Brieven van een onbekende.
I
De eerste de beste,
Gfbdbh oh Land- ei Modi.
fc
Zaterdag 26 Juli 1913.
57e Jaargang. No. 5213.
DERDE BLAD.
XVIII.
Indien alle goede dingen uit drie beslaan, dan zul-
;n mijn brieven over de tentoonstelling ,,De Vmuw
8131913", althans in zó'óverre „goed" zijn, dat ik
rie blieven wijd aan dit onderwerp.
Dus nu voor de derde en (dit beloof ik!) laatste
ïaal op „Meerhuyzen" afmaar ditmaal de zcvcn-
ïijlsJaarzen aan en slechts hier cn daar een voetstap
ïzet.
Eerste stap: een klein intiem zaaltje, .in de buurt
in de Indische afdeeling; een eenvoudig podium voor
;n spreker (waarschijnlijker: spreekster), rijen sloe-
n voor eventueele hoordei-s en boordenesseneen ge-
oon lezing-zaaltje, nauwelijks noemenswaonl. Maar aan
b wanden fotografiön, gescheiden in 5 afdeelingen, dra
aide de namen „Leiden Utrecht, Amsterdam, Gro-
jjngen en Delft."
1 Boven het geheel zou kunnen staan: „Wat de vrou-
lijke student presteert in het vereenigingsleven"en
vraag opgevat, zouden we, aan de hand dier fo-
I afiën. daarop kunnen antwoorden„Niets minder
in de mannelijke student".
Want die fotografiën vertoonen ons studeerende, ver-
iderende. fietsende, roeiende, tennissende, met-het-
mpan-rijdende, ja zoowaar! fuivende, kroegjolende
:t-het-glas-in-de-hand poseerende vrouwelijke studen-
Te oordeelen naar deze „Bildengalerie" is op het
jdenlenvereenigingsleven van toepassing het woord van
ri Galalenbrief„daarin is noch man noch vrouw".
emancipatie der vrouw is in de studentenmaatschap-
j nagenoeg voltooid.
Tweede stapDat dit tot veler teleurstelling en ver-
Uwaardiging in de burgermaatschappij nog niet het
wal is, leert ons o.a. de „Kiesrechtzaal", waarvan
alleen maar wil zeggen, dat het een zéér groote
al is (duidt de ruime plaats, voor het vrouwenkies-
:ht ingeruimd, aan, hoe groote plaats deze kwestie
-unit in de hoofden en harten der vrouwen?); dal
er. gezeten in gemakkelijke gloeien, thee kan drin-
dat er stapels brochures en vlugschriften lig-
waardoor men ingelicht kan worden over en warm
takt kan worden voor het vrouwenkiesrecht; dat
wanden er spreken met woord en beeld in dien
i, dat er portretten hangen van bekende voorstandei's
voorstandsters van vrouwenkiesrecht, vergezeld van
iten. waarin zij: dat „vóór" hebben uitgesproken.
)erde stap „Hel Huis 1913".
£en keurige moderne woning, met veel smaak door
vrouwelijke architect gemeubeld; zóó'n mod.eli.n-
rting, als niemand cr op na houdt en als maar
nigen kunnen betalen. Een keuken, om een huis-
idsckooldirectiice te doen watertanden, jnaar voor
oudenvetsche keukenprinses om van "te gruwen
ke beide tegenstrijdige gevoelens voortspruiten uit
ïlfde oorzaak. nX ae volledigheid-lot-in-het-minu-
se der inslallatie.
ién opmerking nog: in de huiskamer slaat een
,'ies met één groote kop-en-sc hotel, één kleinere en
'ge kindcr-dito's. Die groote kop-en-schotel voor „me-
r" is toch zeker een vèrgissing; neen! die hoort
'niet- thuis. Of zou misschien dat mannetje gelijk
ben. dat. mijn uitroep van verbazing .hoorende.
Big opmerkte„Wel die „groote" is voor „mo
uw". „meneer" heeft er lang genoeg uit gearon-
llleen zóó zal het bedoelde servies z'n plaals mogen
buden; maar.... dan zon ik toch vriendelijk in
r.vcging willen geven, ter vooikoming van misver-
jd. duidelijk aan te géven, dat de „groote" voor
krouw" is.
kerde stap! Pas op! val niet. want gij' slaat niet
op de zindelijke houten vloer van het hoofdge-
jv. maar op gore en modderige straatkeien, 't Is
vies steegje, dat hier meesterlijk naar het leven
tcopiëerd en dat den zoo vee 1 zeggen den naam draagt
jnn
Vl»: .L -
Feuilleton.
van „Zorgcnstraafje". Drocvig-ware naam voor dit jam-
meroord, waar „Vrouw Zorg" haar domicilie heeft!
Wat er te zien is? Niet veeL En in 't geheel geen
moois! Maar veel waars, dat (gelijk het met de waar
heid wel meer gsat) .gestoken is in armoedige cn ellen
dige kleedij. Een goor armelijk binnenplaatsje, waar een
walgelijke rioolluclit hangt en waar twee oude ver
flenste vrouwen dag in dag uit aardappelen schillen
en groenten schoon maken. Ècn muffe kelderwoning
(waardig verblijf voor steenmotten c.s.), waar ge in
het schemerdonker een vrouw met 'kinderen bezig ziet
met la baks trippen.
Niet heel veel betere éénkamerwoningen, waar mat-
lenvlcchtsters. garnalenpelsters, linnennaaisters en erw-
lenieesters het grootste gedeelte van hun leven sjijlen,
gebogen over eentonigen. dikwijls ongczondei^ altijd
slecht betaalden arbeid.
Nietwaar, het is niet veel, wat daar te zien valt; en
allerminst aantrekkelijk is het.
En toch dat moet gij niet opzettelijk o£ achte
loos voorbij gaan. Dat moet ge ghan zien. gij, man
nen en vrouwen, die hoewel tot de „werkmeiischeai"
behoorend, toch zoo'n goed stuk brood hebt, dat ge u
de weelde van een woning niet licht en lucht kunt
veroorloven.
Dat moet. gij zien, voor wie het woord „thuis" is
een meervoudsvorm, omvattend meerdere kamers en
keuken, jamisschien zelfs een tuin.
En dat moet gij zien jat gij, bovenal! die
aardschc paleizen kunt bewonen gij. Jiecrcn. die lot uw
beschikking hebt zooveel vertrekken* als er'dagen in
de week zijn; gij. dames, die met huis- en ontvang
en eet- en kinder- en mangel- en slaapkamers misschien
nog klaagt, dal uw buis u te klein is.
Gij alien! gaat dat Zorgenstraatje zien en zwijgt
en weesl tevreden, met de groote voorrechten, .die
gij heb! boven deze ..zorgers"» Of neen! tevreden zwij
gen is niet genoeg! weest dankbaar cn uit die dank
baarheid. voor God of voor menschen of wien ge
't maar meent verschuldigd te zijn. dat in de plaats
van de grijze sombere „Zorg" bij p zoo menigmaal
intrek komt nemen de blijde Onbezorgdheid, de Voor
spoed. de Welvaart, het Geljik.
Ja i gaat dal zien en denkt er dan nog bij, (wat
daar niet te zien is), dat er in die krotten behalve
gewerkt ook nog gekookt, gegeten,, geslapen en wal
niet al meer wordt.
En vergeet vooral niet de tabellen aan de wanden
der vertrekken te lezen. Geen licht genoegc O: wacht
maar evende oogen wennen wel aan die eeuwige sche
mering: £T moet daar immers ook bij dat twijfelachtig
licht gewerkt worden.
Leest die tabellen, met z'ndoode dorre cijfers, die
boekdeelen, spreken,, diè u zeggen, dat er in ons land
plm. 1800 erwtenieesters zijn, die 3 (zegge drieJ cent
i per uur verdienen; en 1400 garnalenpelsters meteen
gemiddelde verdienste van 5 oerat per uur; en 1400
groentescihoonmaaksters, die 4 *,4 cent maken.
Gewis! daar wordt ons op deze tentoonstelling een
somber hoofdstuk uit het leven der vrouwen opgesla
gen, onder den titel „Huisindustrie", waarvan eens
deze mi. nïet-overdreven definitie is gegeven:
„Huisindustrie is arbeid, die van 14 tot 20 uur per
dag duurt, die door de banjt betaald wordt met 1%
tot 4 i 5 cent per uur, die verricht wordt in holen
en krotten en, arbeider, arbeidster, of kin,d allerlei
ziekten of een vroegen dood en geen grein levens
geest bezorgt, terwijl de werkgever zich daarvan niets
aantrekt."
Olive Malvery, tegenwoordig mevr. Archibald M.-.ckir-
dy, die, hoewel behoorend tot de hoogste Eng9lsche
aristocratie, jarenlang, bestudeerend en helpend, zich
heeft bewogen onder de arinstein van bet Londenscbe
East-End. zegt: „Er bestaan tallooze werelden, waar
van ge misschien nooit eenig begrip zult krijgen, tenzij
het lot of de omstandigheden de poorten daarvan
toevallig j eens voor u openzetten,."
Welnu! Zorgenst.ra,atje opent ons zulk een poort; en
nu moeten,we er binnen gaan en ons niet laten af
schrikken, maar aandachtig rondzien en nadenken.
Misscfoien' dat dan ook de onze zal worden, de erva
ring, die deze begaafde schrijfster en fijnvoelende
vrouw aldus onder woorden heeft gebracht: ..Een reis
door een van die onbekende lan,den brengt onthullin
gen, vreemder dan die, welke aap Johajnnes te Patmos
werden gedaan en men ontwaakt uit den benauwden
droom, öf diepjneerslachtig en wanhopig, öf versterkt
en bezield met den goddelijken. hartstocht -voor waar
heid en rechtvaardigheid.
En ik ben er vast van overtuigd, dat het geen
„gering goed" is, dat deze tentoonstelling ons heeft
bijgebracht, als het ons brengt tot deze ervaring, dus
bezielt tot dezen waarlijk „goddelijken harts*oent".
Vijfde en laatste pas! 't Huis van „den gordel van
smaragd, die ziich slingert om den, evenaar". Van bet
hebt booze dagen .achter je," zegt Jutta eitn-
elijk slechts omdat zij voelt toch iets te moe-
zeggen.
ia booze dagen," zegt Detlef en daarbij gevoelt
ïaar bezoek ajs zooveel goedhpid, dat liiji haar
die zij hem reikt, aan de lippen drukt „Van
cher harte dank ik u daarvoor, dat ge er baa
rnet mij hebt gehad en tot mij :komt trots
at ik weer tot u kom trots alles, gelooft
lan werkelijk, dat nu nog een buitengewone
itie mij tot u kon trekken?"
j is verschrikt, want hij begrijpt, wat zij wil
m. „Jutta heeft men het dan, werkelijk ge
ld
Vaar omzou men het niet wagen?"' valt zij hem
in de rede. „Iedereen heeft niet!het geluk dat
(echter tijd eein zenuwkoorts haar redt."
i heele verbitterde haat, dien, zij tegen I^one
BR* op wie zij alles werpt waarvan zij zelf
èèjse ïld wil erkennen, klinkt uit haar woor-
(l'aln r hoort, gevoelt het, maar hij kan niet
rs. moet bet vragen: „Weet ge -hebt ge
ford, of zij buiten gevaar is?"
F vrouw Jutta lacht snijdend. „Buiten gevaar? Je
Ivolkomen gerust 'zijn, zij is buiten alle ge-
j Niemand komt het in zijn hoofd daarnaar1 te
ra, (wat wiel een verloofde had te doen, nog wel
hemerdonker, ajleen in het huis! van, haar( aaov
Ide."
lmer hleek gelaat wordt nog bleeker. Dezelf—
:aag, waarmee hij 2ijn hoofd reeds heeft gepij-
wes. wat Leone toch wel bij hem was komen
wéfct het niet," zegt hij eindelijk. „Het moet
ets buitengewoon ernstigs zijn."1
der, blikkten treffen elkaar en, in beider oogen
.zelfde vragen. Ijverzucht kon «lat de re-
;ijn? Hadden anderen, misschien Leone zelf
welken weg mevrouw Jutta, genomen,had?
t ik hier ook liggen moet in mijn erbarme-
onmacht!" Grimmig kijkt hij naar zijn reck-
1, die vast in het verhand op zijn borst ligt.
rouw Jutta's oogen volgen de zijn,e en haar
plooien zich lioonend. „Dacht je soms met
dolen in, de hand de wereld tot zwijgen te
>r Alsofer niet een radtkajer middel voor
t|i«n bestaiat oro de annffotaste eer van eene
weder rein te maken. Valt dat jou in 't
l niet in?"
een ruk had hij het bovenlichaam opgericht
ttend op de hevige pijn, die hem dit veroor-
v.Tutta moet ik je goed verstaan? Je bent
- nu bereid?"
r blik rust strak op hem. Een donkere blik
egzinkt in het diepst zijner ziel. Waar is
de vreugdefakkel die oplaait bij de gedachte/
ie mogelijkheid, mevrouw Jutta toch de zijne
traen noemen? In zijn oogen is een, uitdTuk-
Indisch buis zal ik weinig zéggen; 'kan Jfc weinig
zeggen, omdat ik bet nic-t kan toetsen aan Indische
werkelijkheid. Het twisten over al of niet ,,echt-In-
disch" zijn van het Indische huis kunnen we dus ge
voegelijk aan Indische specialiteiten overlaten, die te
oordeelen naar hun geschrijf daarover zich behoor
lijk van deze taak kwijten.
Dit weet ik wel: degene, die in staat is ln Indië
zulk een huls te bewonen, is voorzeker niet te be
klagen, dat hij „ver van het moederland" is. ,Voor
zoo'n woning vergeet men, z'n moederland!
't Is jammer, dat hot Indische huis, alleen maar
uitgerust met „doode dingen", slechts een zwakken in
druk geeft van het; huiselijk leven, in Indië. Dfe in
druk zou heel wat sterker zijn, indien men het kon
bevolken met een Hollandsch-Indlsche familie, hun
inlandsche bedienden en het talrijke ongedierte, waar
zonder ik mij Indië en een Indisch huis niet kan
denken.
Dien „levenden" indruk krijgt men ©enigszins inde
restauratie, die bij het Indisch Huis behoort.. Rood-
gemulste baboe's in witte pakjes zorgen daar vcor
do bediening. Indische spijzen, waaronder de bij
kenners nooit volprezen „rijsttafel" zijner te verkrij
gen. Ook bij mij kwam een enkel oogenbllk de be
geerte op, om nu eens met eigen tong en gehemel
te te proeven dat befaamde gerecht, waarover alle
Indië-gasten met zooveel lof spreken. Die emotie wil
de ik toch ook eens doormaken en de gelegenheid
om in het vervolg „met ken,nis van zaken"' over rijst
tafel mee te spreken wilde ik me niet laten ontsnap
pen.
Evenwel 't is anders afgekomen; tot op ditoogei
blik sta ik tegenover het begrip „rijsttafel" nog als
een leek. Want juist zou- ik aan een tafeltje neer
strijken en zoo zonder eenig vermoeden van den prijs
dier gebenedijde spijze m'n bestelling doen toen ik
aan een naburig tafeltje een jongmenseh met akelig-
verwrongen "gelaatstrekken en een vuurrood met.
zweetdroppelen bepareld gezicht zag „rijsttafelen"
Was het de kruiderige spijs of de peperige reke
ning, die dezen jongen man in zoo beklagenswaardi-
gen toestand hadden gebracht? Ik weet het niet;
maar)ik weet wel:
in een wip was de lust
om te eten gebliuseht.
Nog juist bijtijds wist ik aan het bereids-mij-ont
dekt-hebbende oog van den bekenenden baboe te ont
komen; en tot nu toe spijt het me niets dat ik van
„rijsttafel" geen kaas heb gegeten. Maar wèl.zouhet
me hebben gespeten, indien ik deze alleszins belang
wekkende. leerzame en interessante tentoonstelling
niet had gezien. En voorzoover dat met u het geval
is, tast nog eens in den zak; het is geen weggesme
ten geld. Vooral om u op te wekken, om met eigen
oogen te gauu zien, heb ik deze dingen verteld.
I X.
OVER DE VOEDER WAARDE VAN HOOL I.
De waarde van een bepaalde stof als voeder voor
het vee is niet zoo heel gemakkelijk te bepalen- Niet
alleen is de rol der afzonderlijke groepen van ver
bindingen. uit het voedsel ten opzichte van. de voeding
voel ingewikkelder dan dit het geval is met de waarde-
gevende verbindingen uit de meststoffen ten opzichte
der plantenvoeding, doch daarnaast zijn smaak, bij
zondere eigenschappen, ouderdom en gebruik der die
ren o.d. heel dikwijls factoren, die op de waarde van
0de stof als veevoeder meer of minder invloed uitoefe
nen. Een en andor heeft tengevolge, dat het inderdaad
zeer moeilijk is, de waarde van een voedermiddel zoo
danig in cijfers uit le drukken, dat deze zich voor doel
matige onderlinge vergelijking der afzonderlijke voe-
dersloffen leemen.
Wij achten ons genoodzaakt voor een vruchtbare
bespreking van het onderwerp, 't welk boven dit op
stel staat, als inleiding iets uit de voederleer vooruit te
schuiven.
Alle werken over voederingsleer dan, welke in de
laalste jaren zijn verschenen en het grootste deel der
moderne voederberekeningen gronden zich op de begin
selen van den voor kort overleden Duilschén profes-
I sor O. Kellner.
I Door voeder proeven, voornamelijk met mesldieren,
kwam deze geleerde tot conclusies, die vrij sterk af-
wéken van de oude voederleer.
Nu zullen wij slechts die zaken uit de voederleer
van Kellner vooraf behandelen, welke wij hieronder
niet kunnen missen. De waarde van een voedermiddel
dan hangt in de eerste plaats af van het gehalte aan
verteerbaar w e r k e 1 ij k eiwit en wel doordat
«I
■B
e
o
et
(B
»rm
s.
hing- va,n schrik, bijna van tegenzin,
Een zacht la,cihen weerklinkt er. „Je liëbt veel
warm bloed verloren, vriend' Detlef. Ónze verbinding
kan dat alleen ten goede komen. Aan den liuise-
lijken haard zit het 't vredigst bij een normale
warmtegraad."
„Jutta!" Slechts haar naam kan hij uitroepen
en het klinkt als een onderdrukt snikken.
Zij heëft deze woorden uitgesproken, en hij weet,
dat hc-t haar ernst is met deze woorden. Schenken
wil zij hem, waarnaar .hij drie jaren lang in wild
hartsverlangen gesmacht heeft, waaraan elk uur in
dien tijd is gewijd geweest da,t oogeablik, d'it/j
hij zich geschilderd heeft als hemelsch het is
nu J daar.
En nu niet zijn liefde, die haar heeft veroverd
niet zijn groote hartstocht die muren omver werpt
en vaste tanden verscheurt, drijft haar in zijn ar
men neen, de zijne wil zij worden uit lafheid
voor j de scherpe tong der menschen.
En nog eenmaal lacht mevrouw Jutta en biedt
Palmer de rechterband met een beweging! die neemt
niet geeft. „Hier, vriend Detlef, de hand, waarnaar
ge zoolang en zoo vurig hebt verlangd het nood
lot speelt mij in uw handen."
Hij heelt Jutta's hand gegrepen, houdt haa' vast,
zegt langzaam ;net zwaren errst: „Niet het noodlot
jij zelf Jutta, hebt ons beider lot en toekomst}
bepaald." j j
HOOFDSTUK 19.
Aan bet ziekbed heeft de tijd nooit haast, j
hij doet daar steeds langzame, a^'^öl^nde schre
den tot;kwelling en leed diergenen, die van de
toekomstigeuren een nieuw leven hopen. j
Na vijf lange, bange weken echter was het zoo'
vurig gebeden uur toch gekomen, 't Leven trad aan j
Leone's ziekbed en sprak zacht en weldoend tot j
het afgematte lichaam: i toon nu je kracht der
jeugd.
Ook tot Mieke was deze vreugdeboodschap door
gedrongen, die van uit den huize Fohrer\back door
het heele stadje haar weg nam. En Miieke die zelf
heel; goed wist wat bartel eed was, stond nu in den
tuin en liet zich door dé Ocfoberzon, beschijnen en
plukte Georginen, Asters en bontgesprenkeld herfst
loof, rood© bessen, totdat zij haar armen zwaar voel
de worden van al deze kleurige heerlijkheid. Dan
ging zij op een bank zitten en rangschikte den rui
ker naar haar zin, niet zoo eene als men in den
winkel kan kcoyen, neen een veel mooiere, een rui
ker waaraar. iedere bloem lachte, als pronkte zij
nog in den zacbten tuingrond en wist zij niets van
verwelken en vergaan.
En met den ruiker ging zij om éen 'uur, toen
vader en moeder niet op haar letton, de,; weg op.
i En dat was precies dezelfde weg, dien een paar
minuten tevoren in tegenovergestelde richting me
vrouw .Fohrenback gegaan was om, zooals eiken dag
een luchtje te scheppen, n.a ha,ar urenlange zieken
verpleging.
Toen wist Mieke dat zij zonder vrees met haar
bloemruiker naar de Foh ren backs' kon gaan. Stra
lend van geluk koorde Mieke 't a.an, (toen nadat het
dienstmeisje haar ruiker boven op de ziekenkamer
had gebracht, bij haar terugkomst vertelde 'dat juf-
frouwi Leone haar recht hartelijk liet bedanken en
zeer blij met de bloemen was geweest.
Blij was zij er mee geweest, en deze boodschap
had Mieke met vreugde vervuld. Of zij haar niet eens
mocht zien, niet bij baar binnengaan natuurlijk,
want dat mocht niet maar even zien, van verre.
3ij zeïde dit tot het dienstmeisje en vouwde daar
bij smeekend de handen, „slechts maar heel even
haar zien."
Om aan dit, -verlangen te voldoen, had Mina plot
seling iets bedacht. Ik moet nog eenmaal in de zie
kenkamer zijn en dan zal ik de deur op een kier
laten staan. Maar heel stil moet u zijn."
En muisstil hield Mieke zich ook, terwijl zij het
gezicht tegen de smalle deurspleet gedrukt, naar het
bed keek. waarop Leone half opgericht in de kus
sens rustte. Wasbleek was het smalle gezichtje, de
oogen nog strak en levenloos, zooals zij ook in, de
lange lcoortsweken steeds wezen,loos voor zich uit in
de wereld hadden gekeken en om de lippen nog
steeds die pijnlijke trek.
Mieke was haast vergaan van medelijden en jam
mer. Zooveel kon de liefde een mensch aandoen
zooveel! Ach ja, geen mensch wist dat beter dan
zijzelf, hoeveel leed de liefde een mensch kan, bren
gen.
Maar haar ruiker stond vlak voor het bed en
daar moest Leone heenkijken, telkens als zij de
oogen opsloeg i en elk blad en gouden bloem zou
haar toeroepenweesniet meer treurig, heb goe
den moed, want het wordt op een zekeren dag be
paald alles wel weer goed.'
En uit de oogen veegde het kleine roodkopjé zich
de tranen en ging zacht,heel zacht weer de trappen
af, en het huis uit en liep, omdat zij in 't geheel
niet nadacht en ook niet opkeek, rechtstreeks de
doktersvrouw in do armen, toen deze van haar wan
deling terugkeerde.
Mevrouw Fohrenback zette groote oogen op.
„Neen;maar, kijk eens aan..."
Maai- verder kwam mevrouw Mathilde niet, want
Mieke richtte 'zich vol waardigheid op en zeide: „U
behoeft niet boos te worden mevrouw, ik heb niets
verkeerds gedaan."
Dan liep zij trotsch weg.
Eenigszins verbluft keek de doktersvrouw ha.ar na:
wat een groene. Een geluk dat Wildebaid dat niet
gezien had. De arme jongen, die zoo eenzaam in de
st,ad zat. en om wiens wel en wee niemand tijd ge
had bad zich te bekommeren, gedurende die vreese-
lijlce weken, die a,chter den rug lagen.
Of zich daar weer rouwkra,nse)nlinten-geschiedenis
sen hadden afgehandeld? Maar dan had de kleine
roodkop wel niet zoo brutaal het huis Fohrenback
betreden. Misschien had zij wel een boodschap aan
den dokter gehad..
Zich met deze gedachte geruststellend liep me
vrouw Mathilde haar woning binnen. In een grond
was alles wat buiten l eone omging haar eigenlijk
gladweg onverschillig, ln al de bange uren die zij
aan het ziekbed had gezeten, en de wild razende
koorts aan het zieke lichaa,m had gevreten ea de
dolste fantasieën in de [zieke hersens had dein gewoeld
en de arme het had uitgeschreeuwd, en toch niets
kleins of leelijks daarbij was geweest in deze
elk dierlijk liclioam steeds eiwit verliest <a> nieuw
lichaam-eiwit alleen uit werkelijk voedcreiwil kan ont
staan. Dieren, welke veel ei wil producoeren, zooaê
bijv. melkvee, behoeven veel verteerlwar werkelijk'éiwü
in het voeder, doch zelfs dieren welke noch stof noch
nuttigen arbeid voortbrengen, bijv. volwassen niet wer
kende paarden, en dus met onderhoudsvoedsel kunnen
volstaan, verliezen steeds eiwit, gpluige het gehalte aam
de stikstofhoudende onlledingsproduelen ervan in de
vloeibare uitwerpselen, en vandaar dat ook oridcrhouds-
voodcr altijd een zeker percentage verteerbaar workS*
lijk eiwit moet bevatten.
Het eiwit kan evenwel ook dienen voor de produc
tie van vet, van warmte en arlxadsvermojjcn. maasr
dit kan eveneens geschieden door de andere waarde*
hebbende verteerbare verbindingen uit het voedsel, rt-t*
vet, zctmeelachtige stoffen, suikers en ruwvezel.
fen opzichte van de betoekenis voor de vctvorming^
bij mestdjeren heeft Kellner de waarde van de laatstge
noemde verbindingen en het verteerbaar werkelijk eiwit^
vergeleken met die van zuiver zetmeel. Het zal nul
duidelijk zijn, dlat het daardoor mogelijk moet zijrn
de totale waarde der verteerbare genoemde verbindin
gen te zamen, d.i. dus de waarde van de stof aL^
voer, in een getal uit te drukken, waardoor het zivfo
laat vergelijken met de waarde van zuiver zetmeel;
Over de werkelijke waarde van het voeder zegt dtf.
echter nog maar weinig en hiermede komen we oj»
een zeer belangrijk punt in de berekeningen der voc-
derwaarde, een punt, dat door Kellner voldoende in
belicht en meesterlijk in zijn waardebepalingen verwerkt
Het is n.1. lang niet onverschillig in welk soort yara
voedermiddelen de verteerbare verbindingen voorkomen
Een kort voorbeeld zal dit toelichten Eén K.G. verleeixB
ruwvezel heeft evenveel waarde voor de yetvonningj
ais 1 K.G. verleerd zuiver zetmeel, heel kleine ver
schillen daargelaten. Om het ruwvezel twen wel verteerd!
te krijgen is heel veel kauw- en verteringsarbeid jwx>-
dïg, wat natuurlijk weer gaat ten koste van reeds ver
teerde verbindingen, zoodat het heel goed mogïlijk;
is, dat het verlies, dat door den grooten kauw- era
verteringsarbeid plaats vond het grootste deel van do-
winst te niet doeL
Het zal nu duidelijk zijn, dat de gezamenlijke waar
de der afzonderlijke voedingsstoffen niet is de waarde
van het geheele voeder. Deze laatste is gewoonlijk
kleiner.
Bij voeclerstoffen met een hoog gehalte aan ruw
vezel s is het verschil het grootst, bij stoffen geheeS
zonder ruwvezel, zooals melk en vleesch bestaat her
verschil niet. Om dit uit te drukken heeft Kcllner heij
begnp productiewaarde ingevoerd. Melk heefc.
een productiewaarde gelijk 100. Een voederstof met eem
productiewaaixle 75 heeft werkelijk een voederwaarde
die overeenkomt met 75 pet. van de hoeveelheid zuïver
zetmeel, waarmede de afzonderlijke verteerbare voe
dingsstoffen gezamenlijk in waarde "zouden over
eenstemmen, als er geen verliezen plaats - vonden Als
men zóó de productiewaarde in rekening heeft ge
bracht, krijgt men de z.g.n. zetmeel waarde. Men
drukt die altijd uit per 100 K.G. Zegt men bijv., dat
de zetmeelwnarde van een bepaalde soort lijnkoek 71,8
is, dan beteekent dat, dat 100 K.G. van deze lijnkoek:
voor de vetvorming overeenstemt in waarde met 71.8
K.G. verteerbaar zuiver zetmeel en waarbij <Ie ver
liezen wegens kauw- en verteringsarbeid reeds in min
dering zijn gebracht
Om de waarde van een voedermiddel te bepalen
heeft men dus allereerst te weten het gehalte aair
verteerbaar werkelijk eiwit en ten tweed ede totale
zeüneelwaarde.
Tegelijkertijd zal het ieder in het oog vallen, dar
bij gelijkblijvend gehalte aan verteerbaar eiwit, vet er,-,
stiksiofvrije extraeiiefstoffen, de zetmeel waarde niinder
wordt. naarmate het gehalte aan ruwvezel stijgt.
Tot slot van deze inleiding willen wij vermelden.;
dat, al moge de zelmeeivaarden, zooals Kcllner dié
opgeeft, bepaald zijn naar den vetoanzet bij volwas
sen herkauwers, proefondervindelijk is gebleken, dar
bij oordeelkundige samenstelling van hel rantsoen, waar
bij in de eerste .plaats om de reeds vermelde redenera
gezorgd werd voor een onmisbaar minimum verteer
baar werkelijk eiwit, de resultaten van verschillende?
voedersloffen bij melkvee geheel evenredig waver
mei .de zetmeelwaarden. Inderdaad is de zetmeel-
waarde uitermate vruchtbaar geweest bij de prac-
Üsche toepassing der. Kellnersche voederingsleer.
Em nu over de voederwaarde van hooi. Dit hangc
zooals ieder weet, erg veel af van de soort hooü
m.a.w. van de planten, die de hoofdmassa van [het
hooi vormden, van de 'vruchtbaarheid van den grond,
van den tijd van maaien en van de omstandigheden,;
waaronder hel oogsten en bewaren plaats vond. Ir*
de voederkolom men van Kellner vindt men dan ook
heeh wat soorten van hooi opgegeven
uren was'ook iu haai? binnenste veel veranderd;
had ook zij een anderen kijk gekregen op vele din
gen des levens.
Gezond worden zou Leone nu en dan moest al
les worden goedgemaakt
Haar afleiden en, niet aan het verledene raken
had de dokter geboden. Maar mevrouw Mathilde wist:
het [beter en op den eersten, dag dat de zieke buiten;
gevaar verklaard was, had zij de matte vragende
oogen beantwoord, wat het moede hoofd toch niet
pnet rust liet.
„Op Moorheide is alles weer goed. Het heeft niets
te beteekenen.' gehad en een eik gelooft, dat hij
zichzelf door een onvoorzichtigheid heeft gekwetst."*
„Hij zichzelf?" Slechte de oogen vroegen het, de;
bevende lippen bleven stoin.
Mevrouw Mathilde knikte en nam de magere, bïeö-
k-s» hand, die op de dekens rustte in de hare. „Na
tuurlijk hijzelf. En ook het andere, kind, dat met
dat ongelukkige gekl. komt weer voor elkaar. Er ist
reeds aan begonnen om deteruggave te bewerkstel
ligen en zoodra je gezond genoeg bent om zelf te
kunnen optreden zad alles spoedig achter den rug
zijra"
i Met een dankbaren blik keek Leone haar tant»
j aan. sen diepe, bevrijdende ademtocht deed haai*
borst stijgen, het hoofd' zonk in de kussens teragj
en de oogleden vielen vermoeid dicht.
Hoe het met Detlef Palmer en Jutta Gerland ston<S
dat hadden de moede oogen niet gevraagd.
„Zij slaapt zich in, het leven, terug." had de dokter
gezegd, toen hij Leone steeds in, een diepe sluime
ring vond.
Slapen, rusten en soezen, zoo gingen de voor
Leone eentonige dagen «om. Toen kwam op een goe
den dag van Moorheide een bericht of de dokter
eens Wilde komen.
In een nauwelijks leesbaar briefjcf verzocht Palmer
den dokter zich de moeite te geven hem vcor eer*
laatst onderhoud op te zoeken, daar hij 2elf nog:
niet in staat was uit te gaan en vóór alles niet
wist hoe een, bezoek va,u hem aan Fohrenback zou:
worden opgevat.
Dadelijk liet de dokter inspannen. Lang had het
hem reeds op het hapt gelegen om het plotseling®
verschijnen van. zijn njcfht op Moorheide op te hel
deren en te regelen wat er bij een afbreken, van
een' verloving te regelen valt.
Palmer lag in een, leunstoel toen Fohrefcbaék bij
hem binnentrad. Een handbeweging beduidde hein:
zitten te blijven, toen,- Detlef wilde opstaan.
„U wenscht mij te spreken, mijnheer Palmer," zei
de dokter vervolgens stijf, zonder op den hem aan
gewezen stoel plaats te nemen. „Ik bon tot uw dlldusc,
zoodra ik u heb bekend gemaakt, met de rede ra
die mijn nicht, er toe dreef u op dezen; bewusten
avond op zulk een ongelegen uur te bezoeken, en u
te verrassen mët uw bezoekster mevrouw Gerlaxijd.'"
Over Palmer's gelaat trok een schaduw en op
heesehen toon klonk zün antwoord: „7k kan mij
niet verdedigen, dokter voor u en voor Leone nóe~.
en ilc wil het ook."niet. Maar terwille van de eer
eener vrouw verzoek ik u mij op mijn mannen
woord te geiooven: mijn huis bood een dame, ja
een dame, slechts bescherming voor het onweer."
„De eer van die dame interesseert mij niet in 't