade
lijk daarop zeer vriendelijk.
Frieda kreeg een leelijke gedachte. Dat gemaskerd
feest werd bepaald alleen bedacht, om mevrouw Von
Montfort ën haar broeder het komen, op het slot mo
gelijk te maken.
Haar vermoedens bleken waarheid te zijn geweest.
Trots haar zijden masker herkende Frieda dadelijk
de barones, toen de avond daar was.
Ook Arden, na Rotenburg de grootste van alle bee-
ren, viel dadelijk op.
Broer en zuster schenen onafscheidelijk van de
erfprinses, die in haar Pool6ch costuum gracieus tus-
schen de twee anderen verder gleed.
Frieda poogde Arden's begroeting te ontwijken,
maar toén de erfprinses zich tot de andero aanwezi-
gen wendde, kon zij het niet meer vermijden.
Arden bood haar de hand, en wilde zij geen op
stand maken, dan moest zij zijn begeleiding wel aan
nemen.
Zijn drieste complimenten hinderden haar in hooge
mate. Zij antwoordde zco kort mogelijk, maar eerst
toen graaf Rotenburg op hen toekwam verwijderde hij
zich vlug met een korte buiging.
Wit dreigt op 28 te spelen.
15. Zwart: 3440.
Zwart probeert nog wit in een strikval te lokken.
Op 3339 volgt 3216! Op 3439 volgt 3228!
16. Wit: 3228.
Op tijd.
16. Zwart: 4045.
Zwart heeft niets anders.
17. Wit: 28 50!
De eenige zet die wit de remise verzekert.
17. Zwart: 1823.
18. Wit: 50 17 remise.
Had wit op 6 geslagen, dan won zwart door 45-50,
daarop was 3430 gebaseerd.
De gedachten des harten, deze, ze zijn den rijk
dom van den meusch.
Er is onder de mensohen velerlei' dwaasheid; over
een dier dwaasheden, een afschuwelijke langheid: de
laster, deze regelen.
Een veroordeeling, een kruisiging op men (de be
ruchte men) zegt... die men ervaren moet hebben,
om te kennen de matelooze smart die de menschen
elkaar kunnen aandoen door te trachten, elkaar zede
lijk ten gronde te richten. Onschuldig belasterd te
worden is, al naarmate het ten laste gelegde meer of
minder ons diëpste wezen raakt, meer of minder ver
schrikkelijk, in alle gevallen meer aan treurig.
De laster leert ons de menschen kennen in hun
monsterachtige gedaanten.
Het schijnt wel dat vele menschen juist in het
zieleleven, het belangrijkste van ons wezen, nog kort
bij den oorsprong van hunne ontwikkeling vertoeven,
want hoe zou het anders mogelijk zijn om zijn mede-
menschen te verguizen, alleen maar op: men zegt...
Zelfs al bestaat er niet den minsten grond voor het
vermeende kwaad, toch... durft men alles veronder
stellen, het uitspreken en het luide verkondigen,
waa,rom? Om de aandacht te vestigen op anderen?
om daardoor te trachten eigen fouten op den ach
tergrond te brengen? Of zijn het niet de meest verdor-
venen die den laster gaarne bezigen?
De rednen van hart zullen zeker het kwaad niet
veronderstellen. Hoe het ook zij, wie altijd geloofd
heeft in het Goede, steeds, ten allen tijde, voor ieder
bereid was onbaatzuchtig hulp te bieden, alleen om
des goedheids wille, moet wel zeer teleurgesteld zijn
wanneer hij ter onzaliger ure wordt opgeschrikt door
een stroom van laster over hem uitgebracht Men zou
geneigd zijn te gelooven wat de dichter weeklaagde
over:
r ctü
ERVARING.
Ondankbaar is 't geslacht, dat hulp behoeft,
Zoolang de nacht is, stijgen de gebeden,
Zoolang de nood nijpt, kwispelen de eeden,
Die niet begrijpen, waarom hulp nog toeft.
Maar nauw'lijks is door hulp het leed geleden,
Of met veel onbeschaamdheid wordt gesnoefd,
Dat men geen hulp van anderen behoeft,
Eu hij, die hielp, wordt schaamteloos vertreden..
Zoo was het, is het, en zoo zal het zijn,
De eeuwen door; haar loon krijgt elke daad;
En wie aan 't bruiloftsmaal te gul zijn wijn
Schenkt en zijn gasten al te wel verzaadt,
Ontvangt tot antwoord, midden in de pijn.
Een spons met gal, zoodra zijn kruisuur slaat.
't Is niet opLimislisch, in ieder geval het strekke tot
leering: vooral aan hen die jong en met veeL blijden
zin, misschien met wat te hoog gespannen (dealen
en wat te groot vertrouwen hun leven, waarvan ze
zooveel venvachten, aanvangen.
Boven aJle dingen zij men bedacht op eigen ziele-
kraeht, trouw le blijven aam zich zeiven, ziedaar hel
middel waarop alle dasier, hoe laag en hoe grievend1
ook, te pletter zal loopen, want wie onschuldig js
heeft niets te vreezen.
Met deze opvatting wordt het kwaad wel genegeerd1,
doch niet bestreden.
Het kwaad dat vooral beslaat in dat eindeloos pra
ten zonder diepte en zonder zin, alleen maar om den
tijd te dooden, vtot lust in leedvermaak en meer van
dat^ soort van laag bij de grondsche dingen.
Zal er 'in ,dazo verbetering komen, dan staat den
menschm een eenvoudig middel ton aienste, n.1.zoo
weinig mogalijk te >praten,het dan gesprokene zou be
langrijk aan diepte winnen. Het zou ongetwijfeld leiden
tot een verblijdend .resultaat, n.1.tol vergces'.elijking
en veredeling, 't beste dat wij kunnen wensahen, want
is het goed beschouwd niet alles om niet wanneer de
menschen niet wijzer en edeler worden r Wat baat het
of de menschen eindeloos praten als dwazen, zich baden
in alle zingenot, alle dingen onderzoeken en zichzelf
vcrwaarloozen r
Gelukkig hij die .zich boven deze dingen weet te ver
heffen, zien in .zichzelf woel te conccn'roeren, het steun
punt heeft gevonden ,in zijn eigen weaen, hem zal de
las Ier niet deeren .,en hij zal vrij voor ieder kunnen
verschijnen.
N.
„Wie was dat?" vroeg de kamerheer. ..Die mijn
heer moet zich hier binnen gedrongen hebben hij
kaï geen kaart hebben gehad."
Frie-da scheen de vraag niet te hebben gehoord. „Hi
heeft zich niet aan mij laten voorstellen masker
vrijheid," antwoordde zij ten slotte ontwijkend.
Rotenburg keek de lange gestalte na, die ha,astig
op den uitgang toeliep. Het licht viel helder op een
<le l van zijn gezicht, waarop het zijden masker iets
verschoyen was.
„Dacht ik het niet. Het is die schurk Arden!"
bromde Rotenburg tusschen de tanden.
„Waarom schurk?" vroeg Frieda snel.
„Omdat hij er een is. Men heeft hem om allerlei
geschiedenissen van het regiment weggejaagd. Nu va-
gebondeert hij hier rond. Leeft van het spel. Te laf
om zich hier te lateji zien. En hu dia onbe
schaamdheid om zich hier binnen te dringen. Jam
mer, dat hij mij ontloopen is. Ik had hem zoo graag
een paar woordjes gezegd, dat hem het terugkomen
wcJ had doen vergeten,"
„Hoe ba,rd oordeelt ge. Is het dan zoo erg wat
hij heeft gedaan?"
„Dat behoeft gij niet te weten, Het is genoeg dat
ik het weet," antwoordde Rotenburg kort.
Frieda boog het hoofd. Haar terneergeslagen wezen
viel hem op. Maar eer hij nog een vraag had kun
nen stellen gleed de erfprinses op haar toe en stak
haar arm door dien harer hofdame.
„Frieda, ik ben in een zeer gevaarlijke positie,"
fluisterde zij. „Denk eens die Montfort, dat leelijke
schepsel
Frieda was zeer verbaasd. Nog kort geleden was
Sepha een engel geweest.
„Zij waagt het mij te dreigen. Zij wil beslist, dat
ia haar aanstonds op het souper noodig. Hoe kan
ilc dat doen? Wat zou mijn schoonmoeder da'JX wel
van zeggen? Sepha maakte toespelingen alsof zij an
ders die brieven gebruiken zou ,en aan de oude her
togin zou zenden, opdat "die zou zien hoe hard liet
wa-i zulke goede vriendinnen te scheiden. V/at zeg
je wei van zulk een, geraffineerde afschuwelijkheid?
Ongelukkigerwijs zijn er onder die brieven, ook een
paar iegels aan Arden."
„Wat heeft uwe Hoogheid hem dan geschrayeu?"
„Niets als onzin werkelijk. Antwoorden op een
paar dwaze gedichten van hem. Heel onschuldig, maai
wanneer men het te weten komt, dan wordt het mijn
beste beurt niet. Frieda, jij moet Arden te spre
ken zien te krijgen. Daar gaat hij. Snel snel hem
na. Hij moet jou de brieven zenden, begrepen?'"
IETS OVER BIETEN"VAKIETEITEX.
Hel is in dit ariikci niet onze bedoeling om een.
eenigszii.s volledige bespreking tfi geven van de ver
schillende variëtciieii van bieten, doch alleen om eens
to wijzen op het zeer eigenaardige en duidelijke verband,
dat er beslaat tusschen vorm, inwendigen bouw, groei
wijze e.d. van de vcrsclijilcnde bietensoorlen en de
waarde van do daarvan atkornslige wortels.
Al onze bieten yan do suikerbieten en die, welke
hoofdzakelijk voor veevoeder worden geteeld, of lot
aan de roode keukenbiet of kroot en de snijbiet toe,
zijn afstammelingen van een en dezelfden stamvorm,
de wilde biet, die aan do kusten van de Middclland-
sche zee nog gevonden wordt.
Reeds in de tijden der Romeinen schijnt men deze
biet al in cultuur to hebben genomen, althans het is
bekend, dat iyi dien tijd de snijbiet en kroot reeds
geliefkoosde groentetisoorton waren.
De teelt van mangeiwortels is eerst veel later be
gonnen en kan gerekend worden te dateoren van on
geveer 1750, terwijl de cultuur van suikerbieten nog
maar ruim een eeuw oud is.
Nu zijn onze gekweekte bieten in den cultuur, zoo
als bekend is, tweejarig, d.w.z. zij behooren tót die
{)lanten, die pas hel tweede levensjaar bloeden en zaad
everen en dan sten-en. Zoo goed als altijd ziet men,
dat tweejarige gewassen zich in het tweede jaar zeer
snel tot zaaddragende planten ontwikkelen. Zij gebrui
ken n.1. bij dien snellen groei de groote massa voe
dingsstoffen, welke-zij in liet eerste jaar hebben ver
zameld. Dit rescrvevoedscl bewaart de sluitkool in de
groote krop van dikke bladeren, de ui in dien bol en
de biel in den vleczigen sterk verdikten wortel. Derge
lijke gewassen hebben daardoor op het einde van het
eerste jaar voor mensehelijk cai dierlijk voedsel een
groote waarde en de teelt is dan ook, met uitzondei ing
van die planten, welke ons weer van zaad moeten
voorzien, geheel éénjarig.
Wanneer men nu de verschillende soorten van bie
ten beschouwt, dan bemerkt men een groot verschil
in den bouw en in de groeiwijze. \Vd zien, dat de
echte suikerbieten gcfheel jfri den grond groeien, een
meer of minder kegelvormige gedaante hebben en dat
•het vleesdh droog en hard is. Nemen we daarnaast een
vertegenwoordiger van de echte mangeiwortels, en als
zoodanig kan heel goed de bekende Eckendorffer (he
nen, dan bestaat op alle punten een groot contrastdeze
biet groeit bijna geheel boven den grond, de vorm is
bijna rolrond ,het vleesch is waterig en zacht. .De veel
geteelde Jaapjesbietcn en de Rosé du Nórd en enkele
minder bekende variëteiten, zooals Lanter en Frie-
dricliswerlher, zijn in vele opzichten een tusschen- of
overgangsvorm.
Om de waarde van den vorm voor "de beoordeeling
van een biet goed te begrijpen, moeten we eigenlijk
teruggaan tot aan de kieming. Als voorbeeld nemen we
de bruine boon. Bij de kieming van een boon ontslaat
een worteltje, dal naar beneden groeit. Het deel dat
naar- boven groeit is evenwel geen stengel, doch een
eigenaardig stengelachtig deel, dat Zich bij sommige
kiemplanten sterk verlengt en daardoor de zaadlobben,
bier de beide helltcn yan de boon, boven den grond
brengt. Men noemt dit deel dc hypocotyle f— onder
de zaadlobben gelegen) as. Bij de erwt en de paarden-
boon verlengt bij de kieming do hypocotyie-as zich
niet en blijven de zaadlobben dus onder de opper
vlakte van don grond.
Bij de bieten gaat nu Liter het kiemwortellje zicii
verdikken en vormt het onder den grond gelegen deel
van de biet. Doch ook de hypocolyle-as verdikt zich
en is het later vooral bij de Eckendo.-ffors zoo sterk
verdikte deel tusschen den grond en den kop van «de
biet. Men noemt dit dan hals van de biet. .Als regel
ontbreken aan dit deel wortels en bladeren, zoodat
het feitelijk noch tot don eigenlijken worteL noch tot
den stengel kan worden gerekend te behooren. Hot bo
venste deel van de biet, dat de bladeren draagt, aan
geduid met den naam van kop, is de eigenlijke sten
gel, waarom in dicht op elkaar gelegen kransen de
bladeren staan. Uil da knoppen, die in do oksels dezer
bladeren groeien, schieten het tweede jaar de zaaddra
gende siengels op.
Van de drie deelen, wortel, .hals cji kop. heeft de
hals de groo'ste geschiktheid zich le verdikken. Als
regel kan men derhalve aannemen, dat de meest bo
ven den grond groeiende bieten ook de hoogste op
brengst in massa per H.A. zuilen leveren.
Ten opzichte van het gehalte aan waardevolle slof
fen bestaat er echter eveneens een groot verschil tus
schen do afzonderlijke deelen van den wortel. Dc kop
bevat nJ. veel zouten en is het armst aan suiker.
Het rijkst aan suiker is echter altijd do wortel. Sui
ker is echter de stof, welke de biet in hoofdzaak
produceert. Bij den verbouw van suikerbieten is het
er zelfs om te doen om naast zooveel mogelijk suiker,
zoo weinig mogelijk andere in water oplosbare stof
fen 1e oogsten. Wel zullen bij voederbieten ook enkele
andere stoffen uit de biet, waarde hebben als vee
voeder, doch do suiker, welke altijd de hoofdmassa
van de droge stof uitmaakt, is in bijna alle opzichten
het bestanddeel welke over de vcoderwaardo beslist.
Uit het bovenstaande volgt nu direct het volgende:
bieten met sterk ontwikkelden hals die dus grootcn-
deols boven den grond groeien, zullen wel veel K.G.
per H.A. leveren, maar hot gehalte is Iqag. Suikerbieten
groeien alleen me', een kleinen platten kop bove
grond en zooals ieder wee', is het gelialte hoog.
dc opbrengst in massa is wd lcig^r dm van de I
dorffers en MammouUis bijv. Du JaapjcsbL-kn
kraag- en Rosé-j, benevens de variëteit Rosé du
en vrijwel ook dc Engclsche Roode (niet te w
ren mei Mammouth) groeien voor een gre
den grond, terwijl dc hals matig ontwikkeld is
brengst staat, in overeenstemming hiermede.
tus!
v.-.vww-:miraiig hien
die van de suikerbieten en suikerbielacnugc voeder
bieten, zooals de Witte Silezischc, en die van dc echlu
mangeiwortels, als Eckendorffer. óbemdorffcr, Manv-
möuth'j Kirche's Ideal. Golden Tankard, IJcllon Glo
be, Lange Gele Duitsihe. e.d. Het mag dan ook wor
den toegejuicht, dat het spraakgebruik langzame iliatul
do Jaapjesbieten en de Rosé du Nord niet meer bo-
stempelt met den naam mangeiwortels maar als voe
derbieten.
Niet alleen echter de uitwendige vorm van de biet
zegt ons veel omtrent opbrengst en gehalte, ook liet
inwendige kan ons veel loeren. Snijden we n.1. een
biet dwars door, dan ziet men, dat het vleesch is ge
rangschikt in een grooter of kleiner getal ringvormige
strooken, variëcrcmdo van 6—12. Hoe die ringen ont
staan, is op zichzelf wet zeer belangwekkend, maar
leent zich 'moeiliik tot een bespreking hier. .Alen zal
echter wel eens nebben opgemerkt, dat een suikerbiet
veie en smalle, ecu mangelwortcl weinig en breeds
ringen op doorsnede vertoont, en dat de voederbieten
ook hier een overgangsvorm blijken te zijn. Boven
dien zal men bij de meer gehalterijke bieten ook ge
woonlijk een meer regel matigen vorm en een fijnere af-
teekening der ringen op meiken.
Het onderzoek heeft geloerd, dat de vcrdoeling van
de suiker over de cellen van een iïng. of liever gezegd!
van een ringvormige strook, niet gelijk is. Dicht bij
den buitenkant der strook bevat het vleesch n.1. jnecr
suiker dan aan den binnenkant. Smalle ringen zijn dus
procentisch rij'ker aan suiker dan breede en een biet,
opgebouwd uit vele, smalle strooken, zooals de sui
kerbiet, bevat naast vele rijke cellen weinig arme en Ls
dus in haar geheel rijk aan droge stof en suiker, terwijl
weinig en breede strooken wijzen op een laag gehalte,
Zoj^Jis het dus ook verklaarbaar, dat kleine Lieten»
mits behoorlijk uitgegroeid, rijker zijn in gelialte aan
droge stol en suiker dan groote van dezelfde variëteit.
Ook bij de veredeling van suikerbieten speelt do
inwendige bouw een groote rol.
Willoos gehoorzaamde Frieda, Zij bereikte Arden
en wisselde vlug eenige woorden met hem, terwijl de
baron, die ondanks dat hij op ijs reed, den grond te
heet onder de voeten was geworden, zijn schaatsen
afbond.
Spoedig na hem verliet ook mevrouw Von Montfort
de ijsbaan.
Graaf Rotenburg had Frieda gadegeslagen. Een
dikke rimpel was er op zijn voorhoofd zichtbaar. Het
gedrag van het meisje scheen hem raadselachtig.
Nadat hij haar zooeven voor Arden had gewaarschuwd
reed zij hem nu op zoo opvallende wijze na?
Mevrouw Laroche reed zeer verdrietig heen en weer
Zij en Rotenburg waren niet gemaskerd en ".voelden
zied blijkbaar zeer onbehaaglijk. Vooral voor de cor
pulente excellentie was het schaatsenrijden al een heel
gevaarlijke geschiedenis en. zij verwenechte het feest
dan oolc niet weinig. Zij hing bijna steeds aan den
arin van Rotenburg, die haar geduldig op en na
sleepte.
„KIemand anders dan die Nordeck, heeft dit feest
uitgedacht," verzekerde zij. „En, ik weet wel waar
om.'1
„V aarom dan?"
„Om die Montfort en haar broeder te kunn,en spre-
ken. ik heb haar verboden het huis van die vrouw j
te betreden. Nu kiest zij dezen uitweg."
„Maar wat zou juffrouw Von Nordieck daaraan
hebben? Wat kunnen haar deze menschen schelen,?" 1
„Zeer veel beste graaf. J uffrouw Vion Nordeck is
verloofd geweest. Arden was de gelukkige."
„Onmogelijk. Zij heeft mij zooeven. aog gezegd» dat1
die man haar niet was voorgesteld."
De excellentie lachte. „Ja. mijn vriend, als jij alles
gelooft wat die mooie Frieda maar meent te moe
ten zeggen. fRet voorgesteld en zij loopt bij die
Montfort de deur in en uit."
„Verloofd met dien man?" Een ware afschuw
grtep Rotenburg aan. Frieda in de annen van dezen'
woesteling, het gouden kopje ontwijd door zijn bus-
s-"-n. „Ik geloof het niet."
„Vraag het haar zelf," sloeg de opperhofmeesteres 1
voor. „Let vooral op wat voor een gezicht of zij
bij haar antwoord trekt."
Rotenburg keek donker voor zich neer. „Merkwaar
dig Is het," dacht hij. „Waarom noemde zij nooit
den naam van haar verloofde? Zij sprak steeds slechts
over Harryü Juist deze schurk, deze Arden heet
Ht.inriih. Harry zal wel de lieve verkorting daarvoor
zijn. BVerwenscht. Door schulden uit het leger -
jaw' het klopt alles en toch
B«n onberekenba»r element.
„Het Volk'" van 8 April geeft een berichtje uit Ut
recht, waarin als „waardevolle erkentenis" wordt „vast
genageld", dat de sociaal-democraat Dr. van Leeuwen
den spreker, den heer Roodhuyz.cn, de verklaring
wist te ontlokken, dat, als indertijd bij de behandeling
der Leerplichtwet in de' Tweede Kamer, het sociaal
democratische amendement tot verplichte schoolvoeding
en -kleeding, was aangenomen, dat dan de wet dooi
de vrijzinnige heeren zou zijn verworpen".
Een zonderling bericht! Met de vrijzinnige hee
ren' kunnen niet anders bedoeld zijn. dan „eenige
liberalen". Er waren er onder de vrijzinnigen ook,
die er niet over zouden denken, dc wt af !e stexni-
men om de aanneming van het bedoelde amendement.)
Maar d£n wordt in dit bericht als „waardevolle
erkentenis opgedicht wat niets anders is dan een
waarheid nis een koe, aan jan en alleman bekend.
Immers, waarom weid destijds het amendement on
aannemelijk verklaard i Niet omdat de minister Ror-
gesius zoo ernstige principiöele bezwaren ertegen had,-
maar alleen omdat hij zijn. wet slcvh's erdoor kon
krijgen mot den steun van alle vrijzinnigen. Waar
sommige hunner van dit punt een halszaak maakten^
was tc voorzien dat met het amendement van leer
plicht niets zou komen. Wie dus liever leerplicht wilde,
zij tiet zonder verplichte schoolvoeding en school klee
ding, dan niets, moest het amendement a/stemmer^,
Hoe zwaar de sociaal-democraten over^deze geschie
denis ook Tcdcncerdn. van deze waarheid komen ay
niet af, dat alleen tic stemmen van Schaepman yn
Kolkman en het gebroken been van tien hcor Schimmel-
penninek hebben verhinderd, dat de soti uil-th mocialen
ons den leerplicht hebben onthouden. En de ervaring
heeft geleerd, dat hei inzicht van de vrijzinnigen juist
was, dat, .ook zonder dwang, van gemeentewege do
schoolvoeding zou werden bevorderd.
Met de historische herinneiing, aan di® heer Rood
huyzen zoo meesterlijk door Dr. van Leeuwen ont
lokt, is iiiet anders bewezen dan wat ook iedereen
weet, dat niet alle vrijzinnigen even ver willen gaan.
Ware het anders, men zou geen moeite behoeven te
doen om met wedcrzijdsche opoffering oen concentralie-
program in het leven te roepen. Maar het is nutlig, dat
hiermede weder eens de aandacht is gevestigd op deze
andero waarheid, dat de sociaal-democraten door het
volgen van deze taktiek zoo gemakkelijk goede so
ciale maatregelen kunnen doen mislukken
Gesteld uens, dat uit eesi linksche meerderheid cem
Kabinet te voorschijn kvram, dat zich de uitvoering;
van het concentratieprogrom ten doel stelde. Dan zou
het een klein kunstje wezen, van tijd tot tijd amende
menten voor te stellen waarover de vrijzinnigen va*
meening zouden verschillen. In zulk een geval kan
het noodzakelijk zijn, dat do vrijzinnigen eenstemmig
het amendement afwijzen. Hot zaJ de eenige methode
wezen, om het gemeenschappelijk g stelde program tot
uitvoering te brengen.
Deze noodzakelijke offers moeten nu eenmaal wor-
Hij poogde Frieda alleen aan te treffen, maar 't
jongt meisje ontweek hem den ganschen avond. Het
souper verliep niet zoo vroolijk, als men wel had
willen gelooven. gelet op de stemming op het ijs.
De vroolijkheid der erfprinses maakte den indruk
wat gedwongen te zijn. Frieda gaf zich zelfs geeu
moeite om ha,a,r neerslachtigheid te verbergen.
HOOFDSTUK 9.
De dagen verliepen, zonder dat Arden of zijn zu«-
ter iets van zich lieten hooreii. De erfprinses was
buitengewoon zenuwachtig. Frieda moest uit haar
naam aan mevrouw Von Montfort schrijven en om
dadelijke teruggave der brieven smeeken.
Eindelijk kwam er een antwoord. Mevrouw "Von
Montfort waagde het niet om de zoo waardevolle
brieven aan de post toe te vertrouwen. Juffrouw Von
Nordeck moest ze zelf maar komen halen.
„Je moet er heen, Frieda," riep de erfprinses da
delijk.
„Om zes uur is het diner bij Hare Hoogheid de
Hertogin," draalde Frieda.
„Dat hindert niemendal. Laroche kon wel met mij
meegaan. Rosen heeft dienst. Neem je in acht, dat
Rotenburg niemendal merkt. Zoodra, wij weg zijn neem
ja een huurrijtuig en rijdt er heen. Nu moet je hoofd
pijn huichelen en op je kamer blijven. Hebben wij
eerst die domme brieven, dan is alles weer goed."
Frieda bracht haar zoogenaamden migrainedag in
groote opwinding door. Nadat de erfprinses en
Laroche waren weggereden, verliet ook zij zeer spoe
dig het slot Zij' had een donkere, eenvoudige japo*
aangetrokken en een dichten sluier voorgebonden. Zoo
hoopte zij onbemerkt, in elk geval onbekend t«
blijven.
Op de slotplaats stonden geen huurrijtuigen. Het
weer was heerlijk mooi, heldere, scherpe lucht, de
hoornen waren dik berijpt en glinsterden als met
diamanten bezaaid.
Zij besloot den niet verren weg maar te voet al
te leggen. Zonder cm te kijken anders had zij
een mannengestalte haar moeten zien volgen be
reikte zij het huis van mevrouw Von Montfort.
De deur was niet gesloten. Zij duwde die opon
en trad binnen; maar op hetzelfde oogenblik schoof
een heer dicht achter haar binnen.
„Schrik ni-t, jullrouw von Nordeek," zeide Roten
burg, zijn hoed afnemend.
„Ik ben den heelen weg achter u aangeloopen. Ik
zag u het SiOt verlaten, alleen, bij opkomende duis-