De eerste de beste.
Voor Dammers.
M
'm
'w
m
wk
m
m
m
m m m
m^m m
m
M U 9
9 9
Zaterd^ 3 Mei 1913.^
56e Jaargang. No. 5257.
DERDE BLAD.
damzet.
In (het werk van Manoury komt de volgende mooie
damzet voor:
'Stand wit, 20 schijven op: 25, 27, 28, 31 tot 36,
38 tot 43.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
45. 40.
Wit35
tot 50.
Zwart: 24
24.
19. a
25 14.
34 25.
32 14.
38 27.
25 14.
14 23.
40—34.
48—42.
39—33.
45 34, verliest
30.
19 30.
14 23.
10 19.
23—28.
21 32.
9 20.
13—19.
18 :47.
47 20.
20 47.
47 -10.
'een schijf.
1 jj§
B
B
'1
SS
Jü
B
vEm
1
JÉ
pgl
li
B
1
SI
Ég jü
BB
1P
Si
WÊÜ
«I
B
B
M_
.Wit. i
Stand zwart, 15 schijven op6 tot 10, 12, 13. 15,
16, 18. .19. 21, 23 26, 29.
Stand wit, 13 schijven op25, 27, 28. 32, 35 tol
38, 42. 43, 15, 48 en 50.
Een gewone stelling, waarin wit aan zet is. Deze
speelde op een damzet, want met 2 schijven minder,
bestond er weinig kans op remise.
Wit27-22. Zwart18 27.
37-31. 26 37.
42 22. 12-18.
Begeerig om een 3de schijf le winnen.
Wit: 35—30. Zwart: 18 27.
27 18.
23 32.
21 32.
29 20.
28—22.
32—28.
38 27.
30—24,
25 5!
Een verrassende zei,
waardoor wit de partij won.
PARTIJ-STUDIE,
van den heer L. Dantbi un, Parijs.
1!.
Wit: 32—28.
Zwart
18—23.
2
38—32.
12—18.
3i
42—38.
"y
7—12.
4.
47—42.
20—24.
5.
34—30.
14—20.
6.
30—25.
10—14.
7.
40—34.
1— 7.
8.
44—40.
17—21.
9.
31—27.
4—10.
10.
37—31.
Nu
is zwart aan
zei en
voert een
Uit.
Stand na den lOdcn zet van wit.
Zwartj
H
H m
11 8 3
B 111
Ëli _IÉi! ül
m
mm mm
Wit.
Stand zwart, 20 schijven op: 2, 3, 5 tot 16, 18 tot
Anondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Zitting van 'Dinsdag 29 April 1913.
EEN BRUTAAIi STUKJE.
De eerste beklaagden waren de 'jongelieden J. J.
Kerner en J. Dolleman, de laatste nog slechts ,18
jaren oud, terwijl eerstgenoemde even ouder was. De
jongelui, oorspronkelijk Amsterdammers, waren onlangs
te Alkmaar in dienst gekomen bij den comestibleshan-
delaar Bakker.
Vóór hen was daar een ander in dienst geweest
bij Bakker, een zekere mijnheer Hollemans, Hij
kwam toevallig met de beide jongelui in kennis en raadde
hen aan, om bij Bakker in dienst Ie treden, daar
deze patroon toch niet zoo heel scherp- oplette en
met eenig pverleg jheel goed te bedotten was. De héé-
ren schenen, beiden wel ooren te "hebben naar de
zoele lokstem van hun raadgever en ze maakten zeker
in het oog van hum aanstaanden patroon ook geen
slecht figuur, althans ze werden allebei in dienst ge
nomen T
Nu, dat was verbazend gezellig en van het door
den heer Bakker gestelde vertrouwen verzuimden ze
niet, in ruime mate misbruik te makenIn den loop
der maand Maart werden met gezamenlijke krachten
achtereenvolgens door hen uit de welvoorziene zaak
gestolen: 18 zakjes koffie, 17 busjes sardines, 1 cer-
felaatworsl, 1 blokworst. 1 gekookte ham, 2 ongekookte
hammen, een paar muisjes rookvleesch, benevens een
heele Leidsche kaas, een aardige verzameling, waar
mee je nu niet zoo direct weg weel, zou je zoo
zeggen.
Maar de „handige'" jongelui wisten wel een adres
waar ze het boeltje van de hand konden doen, want
hoe smakelijk een en ander ook geacht mocht worden
te zijn, ze konden toch niet alles op gaan eten.
De heele geschiedenis werd dus netjes ingepakt in
een paar kisten en in een fiiksche cartonnen doos,
zoo goed mogelijk geadresseeid en per Alkmaar-Packet
verzonden naar de le Jan van der Heijdenstraat, num
mer zooveel. Als geadresseerde hadden ze opgegevén
zekeren mijnheer Recker, doch dit was niet geheel
juist, daar die bewoner van het zooveclste Jan van
der Hejijden-perccel in kwestie eigenlijk Mars heette
Deze zoon van Mars nu was wel getrouwd met een'
juffrouw Boeker en bleek failliet 'geweest te zijn, wat
niet gehomologeerd was, zoo dat hij niet al te best zaken
kon doen..
Enfin de beide Iangvingerigen waren van 't zaakje
af en zeker niet ontevreden dat de zaken zoo goed
rolden. Maar Bakker mocht "dan als niet zoo Jieel
oplettend zijn voorgesteld!... de jongelui hadden het
echter nogal 'grof gemaakt en in .ieder geval, Ii'ij' Jvwain
er achter dal ze hem te vlug af waren geweest. Hij
nam de 1 Alkmaarsche politie in den arm, die hem
vlug en met tact hielp.
Agent Drost wist te Amsterdam' de ontvreemde goe
deren op te sporen en in beslag te nemen, terwijl het
mede niet heef 'lang meer duuide of de beide onbe
trouwbare daders zaten in voorloopig arrest in het
Alkmaarsche „Maison de Conservaticn' waaruit ze nu
mei de schoonmaak te voorschijn "werden gehaald.
De O. v. J. vond het eigenlijk een ultra 'biulaal
stukje, om in dienst te treden bij iemand, met 'bel
vooropgezette plan om hem te bestelen. Ook wilde
hel Z.E.G. voorkomen, alsof monsieur Mars daarvan
wel wal afwist., doch d!aar tegen dezen in dal opzicht
geen voldoende bewijzen waren, kon daarop niet ver
der worden ingegaan tegenover Mars. Tegen elk der
beide beklaagden eischte de Officier tenslotte 4 maan
den gevangenisstraf.
Mr. Leerberg, verdediger, achtte de dagvaarding niet
consuquent, wees er op, dat Hollemans als aanleiding
tol het gebeurde mocht 'gelden en verzocht aan hel
einde van zijn pleidooi clementie, vooral voer den
jongsten beklaagde, Dolleman, die ziekelijk gesteld en
nierlijder is.
EEN ONBETROUWBAAR BESTELLER.
De volgende beklaagde is Cornelis Snoevvang, een
18-jarig teïegra m bes teller t je uit Den Helder. Den 27steii
Maart was hij werkzaam aldaar in een bijkantoor cler
posterijen en bezig boven een bed op te maken van
een ambtenaar, die der zoogenaamde buswachl had.
Hij bemerkte bij! die gelegenheid! een openslaand luik
en zag er kans toe, daardbor langs een trap af to
dalen in lagere sferen. Hij kwam nu in 't postkantoor,
waar hij een lessenaar aantrof en ineen Open lade
daarvan bekoorden hem 43 centen, die hij daarin be
merkte, zoodanig dat hij: die zich wederrechtelijk toe-
Er waren eigenlijk "door den commies dor poste
rijen Bloos daar 44 cents gedeponeerd, maar 1 cent
Iiad Kees zeker niet bemerkt en in ieder geval met
rust gelaten. Niettemin werd hij bij vermissing van
de 43 cents niet met rust gelaten, doch met ijver
vervolgd.
Hij bekende heden het hem ten laste gelegde féiL
De O. v. J. noemde het oen ernstig debet, al moge
hel ontvreemde bedrag dan ook gering zijn. En Snoer-
vang had niet noodig te stelen, zijn omstandigheden
noopten er hem volstrekt niet toe. Maar .jeugdverlci-
Alingen als daar zijn hebben zijne uitgaven wel le
veel opgedreven. De O. v. J. eischte 4 maanden ge
vangenisstraf tegen Snoervang.
Mr. Stap, de verdediger, .verschilde in 'juridischci
bedenkingen over het feit met het Oj>enl>. Ministerie
<sn verzocht een kleinere straf voor zijn cliënt.
De jongen zelf zei dat 'het geen opzet was geweest,
doch dat hij door nieuwsgierigheid 'gedreven 'in hel
lokaal was afgeklommen.
VERZET TEGEN DE POLITIE.
We kregen nu vier beklaagden aan één bos en wel
Jan Zwart, Willem Sdiildcr, Theodorus Papo en Jo-
hanncs Pasterkamp. Do beide iajatsten waren versche
nen, de anderen niet. 't Zijn Heldeischen, .die yen
15den Maart j.1. in de stad hunner inwoning wat stevig
1 aan de wieg gestooten hadden en lustig 's heeren we
gen langs laveerden maar een onmiskenbaren afkeer
van de rechte lijn aan don dag legden.
Zwart werd ten slotte opgepakt. Dit wekte echter
de onverdeelde aandacht van de andere drie heeren,
die niet beter meenden te kunnen doen, dan .zich
niet thand en tand1 tegen het in bewaring nemen van
hun makker en vriend te verzetten.
De agenten Terpstra en Van der Wedden, die met
het lollige zaakje bezig waren, konden daarbij hun
pret best op. Eerstgenoemde verloor e(r een paar pan
den bij en liep een been ontvelling op en 't werd1 ten
slotte oen groole herrie, waarbijnatuurlijk ook de
noodig'e nieuwsgierigen niet ontbraken.
De O. v. J. eischte tegen elk der vier beklaagden,
ee'n maand gevangenisstraf.
I >1ERENMLSHAXDELIXG.
Nn Was de beurt aan den 52-jaiïgen landbouwer J.
A. Crommedan, een le Hippojytushoef op. Wielingen
wonend nogal driftig persoontje. Hij was daar den
2den April j.1. bezig een schaap te vangen, waarhij
het hem niet al te erg meeliep, zoodat zijn geduld
hem spoedig begaf. Hij kon het "beestje niet gauw
genoeg krijgen en toen hij hel dan eindelijk had,
moest 'het arme dier er ongemakkelijk aan gelooven
Crommedan sloeg het arme dier op kop en oogen,
zoodat het bloedde en de oogen wa terden en haast
dicht hepen.
De veldwachter Brouwer zag juist het gevalletje en
constateerde de mwe dierenmishandeling. Deze amb
tenaar verbaliseerde Crommedan, die vandaag wel heel
rat snaps had, maar toch van den O. v. J. kon hoo-
ren, dat hel' ►.►an gemeen© "mishandeling was die hij
Mark, luidde bet bescheid. Zoo. nou Je bent anders
net zoo'n groot©als Van der MetJdent
Die grove woorden schonk de aangesprokene hem
niet. Maar hij wist den naam van 't Jonge mensch
niet. doch die werd hem nog opgegeven door het
meisje, dat dien avond het genoegen had, mot hem
„uit" te zijn. Zoo kon Willem toch op de bon ko
men en werd heden f 20 boete of 20 dagen hoch-
tenis tegen hem geëlscht.
OOK AL NIKT ZACHTHANDIG.
Volgt Kees Vrouwe, een fabrieksarbeider ie Uit
geest, die den 30sten Maart aldaar met vuisten, en
een boender eenige ruiten wist kapot t© timmeren
in een perceel van zekeren Bakker. Wegens vernie
ling werd twee wekenj gevangenisstraf tegen Vrouwq
gebiecht
EILERS TOT SLOT.
Tot slot stond H. J. Eilers uit Oegstgeest in hoo-
ger beroep terecht van een kan ton rechterlijk vonnis,
doch het gaf hem niet veel. daar de O. v. J. beves
tiging van het gewezen vonnis requireerde.
A.s. Dinsdag uitspraken.
Feuilleton
had gepleegd.
Eischf 25 boete of 10 dagen hechtenis.
EEN HARDE MOEDER.
De 37-iarige Jantje Commandeur, echtgenoot© van
Jacob Wijle te Alkmaar, een lang, bleek vrojjwtje,
moest heden terechtstaan wegens misnandeling van haar
9-jarig stiefdochtertje Grietje Wijte. Het gezin Is wél
voorzien van telgen. Hij had kinderen van zijn eerste
vrouw, zij van haren eersten man en ook ih hun
huwelijk zijn kinderen gekomen. Er is dus drieüdci
soort. Allemaal krijgen van moeder Jantje wel eens
„opslag'", maar de stiefkinderen krijgen toch het meest
op erlui' kop.
Den lSden Maart had Grietje Wijle tegen stief-
maina gelogen en bleef weigeren de waaiheid te zeg
gen. De harde moeder ontstak in toom en kneep en
sloeg het kind en nam tenslotte zelfs de tang te baat
tot verdere bewerking.
De buurvrouwen hadden het kind wel hooren kreu
nen en schreeuwen en ook het lawaai dat Jantje
maakte was voor hen niet onopgemerkt gebleven, even
min als de doffe slagen met de tang. Zulke toonce-
len waren voor de buurvrouwen niet zoo heel zeld-
zaam, daar Jantje overigens een beste huisvrouw, die
correct voor alles zorgde, in de bestraffing der kin
deren de grenzen ver le buiten ging.
Dokter Conijn heeft bloeduits'.oi tuigen en nagelin-
drukken bij het mishandelde meisje gecomslateei d, dat
thans aan de ouderlijke macht is onttrokken en te
Leiden in een geslicht is ondergebracht.
Jantje viel flauw op de beschuldigdenbank en was
niet hij le krijgen, zóodat ze op dit 'houten meubelstuk
liggende, met man en macht de zaal werd uitgediagein
naar de getuigehkamer, waar Doeter Conijn haar wist
bij te brengen.
De zitting werd geschorst totdat zij hersteld was
en op een stoel mocht ze de verdere behandeling
meemaken. Ze bekende en verklaarde driftig te zijn
geworden, doch veel berouw te gevoelen.
De O. v. J. vond gronden om haar 't jak be
hoorlijk uit te vegen, doch wilde met het oog op
het achterblijvend gezin haar maar niet de gevangenis
in drukken en. eischte f 5 boete of 5 dagen, hech
tenis. Beklaagde verklaarde zich dankbaar er voor
dat ze zoo goed behandeld werd en, zal zich niet
weer te buiten, gaan. We zullen 't hopen.
EEN LASTIG HEER.
Willem van Loenen van Betten was daar van 23 oi
24 Maart best lastig, en aan 't spektakel! maken. De
rijksveldwachter v. d. Mark maande hem tot kalm
te aan en toen beleedigde Wim dezen ambtejnaar door
te zeggen: Ben jij Van der Meijden? Neen, van der
Jt
HOOFDSTUK 1.
„Wat drommel ga heen, en haal wat mij betreft
een ruiker rozen voor een kwartje,"m had mevrouw
Fohrenback in een zeldzame opwelling van royaliteit
.ot haar zoon Wildebald gezegd. En Wildiebald was
gegaan om voor het verwachte bezoek het bloeien
de welkom te ha,len, waarop zijn dichterlijke inval
ziijn anders zoo spaarzame moeder had gelbracht.
In devriendelijke logeerkamer boven stond me
vrouw Mathillidie nu voor d© tafel, waarop het böu-
quet zijn plaats zou vinden en wachtte ongeduldig
op den terugkeer van; haar eenigen zoon. Waar of
die duivelsche jongen, dan toch bleef? Anderhalf
uur was hij minstens al weg en d'e tuinman woon
de geen tien, minuten ver. Die jongen was beslist
nergens voor te gebruiken. Scharrelde hij soms be
neden in de woonkamer rond en had' het misschien,
vergeten dat de ruiker hier hoven moest zijn?
Mevrouw Mathaldie ging de trap af, haastig, ener
giek,, maar toch in waardige houding. Zij duw
de beneden de deur open e.n, riep dadelijk als eettii
trompet in de met tabaksrook gevulde woonkamer:
„Wildebald Wildebald! is die bengel dab
werkelijk nog niet terug?"
„Maar Mathilde!" klonk het zacht afkeurend ud|t
-f den hoek waar de tabaksrook het dichtst was. „Ben
gel...! De jongen gaat zijn twee-en-twinti'gst© jaar
in."
ir, Ja, God zij'geklaagd, hij gaat het in en, zijn
bsenen worden, daarbij steeds langer en zijn verstand)
korter. Herman ik vraag je, wat moet er van den
jongen groeien?"
„Wel ik den.k als hij ophoudt in de lengte te
groeien, dan zaj hjji in de breedte beginnen," meen
de de gevraagde in volkomen, gemoedsrust en bracht
daardoor zijn echtgienoote geheel buiten zichzelf.
„Herman je ben,t geen vader."
Eeniigermate star, liet Dr. Fohrenback de courant
vallen, waarin hij' had gelezen. „Neen nou zei
hij en voegde er aan toe: „Hm," streek liefdevol
Londen, 26 April 1913.
Er wordt in, de laatste weken zooveel in do IIol-
landsche bladen geschreven over suffragettes, die voor
den rechter gebracht en veroordeeld worden, dat ik
eens van de gelegenheid! gebruik wil maken, om en
kele bij zon dorheden en eigenaardigheden te vermel
den van de Engelsche rechtspraak.
Zooals ieder weet, is die geheel verschillend' vajn
de Hollandsche. Of het beter is of minder goed zul
len we in het midden laten, maaj* hier wordt, even
als in Frankrijk het jury-stelsel) gebruikt. We zullen
eens zien, wat die jury eigenlijk is.
Om te beginnen, er bestaan twee verschillend®
soorten van jurles. De eene wordt genoemd de grand,
en de andere de petty jury. De grand jury bestaat
uit drie en twintig, de petty jury uit twaalf leden-
Ieder Engelschman, tusschen 21 en 60 Jaar, die eeni
zekere som belasting betaalt, staat op een lijst, en
daarvan worden bij loting degenen uitgekozen, di©
over een strafzaak zullen hebben te beslissen. Nie
mand mag weigeren, zitting te nemen ïd, de jury. Al
leen rechtsgeleerden en geestelijken zijn er van vrij
gesteld. Vaak. komt een, oproeping tot jury-!.id ais
een zeer onaangename verrassing, zooals te begrij
pen is.
Wanneer iemand beschuldigd wordt van moord, in
braak of een dergelijk ernstig vergrijp (fietsen zon
der lantaarn of bel, of kleeden kloppen op verboden
tijden zijn misdrijven, die met jury niets te maken
hebben), worden de bewijzen van zijn schuld voorge
legd aan de graad jury van het graafschap. Deze 23
heeren onderzoeken de aanklacht en de schuldbewij
zen, en hebben verder niets te zeggen dan of de be
schuldigde direct zal worden vrijgelaten of terecht
zal moeten staan.
Veronderstellen we, dat tot het laatste wordt be
sloten. Eb- komt dan 't,en slotte een dag, waarop de.
laten we zeggen van diefstal beschuldigde, man, moet
terechtstaan. Hij wordt gebracht naar de rechtzaal',
en onder veilig poliitetoezicht in een kleine, afge
schoten ruimte geplaatst, het doek genaamd. Voor
hem zit de rechter, en aan een der zijkanten van
de zaal de jury. Verder zijn er natuurlijk, evenals bij
ons, de noodige advocaten voor en tegen. Wenscht de
beschuldigde zijn eigen zaak te verdedigen, dan wordt
hem dit toegestaan. Van dit recht wordt evenwel
zelden gebruik gemaakt.
De jury begint nu met den eed of een daarmee?
overeenkomende gelofte af te leggen om goed en
eerlijk te oordeelen, en het verhoor begint. De ad
vocaat voor de vervolging begimt met een lang ver
haal, waarin, hij alles vertelt van de, gepleegde mis
daad, op welke gronden de gevangene verdacht wordt,
en welke bewijzen hij heeft van zijn schuld. Daarna
roept hij zijn getuigen op, die ook allen den eed
moc-ten afleggen, en verklaren, wat zij hebben ge
zien. Terstond na 't verhoor, elk afzonderlijk, staat;
de advocaat van dén beschuldigde op ,en. begint tot
denzelfden getuige zijn vragen te stellen, die er ge
woonlijk op ingericht zijn, dezen in, de war te bren
gen en zichzelf te laten tegenspreken. Meestal is de
misdaad eenigen tijd geleden, en bereikt de verdediger
zijn doel, waarop hij een zegevierenden blik werpt
naar de jury, alsof hij wil zeggen: Zie je wel, hoe
veel de getuigenis van dien man waard is? Soms
gaat hij wat te ver in zijn ijver, en moet de rechter,
die overigens een zwijgende rol vervult, tusschenbei-
den komen. Dan wordt de vraag onbeantwoord gela
ten en een andere gesteld. Voor de getuigen is dit
meestal een benauwd kwartiertje. Is de verdediger
voldaan, dan staat de eerste advocaat weer op era
stelt nog eenige vragen, om den getuige gelegenheid
te geven, een, of ander, zoo noodig. te verbeteren of
te herroepen. En de volgende komt.
Hiermee gaat heel wat tijd heen. Is eindelijk dit
verhoor en weerverhoor en nog eens weerverhoor
afgeloopen. daiu roept de verdediger zijn getuigen op,
en hetzelfde liedje begint opnieuw, maar nu in om
gekeerde volgorde, "t Is nu de a,ndere advocaat, die ze
in de war tracht te brengen, en de verdediger, die ze
nog eens ondervraagt, om zich te herstellen, na het
kruisverhoor. Daarna ko-mt de verdediger met zijn
redevoering, waarin hij laat uitkomen, wat een bra-
over zijn dichten, baard en zeide tenslotte nog een
maal: „hm' en rookte vervolgens als 'n schoor
steen.
Een energieke armbeweging van mevrouw Mathilde
echter brak dien muur van rook, waarachter haar
echtgenoot zich verborg en herhaalde: „Je bent
geen vader, Herman Voor je familie heb je geen
gedachten. Boeren cureeren, krant lezen, en mijn
gordijnen geel rooken, dat is je dagelijksoh werk.
Om den jongen, bekommer jij je geen oogenblik, die
kan zooveel luieren als hij maar wil. Nooit komt die
ezel door zijn examen, nooit!' Daar en als eetn
wegwijzer wees haar arm naar het nurwerk aaneen
wand, „éen uur en acht-en-veertig minuten is die
jongen nu weg om een paar bloemen te halen. Wie
weet hoe of hij zich nu weer aanstelt en achter.wöe
hij nu weer aanloopt. Aap, elk vrouwemeehort ver
gaapt hij' zich. Rika, die anders heel bruikbaar was,
heb ik weg moeten doen, omdht de jongen maar o)m
haar heen liep te kwispelstaarten^ En, die meid was
toch waarachtig niet zoo om er op te ver lieven."
„Neen," antwoordde Fohrenback, „om op te ver-
lieven wa|S zij; niet. Nu ik hoop, dat de Jongen in
de toekomst een beteren smaak zal toonen, Thil-
da.at.je."
Tliildaalde sprong: evenwel op als een strijdros, dat
de oorlogstrompet hoort. „Herman dat is onfat
soenlijk- Dat is onbehoorlijk. Dat klinkt ja, naar er
varing in dit opzicht. En dat zeg ik je, die verliefde
heid heeft de jongen van| jou.'
Toen lachte Dokter Fohrenback dat hij schudde,
en zijn bril er scheef door ging zitten. „Wel mo
gelijk, oudje. 'Dat moet jij toch wel weten."
Zijn geluk was het, dat hij zich niet anders had
uitgedrukt en zoodoende bemerkte hij, dat er ©en wat
milder stemming over mevrouw Mathilde kwam, waar
van ide dokter steeds beweerde, dat zij weldoende
en goed was als het gebruik van kamillen thee.
Ilaar geluid werd dan ook minder schallend toen
zij tegenover haar man plaats nam en van den luien
Wildebald afstappend de vraag dleed: „Wanneer zal
er nu eindelijk een telegram komen, die de aan
komst van jouw nicht meldt?"
„Onze nicht." verbeterde de echtgenoot.
Mevrouw Mathilde haalde de schouders op. „Nu
mijnentwege, ofschoon ik werkelijk np'iet weet, of d'e
dochter van je gestorven stiefzuster in waarheid nog
mijne nicht is. Maar daarop komt het dan ook nu
niet aan. Daaj* je nicht nu eenmaal weer hier bij ons
zal leven, is zij: natuurlijk ook mijne nicht, en ik
ben nu alleen nieuwsgierig) er naar, hoe zij zich ge
houden heeft in al de jaren, dat zij met tante
Morand de wereld heeft rondgereisd. Veel goeds kan
ik mij niet voorstellen, dat die oude schrompelige
persoon van Leone heeft gemaakt."
„Maar veroorloof mij toch, Mathilde. zoo riep
Fohrenback.
Doch 'Mathilde veroorloofde niets. Een afdoende
handbeweging en een veldheersblik deden den echt
genoot zwijgen. „Ach wat. jij met jou kan een,
een mensch over zulke dingien niet verstandig1 pra
ten. Wat weet jij eigenlijk van de oude Morand?
Twintig jaar lang heeft de kinderlooze Weduwe de
wereld rondgezworven, zij leek wel van den aardbol
weggevaagd en zoo eensklaps laat zij door het ge
recht haar eenige bloedverwante opsporen en wil bij
haar de plaats van moeder innemen. Waarom is zij
niet reeds gekomen, op het oogenblik dat Leone haar
ouders verloor? maar toen heeft zij zich nergens om
bekommerd en het kind bleef toch zonder 'n roede
duit, alleen in Amerika achter. Toen hebben! wij het;
kind van je stiefzuster n,aar ons toe la,ten komen en
hebben er voor gezorgd en dat had' verder zoo kun- i
nen blijven en er was bepaald' wel wiat beters van j
haar gegroeid, dan nu het geval zal zijn. Altijd
bij dat mensch, dat steeds ziek is, van wie je nog
niet' eens weet of zij schatrijk is, of dat zij alleen
maar een rente heeft zooals zij zegt, waarvan zij
kan, leven. En nu heeft zij Leone bij zich, die haar
verpleegt voor niemendal."
„Maar Mathilide weet jij dan; poogde haar echt
genoot zich te doen hooren.
I En weder sneed mevrouw Mathilde haar echtge-
noot met een gebaar het woord af. „Ik weet wat ik
j weet. Jou imponeeren bepaald de 100 mark kost
geld, die de oude ons nu aangeboden heeft. Het
allerliefst had jij heel nobel het gelid geweigerd. Nu
troost je maar, wij, hebben het nog niet. En wanneer
het gebeurt, welnu het is niet meer dan billijk, dat
I dat oude wonderlijke persoontje betaalt. Wij zijn
geen millionnajrs en hebben zelf een zoon, die
I Haar zoon haar eenige. Daar waren moeders ge
dachten weer tot hem teruggekeerd. Opspringend van
haar stoel riep zij: „Nu is de ezel twee volle uren
weg. Komt de bengel dan in 't geheel niet, meer te
rug?"
„Daar is hij reeds," zeide Fohrenback, naar de
deur wijzend, die langzaam werd geopend en daar
na weer gesloten.
Jawel, daar was hij, daar stapte hij door de kamer,
Wildebald. de hoop en toekomst glorie van den huize
Fohrenback. Daar stond hij in zijn gansche, ongeloof
lijke lengte en magerheid, de gladde zwarte haren
langs het smalle gezicht, weemoedig over de ooren
hangend, de donkere oogen droomend in de verte ge
richt, 'om de lippen een verlangend, teeder smach
tend lachje, en de overlange armen hingen slap
langs beide zijden van het lichaam neer.
De oogen van de moeder waren strak op haar
zoon gericht, met een soort schrik of verbazing keek
zij hem aan. Daarna stapte zij gebiedend op hem
af. „Waar zijn de bloemen?"
Toen schoot het den jongeling bloedrood naar de
wangen, de droomende blik keerde naar de werkelijk
heid terug, het smachtende lachje week voor een
uitdrukking van pijnlijke verlegenheid, de slappe ar
men maakten paar zenuwachtige bewegingen en
Wildebald stamelde: „de bloemen, die heb ik heele-
maal vergeten."
„Vergeten," trpmpette mevrouw Mathilde en draai
de zich van haar zoon tot haar ma». „Herman;
hjj heeft den ruiker vergeten. Dat was de boodschap
j waarom ik hem heb uitgezonden en dat heeft hij nu
vergeten. Hermapn, ik vraag je, wat zeg je mij nu
j van zoo iets?"
„Maar jongen .hoe is het nu toch mogelijk, dat je
de rozen vergeet?" zeide Herman op een( gemoede-
I lijken toon, die zijn echtgenoote hem met een blik
I der diepste verachting deed aanzien, om dan, weer
op Wildebald de kogelronde oogen te richten.
„Wat moet dat beteekenen? Waar ben je geweest?
En om wat, vraag ik je, om wat heb, je nu die bloe
men vergeten,?"
„Door door door het denken", stotterde
Wildebald. zoo mogelijk nog rooder wordend. „Xage-
dacht heb ik maar ik kan nog wel snel
I Haastig maakte hij rechtsomkeert en wilde de ka.-
mer uit.
Maar de vaste greep zijner moeder hield hem
terug „Hier blijf je! Op de kamer van Leone ko-
men een paar groene takken, uit den tuin, dat is vol
doende en jij gaat direct achter je boeken, en denkt
daar verder na. 't Is zonde van je verloren tjjd. En
het kwartje voor de bloemen geef je mij ook oogen-
I blikkelijk terug."
Zonder een enkel woord te zeggen greep de jon-
gen in den zak, legde met trotsch gebaar het geld-