SI* Ciirait, Grepra lil Lifl- w Traloti Oe eerste de beste, Huisarrest. Zaterdag 2 Aug. 1913. 57e Jaargang. No. 5217. DERDE BLAD. DE VOEDERWAARDE VAN HOOI. II. Toen wij de vorige weck ten opzichte van het ge halte aan verteerbaar werkelijk eiwit en aan totale zetmeelwaarde in een staatje het verschil in voedings waarde tusschen hooi van verschillende grassoorten en o.a. ook tusschen hooisoorten van verschillende kwa liteit lieten zien„ zal zijn geblekens dat. al werden de verschillen bevredigend in de cijfers teruggevon den, de cijfers voor de mindere kwaliteiten hooi toch niet' zooveel verschilden van die van erkend goede. Over de waardebepaling van hocisoorten en van de onderscheiden grassen is het laatste woord nog lang niet gezegd. Zoo is het bekend, dat grassoorten^ die de praktijk zonder eenige aarzeling als minderwaardig aanduidt, bij scheikundige analyse meermalen gehal ten blijken te bezitten, die maar zeer weinig van er kend goede verschillen. Met name is dit meermalen geconstateerd voor grassen en hooi van lage, moeras sige wei- en hooilanden. Voederproeven hebben echler daarnaast vaak de practijk in haai- beoordeeling gelijk gegeven. Deze schijnbare tegenspraak wordt echter in do eerste plaats verklaard door de veel geringe vcr- teerbaarheid, doch zeer waarschijnlijk niet minder dooi de aan- of afwezigheid van verschillende sloffen, die hij .de gewone waardebepaling piet in rekening gebracht worden .Daartoe moet dan ten eerste gerekend wor den het keukenzout, dat in slecht hooi altijd in on voldoende mate voorkomt, vervolgens in de andere zouten en wel voornamelijk $e balk- en phosplior- zuurverbindingen, \velke o.a. heel veel bijdragen tot de beenvorming bij de dieren. Zoo zijn er op onze lichtere gronden meerdere stre ken aan te wijzen, waar in den tijd., toen het kunslmest- gebruik nog slechts .sporadisch voorkwam en bij voe dering van het vee in den winter met allerlei kracht voer een veel bescheidener plaats Innam dan 'tegen woordig en het vee dus bijna uitsluitend met min derwaardig hoci werd gevoerd, voorjaars bij het uit jagen van de koeien beenbreuk gewone regel was en de boer deze schadeposljes nu eenmaal als een niet te vermijden bedrijfsrisico ging beschouwen. Sinds dien heeft de aanwending van kunstmeststoffen en dal was in den aanvang bij'na overal hel slakkenmeei de waarde van hel hooi veel verhoogd en blijven onge vallen als straks genoemd, gewoonlijk geheel uit. Nog in een ander opzicht echter kan het grooto 'verschil tusschen goed en slecht hoci worden verklaard. Goede hooisoorten en daarmede bedoelen we piot alleen hooi van goede grassoorten, maar natuurlijk ook goed gewonnen hooi van de betere grassen be vat Verschillende stoffen, dia dat hooi den aangena- men reuk en smaak mededeclen. Wel is vooral van een dezer sloffen, het cumarine, dat o.a. heel veel voor komt in reukgras en enkele minder gangbare klavers, bekend, dat het waarschijnlijk, ojidanks den aangena- men reuk, aan het hooi feen minden,- aangenamen smaak mededeelt, doch voor het overige schijnt de indirecte werking der bedoelde stoffen op de verletingen de opname van het voedsel door het vee van gr ooien in vloed te zijn. Daar komt nog bij, dat in slecht hooi. zoowel dal van slechte grassen als hooi, 't welk door ongunstige winning meer of minder bedorven is, even eens dergelijk© etherisch© stollen voorkomen, maar van juist tegenovergiiislelden reuk en smaak en, met: een waarschijnlijk daarmede overeensIeramende indirecte schadelijke uitwerking. Van zeer veel invloed op de voedingswaarde van het hooi is ook vooral de tijd, waarop liet gras gemaaid wordt. Ook van praktische zijde wordt dit gewoonlijk ten. volle beaamd en. toch....! Niet alleen volgens den almanak, maar ook naar. wat ieder in vele streken in den zomer om ziclh heen kan zien, is Juli de hooimaand. Den almanak _kan hier moeilijk iets verweten werden, aangezien de bijnamen der maanden zeer zeker uit lang vervlogen eeuwen dag'eekenen, en dus gegeven werden in tijden, toen de locs landen en inzichten na- tuurlijk hemelsbreed v; n dc opze verschilden. Dat er echter nog zooveel boeren zijn, die te laat maaien., mag echler betreurd worden* Wie villen trachten, het wetenschappelijk standpunt in deze kwes ia duidoSjk uiteen te zetten. Zoolang een plant Jriscli en groen is en derhalve in vollen groei, doet ze feitelijk niet anders dan een spaarpotje vormen, wne uit ze straks bij' den bloei en de zaadvorming zal men putten. Zoodra de plant deze periode van Ith'i leven begint te naderen, gaat ze het opgegaard© v <lscl langzamerhand steeds meer en meer in.friet .zaad cóncentreerai. De groei in dien Feuilleton. 24. In haar eenzame uren, kwamen Leone woorden in de gedachten, die hij haar had toegesproken, lieve, goede woorden, die zij in haar hart als in een hei ligen schrijn had bewaard. En die woorden waren niets dun leugens geweest J>leine tee(lcrheden, liefkozingen, die haar een zalige siddering door de leden hadden gejaagd, zij gevoelde ze nu weer, en zij branden nu op haar 'huid ajs zweepslagen. In lijf en ziel voelde zij zich besmet, /geschandvlekt lag zij aan den levensweg als de Ieerste de beste. En die andere, -die andere, die bij nu, kuste, die hij over haar heen zich had veroverd! Git haar kamertje weg was zij gesneld hel hius uil, toen zij voor de eerste maal aan Julta Gc.iand dacht. Het w as avond'en in de donkere stralen dwaalde zij rond, totdat^ zij van doodelijke moeheid niet verder meer kon. Toen zonk zij tegen den muur van een hu,s. Sterven te kunnen sterven! Hier aan den weg. als de eerste de beste aan den weg. Er trad Raand op haar toe, zeide wat tot haar zij wist oiel wat. Met starre pogen keek zij den vrager aan 11 langzaam sloop zij als een verworpelinge weer naar huis. Na een korte sluimering en in de volste afmallirïg, ontwaakte zij in het donker van den nacht en a.s een verdwaald kind staarde zij bibberend in het tionker rondom zich. Zij zag geen weg voor zich. Toen kwam van haar lippen een rauwe klacht en in haar hart was liet als een geweldige slag en sloot. De steen van den starren jammer die op den bron der smart gelegen had, was gesprongen en de bron borrelde omhc ug, wild en heet maar verlossend. I" het kussen drukte Leone haar pijnlijk hoofd rende zich-de ziele s'il. s was er van haar afgewenteld in dit uur. Zij sera en voor 't uiterlijke nog treuriger .misschien, maar m haar binnenste Jliad zij een troost gevonden zij kon in haar eenzaamheid weer weenen. Zij begon ook met een, zekere doelbewustheid na, te denken, hoe zij haar toekomst moest regelen. Da- d lijk na Kerstmis wilde zij een betrekking zoeken. - 'le te vinden, zo,u bij haar groot© taalkennis en de i emakkclijkhieid van bewegen die zij zich op haar teiz.n had eigen gemaakt, misschien, niet moeilijk vallen. Dc Fohrepbackswilde zij in geen geval meer zin. dat er .stof bij gewonnen wordt, „loopt af en de verdere levenswerkzaamlicid komt in hoofdzaak neer op een doelmatige plaatsing van de opgenomen stof fen. Tegelijkertijd hiermede begint de plant meer en meer z.g n. te „verkouten".. (Lw.z. de oorspronkelijk tecrc cel wanden worden hard en de inhoud der cellen wordt op die wijze behoorlijk ingesloten. Dit laatste proces bcteekent dus een snelle toename van het gehalte aan ruwvezel en daarmede daling van de verteerbaarin fcl en de zetmeelwaarde per 100 K.G. Het zal, hopen we. begrijpelijk zijn. dat een plant slechts op een bepaalden tijd van haar leven in tiaar lichaam de grootste massa verteerbare voedings stoffen beval. Na dien tijd zal meestal de hoeveelheid voedingsstoffen nog wel iets stijgen, doch deze stijging wordt zeker overtroffen door de vermeerdering van het gehalte aan ruwvezel, of m.alw. de yer leefbaarheid en vooral de zetmeelwaarde per 100 K.G. daalt dan snel ler dan de' totale massa in gewicht stijgt Nu is het er toch immers bij den hooioogst om te doen om de grootste massa ver leer baar voedsel per HA. te oogsten. Daaruit volgt dus: maait men te vroeg, dan is de verteerbaarheid wel zeer groot, maar de massa te klein en wordt de quan'ileit opgeofierd aan de qualitut. pij te laat maaien echler is juist het omgekeer de het gevalv de massa is wel veel grooter^ doen door de sterker gedaalde verteerbaarheid is de qualiteit zoo veel minder, dat de totale zetmeelwaarde van den oogst beneden het bereikbare maximum is gebleven. Tot zoover de onmisbare theorie. Hoe nu echter den juisten lijd van maaien te bepalen _f Dit gaat nog zeer goed, wanneer men te doen heeft met een véld. dat met één plantensoort bezet is. Roode klaver bijv. moet gemaaid" worden in het begin van den bloei. Het plantenbestand van een hooiland wordt echter altijd samengesteld door een vrij groot getal verschil lende grassen en klavers, die ieder voor zich van de andere in ontwikkeling, in bloeitijd e.d. verschillen. Men moet hier dus het oog gevestigd houden op die grassen, die én door de hoeveelheid, waarmede ze voorkomen, én door haar praclisclie erkende waarde boven de andere, het meest tol den oogst van de grootste massa verteerbaar voedseL per H.A. bijdragen. Tegen den tijd, dat tieze in den bloei gaan schieten, inoet hel geheel© veld gemaaid worden. Gerust mag het echter gezegd worden, dat in deze iels te vroeg heet wat beter is dan iets te laat maaien. Wal men eventueel door een weinig te vroeg maaien mocht verliezen, wint men ongetwijfeld uit in hel etgroen. Bovendien verbetert men dikwijls het plantenbestand. In vele \an onze hooilanden toch komen bepaalde grassen en wtiJo- kruiden voor., die feitelijk als onkruiden zijn te be schouwen. We hebben hier onder de grassen voor namelijk het oog op de zachte dravik, in minder© mate ook op fret reukgras, en voor de weidekruiden op de lichtere gronden, op de ratelaar. De zachte dravik bijv. is een éénjaiig gras, die zich elk jaar door zelf- uilzaaiïng slaande houdt. SLechls door vroeg maaien, op sterk besmet hooiland, liever nog dan zeer vroeg maaien, kan men deze minderwaardige planten vol doende tegen houden. Over de verdere winning en de bewaring van hel hooi, beschouwd in verband mei de voedingswaarde van het product, schrijven wij de volgende week in het slot van dit opstel. De politieagent C 49 liep langzaam Wapping High- slreet af. .genietend van het fiissche avondkoeltje. De winkels waren gesloten en op straat werd het hoe langer hoe stiller. Met een paar korte woorden ver schrikte hij twee knapen, -diie op liet smalle voetgan gerspad aait het stoeien waren, en maakte met de punt van zijn schoen - aan oen klein meisje dui delijk, dat een steen op den hoek van een zijstraatje, een minder geschikte zitplaats aanbood: Met zijn witte handschoenen zwaaiend, slenterde hij verdei', monarch van alles wat hij overzien kon. Do voldoening en hot „air", waarmede hij zijn roe den knevel en bakkebaardjes opstreek waren werkelijk onvcrdrageLijk. Mr. C har lis Pinner, scheepssloker, wiens boezem vriend een week te voren, wegens het veroorzaken van een relletje, door C 49 „gehuipt" werd om mr. Pinner "s geiiefkoosden term te gebruiken zag die kunstverrichtingen met onverholen ergenis aan. De herinnering aan het ongerechtigd opsluiten van zijn vriend, maakte Charles Pinner weer opnieuw woe dend. Hij liep achter C 49 aan en vergenoegde zich met het maken van belcedigende (alhoewel onverstaanbare) opmerkingen over de kleur van 's mans lochtlaljes. De agent draaide een laantje in, tusschen twee stukjes grond, waarop huisjes in aan,bouw waren en verdiepte zich in de minder zindelijke uitingen van de jeugd op de omstaande schuttingen. Mr. Pinner volg de hem nog steeds; hij was een man„ die graag de bloempjes plukte die aan zijn weg stonden, en een, stem in zijn binnenste fluisterde hem toe, dat hij van zijn leven niet weer zoo'n, mooie kans zou krijgen om zijn armen vriend te. wreken. Er waren aan het eind van 't Laantje maar twee of drie kleine huisjes eeltig offer opleggen. Mevrouw Mathilde deed nu al te veel voor haar, om hetgeen zij, tegen haar mis dreven had in de uren der verzoeking, te doen ver geten. Zij kwam zelf gedurende een week meerma len en zond steeds allerlei versterkende middelen eu versnaperingen. Bijna dagelijks kwam Wildebald, de bleeke jon geling, en toonde zich voor Leone/s gezondheid zeer bezorgd. j Bij zulke bezoeken viel het Leone eenmaal op, dat hij nog ernstiger was dan anders en onzeker op zijn voeten stond als iemand die zich bedronken had. Of bij ziek was, vroeg zij hem bevreemd. ..Misschien!" zeide hij dof. „Misschien ook niet. Wat weet men bepaald zeker niets! Hoogstens dat men op een zekeren dag dood gaat, wanneer men zich lang genoeg door het leven heeft laten plagen.' „Het schijnt mij toe, dat je te veel gedronken hebl Wildebald en je deedit beter, mij vandaag te verla ten." Hij wipte evenwel van den eenen voet op den andere en keek zeer bedroefd na.ar den zolder en 2ei«le op een toon van gekrenkte onschuld: „Je be oordeelt mij verkeerd Leone, en maakt mij verdacht. Zulk een paai- glaasjes hebben geen verkeerden in vloed op mij. Maar ik zal het je niet kwalijk ne men en vergeef het je voor den tijd onzer korte aardsche gemeenschap. Vaarwel voor heden." Sn hij ging. De handen in de zakken van zijn lange jas, liep hij de straat langs/ en schudde steeds weer met een edel martelaarsgezicht! het hoofd. Maar hoe kwam het, dat op eenmaal zijn oogen zoo groot en slrak werden, als draaide de heele we reld in een, wilden rondedans om hem heen? En wat kwam daar de straat af en, recht op hem toe? Was dat een engeltje, vanuit den hemel hem tot troost gezonden, of was het tenslotte Mieke zelf? Jawel, daar stond zij voor hem midden in de straat en hij stond voor haar en, wast ten slotte zelf niet, hoe hij beode handen uit zijn zakken halen moest en met welke.van de twee cf hij zijn hoed moest af nemen. „Mieke Mieke!" Toen rekte zij op eenmaal haar halsje uit als een kemphaantje, keek hem,vol verachting aan en zeide op vernietigenden toon,VU vergist u bepaald in mijn persoon, mijnheer Fohrenback. U wilt het nu bepaald weer probeeren om mooi en lief tegen mij te doen, opdat ge u later tegenover een ander meis je niet al te lomp zult gedragen." „Ik ik - probeeren. En aan een andere dan ken. O, Mieke, wie heeft u dat van mij kunnen doei) gelooven?,Wie heeft mij zoo bij u belasterd?" Eni een geziebt, alsof hem op de plaats zelf het en het eenige levende wezen dat hij kon bespeu ren was een. straatjongen van een jaar of tien, die er wel naai' uitzag om met de plannen van mi Pinner; te sympathiseert'n. De eerste gedachte van C 19 was, dat er een schoorsteen naar beneden kwam; zijn eerste idee om dien in zijn val te stuiten. Hij deed 'n greep in het wilde, nog vóór hij zijn helm opschoof en pakte mr. Pinner bij zijn arm. „karlos!" riep ons stokertje, worstelend.! „Ho-ho, vriendje," zei C 4b rood van woede. „Ga jij maar eens eventjes met mij mee." z-Mr. Pinner, die zijn impulsie al weer betreurde. Wrong zich los en wankelde naar do schutting, en toen t: 4 9 zijn uitnoodiging herhaalde en die .ver gezeld, lieft gaan van een waarschuwing om hetuut- telooze van tegenstand te betoogen, sprong hij op zij en sloeg C 49 met volle kracht tegen den slaap i>3 agent sloeg,tegen den grond, zijn helm rolde af en zijn hoofd smakte op de steenen. Mr.; Pinner, wien de lust tot wraaknemen al weer vergaan was, rende voorbij, het jongetje, dat hem vol bewondering aangaapte, en sloeg den hoek om, waar hij zijn vaart,tot minder opvallende snelheid temperde. Hij bereikte veilig zijn huisje, in een steegje in Cablestreet, ;waar hij zich hijgende in een stoel liet vallen. Zijn vrouw, die over zijn vroege thuiskomst niet weinig verbaasd was, overstelpte hem met vra, gen. 1 „Wat! wou je een half uurtje bij mij zijn," her haalde zij, geheel verbijsterd. „Je bent toch wel goed, Charlie?" „Goed:" zei de stoker kribbig, „natuurlijk ben ik goed. Het kwam zoo bij mij op,dat je toch wel iets van mij zien mocht, als ik aan wal ben." „Ja, dat is ook wat ik gewoonlijk van je zie," zeide mrs. Pinner, „maar mij dunkt dat je een fatsoenlijken tijd noodïg hebt gehad om dat te be denken, Charlie." J „Beter laat dan nooit," mompelde Pinner ver strooid, terwijl hij angstig luisterde .naar lederen voetstap buiten de deur. „Wel ik ben blij, dat je tot inkeer gekomen zijt" zeide mrs. Pinner. „te vroeg is het warempel niet. Ik,zal even het kinjd hier halen." „Waarom?" vroeg haar man, grimmig. „Het schaap zal ook eens iets van je willen zien," hernam mrs. Pinner. „Tot nu toe noemt de stumper iederen man, die 't ziet, „Paatje". Zijne schuld is het niet. de stakker." Pinner, steeds op zijn hoede tegen voetstappen, gromde,iets in zijn baard en toen, zijn telg, uit den eersten slaap opgeschrikt, binnenkwam, keken vader en zoon elkander eenig© oogenfrlikken in de groot ste verbazing aau. Tot den volgenden morgen nam mrs. Pinner ge noegen met de redenen, die Cbarlie opgaf voor zijn voorgewende huiselijkheid, maar toen hij, zelfs na het ontbijt bleef,zitten en, duidelijk te, kennen gaf te willen rblijvcn ook, toen stond zij ,erop te we ten wat hem wel zoo tam maakte. Mr. Pinner .stortte, na eenig inleidend schelden op rood haar, zijn hart, uit. „Hij kreeg zijn, verdiende loon," zeide zijn vrouw met overtuiging. „Maar daar zitten „zes maanden" voor je op, als ze je te pakken krijgen, Charlie. Je zult stiekem thuüs moeten, blijven, bij mij en het kind, tot de boot, uitzeiit." Pinner beschouwde met een wanbopigen biik zijn zoon en erfgenaam, eni kreunde zachtjes. „Getuigen hajd-iie niet," merkte hij op, behalve dat joggie, dat er nu juist n,iet uitzag of ie .erg dol was op agenten." „Je kunt nooit weten," antwoordde zijn, vrouw, in wie langzamerhand een plan rijpte, om met dit voor val haarvoordeel te doen. „Ter wille van mij moe je zorgen dat ze je n,iet pakken." i „Daar zal ik ter wille van mijzelf wel voor zor gen," hernam Penner gedecideerd. „Het zal mij be nieuwen of het in de krantstaat." „Daar ben. ik wel zeker van," zoide zijn vrouw hool'dischuddieard. „Ga er een knopen en kijk eens," zeide de sto ker. „Ik.zal zoolang op 't kind letten,." Mrs. Pinner kwam met de krant terug en haar man, die niet kon lezen, bleef angstig haar gezicht bestudeeren, terwijl zij 't „Gemengd"' doorlas. „Ik heb idee, dat liet nog zoo erg niet was,'" zeide hij. „Ik wed, dat hij niet eens h©9ft durven rapporteeren, ozo zijn ze.wel. Ik zal goed uitkijken als ik buiten kom." „Je,moet toch maar' thuis blijven," zeide zijn.e vrouw. Ze pakte de krant weer op, terwijl zij- hem steel gewijze opnam; sloeg blad,voor blad om totdat 'n verschrikte greep mr. Pinner den adem bijna benam en hem.op het ergste voorbereidde. „Wat is het?" stotterde hij. Mrs. Pinner streek de krant glad, wenkte hem om stil te zijn en begon te lezen: „Een brutale aanranding had gisteravond plaats in Wapping, waar een politie-agent door,een als zee man gekleed persoon werd aangevallen en) bewuste loos geslagen. De verwonde agent zegt, dat hij de Identiteit van zijn aanrander kan vaststellen, en harte zou breken, begeleidde zijn woorden. Mieke sta,art hem aan- Belasterd? Alles was dus niet waar? Jawel, ook haar was dat reeds door het hoofd gegaan, als zijn slechtheid en gemeenheid haar toch te groot en te onwaarschijnlijk voorkwa men. Maar een moedei zat toch haar eigen vleesche- lij'ken zoon. niet z»o schandelijk belasteren r .'Nog boozer kijken de bruine oogen den bleek en jongeling aan, terwijl Miekej nu alles eruit flapt, wat zij zoo gaarne reeds lang den snooden verrader voor de voeten had willen gooien. Daarbij gaan zij, omdat men in de menschendruk te niet op dezelfde plek kan blijven staan, met el kaar de straat langJ en omdat men in een stille straat nog beter zijn hart kan uitstorten dan in 'n drukke, buigen zij zonder het zelf te weten eene stille zijstraat in. Met geen enkel woord onderbreekt Wildebald den woordenstroom van Mieke en zoolang zij spreekt, kijkt hij haar met doodtreurige oogen aan en leen haar eindelijk van louter opgewondenheid de adem als wordt afgesneden, toen knikt hij zwaar en begint op diepen graftoon zelf te spreken. En hij spreekt en spreckl tot het roodkop je hem op eenmaal verschrikt in de rede valt: „tnaar mijn heer Fohrenbach". Het zijn dan ook ontzettende dingen die mijnheer Fohrenbach daar aan Mieke bekend. Jawel, zij heeft gelijk, duizendmaal gelijk, wanneer zij niets meer van hem wil welen, niet langer als zon over zijn ellendig leven schijnen wil. Want een el lendige kerel is hij geworden en edele, reine wézéns, als Dankworts dochtertje er eene is, doen er recht aan, voor hem te vluchten. Want hij .was een gewe- tenlooze schurk, een galgenbrok, een nul. die zijn orave oudera tot den bedelstaf bracht en ziahzelf in hel tuchthuis. „Neen, mijnheer Fohrenbach, dal geloof ik niet. Zoo slecht is u niet". Toch vel zoo slecht was hij, nog veel. veel slechter. Hij was het misschien niet steeds geweest, was wel licht eens een goed mensch geweest, met misschien niet al te veel geest maar ook vol begeestering voor al wat edel was en schoon en met zijn hart trouw als goud. Maar sedert hij haar door der men- schen list verloren had, was hij uit vertwijfeling slecht geworden. Reeds menigeen had een ongeluk kige liefde tot een misdadiger- gemaakt en de eeni ge oplossing voor zijn misdaden was op een dag een kogel door het onzalige hoofd. Toen kreet het meisje heel luid en bleef met ge vouwen handen voor den toekomstigen zelfmoorde naar staan. „Neen mijnheer Fohrenback. ik smeek u, doe zoo iets niet. Doe uw arme ouders dat niet aan en heeft een uitvoerige beschrijving gegeven van ziji aanvaller. De politie stelt een -onderzoek in tu ba waakt de. kroegen." „Zoo. doen ze dat," merkt© P'nuer norsch !op* „Da's alles!" zeide zijn vrouw, de krant toevou» wende." „Alles!" echode do verontwaardigde stoker, „alles! Wou je soms nog meer? ik zit er smerig in, zou ik zeggen. Me dunkt dat ik evengoed i» de nor kon zitten, als hier." „Je weet zelf nooit, wanneer jo goed af bent," ver weet hem;zijn vrouw. Mr. Pinner zuchtte en ijsbeerde door de kamer» zuchtend stak hij een pijpje op. „Je zult hier veilig zijn," vervolgde zijn vrouw» «He haar plannetje nu heek-maal had uitgewerkt, „Het is maar, dat de buren niet zulten begrijp waarom je den ganschen, dag thuis blijft." Pinner nam zijn pijp uit zijn moud en staarde „Zie je, je moet een reden h< bben om thuis L© blijven," ging zij voort.) „Heb ik die soms niet?" „Jawel, .maar die kun je niet opgeven," zei zijn» vrouw, „je moet een reden hebben die voor ieder een duidelijk is, en waarover ze niet kunnen prak ten." „Jawel, jij hebt mooi praten," zei mr. Pinner» „maarje deedt wijzer met er wat op te verzinnen. Mrs Pinner, cie redenen genoeg op haar prograirs had, verviel in diep nadenken, en krauwde zich niet haar breinaald .achter het oor. „Als je de keuken eens ging witten," zei za plotseling. „Hoe iang moet dat duren?" informeerde haac heer en meester, die niet. erg witiustig was. „En dan kon je het behang hier een beetje bi>*- plakken," ging zij voort, „en van die planken tim meren in den hoek, zooals je beloofd hebt. Dat kan je een tijdje bezighouden," „Dat zou ik denken," steunde Pinner ontevredeiv „En dan, dacht ik zoo," zei zijn wederhelft on verstoorbaar, „ais ik eens een eierkistje haalde bii een kruidenier en twee wieltjes, dan kan je daar een aardig wagentje van maken, voor het. kind." „Maar-.-" begon de overblufte mr. Pinner. „Terwijl je dat allemaal doet, zal ik zien of ilc niet nog wat kan bedenken," viel ze hem iu uo rede.J Mr. Pinner gaapte zijn vrouwtje eenige oogen- blikken.aan. „Dank-iei" zeide hjj ten laatste op c: zuurzoeten toon, en verviel in gepein6. „Het is de veiligste manier," pleitte zijn vrouw» „Er moet zooveel opgeflikt worden, dat het de een voudigste zaak ter wereld lijken zal, als je daar voor. ihuis blijft; niemand zal het vreemd vinden." Zij bleef ijverig doorbreien, en bespiedde tersluiks haar echtvriend. Hij rookte nog even in stilte door; zond haar toen ujit om de ingrediënten te halen, en bracht dien dag al,witten,de door. Hij was zoo doodop van d/ie ongewone inspan ning, dat hij bijna tevreden was, dat hij 's avond* rustig thuis kon zitten rooken; maar den volgen» den da? was het zulk mooi, verleidelijk weer, daj zijn gevangenschap hem dubbel hatelijk was. In de hoop dat een of ander wonder hem vaa zijn corveeën, zouontslaan, zond hij zijn vrouw op - nieuw om een kra,nt. j „Er staat niet veel van," zeide zij. 't Kind huilde, de ontbijttafel moest nogajgewas- schen worden, waardoor het journaJisti3ch werk voor dien dag zeer werd belemménrd. „Lees voor.'" beval de stoker. „De toestand van. den verwonden politieagent," las mrs..Pinner, „is bevredigend. De kroegen worden* nog in het oog gehouden." „Ze schijnen het op de kroegen begrepen te heb ben," merkte .Pinner op. „Ik ben blij dat de kereL opkrabbelt, maar ik hoop toch maar, dat hij niet op» de been zal zijn vóór ik goed en wei weer op zee* kit." „Dat zou ik niet denken," zeide zijn vrouw, „ik: zal er nu even opuitgaan om behanë'selpapte:- te ba len- Wat voor kleur lijkt je het best?". Mr. Pinner zei, dat alle kleuren hem hetzelfde wa ren, maar vroeg verwonderd waar zij het geld van daan wilde.halen; maar zijn vrouwtje, die wel wist. dat er door zijn gedwongen gevangenschap 'n hoop> gespaard wera, lachte om zijn, naïveteit. Hijbesteedde dien dag aan bet behangen/ van de- kamer, na eerst nog eenige opmerkingen, gemaakt, te hebben over den prijs van behangsel, en zijn oor deelde hebben uitgesproken over de wenscaelijkheid, dat het doen geboren worden van roodharige poli tieagenten in een goed geregeerd land een onmoge lijkheid moest zijn. Voor de bewondering van zijns:, vrouw, over 2ijn handigheid, bleel' hij doof. Den volgenden dag was er geen nieuws in de- krant, daar mrs. Pinner's vindingrijkheid uitgeput maar zij verminderde zijnj vreugde hierover aanmerk»; lijk door liaar veronderstelling, dat de politie hem. daarmede in de val wijde doen loopen. Z^ hing zulke vermakelijke tafereelen. op van po- litiespeuvders, bezig om straten en kroegen af te.' zoeken, terwiji de dader zeer vergenoegd een, kin derwagentje in elkander timmerde, dat zij haar tra nen van inwendig pleizier maar moeizaam kon be dwingen. en ook mij niet." Zacht, heel zacht had Mieke de laatste woordea gezegd. In Wildebald"s ooren klonken; ze als ruischei* de muziek. Hij, vatte, omdat er niemand passeerde* op dat oogenblik, de biddend tot hem opgeheven handen en drukte en kuste die: ..Mieke, is het dan waar, zou het je leed doen, wanneer 'ik vaa dik leven scheidde?" Mieke wist niet, waarheen zij haar kopje moest wenden. „Wanneer gij toch zegt, dat :k de schul<S daarvan was, dat u en het was om mij dan moest ik mijzelf toch verwijten „Slechts verwijten! Mieke, zou je dan njefc in je hartje om mij treuren.?'" „Maar mijnheer Fohrenback wij hebben het toch nog nooit Ernstig berispend zeide het goudkopje deze woor den en keek haar. vriend aan. En toen kwam er ove.: Wildebald Fohrenback een groot oogenblik. Alle leed viel van hem af. Zijn hand werd gedrukt op dek plaats waar zijn hart sloeg, en zich o verbuigend tot. haar klein en roseroodj oortje fluisterde hij haair koen en| vurig toe: „wij hebben nog niet, maar wij kunnen het! Mieke,. mijn eenig Mieke_zeg mijn harts vriend-in, wilt ge ook? Och, noem mij ook jij, zes; dat je mij liefhebt." Dat Mieke niet op de plaats zelf omviel, was eein waar wonder en een teeken van hooge zelfbeheer- sching. Maar rcod werd zij, vuurrood als het lint: van haar nieuwen winterhoed. Slechts stameien kon zij: „Maar mijnheer Fohrenback! Maar ik bid u, mijnheer Fohrenback, wat valt u zoo eensklaps in. Hier zoo voor het oog van ai die mensohen"' Maar de dappere werd nog dapperder. „Mieke. zoet Mieke, wat vragen iwee harten, die elkaar liefheb ben, naar menschen. Ik val hier midden op de straat op mijn knieën neer, wanneer je mij niet zegt: ,Wi! debald ik heb je. Hef." En hij zag er op dat oogenblik uit, als zou hi« zijn bedreiging uitvoeren ook. Mieke kwamen de tranen in de oogen. Het war schandelijk van hem zulk een pressie. Maar v c moest zij doen, wanneer lemafcd je zoo behandelde" „Mieke!" klonk het nog eenmaal en in Wildebald'? corpus kwam een beweging als wilde hij zijn bedrei ging volvoeren. „Om Godswil, Wildebald," riep Mieke uit, „ja tocb ik wil het je wel zeggen wtanneer je werkelijk niet bent. zooals ik dacht.dat je waart, dan. dau heb ik je cok lief." Nu keek Wildebald driftig de straat, langs. Ook Mieke, hoe jong en dom ze ook was,, wist wel wat er nu volgens oud gebruik en zede moest geschieden. Wanneer twee menschen elkaar verkla- t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 9