H
ft
0
m
Hl
jj
Jfj
S
S
iH
Iris-Oom gaat Stamaan.
Ten slotte zwart 10lij, wit, 4 339. Zwart moet
nu spoedig uitruilen door li17, waarna wit door
2S23, zwart 30:10 een schijf wint,
Een pari ij gedeelte om lieihebbers van te doen
smul Ier,.
ONDERSTAANDE STAND
is lilt de partij DammeWoudenberg. Wit de lieer
Dam me en zwart de heer Woudenberg.
Zwart.
m
m
m
m,
m
w
m
'iZ
■%(fA
Wzvs
I
.Wit,
Stand 'zwart, 11 schijven op: 3, 8, 9, 11, 13, 16,
39. 23 tot 26
Stand wit, 11 schijven op: 22, 28, 32, 33, 35, 37
tot 40, 45 en 48.
1. Wit; 22—1
Een sterke aanval- en positie-zet, waardoor zwart
snaar éon antwoord heeft met 10 schijven.
1. Zwart: 11 22.
2. Wit: 28 17. 812.»
3. 17 8. 3 12.
Zwart geeft het eenige'antwoord:
Op zwart IC21, wit 3934 zwart 21 12,
wit 13430, wint een schijf.
Of 1712, zwart'8:17, wii; 37—31, haalt'
dam.
Op 914, dan wit 32—28, 40 18.
Op|13—18, wit 37—«31, 334.
Op S12. wit 17:8, zwart 13:2, wit 3934 en
Wint een schijf. J
DOOR JORIS GROENE WOUD Kzn.
,.Nou. maar ik wou wel eens zien, lioe je hem dat
leverde!""sprak boer Ruiterman ongeloovig.
,..'t Zou groote gekheid zijn", waarschuwde moeder
(kiurlje, en schudde haar liezadjgd boerinne-hoo f<L
Maar nee! Harsten lachtte om hun bezwaren. Neef
Karaten was overmoedig geworden, sinds bij be
stuurslid der liberale kies vereenig! ng was en perma
nente candidaat voor den gemeenteraad. Kans om ge
kozen te worden had hij weliswaar nooit in de zoo
overwegend. Roomsche gemeente, maar alleen het cain-
klidaat zijn had hem bij zijn Protestantsche dorps-
genooten oen prestige gegeven, dat met jtel raadslid
maatschap gelijk stond.
„Maar wat zegt de hakker ervan?" ging Karslen
opgewonden voort, „moeten we niet ons uiterste
Ixst doen dit keer r 't Kan aan één stem, liggen- Je
hebt het in Sneek toch zoo maar gehad. En. t kan
ïn de Kamer aan één zeteL liggen, of de coalitie blijft
of er onder raakt W.e zouden toch tevenslang spijt
hebben, als we 't niet probeerden?"
Probeeren kun je altijd", antwoordde de bakker,
^m'aar of lukti Hij is een stijf oud man. en ik
wm wel eens zien dat je hem uil zijn stoel kreeg,
ook al praat jij als Brugman."
„Maar hij is voor vier jaar toch ook al niet we
zen stemman, als ik me wel herinner?" merkte Neeh
jje de vrouw van den bakker op.
„Zoo gved ik w«et, is hij 5ooit geweest"; zeide Rui-
«vsman. „Hij is nu eenmaal van jongsaf een eigenaar
dig rein, èn heeft de stemmerij altijd groolen onzin
gevonden lk weel niet, hoe Karslen 'l i.ieens in zijn
kop haalt, hem nu tot stemmen te willen bewegen.'
„Kijk eens. neef," legde de ijverige Karslen uit.
wat vorige jaren verzuimd is. moet .nu worden in-
Als bestuurslid van de kies vereen iging zou
Hoo wou Je liean er heem krijgen?"!
„Kan bij niet op 't meikwagentje er gebracht, wor
den? Als jij met hom meegaat, Ruiterman. en jij
ook. bakker, et ik zou hij dan niet veilig in 't
stemhokje komen' We mogen hem net zooveel! hel
pen als wo willen."
„Foei, foei!'" schrok moeder Guurtje, „Aris-ooon
op een ivagejntje te pronk door 't dorp. Dat kan, tooli
niet, daar zou Je je toch mee affronteeren?"
„Als jij hem kimt overhalen, Karsten." zei de bak
ker, vcor 't plan gewonnen, „dan komt de rest wel
in orde. Maar je krijgt hom niet zoover, al praait
je ook als Brugman." J
Aria-oom zat op een stoeJ voorn't venster. Hij zat
er .gelijk hij er gezeten, had jaar-in, jaar-uit. Ge
slachten warer, opgegroeid ei\ verdwenen, maar nie
mand zou zich 'l dorp kunnen voorstellen zonder de
oude hofstee met altijd voor hetzelfde venster op
denzelfden stoel dc oude Aris-oom. De hofstee was
zoc oud, dat, de gevel voorover hing. en het dak
van de schuur een knik in, den rug bad. 't. Was 't
©enige huis, dat nog op de ouderwetsche wijze ge -
schilderd "tvas met. blauw en groen, en dat nog om
ringd was door boomen die naar den, ouderwetseheu
trant waren geknipt in deJ^vorpj van huizen, mo
lens en beesten. Boven op een ouden paal stond 'n
halfverkoolde houten leeuw, d* nog gered was uit
een brand, meer, dfljn honderd jaar geleden. Arts-
oom wou niets van dat alles veranderd hebben;
geheel zijn omgeving moest blijven gelijk die ge
weest 'was, toen hij,, nu meer dan tachtig jaren ge
leden, als kleine jongen ih( de ouderlijke woning gê-
speeld had. Zelfs had hij nooit willen trouwen, om
dat het hem een verraad toescheen jegens het oude
huis, als hij er vreemd volk als eigen binnenhaalde.
Toen zijn moeder hoogbejaard was gestorven, had
Peet Aa,f, een ook al bedaagd familiestuk, het huis
houden overgenomen, en, allea was verder gebleven
als vroeger. De jongere leden der familie, waarvan
hij het hoofd was. waren hem de eere blijven ge
ven die ze zijn moeder hadden betoond, en steevast
kwamen ze des Zondags na de kerk hem het be
zoek breDgen waarop hij als familiehoofd recht had.
•t Gaf hem rust, dat ze de familte^eer ophielden,,
gelijk hun ouders hadden gedaan,:' d>e bakker was
notabel en Ruiterman kerkvoogd, en neef Karsten
candfidaat voor den gemeenteraad en lid van het pol
derbestuur. Doze gedachte verzoende Aris-oom met
het feit, dat hijzelf nooit een eere-ambt had kun
nen aanvaarden, omdat naar zijné meem'ng de zorg
voor zijn oudo moeder! hieronder zou moeten heb
ben lijden. Maar de neven - raadpleegden hem trouw
in alles.
En zoo zat Aris-oom voor zyn venster, en rookte zyn
pyp. Loopen kon hy niet me r, sinds hy dia beroerte
bad gehad, en dit was een kwaad ding, want nu kon
hy niet meer zoo geregeld nagaan, of alles in orde bleef.
Hy twijfelde er soms wel eens aan, en nachten had hij
niet kunnen slapen, omdat hy uit een gesprek tusschen
Karsten en Peet Aaf opgevangen meende te hebben,
dat er in de voorkamer nieuw behang was gekomen.
Ook meende hy, als hy door 't venster tuurde, te zien,
dat de oude kastanjeboom er niet meer stond, maar hy
kon zijn oogen niet al te best meer vertrouwen.
Dat was het, dat den ouden man hinderdedat, naar
hy bemerkte, de wereld veranderde en hy er niets "aan
kon doen. Kr liep nu een tram voorbij zyn venster.
Die ergerde hem, want die was er vroeger niet. Hij
had destijds aan Karaten gevraagd, of dat nu zoo maar
kon, zonder dat ze het hem vroegen. En Karsten had
geantwoord, dat als hy maar lid was van den gemeen
teraad, hy dit misschien wel had kunnen voorkomen.
Karsten kon nog wel met den ouden man opschieten,
en verstond de kunst zyn tobberijen'weg te redeneeren.
.Je moet maar met hem beginnen over den ouden tijd;
dan heb je zijn belangstelling, en dan redeneer je van
dien ouden tijd uit maar verder, zoetjesaan verder:
zóó kan hy je volgen". Dit was Karsten's stelregel.
En nu zat Karsten zijn stout stuk by Ariè-oom te
bepleiten. Peet-Aaf zette groote oogen op van verbazing,
hoe neef Karsten dat aandurfde. Maar Aris oom luisterde.
Je weet nog wel, Aris oom, hoe jelui daar met elkaar
hebt gezeten bij ouden messter Vlieger Hoe vaak heb
je me daar niet van verteld van die oude school."
De oude man glunderde. Zijn zwaar, rood hootdv _.j,
op en neer boven het zware lyf. Genoeglijk trok hy [wagentje,
aan zijn pijp. t J
„Ja, dat was een goeie tydi zei hy, en staarde ais
in een verre verte. „Jé vader zat naast nie en Krelis
daarvóór op een bankje met Louw
Louw was Roomsch, nietwaar Aris-oom?
Welzeker, en Krelis ook. Maar wat zou dat We
bedenkelijke rimpels zyn voorhoofd doorgroofden. vroeger. Hij had op zijn bankje gezeten; hij had de
„Nóg welzei Karsten veolbetoekenend. „Nog wel. versjes gezongen en de sommen geschreven; hy had
Maar 't gaat nü gevaar loopen, dat het anders wordt, gerild toen Louw vóór hem met de plak kreeg, en gelachen
Aris oom. Zo willen de oude, openbare school omver toen KreLs achter Meester's rug de tong uitstak. Maar
halen. Zou dat met vreeselyk zijn En dan willen ze toen was als eet» nachtmerrie het schrikbeeld gekomen,
de Roomsche jongens in een Roomsch schooltje onder dat ze de school wilden omverhalen. Wie had dat ook
brongen, en de fijne jongens iu een üjn schooltje, en weer verteld? O ja, neef Karsten had het verteld. Maar
onze jongens óók weer in een afzouderlyk schooltje, konden ze 't samen nog voorkomen door te stemmen.
En zoo willen ze verdeeldheid brengen iu ons dorp.Gek, dat hy dat vroeger niet had ge veten, toon met de
Want dat loopt natuurlijk ten slotte op gekibbel en 'tram. Had Karsten 't hem toén maar verteld, dan was
vechtpartijen uit. Is het niet jammer van onze vredige j dat óók niet gebeurd.Maar dat hy nu nog tot morgen
woonplaats?" moest wachten Ais 't dan maar niet te laat was!
Eindelijk was na den slapeloozen nacht de morgen
De oude man was geschrokken. „Omverhalen" en gekomen, en na lang wachten hadden ze hem gehaald,
„afbreken" waren voor hem wel de vreeselykste woor- Maar nu ging het er dan ook recht op af: daar was
den. Hy dacht aan de tram. Was er nu alweer een de sm'dse al, en de herberg en de school 1
aanslag in voorbereiding tegen de ongereptheid van het
goede verleden De school omverhalenWas neef j Samen tilden de bakker en Karsten stoel en man van
Karsten nu maar lid van den gemeenteraadj het wagentje. Eón twee, één twee, 't was een heel
„Maar daar moöten wettegen opkomen!", bromde hy vrachtje. De jongens drongen zich er om heen. M ar
korzelig. I de veldwachter joeg ze op zij, en hielp een handje. De
Muist, Aris-oom. En we kunnen er tegen opkomen." i dokter, «die als bestuurslid van de liberale kiesvereeni-
Toen begon neef Karsten den ouden man uit te leggen, ging aan de controle zat, kwam 't gezelschap inde
dat hy mee moest naar de school om te stemmen, gang tegemoet
Geduldig voerde hy zyn pleidooi, en hy won het„Wel wel, Aris-oomMaar dat noem ik nog eens
Tot zichtbare verbazing van Peet Aaf. (een beschamend voorbeeld, een man op jouw jaren!"
Ans-Oom verklaarde zich bereid te gaan stemmen, In 't schoollokaalwaar do controle zat, bliezen de
Ja, meer dan zich bereid verklaren deed hy; hy wilde dragers even uit. Want ze moesten nog een lokaal
doorzetten, terstond. verder, om by 't stembureau te komen. Maar ineens
„Laten we dan nu maar gaan, vóór het te laat is-1". trof een smartkreet van Arie-oom hun oor. Wat scheelde
sprak hij vastberaden. hem Kreeg hy een beroerte Hadden ze tóch nog te
„Nee, we moeten nog tot morgen geduld doen, Aris- veel gewaagd Hy werd paars om 't gezicht, en balde
oom. Dan komen we je op het meikwagentje halen." zyn vuisten.
En triomfantelijk verliet Karsten de hofstee, om het „Zei ik het niet", kermde hy, half verstaanbaar, „nu
groote nieuws by de familie te gaan rond vertellen. I zyn we te laat!"
Maar Aris-oom bromde nog telkens: „Morgen? Als' Want de school was omvergehaald. Op een hoop
't dan maar niet te laat is 1 j gestapeld stonden de bankenhet bord leunde, dichtge-
slagen, in een hoek tegen daa muur, en waar waren
Den volgenden dag was de stemdag, een eigenaardige de spreuken en de oude platen En wat moesten die
drukte in 't dorp. Menschen, zóó op een werkdag, en tafeltjes waar vreemde mannen met groote papieren
dan nog wel in den druksten tijd van 'tjaar, op schoenen j voor zich wyn zaten te drinken? 't Was te laatalles
te zien inplaats van op klompen, en in hun Zondagsche was al omver en bedorvenDit was geen school meer
maar wat was dit griezelig schouwspel wèl
„Kom Aris-oom, nog éven je goed houden", suste
Karsten. „We moeten nog een klein eindje verder".
,Ik wil niet verder!" brulde de oude man. „Ik wil
t Is te laatl
furt.
Onderweg «tapt; een reiziger in, diie nergens meer
een plaats kon, vinden. Eindelijk vond hij in een
coupé een, oogenschynlijk onbezette plaats, waar 2
handtasschen op waren neergelegd. De daar tegen
over zittende heer verklaarde echter, dat die twe«
die juist in den Speo-
van achter zyn venster, en konden zich hem niet voor
stellen zonder deze omlijsting.
„Wat is hy toch vet en zwaar, en wat ziet hy er
best uit voor een man van zes en tachtig 1" zei deeene
buurvrouw tegen de andere.
„Zyn lichaam kan nog wel honderd jaar mee Jammer
dat dij wat fcindsch begint te worden", antwoordde de tassen toebïUoorden a^n een
andere buurvrouw de eene. sewagen vertoefde
Maar toen de optocht bij Moeder Onurtje voorbij kwam, "ö]ij£t dus tevreden in de gang staan,
had die het land. Ze vond het aufonteerend voor de maar de heer uit den Speisewagen, komt maar niet
familie, dat. Aris oom zoo te pronk door het dorp reed, terug
omstuwd door de jongens. pe reiger verstout zich eindelijk de tasschen in
„Neef Karaten begint toch wel wat te overdryve?. het net tc zetlen €U Zegl: „Tot die meneer uit dien
met zyn politiek", mompelde ze, knorrig, „de menschen speisewagen terugkomt, zal ik hier toch maar gaan
zullen ons uitlachen om Aris-oom. Kon die oude man zitLea 6U onderwij! op zijn ba>age passen.'
nu niet thuis blyven?"
Ook Ruiterman kreeg spyt van de onderneming, toen
.hy de nieuwsgierige blikken der mensehen zag. Met
De oude man glunderde Zyn zwaar, rood hootd wiegde 0en sjp gezicht liep hy naast den bakker voor het
fk rn o niet verantwoord voelen, als ik niet een, por waren daar allemaal met elkaar; de school is toch geen
kerk. Jij hebt toch ook met de jongens van Louw
school gegaan, of waren die ouder? Stond in jouw tyd
die spreuk nog boven het bord
„Wijsheid en deugd
„Geeft de meeste vreugd,"
voorkwam hem neef Karsten.
„Juist. Ja! Och, die oude school zou ik toch nog
wel graag eens willen terugzien," zei Aris-oom. „Daar
is alles toch nog hetzelfde?" vroeg hy schielijk, terwijl
ging had gewaagd, om Aris-oom naai* de stembus te
lt rij gen. We hebben nu kans, meer dan de vorige
maal, .ie kunt nooit weten, hoeveel orthodoxen zich
door de tarief wet, en 't gevaar voor verroomsohiftg
van de e.oaJiti-5 hebben laten terugschrikken. Er zul
len verrassingen komen, geloof dat maar. We heb-'
ben een kansje maar nu moeten we de gelegenheid
niet laten ontslippen. Alle man dient op te komen."
„Maar hij kar. toch ternauwernood! loopen, Karstejr
stelling voor haar zoon was zeer beperkt vandaag
en na nog eenige vermandngen, vragen en antwoor
den,- drong het haar om afscheid te nemen, om
andermaal Leone op te zoeken.
'Ditmaal trof zij het gelukkiger. Leone.was thuis
gekomen en verwachtte tante. Zij had den gehee-
met oom Aris en al in den steek te laten, en zyn bakkery
in te vluchten, toen ze die voorbykwamen. Hy vona,
dat ze wel wat voor zot liepen, en gevoelde een gewel
digen hekel by zich opkomen jegens Karsten, dien
doordrijver
Maar Aris-oom zat als een wereldoverwinnaar op zyn
zegekar. Zijn zware roode hoofd wiegde links en rechts ander, om nog meer reizigers uit
en zyn glundere oogen lachten. Hy besefte zyn gewicht; den-'
by was als de handhaver en verdediger van het oude „Pardon!" zegt de ander, „dat kan iedereen wel
uit zyn schuilhoek te voorschijn gekomen, om thans» baWeren. ik neb het toezicht op deze bagage nu
als openbaar persoon de daad te doen, di9 ieder lid zijner eenmaal op mij genomen, ik kan ze dus niemand
familie op zyn beurt te verrichten kreeg: zich te ver- aaders overgeven dan aan den heer in dep Speisei-
zetten tegen de nieuwlichters, die een aanslag durfden wagen."
doen op het alléén betrouwbare velleden. Heel den j De andere heer geraakt in de grootste opwi,niddng
nacht was hij met zyn kinderjaren bezig geweestmet ea rot,pt den conducteur. Deze verklaart onder alge-
de school en den meester en zyn schoolkameraden van
Nog eenmaal hief Leone haaf'" handen smeekend
omhoog ,en de rimpels om haaf- lippen verdiepten
zich. 1
Maar de doktersvrouw, gelooveiifd een goed werk
te doen, ging ijverig voort; „integendeel weten moet
ge het. dat deze bruiloft 'niet gevierd zal worden,-
len da» ingespannen gewerkt en zag er zeer moe Wpnt zij is van hem weggeloopen, zijn bruid, heime-
c\n mat uit. Maar toch zeer bekoorlijk en aaptrekke- ]jj[C in den nacht en niemand weet waarheen. En
lijk. Dat vond zelfs tanle Matliildie- De doorzichtige recht en gerechtigheid, is hem pu geschied. Aap eigen
bleekheid van haar gelapt, de fijnheid haper trek- ujf zal hij ervaren hoe het is wanneer men t
"ken, dc vochtige glans haper oogen met den eigen- gcll wordt."
aardige» blik dat alles trad nog scherper aan hetLeone sprak geen woord, verroerde zich met.
licht sedert n?t groote leed zijn indruk had ach- Toen trad tante Mathilde op haar toe en legde
tergelaten En klankrijker nog dan anders scheen ^aar berustigend de hapden op de schouders,
haar stem, toen zij met een hartelijk welkom haar „Kijk niet zoo strak en stijf kind, eenmaal moet
•east, begroette en haar op de sofa nooidi'gde ptepts j0 tt>eiv over die ongelukkige geschiedenis heenko-
te nemen. I men. Je bent toch niet d/e eerste op de wereld,, d«
„Dat u met deze koude nog haar mij toekomt, tam zoo jets overkomt. En ik stel mij zoo voor, nu wordt
te Mathilde. dat is oneindig lief van u. Hier neem het j2 toch gtmakkelijker, pu je weet dat hij zijn
de beste plaats en dan, een oogenblikje, ik heb straf heeft, zooais wij hem die niet beter haddon
dadelijk thee." 1 kunnen toeweuscheu. Maar laat nu alles uit zyn, op-
Neer. kind, laat maar, zoo lang heb ik geen tijd. dat erj aan de ellende eens een eind kome. Lang
Tk'wilde je vandaag bepaald even zien, want, kipd, 1 zal de goeie man nu niet meer op Moorheide kun-
gk zr>g 1 non blijven, dat wordt pu verkocht, en dan heeft hy
Toen hield zij aarzelend stil. Leone maakte het dak meer boven, het hoofd. Dan moet hij maar
haar moeilijk om het groote nieuws te ve.rtellen zj,en waar of hij blijft. Maar ik heb het je steeds
dat haar op de ziel brandde. Leone zag er ip het j gezegdalle schuld wreekt zich op aarde^
geheel niet naar uit, alsof zij verlangend was van Met 'n vlugge beweging sloeg Leone de °°Se» ®P
de Lindenstedter gebeurtenissen iets te hooreu. Het „"Waarom hebt u
kleeren inplaats van in de blauwe kiel, geeft iets plechtigs
aan de dorpsstraat, en wel in 't bizonder voor de jeugd.
Die voelt zoo'n dag als een kermis, temeer omdat ze
|vry van school, hééft, omdat de school als stemlokaal
(wordt gebruikt. Daar ligt iets geheimzinnigs in dat naar huis, 't Is immers toch te laat!
iéén voor één voorbystappen van dieZondagschgekleede Ik wil niet langer. Ik wil naar huis!"
imannen, die met stille en ernstige gezichten in de school Hy ging zóó te keer, dat ze verlegen met hem wer-
verdwijnen. den. De bakker vervloekte zyn dag.
„Jongens, de brandspuit wordt geprobeerdriep j „'k Zou hem zyn zin maar gevenried de dokter.
,Kees eensklaps, en wees op een optocht die aan 't eind 1 „Laat hem maar naar huis gaan. Hy maakt zich zóo
Ivan de dorpsstraat in zicht kwam, Met een hoeraatje overstuur, dat er anders nog ongelukken gebeuren",
vlogen de andere jongens hem na om de nieuwe ver-1 „Nou, dan gaan we maar weerberustte Karsten,
ma lelijkheid tegemoet te ijlen. met zyn figuur verlegen. „Kom jongens, omgezwaaid
En werkelijk, het geleek er op uit de verte, 't Was Voorzichtig aan! één-twee; één-tweel*
juist zoo'n laag wagentje, met een langen boom, waar- „Had ik geen gely'k, dat het een gekke onderneming
aan twee mannen het trokkende bakker en Ruiterman. was?" zei moeder Guurtje tegen Karsten, toen die haar
Karsten liep er - triomfantelijk naast, en er op troonde den teleurstellenden afloop van den tocht vertelde. „En
Aris Oom in zyn volte zwaarte, gezeten op zyn gewonen nu affronteer je de familie maar niet weer met je
zwaren stoel. Spoedig vormden de jongens een escorte, poütiekery.
Maar ze zwegen, en liepen met stilte gezichten en wyd (Oveigenomen uit delN. Rotterdammer Crt.)
open monden er naast, en staarden onafgebroken naar
boven, onder den indruk van deze nieuwe geheimzinnig-
heid: Aris oom op een wagentje! ,.t de i1eer in den speisewagen.
De menschen kwamen uit hun huizen, om dit wonder Eea vrooiyke geschiedenis heeft zich onlangs af-
te zien, want de meesten kenden Aris-oom alleen maar ges eeld in den sne]rein tusschen Munchen—Frppk-
Trin ohfar -7 n r» tran ar ar an tnniion 7i/»h ham nifir vnnv.
men nadert het eindstation,
Speisewagep komt nog a,ltijd
De reis gaat verder,
mapr de heer van den,
niet terug.
- De heer aan de overzijde wil nu de tasschen uit
De bakker had grooten lust het wagentje ket net nemen, en maakt aanstalten om aan het
volgende station uit te stappen.
Maar nu maakt de reiziger de opmerking: „Par
don mijnheer,deze bagage behoort gelijk u zelf zegt
aan den heer in den Speisewagen. Ze ka,n onmoge
lijk. aan u toebehopretn."
,Het was maar een grap- geweest, verklaarde! de
den coupé te hou-
meene vroolijkheid der medereizigers, die zich voor
het geval interesseeren. dat de laatst ingekomen
reiziger volkomen in zijn -recht is.
Behoort deze bagage toch aan den anderen heer
welnu, dian heeft, hij onrechtmatig een plaats bezet
hoofd met het Horde haar was wel belangstel
lend voorovergebogen, alsof zij luisterde, maar haar
oogen schenen in een verre wereld te blikken,, tptldat
-mevrouw Mathilde de draad v-an haar verhaal weer
energiek opnam.
„Ja ja, Leone, er zijn dingen gebeurd dingen
Geen Clivisteiimensch had het kunnen drooincn.
Er< weten moet ge het, want het zal je goed doen
te hooren hoe hier Gods gerechtigheid is opgetre
den.' i
„Wat is er dan gebeurd"*" De vraag kloruc nauwe
lijks hoorbaar, het was echter toch ©an vraag die
de doktersvrouw roodSg had om op te kuar.en ant
woorden. En langs een omweg poogde mevrouw Ma
thilde het te hebber, over PalxneFs bruiloft
Maar de naam was nog nauwelijks gevallen tus-
-sehen hen, of daar sprong I^one reeds van de sofa,
op. „Spreek mij niet over hem, wanneer u mij,
hebt, tarfte. Ik kan het niet verdragen
aiiet."
Het, was de eerste maal. dat zij in zulk eene
groote ontroering elke herinnering aan het, gebeur
de van zich trachtte af te schuiven.;
Tante Mathilde vatte deze ontroering alleen ver-
heerd op en.'meende 'n weldoenden drank toe te die-
r.en, toen zij ijverig vervolgde: „Laat, mi^toch
uitspreken kindlief Van een vroolijke
geen seconde ppreken.-'*
mij dat xtfet vroeger gezegd, tante
Mathilde eenmaal in het donkere uur, toen ik
het zelf had,vergeten?"
Moest dat een verwijt zijn? De, doktersvrouw klem-
dé de lippen op elkaar en liep dn de kamer op en
neer en, meende: „tot elk mensch komen uren der
beproeving en met datgene» wat niet is te veran
deren, zoekt een verstandig mepsch klaar te komen.
Wat ik u heden vertelde hield ik voor mijn plicht
te zeggen. Je kunt het opnemen zooals je verkiest.
Ten slotte doet het je misschien nog leed, dat hij
zich heeft weggeworpen aan een vrouw ais een Ger-
land er eene blijkt te zij'»- I
Over Leone's wangeni vlamde een warme gloed, zy
nu en dan eens schreef.
En je antwoordt lienu?" --
.fa ik antwoord hem Hij meent het goed: met gehouden, waarvoor hij niet betaald heeft,
mij. als een vriend l Da bagage werd nu naar de garderobes gebracht,
Over mevrouw Mathihte- s beweeglijk gïlaat gleed een en de heer zal nu zijn eigendomsrecht moeten be-
helderen schijn. ..Dat is goed van je kindliel. Ik zeg wijzen, en bij het gelukken hiervan zal hy de boete
je, een goede vriend is in het teven menigmaal jncc« moeten betalen voor het onrechtmatige bezetten van
waard dan alle minnerij En hoe staat het met ide een plaats. Maasbode.
som van de rente, die hij je persé wilde overlaten) r"
Leone hief het hoofd hooger, een trek van donkere
energie werd op haar gelaal leesbaar. ,.Ik wil ihct ]eege zakken met hun woekergeld vulden. Koud wamt
geld niet hebben ik heb fret niet noodig. De arbeid i,em hel bloed van verlammender, schrik en het is
is goed voor mij die is mij ten zegen" hem, als wilden de huizen rondom hem. zich op hem
En op dezen zegen vertrouwde zij ook vandaag, storten, zooals zijn schuldeiscbcrs het zouden doen.
nadat mevrouw Mathilde afscheid had genomen en wanneer zij zouden eivarcn dat Wildebatd Fob ren-
zij alleen achter bleef met alles wal door wclmeencnde, bach nooit 'zijn schulden zou kutmen betalen en nooit
maar zeer ongeschikte handen was omgewoeld. een examen zou kunnen doen
Met een schrift in de hand. dat Leone moest oorri- Ongelukkig .én wanhopig als hij nog nooit in zijn
geeren. .zat zij en zocht met het heelende middel, den jeven is geweest, tuimelt hij verder, straat in straat uit.
arbeid, haar ziel tot kalmte te dwingen, de woorden Ler hij zijn ouders zijn lichtzinnigheid bekent, sterft
te verdooven die zij niet had willen hooren en die hij liever, dat is hem duidelijk en klaar. Sterven
nu niet meer uit haar hersenen wilden wijken: want wa$ dat niet het beste en meest eervoile in zijn po-
alle schuld op aarde wreekt zich. si'ïe Menigeen ging ui', dit jammerlijk teven, omdat
Dood zij haar.goed, die wijsheid van een nie.'p hij de kracht .niet -had zich er door te slaan en werd
ontziende gerechtigheid dieed zij haar pijn? dan betreurd, men sprak zijn medelijden uit. zijn liefde
en alles werd hem vergeven.
HOOFDSTUK 25. Heet stijgen zij in zijn oogen de eerste tranen, wan
neer hij in zijn geest, de anderen om zijn eigen
De groote dag. waarvoor WildebalcL. de student zoo doodsbaar ziet. Hoe zacht rust hij daar. de bleeke
terugschrikte, .was gekomen, zonder dat men er in jongeling, die allei harten roert door zijn groot leed
Lindenstedt eenig dienkbeeld vain had. Dal had de
goede jongen zoo voor elkaar weten te krijgen.
Vroeg in den morgen had hij d:cn weg maar )de
universiteit afgelegd, bleek en zwak tot erbarmen toe.
Hadden de professoren een hart, waren zij goed
medelijdend dan mocht Wildebald hopen.
Tegen den middag loopt er een door de stralen,
wankelend en doodsbleek, wit als de sneeuwvlokken
die door de lucht dansenWildebald! Fohrcnbaoh, met
lief
- het kan
eerst
bnljloft wil ik
In den dood ja en in, het leven hebben znj zijn
vrijheid om hals gebracht, hebben zij hem in angst,
en schuld gejaagd, hebben zij hem met geweld wil
len drukken en duwen ihi hup vorm. Nu knjetenzy
bij zijn-lijk neer en weenen zich de oogen-, rood. En
hij. de doode Wildebald, hij ziet en voelt dat alles
met wreode genoegdoening; en wordt niet weer wak
ker, hoe zij ook smeekep en jammeren.
Slechts als die eene kcxmt, die kléine, die fyoe.
wien de professoren gaan medelijden hebben, gehad. Minke en zij baar gouden kopje op zijn baud dirukt
Waarheen nu in dit trooslelooze uur f Het is berm j en steunt: „mijnWildebald, mijn lieve, lieve Wilde-
hetzelfde, slechts .niet naar huis. niet naar Linden- h>ald!" dan wordt hem bet doodzijn ontzettend
draaide het hoofd onTen drukte haar voorhoofd te-jsicd; ..Kom dan liever maar niet naar huis toe". moeilijk en ónder den krans dien zij hem op de borst
zsu de vensterruiten. „Waarom pijnigt u mij zoo, Mevr. Mathilde's woorden herhaalt Wildebald heel heeft gelegd slaat wild zijn trotsch hart.,
tante ik moet u aanhooren en kan slechts zwijgen. luid. en knikt daarbij, en zijn oogen dwalen rond. Doordat wilde kloppen is hij tot de werkelijkheid
Kureeren wil ik je, dat moet nu eens uit zijn Waarheen hij gaat. het 'scheelt hem niet. dat de koude (teruggekeerd. Maar hij is niet meer alleen, in zyn
mét dat geteem, je heele jonge leven gaat verlo- hem doet bibberen, hij weet het niet. Voor zijn ont
ren om eén man aie het niet verdient." stelde zinnen staat nog steeds dat vrecselijke uur, toen
IU vertreur het immers niet, tante Mathilde, ik vraag op vraag,zijn por bereikte en hij niets van dat
werk En -- willen wij nu niet liever over iets an,- alles begreep wat men'Van hem wilde, geen woord over
ders spreken?" zijn lippen bracht, totdat hoofdschuddend over heim
En zij spraken over iets anders. De doktersvrouw den staf werd gebroken.
had nog veel cp haar haxt en de tijd drong. i Plotseling staat hij groot en stijf midden op da
Zij vroeg wat of er verder met nxijnheer Warne- straat. Dal hij nu eerst het ergste moet denken. Aarde
broek was gebeurd. zij al wel weer eens iets van open je len verslindt; dezen verloren zoon. Dreigend en
hem- had behoord r reuzengroot slaan zij voor hem zijn daden en „bellen.
Leoiio antwc .rsehillig dat hij 3i -ar zoo bellen", schreeuwen de duivels, die hem steeds de
leed Mieke is bij hem gebleven, t|enminste in, zyn
droemen, die zijn. gekweld hart verder en verder
spint. Zij gaat maast hem en troost hem. En op een
maal pakt het hem als een wild verlangen, naar
haar bruine bloemenoogen, naar haar lippen die hem
de heerlijkste zaligheid hebben toegefluisterd, naar
haar gouden lokken om het bi-anke voorhoofd.
Naar Mieke ja naar Mieke. Nog eenmaal inde
en dan wanneer het dan niet andera
een eind agn, maken, ergena in alle stilte.
Wordt vervolgd.
7<on zien
ka,n, er