SI* Ciirait,
Grepra lil Lifl- w Traloti
Oe eerste de beste,
Huisarrest.
Zaterdag 2 Aug. 1913.
57e Jaargang. No. 5217.
DERDE BLAD.
DE VOEDERWAARDE VAN HOOI. II.
Toen wij de vorige weck ten opzichte van het ge
halte aan verteerbaar werkelijk eiwit en aan totale
zetmeelwaarde in een staatje het verschil in voedings
waarde tusschen hooi van verschillende grassoorten en
o.a. ook tusschen hooisoorten van verschillende kwa
liteit lieten zien„ zal zijn geblekens dat. al werden
de verschillen bevredigend in de cijfers teruggevon
den, de cijfers voor de mindere kwaliteiten hooi toch
niet' zooveel verschilden van die van erkend goede.
Over de waardebepaling van hocisoorten en van de
onderscheiden grassen is het laatste woord nog lang
niet gezegd. Zoo is het bekend, dat grassoorten^ die
de praktijk zonder eenige aarzeling als minderwaardig
aanduidt, bij scheikundige analyse meermalen gehal
ten blijken te bezitten, die maar zeer weinig van er
kend goede verschillen. Met name is dit meermalen
geconstateerd voor grassen en hooi van lage, moeras
sige wei- en hooilanden. Voederproeven hebben echler
daarnaast vaak de practijk in haai- beoordeeling gelijk
gegeven. Deze schijnbare tegenspraak wordt echter in
do eerste plaats verklaard door de veel geringe vcr-
teerbaarheid, doch zeer waarschijnlijk niet minder dooi
de aan- of afwezigheid van verschillende sloffen, die
hij .de gewone waardebepaling piet in rekening gebracht
worden .Daartoe moet dan ten eerste gerekend wor
den het keukenzout, dat in slecht hooi altijd in on
voldoende mate voorkomt, vervolgens in de andere
zouten en wel voornamelijk $e balk- en phosplior-
zuurverbindingen, \velke o.a. heel veel bijdragen tot
de beenvorming bij de dieren.
Zoo zijn er op onze lichtere gronden meerdere stre
ken aan te wijzen, waar in den tijd., toen het kunslmest-
gebruik nog slechts .sporadisch voorkwam en bij voe
dering van het vee in den winter met allerlei kracht
voer een veel bescheidener plaats Innam dan 'tegen
woordig en het vee dus bijna uitsluitend met min
derwaardig hoci werd gevoerd, voorjaars bij het uit
jagen van de koeien beenbreuk gewone regel was en
de boer deze schadeposljes nu eenmaal als een niet
te vermijden bedrijfsrisico ging beschouwen. Sinds dien
heeft de aanwending van kunstmeststoffen en dal
was in den aanvang bij'na overal hel slakkenmeei de
waarde van hel hooi veel verhoogd en blijven onge
vallen als straks genoemd, gewoonlijk geheel uit.
Nog in een ander opzicht echter kan het grooto
'verschil tusschen goed en slecht hoci worden verklaard.
Goede hooisoorten en daarmede bedoelen we piot
alleen hooi van goede grassoorten, maar natuurlijk ook
goed gewonnen hooi van de betere grassen be
vat Verschillende stoffen, dia dat hooi den aangena-
men reuk en smaak mededeclen. Wel is vooral van een
dezer sloffen, het cumarine, dat o.a. heel veel voor
komt in reukgras en enkele minder gangbare klavers,
bekend, dat het waarschijnlijk, ojidanks den aangena-
men reuk, aan het hooi feen minden,- aangenamen smaak
mededeelt, doch voor het overige schijnt de indirecte
werking der bedoelde stoffen op de verletingen de
opname van het voedsel door het vee van gr ooien in
vloed te zijn. Daar komt nog bij, dat in slecht hooi.
zoowel dal van slechte grassen als hooi, 't welk door
ongunstige winning meer of minder bedorven is, even
eens dergelijk© etherisch© stollen voorkomen, maar van
juist tegenovergiiislelden reuk en smaak en, met: een
waarschijnlijk daarmede overeensIeramende indirecte
schadelijke uitwerking.
Van zeer veel invloed op de voedingswaarde van het
hooi is ook vooral de tijd, waarop liet gras gemaaid
wordt. Ook van praktische zijde wordt dit gewoonlijk
ten. volle beaamd en. toch....! Niet alleen volgens den
almanak, maar ook naar. wat ieder in vele streken in
den zomer om ziclh heen kan zien, is Juli de hooimaand.
Den almanak _kan hier moeilijk iets verweten werden,
aangezien de bijnamen der maanden zeer zeker uit
lang vervlogen eeuwen dag'eekenen, en dus gegeven
werden in tijden, toen de locs landen en inzichten na-
tuurlijk hemelsbreed v; n dc opze verschilden. Dat er
echter nog zooveel boeren zijn, die te laat maaien., mag
echler betreurd worden*
Wie villen trachten, het wetenschappelijk standpunt
in deze kwes ia duidoSjk uiteen te zetten.
Zoolang een plant Jriscli en groen is en derhalve
in vollen groei, doet ze feitelijk niet anders dan een
spaarpotje vormen, wne uit ze straks bij' den bloei en
de zaadvorming zal men putten. Zoodra de plant
deze periode van Ith'i leven begint te naderen, gaat
ze het opgegaard© v <lscl langzamerhand steeds meer
en meer in.friet .zaad cóncentreerai. De groei in dien
Feuilleton.
24.
In haar eenzame uren, kwamen Leone woorden in
de gedachten, die hij haar had toegesproken, lieve,
goede woorden, die zij in haar hart als in een hei
ligen schrijn had bewaard. En die woorden waren niets
dun leugens geweest
J>leine tee(lcrheden, liefkozingen, die haar een zalige
siddering door de leden hadden gejaagd, zij gevoelde
ze nu weer, en zij branden nu op haar 'huid ajs
zweepslagen. In lijf en ziel voelde zij zich besmet,
/geschandvlekt lag zij aan den levensweg als de
Ieerste de beste.
En die andere, -die andere, die bij nu, kuste,
die hij over haar heen zich had veroverd!
Git haar kamertje weg was zij gesneld hel hius
uil, toen zij voor de eerste maal aan Julta Gc.iand
dacht.
Het w as avond'en in de donkere stralen dwaalde zij
rond, totdat^ zij van doodelijke moeheid niet verder
meer kon. Toen zonk zij tegen den muur van een
hu,s.
Sterven te kunnen sterven! Hier aan den weg.
als de eerste de beste aan den weg.
Er trad Raand op haar toe, zeide wat tot haar
zij wist oiel wat. Met starre pogen keek zij den
vrager aan 11 langzaam sloop zij als een verworpelinge
weer naar huis.
Na een korte sluimering en in de volste afmallirïg,
ontwaakte zij in het donker van den nacht en a.s
een verdwaald kind staarde zij bibberend in het tionker
rondom zich. Zij zag geen weg voor zich.
Toen kwam van haar lippen een rauwe klacht en
in haar hart was liet als een geweldige slag en sloot.
De steen van den starren jammer die op den bron der
smart gelegen had, was gesprongen en de bron borrelde
omhc ug, wild en heet maar verlossend.
I" het kussen drukte Leone haar pijnlijk hoofd
rende zich-de ziele s'il.
s was er van haar afgewenteld in dit uur. Zij
sera en voor 't uiterlijke nog treuriger .misschien, maar
m haar binnenste Jliad zij een troost gevonden zij
kon in haar eenzaamheid weer weenen.
Zij begon ook met een, zekere doelbewustheid na,
te denken, hoe zij haar toekomst moest regelen. Da-
d lijk na Kerstmis wilde zij een betrekking zoeken.
- 'le te vinden, zo,u bij haar groot© taalkennis en de
i emakkclijkhieid van bewegen die zij zich op haar
teiz.n had eigen gemaakt, misschien, niet moeilijk
vallen. Dc Fohrepbackswilde zij in geen geval meer
zin. dat er .stof bij gewonnen wordt, „loopt af en de
verdere levenswerkzaamlicid komt in hoofdzaak neer
op een doelmatige plaatsing van de opgenomen stof
fen.
Tegelijkertijd hiermede begint de plant meer en meer
z.g n. te „verkouten".. (Lw.z. de oorspronkelijk tecrc
cel wanden worden hard en de inhoud der cellen wordt
op die wijze behoorlijk ingesloten. Dit laatste proces
bcteekent dus een snelle toename van het gehalte aan
ruwvezel en daarmede daling van de verteerbaarin fcl
en de zetmeelwaarde per 100 K.G.
Het zal, hopen we. begrijpelijk zijn. dat een plant
slechts op een bepaalden tijd van haar leven in tiaar
lichaam de grootste massa verteerbare voedings
stoffen beval. Na dien tijd zal meestal de hoeveelheid
voedingsstoffen nog wel iets stijgen, doch deze stijging
wordt zeker overtroffen door de vermeerdering van het
gehalte aan ruwvezel, of m.alw. de yer leefbaarheid en
vooral de zetmeelwaarde per 100 K.G. daalt dan snel
ler dan de' totale massa in gewicht stijgt
Nu is het er toch immers bij den hooioogst om te
doen om de grootste massa ver leer baar voedsel per HA.
te oogsten. Daaruit volgt dus: maait men te vroeg,
dan is de verteerbaarheid wel zeer groot, maar de
massa te klein en wordt de quan'ileit opgeofierd aan de
qualitut. pij te laat maaien echler is juist het omgekeer
de het gevalv de massa is wel veel grooter^ doen door
de sterker gedaalde verteerbaarheid is de qualiteit zoo
veel minder, dat de totale zetmeelwaarde van den oogst
beneden het bereikbare maximum is gebleven.
Tot zoover de onmisbare theorie. Hoe nu echter
den juisten lijd van maaien te bepalen _f Dit gaat nog
zeer goed, wanneer men te doen heeft met een véld.
dat met één plantensoort bezet is. Roode klaver bijv.
moet gemaaid" worden in het begin van den bloei.
Het plantenbestand van een hooiland wordt echter
altijd samengesteld door een vrij groot getal verschil
lende grassen en klavers, die ieder voor zich van de
andere in ontwikkeling, in bloeitijd e.d. verschillen.
Men moet hier dus het oog gevestigd houden op die
grassen, die én door de hoeveelheid, waarmede ze
voorkomen, én door haar praclisclie erkende waarde
boven de andere, het meest tol den oogst van de grootste
massa verteerbaar voedseL per H.A. bijdragen. Tegen
den tijd, dat tieze in den bloei gaan schieten, inoet
hel geheel© veld gemaaid worden. Gerust mag het echter
gezegd worden, dat in deze iels te vroeg heet wat beter
is dan iets te laat maaien. Wal men eventueel door
een weinig te vroeg maaien mocht verliezen, wint men
ongetwijfeld uit in hel etgroen. Bovendien verbetert
men dikwijls het plantenbestand. In vele \an onze
hooilanden toch komen bepaalde grassen en wtiJo-
kruiden voor., die feitelijk als onkruiden zijn te be
schouwen. We hebben hier onder de grassen voor
namelijk het oog op de zachte dravik, in minder©
mate ook op fret reukgras, en voor de weidekruiden op
de lichtere gronden, op de ratelaar. De zachte dravik
bijv. is een éénjaiig gras, die zich elk jaar door zelf-
uilzaaiïng slaande houdt. SLechls door vroeg maaien,
op sterk besmet hooiland, liever nog dan zeer vroeg
maaien, kan men deze minderwaardige planten vol
doende tegen houden.
Over de verdere winning en de bewaring van hel
hooi, beschouwd in verband mei de voedingswaarde van
het product, schrijven wij de volgende week in het
slot van dit opstel.
De politieagent C 49 liep langzaam Wapping High-
slreet af. .genietend van het fiissche avondkoeltje. De
winkels waren gesloten en op straat werd het hoe
langer hoe stiller. Met een paar korte woorden ver
schrikte hij twee knapen, -diie op liet smalle voetgan
gerspad aait het stoeien waren, en maakte met
de punt van zijn schoen - aan oen klein meisje dui
delijk, dat een steen op den hoek van een zijstraatje,
een minder geschikte zitplaats aanbood: Met zijn witte
handschoenen zwaaiend, slenterde hij verdei', monarch
van alles wat hij overzien kon.
Do voldoening en hot „air", waarmede hij zijn roe
den knevel en bakkebaardjes opstreek waren werkelijk
onvcrdrageLijk.
Mr. C har lis Pinner, scheepssloker, wiens boezem
vriend een week te voren, wegens het veroorzaken van
een relletje, door C 49 „gehuipt" werd om mr.
Pinner "s geiiefkoosden term te gebruiken zag die
kunstverrichtingen met onverholen ergenis aan.
De herinnering aan het ongerechtigd opsluiten van
zijn vriend, maakte Charles Pinner weer opnieuw woe
dend.
Hij liep achter C 49 aan en vergenoegde zich met
het maken van belcedigende (alhoewel onverstaanbare)
opmerkingen over de kleur van 's mans lochtlaljes.
De agent draaide een laantje in, tusschen twee
stukjes grond, waarop huisjes in aan,bouw waren en
verdiepte zich in de minder zindelijke uitingen van de
jeugd op de omstaande schuttingen. Mr. Pinner volg
de hem nog steeds; hij was een man„ die graag de
bloempjes plukte die aan zijn weg stonden, en een,
stem in zijn binnenste fluisterde hem toe, dat hij van
zijn leven niet weer zoo'n, mooie kans zou krijgen
om zijn armen vriend te. wreken. Er waren aan het
eind van 't Laantje maar twee of drie kleine huisjes
eeltig offer opleggen. Mevrouw Mathilde deed nu al
te veel voor haar, om hetgeen zij, tegen haar mis
dreven had in de uren der verzoeking, te doen ver
geten. Zij kwam zelf gedurende een week meerma
len en zond steeds allerlei versterkende middelen
eu versnaperingen.
Bijna dagelijks kwam Wildebald, de bleeke jon
geling, en toonde zich voor Leone/s gezondheid zeer
bezorgd. j
Bij zulke bezoeken viel het Leone eenmaal op,
dat hij nog ernstiger was dan anders en onzeker
op zijn voeten stond als iemand die zich bedronken
had.
Of bij ziek was, vroeg zij hem bevreemd.
..Misschien!" zeide hij dof. „Misschien ook niet.
Wat weet men bepaald zeker niets! Hoogstens dat
men op een zekeren dag dood gaat, wanneer men
zich lang genoeg door het leven heeft laten plagen.'
„Het schijnt mij toe, dat je te veel gedronken hebl
Wildebald en je deedit beter, mij vandaag te verla
ten."
Hij wipte evenwel van den eenen voet op den
andere en keek zeer bedroefd na.ar den zolder en
2ei«le op een toon van gekrenkte onschuld: „Je be
oordeelt mij verkeerd Leone, en maakt mij verdacht.
Zulk een paai- glaasjes hebben geen verkeerden in
vloed op mij. Maar ik zal het je niet kwalijk ne
men en vergeef het je voor den tijd onzer korte
aardsche gemeenschap. Vaarwel voor heden."
Sn hij ging. De handen in de zakken van zijn
lange jas, liep hij de straat langs/ en schudde steeds
weer met een edel martelaarsgezicht! het hoofd.
Maar hoe kwam het, dat op eenmaal zijn oogen
zoo groot en slrak werden, als draaide de heele we
reld in een, wilden rondedans om hem heen? En
wat kwam daar de straat af en, recht op hem toe?
Was dat een engeltje, vanuit den hemel hem tot
troost gezonden, of was het tenslotte Mieke zelf?
Jawel, daar stond zij voor hem midden in de straat
en hij stond voor haar en, wast ten slotte zelf niet,
hoe hij beode handen uit zijn zakken halen moest en
met welke.van de twee cf hij zijn hoed moest af
nemen.
„Mieke Mieke!"
Toen rekte zij op eenmaal haar halsje uit als een
kemphaantje, keek hem,vol verachting aan en zeide
op vernietigenden toon,VU vergist u bepaald in
mijn persoon, mijnheer Fohrenback. U wilt het nu
bepaald weer probeeren om mooi en lief tegen mij
te doen, opdat ge u later tegenover een ander meis
je niet al te lomp zult gedragen."
„Ik ik - probeeren. En aan een andere dan
ken. O, Mieke, wie heeft u dat van mij kunnen doei)
gelooven?,Wie heeft mij zoo bij u belasterd?"
Eni een geziebt, alsof hem op de plaats zelf het
en het eenige levende wezen dat hij kon bespeu
ren was een. straatjongen van een jaar of tien,
die er wel naai' uitzag om met de plannen van mi
Pinner; te sympathiseert'n.
De eerste gedachte van C 19 was, dat er een
schoorsteen naar beneden kwam; zijn eerste idee
om dien in zijn val te stuiten. Hij deed 'n greep
in het wilde, nog vóór hij zijn helm opschoof en
pakte mr. Pinner bij zijn arm.
„karlos!" riep ons stokertje, worstelend.!
„Ho-ho, vriendje," zei C 4b rood van woede. „Ga
jij maar eens eventjes met mij mee."
z-Mr. Pinner, die zijn impulsie al weer betreurde.
Wrong zich los en wankelde naar do schutting, en
toen t: 4 9 zijn uitnoodiging herhaalde en die .ver
gezeld, lieft gaan van een waarschuwing om hetuut-
telooze van tegenstand te betoogen, sprong hij op
zij en sloeg C 49 met volle kracht tegen den slaap
i>3 agent sloeg,tegen den grond, zijn helm rolde
af en zijn hoofd smakte op de steenen.
Mr.; Pinner, wien de lust tot wraaknemen al weer
vergaan was, rende voorbij, het jongetje, dat hem
vol bewondering aangaapte, en sloeg den hoek om,
waar hij zijn vaart,tot minder opvallende snelheid
temperde.
Hij bereikte veilig zijn huisje, in een steegje in
Cablestreet, ;waar hij zich hijgende in een stoel liet
vallen. Zijn vrouw, die over zijn vroege thuiskomst
niet weinig verbaasd was, overstelpte hem met vra,
gen. 1
„Wat! wou je een half uurtje bij mij zijn," her
haalde zij, geheel verbijsterd. „Je bent toch wel
goed, Charlie?"
„Goed:" zei de stoker kribbig, „natuurlijk ben
ik goed. Het kwam zoo bij mij op,dat je toch wel
iets van mij zien mocht, als ik aan wal ben."
„Ja, dat is ook wat ik gewoonlijk van je zie,"
zeide mrs. Pinner, „maar mij dunkt dat je een
fatsoenlijken tijd noodïg hebt gehad om dat te be
denken, Charlie." J
„Beter laat dan nooit," mompelde Pinner ver
strooid, terwijl hij angstig luisterde .naar lederen
voetstap buiten de deur.
„Wel ik ben blij, dat je tot inkeer gekomen zijt"
zeide mrs. Pinner. „te vroeg is het warempel niet.
Ik,zal even het kinjd hier halen."
„Waarom?" vroeg haar man, grimmig.
„Het schaap zal ook eens iets van je willen
zien," hernam mrs. Pinner. „Tot nu toe noemt de
stumper iederen man, die 't ziet, „Paatje". Zijne
schuld is het niet. de stakker."
Pinner, steeds op zijn hoede tegen voetstappen,
gromde,iets in zijn baard en toen, zijn telg, uit den
eersten slaap opgeschrikt, binnenkwam, keken vader
en zoon elkander eenig© oogenfrlikken in de groot
ste verbazing aau.
Tot den volgenden morgen nam mrs. Pinner ge
noegen met de redenen, die Cbarlie opgaf voor zijn
voorgewende huiselijkheid, maar toen hij, zelfs na
het ontbijt bleef,zitten en, duidelijk te, kennen gaf
te willen rblijvcn ook, toen stond zij ,erop te we
ten wat hem wel zoo tam maakte.
Mr. Pinner .stortte, na eenig inleidend schelden
op rood haar, zijn hart, uit.
„Hij kreeg zijn, verdiende loon," zeide zijn vrouw
met overtuiging. „Maar daar zitten „zes maanden"
voor je op, als ze je te pakken krijgen, Charlie. Je
zult stiekem thuüs moeten, blijven, bij mij en het
kind, tot de boot, uitzeiit."
Pinner beschouwde met een wanbopigen biik zijn
zoon en erfgenaam, eni kreunde zachtjes.
„Getuigen hajd-iie niet," merkte hij op, behalve dat
joggie, dat er nu juist n,iet uitzag of ie .erg dol
was op agenten."
„Je kunt nooit weten," antwoordde zijn, vrouw, in
wie langzamerhand een plan rijpte, om met dit voor
val haarvoordeel te doen. „Ter wille van mij moe
je zorgen dat ze je n,iet pakken." i
„Daar zal ik ter wille van mijzelf wel voor zor
gen," hernam Penner gedecideerd. „Het zal mij be
nieuwen of het in de krantstaat."
„Daar ben. ik wel zeker van," zoide zijn vrouw
hool'dischuddieard.
„Ga er een knopen en kijk eens," zeide de sto
ker. „Ik.zal zoolang op 't kind letten,."
Mrs. Pinner kwam met de krant terug en haar
man, die niet kon lezen, bleef angstig haar gezicht
bestudeeren, terwijl zij 't „Gemengd"' doorlas.
„Ik heb idee, dat liet nog zoo erg niet was,'"
zeide hij. „Ik wed, dat hij niet eens h©9ft durven
rapporteeren, ozo zijn ze.wel. Ik zal goed uitkijken
als ik buiten kom."
„Je,moet toch maar' thuis blijven," zeide zijn.e
vrouw.
Ze pakte de krant weer op, terwijl zij- hem steel
gewijze opnam; sloeg blad,voor blad om totdat 'n
verschrikte greep mr. Pinner den adem bijna benam
en hem.op het ergste voorbereidde.
„Wat is het?" stotterde hij.
Mrs. Pinner streek de krant glad, wenkte hem
om stil te zijn en begon te lezen:
„Een brutale aanranding had gisteravond plaats in
Wapping, waar een politie-agent door,een als zee
man gekleed persoon werd aangevallen en) bewuste
loos geslagen. De verwonde agent zegt, dat hij de
Identiteit van zijn aanrander kan vaststellen, en
harte zou breken, begeleidde zijn woorden.
Mieke sta,art hem aan- Belasterd? Alles was dus
niet waar? Jawel, ook haar was dat reeds door
het hoofd gegaan, als zijn slechtheid en gemeenheid
haar toch te groot en te onwaarschijnlijk voorkwa
men. Maar een moedei zat toch haar eigen vleesche-
lij'ken zoon. niet z»o schandelijk belasteren r
.'Nog boozer kijken de bruine oogen den bleek en
jongeling aan, terwijl Miekej nu alles eruit flapt, wat
zij zoo gaarne reeds lang den snooden verrader
voor de voeten had willen gooien.
Daarbij gaan zij, omdat men in de menschendruk
te niet op dezelfde plek kan blijven staan, met el
kaar de straat langJ en omdat men in een stille
straat nog beter zijn hart kan uitstorten dan in 'n
drukke, buigen zij zonder het zelf te weten eene
stille zijstraat in.
Met geen enkel woord onderbreekt Wildebald den
woordenstroom van Mieke en zoolang zij spreekt, kijkt
hij haar met doodtreurige oogen aan en leen haar
eindelijk van louter opgewondenheid de adem als
wordt afgesneden, toen knikt hij zwaar en begint op
diepen graftoon zelf te spreken.
En hij spreekt en spreckl tot het roodkop je hem
op eenmaal verschrikt in de rede valt: „tnaar mijn
heer Fohrenbach".
Het zijn dan ook ontzettende dingen die mijnheer
Fohrenbach daar aan Mieke bekend.
Jawel, zij heeft gelijk, duizendmaal gelijk, wanneer
zij niets meer van hem wil welen, niet langer als zon
over zijn ellendig leven schijnen wil. Want een el
lendige kerel is hij geworden en edele, reine wézéns,
als Dankworts dochtertje er eene is, doen er recht
aan, voor hem te vluchten. Want hij .was een gewe-
tenlooze schurk, een galgenbrok, een nul. die zijn orave
oudera tot den bedelstaf bracht en ziahzelf in hel
tuchthuis.
„Neen, mijnheer Fohrenbach, dal geloof ik niet.
Zoo slecht is u niet".
Toch vel zoo slecht was hij, nog veel. veel slechter.
Hij was het misschien niet steeds geweest, was wel
licht eens een goed mensch geweest, met misschien
niet al te veel geest maar ook vol begeestering voor
al wat edel was en schoon en met zijn hart trouw
als goud. Maar sedert hij haar door der men-
schen list verloren had, was hij uit vertwijfeling
slecht geworden. Reeds menigeen had een ongeluk
kige liefde tot een misdadiger- gemaakt en de eeni
ge oplossing voor zijn misdaden was op een dag
een kogel door het onzalige hoofd.
Toen kreet het meisje heel luid en bleef met ge
vouwen handen voor den toekomstigen zelfmoorde
naar staan.
„Neen mijnheer Fohrenback. ik smeek u, doe zoo
iets niet. Doe uw arme ouders dat niet aan en
heeft een uitvoerige beschrijving gegeven van ziji
aanvaller. De politie stelt een -onderzoek in tu ba
waakt de. kroegen."
„Zoo. doen ze dat," merkt© P'nuer norsch !op*
„Da's alles!" zeide zijn vrouw, de krant toevou»
wende." „Alles!" echode do verontwaardigde stoker,
„alles! Wou je soms nog meer? ik zit er smerig
in, zou ik zeggen. Me dunkt dat ik evengoed i»
de nor kon zitten, als hier."
„Je weet zelf nooit, wanneer jo goed af bent," ver
weet hem;zijn vrouw.
Mr. Pinner zuchtte en ijsbeerde door de kamer»
zuchtend stak hij een pijpje op.
„Je zult hier veilig zijn," vervolgde zijn vrouw»
«He haar plannetje nu heek-maal had uitgewerkt,
„Het is maar, dat de buren niet zulten begrijp
waarom je den ganschen, dag thuis blijft."
Pinner nam zijn pijp uit zijn moud en staarde
„Zie je, je moet een reden h< bben om thuis L©
blijven," ging zij voort.)
„Heb ik die soms niet?"
„Jawel, .maar die kun je niet opgeven," zei zijn»
vrouw, „je moet een reden hebben die voor ieder
een duidelijk is, en waarover ze niet kunnen prak
ten."
„Jawel, jij hebt mooi praten," zei mr. Pinner»
„maarje deedt wijzer met er wat op te verzinnen.
Mrs Pinner, cie redenen genoeg op haar prograirs
had, verviel in diep nadenken, en krauwde zich niet
haar breinaald .achter het oor.
„Als je de keuken eens ging witten," zei za
plotseling.
„Hoe iang moet dat duren?" informeerde haac
heer en meester, die niet. erg witiustig was.
„En dan kon je het behang hier een beetje bi>*-
plakken," ging zij voort, „en van die planken tim
meren in den hoek, zooals je beloofd hebt. Dat kan
je een tijdje bezighouden,"
„Dat zou ik denken," steunde Pinner ontevredeiv
„En dan, dacht ik zoo," zei zijn wederhelft on
verstoorbaar, „ais ik eens een eierkistje haalde bii
een kruidenier en twee wieltjes, dan kan je daar
een aardig wagentje van maken, voor het. kind."
„Maar-.-" begon de overblufte mr. Pinner.
„Terwijl je dat allemaal doet, zal ik zien of ilc
niet nog wat kan bedenken," viel ze hem iu uo
rede.J
Mr. Pinner gaapte zijn vrouwtje eenige oogen-
blikken.aan. „Dank-iei" zeide hjj ten laatste op c:
zuurzoeten toon, en verviel in gepein6.
„Het is de veiligste manier," pleitte zijn vrouw»
„Er moet zooveel opgeflikt worden, dat het de een
voudigste zaak ter wereld lijken zal, als je daar
voor. ihuis blijft; niemand zal het vreemd vinden."
Zij bleef ijverig doorbreien, en bespiedde tersluiks
haar echtvriend.
Hij rookte nog even in stilte door; zond haar
toen ujit om de ingrediënten te halen, en bracht
dien dag al,witten,de door.
Hij was zoo doodop van d/ie ongewone inspan
ning, dat hij bijna tevreden was, dat hij 's avond*
rustig thuis kon zitten rooken; maar den volgen»
den da? was het zulk mooi, verleidelijk weer, daj
zijn gevangenschap hem dubbel hatelijk was.
In de hoop dat een of ander wonder hem vaa
zijn corveeën, zouontslaan, zond hij zijn vrouw op -
nieuw om een kra,nt. j
„Er staat niet veel van," zeide zij.
't Kind huilde, de ontbijttafel moest nogajgewas-
schen worden, waardoor het journaJisti3ch werk voor
dien dag zeer werd belemménrd.
„Lees voor.'" beval de stoker.
„De toestand van. den verwonden politieagent,"
las mrs..Pinner, „is bevredigend. De kroegen worden*
nog in het oog gehouden."
„Ze schijnen het op de kroegen begrepen te heb
ben," merkte .Pinner op. „Ik ben blij dat de kereL
opkrabbelt, maar ik hoop toch maar, dat hij niet op»
de been zal zijn vóór ik goed en wei weer op zee*
kit."
„Dat zou ik niet denken," zeide zijn vrouw, „ik:
zal er nu even opuitgaan om behanë'selpapte:- te ba
len- Wat voor kleur lijkt je het best?".
Mr. Pinner zei, dat alle kleuren hem hetzelfde wa
ren, maar vroeg verwonderd waar zij het geld van
daan wilde.halen; maar zijn vrouwtje, die wel wist.
dat er door zijn gedwongen gevangenschap 'n hoop>
gespaard wera, lachte om zijn, naïveteit.
Hijbesteedde dien dag aan bet behangen/ van de-
kamer, na eerst nog eenige opmerkingen, gemaakt,
te hebben over den prijs van behangsel, en zijn oor
deelde hebben uitgesproken over de wenscaelijkheid,
dat het doen geboren worden van roodharige poli
tieagenten in een goed geregeerd land een onmoge
lijkheid moest zijn. Voor de bewondering van zijns:,
vrouw, over 2ijn handigheid, bleel' hij doof.
Den volgenden dag was er geen nieuws in de-
krant, daar mrs. Pinner's vindingrijkheid uitgeput
maar zij verminderde zijnj vreugde hierover aanmerk»;
lijk door liaar veronderstelling, dat de politie hem.
daarmede in de val wijde doen loopen.
Z^ hing zulke vermakelijke tafereelen. op van po-
litiespeuvders, bezig om straten en kroegen af te.'
zoeken, terwiji de dader zeer vergenoegd een, kin
derwagentje in elkander timmerde, dat zij haar tra
nen van inwendig pleizier maar moeizaam kon be
dwingen.
en ook mij niet."
Zacht, heel zacht had Mieke de laatste woordea
gezegd. In Wildebald"s ooren klonken; ze als ruischei*
de muziek. Hij, vatte, omdat er niemand passeerde*
op dat oogenblik, de biddend tot hem opgeheven
handen en drukte en kuste die: ..Mieke, is het dan
waar, zou het je leed doen, wanneer 'ik vaa dik
leven scheidde?"
Mieke wist niet, waarheen zij haar kopje moest
wenden. „Wanneer gij toch zegt, dat :k de schul<S
daarvan was, dat u en het was om mij dan
moest ik mijzelf toch verwijten
„Slechts verwijten! Mieke, zou je dan njefc in je
hartje om mij treuren.?'"
„Maar mijnheer Fohrenback wij hebben het
toch nog nooit
Ernstig berispend zeide het goudkopje deze woor
den en keek haar. vriend aan. En toen kwam er ove.:
Wildebald Fohrenback een groot oogenblik. Alle leed
viel van hem af. Zijn hand werd gedrukt op dek
plaats waar zijn hart sloeg, en zich o verbuigend tot.
haar klein en roseroodj oortje fluisterde hij haair
koen en| vurig toe: „wij hebben nog niet, maar wij
kunnen het! Mieke,. mijn eenig Mieke_zeg mijn harts
vriend-in, wilt ge ook? Och, noem mij ook jij, zes;
dat je mij liefhebt."
Dat Mieke niet op de plaats zelf omviel, was eein
waar wonder en een teeken van hooge zelfbeheer-
sching. Maar rcod werd zij, vuurrood als het lint:
van haar nieuwen winterhoed. Slechts stameien kon
zij: „Maar mijnheer Fohrenback! Maar ik bid u,
mijnheer Fohrenback, wat valt u zoo eensklaps in.
Hier zoo voor het oog van ai die mensohen"'
Maar de dappere werd nog dapperder. „Mieke. zoet
Mieke, wat vragen iwee harten, die elkaar liefheb
ben, naar menschen. Ik val hier midden op de straat
op mijn knieën neer, wanneer je mij niet zegt: ,Wi!
debald ik heb je. Hef."
En hij zag er op dat oogenblik uit, als zou hi«
zijn bedreiging uitvoeren ook.
Mieke kwamen de tranen in de oogen. Het war
schandelijk van hem zulk een pressie. Maar v c
moest zij doen, wanneer lemafcd je zoo behandelde"
„Mieke!" klonk het nog eenmaal en in Wildebald'?
corpus kwam een beweging als wilde hij zijn bedrei
ging volvoeren.
„Om Godswil, Wildebald," riep Mieke uit, „ja tocb
ik wil het je wel zeggen wtanneer je werkelijk
niet bent. zooals ik dacht.dat je waart, dan. dau
heb ik je cok lief."
Nu keek Wildebald driftig de straat, langs.
Ook Mieke, hoe jong en dom ze ook was,, wist
wel wat er nu volgens oud gebruik en zede moest
geschieden. Wanneer twee menschen elkaar verkla-
t