llltlltl NIllIS-
ia
Brieven van een onbekende.
Ca
VI
qu
s e
oe
ge:
in
i
ee
Zaterdag 2U September 1913.
CHAË
57ste Jaargang No. 5245
COURANT.
Dil Nummer beslaat uit drie bladen.
Bckendm akingen
MHJTTE.
Onderzoek betreffende voorgeoefendlioid.
De Burgemeester der Gemeente Schageji maakt be
kend. .dat in de maand November a.s. zal plaats heb
ben het onderzoek tot het verwerven van het bewijs
betreffende het voldoen aan de eischen van voorge-
oefendheid, bedoeld in art. 70 der Militiewei. liet be
zit van dit bewijs geeft in geval van toewijzing pan
de Infanterie, de Vesting-Arliilerie of de Genietroepen
aanspraak op eesi twee maanden korteren eersle-oefe-
nkigstijd. zoomede op inlijving bij het korps en in
het garnizoen, ter keuze van den loteling, voor zoo-
veihij; voor zoodanige inlijving geschikt is en deze
met de belangen van den dienst is overeen te brengen.
Bedoelde eischen zijn vastgesteld bij Koninklijk be
sluit van 17 Juni 1912 (Staatsblad no. 188). Inlichtin
gen omtrent deze eischen zijn le verkrijgen ter Secre
tarie dezer gemeente.
Het onderzoek zal aanvangen op Dinsdag 11 November
eerstkomende enN zoo noodig, de twee volgende da
gen worden voortgezet.
Het wordt o.m. gehouden in de volgende garnizoens
plaatsen: HELDER en HOORN.
Aan het onderzoek kunnen deelnemen de lotelingen.
die bestemd zijn om voor de lichting van het volgend
jaar bij de militie te worden ingelijfd.
De lotelingen, die aan het onderzoek wenschen deel
te nemen, moeten zich vóór 10 October a.s. aan
melden bij den Burgemeester der Gemeente, voor welké
zij hebben geloot.
Zij moeten bij de aanmelding opgeven in welke
Gemeente, zij aan het onderzoek wenschen deel .te
nemen.
Zij, die niet verblijf houden in de Gemeente^ waar
zij aan het onderzoek wenschen deel te nemen, moe
ten bovendien te kennen geven, of zij gedurende het
onderzoek voor Rijksrekening legering en voeding wen
schen tc genieten.
Aan de lotelingen, die zich voor het onderzoek aan
melden, wordt, voor zooveel zij ter inlijving bestemd
zijn, later bericht gezonden van de plaats (lokaliteit),
waar en van bet uur, waarop zij zich voor deelnej
ming aan het onderzoek moeten vervoegen.
Schagen. dan 13 September l<Tl3.
De Burgemeester voornoemd,
J. P. W. VAN DOORN.
Ingea on den.
Schageni, 19 September 1913.
Mijnheer de Redacteur i
Beleefd verzoek ik u een plaatsje in uw blad.
Het is naar aanleiding van een stukje betreffende)
de Vrouwenbetooging van 17 Sept., op den eersten
zittingsdag van de Tweede Kamer, voorkomende in
uw blad van 18 September (overgenomen uit het
Hdbld.), dat ik me giedrongen gevoel even op te komen
tegen het daarin genoemde aantal deelneemsters.
Waar ik toch zelf aan de betooging heb deelgenomen
en gerust durf zeggen dal we niet ver van de 100Ö
af waren, is het niet, volgens de waarheid, ajs maar
wordt gesproken van 300 deelneemsters.
U, dankend voor de plaatsing.
Hoogachtend, Uw dw..
JULIA ROGGEVEEN.
Mogen wij de geachte inzendster even opmerken,
dat het Hdbld. niet heeft gesproken van 300 deelneem
sters aan de betooging, maar enkel dat 300 vrouwen
op de ochtendvergadering aanwezig waren. Het aantal
deelneemsters aan de betooging is in het bewuste be
richtje zelfs niet genoemd. RED.
Dirkshor n, 18/9 1913.
Mijnheer de R<jö3,cteur! j
Gelief mij in Uw blad een,e kleine ruimte af te
staan. Bij voorbaat majn dank, voor deze gun6t.
De heer Haars, i Algem. Secr. der Gezinsverpleging
inde Classis Alkmaar, te Nieuwe Niedorpweet
niet, wie de inzender is van het bericht: „Chapitre
plaatsing verpleegster te Dirkshora". Absoluut zeker
kan ik evenmin do persoon daarvan) aanwijzen,. Mis
schien kan den volgenden, door mij op Zondag den
léden September 11. ontvangen brief Zed. van dienst
.zijn dien te vinden. Om het verband dor zijnen,
enz. te bewaren geef ik dezen letterlijk weer:
Ddrkshorn, 14 Sept. 1913.
Mejuffr. Moeder verloskundige"
te Diirkshorn gem Harencarspel.
Mej! Zeel*'gaarne we nachten, wij te weten of u
ook: genegen zond zijn een zuster u in pension te
willen opnemen? aangezien, ons dorp word verrijkt
met n verpleegster en Misschien nogal binnen een
Maand, de oondie tie's zal u dan wel afspreken bij
haar komst, beleeft verzoek ik op deze letteren
eenig 'antwoord? t is ons om een kosthuid te doen
en niet onverschillig in welk gezin zij zich zal ge
troosten. in afwachting
C. J. Swan geb. Planteijdt
te Dirkshorn.
De heer Kaars betreurt het, dat het bericht is
ingezonden, omdat verwachtingen opgewekt worden,
die niet vervuld kunnen worden. Ik betreur de wij
ze waaropi niet zoo'n goéde zaak achter de .scher
men geknoeid is. Hoe verre het is gehouden van
personen, die men in de eerste plaats had diene te
raadplegen. Onze dokter o,a. de heer Groenhard, va,n
wie, de verpleegster hare te behandelen zieken toch
zou moeten verwachten is buiten alles gelaten,.
Dan betwijfel ik sterk, of de heer Burgemeester van
de questie, op de hoogte gebracht Was. Waaromniet
direct met open vizier gewerkt? Wie of wat zat er
achter dat dit niet kon? Waarom de „Classis Alk
maar" er nog bij te durven halen, die evenmin er
gens van, weet?
Goed heb ik tan ook ingezien, bij het het lezen
van bovenvermelden brief, dat er iets niet in den
haak was en verkeerde krachten aan het werk wa
ren. Mijn antwoord was woordelijk:
Mevrouwj
Het spijt mij U te moeten teleurstellen, met de
mededeeling, dat ik g e ein, pension houd.
Mej. J. W. Modder-Roozen.
I Verloskundige.
Misschien mag de Heer Haars, nu wel spoedig de
bron vinden, van hel bewuste bericht in de Schager
Courant, van dinsdag 16 September 11.
Hoogachtend
Mej. |J. W. MODDERROOZEN.
Geachte Redacliaf
Wilt U zoo vriendelijk zijn onders'aand schrijven
in Uw veelgelezen blad óp te hemen. Bij voorbaat mijn
dank voor Uwe gastvrijheid.
Den WelEerw. Heer Ds. D. IIAARS
te Nieuwe Niedorp.
WelEerw. Heer!
Misschien kan ik U eenige inlichlirigen geven om
trent »dcn ooi-sprong van heL bericht over de plaatsing
van ecne wijkverpleegster te Harenkarspel.
Donderdag 11 September ontmoette ik don heer Jb.
Swan, oud-burgemeester van Harenkarspel, die mij me
dedeelde. dat hier eene wijkzuster van dé Gezinsver
pleging in de Classis Alkmaar geplaatst zou worden en
wei voor een proeftijd van één jaar.
Vragende naar den bron van dit nieuws, vertelde
genoemde heer mij, dat de wijkzuster van Nfcuwq
Niedorp (na^m mij onbekend) dit zoo juist ten zijnen
huize had medegedeeld. Ik nam het bericht voor waar
aan. jjet bevreemdde mij echter zeer, dat ik als ge
meente-geneesheer, er niets van gehoord had. Ik ging
daarom op onderzoek uit bij dominé en diakenen,
maar ook aan deze heeren was van de zaak niets be
kend. Verdei* vernam ik, dat de correspondent van
de Schager Courant het bericht niet had ingestuurd. Ik
trok het dus in twijfel.
Zondag (.1. kwam mij echter een brief onder de
oogen van mevrouw Swan,. waarin deze schreef, dat
de gemeente binnen veertien dagen met eené vérpléég-
ster >,ou worden verrijkt en waarin zij pension voor
die zuster vroeg. Nu moest het bericht toch wel waar
zijn! Ook werden er tijdens het Onafhankelijklieidsfeest
hier bloempjes verkocht len bate van de Gezinsver
pleging. Ook daarvoor werd iemand per brief door
mevrouw Swan aangezocht. Ik veronderstel dus dat
deze familie meer van de zaak af zal welen.
Hoogachtend1,
D. GROENHART. Arts.
uitgestrekte armen te zoeken.
Tot n, o geluk: rijst aller bede: „Kom won,en In
onze huizen en harten!"
Zoo ongeveer, zongen mijn gedachten den lofzang
van het geluk, ecu melodie die leeft in ieder men-
schenhart. ook al moogt gij ,.mi'l ein biszehen an-
dren Worten" zingen en uw buurman nog weer an
ders.
Maar nu zakt de hooggestemdheid mijner gedach
ten en. er komt iets in als van een klaagzang.
„Een wonder d'ug dat geluk! Allen jagen
er'naar. Och, hoe weinigen vinden het!, En het
vasthouden^dat vermag nu letterlijk nie
mand. Wie meent het geluk vast te pakken te heb
ben, die staart het 't volgende oogenbiifc met voch
tige oogen na. 't Is als het mulle droge duinzand.
Hoe steviger ik het in m'n han.den, klem, noe vlug
ger het tu'sschen m'n vingers wegspeelt. Een ver
rukkelijk gezicht is het die fijne elegante goud -
stroompjes te volgen. Het boeit me éen oogenblik,
maar 't eind is een leege hand. Ziedaar het beeld
van het geluk zooals het ons allen ia verschenen
en nog dagelijks'verschijnt.
Glück und Unglück
tragen einander aufm Rück.
En wanneer 't geluk in statigen optocht ons huie
of ons hart binnentrekt, dan fungeert altijd ont
nuchtering en niet zelden ongeluk als sleepdrager.
Die oude wijsgeer had nog niet zoo heelemaaJ onge
lijk, toen hij beweerde, dat niemand vóór zijn dood
gelukkig te prijzen is.
Wat de oorzaak is van het weinig bestendige van
ons geluk? Lastige VTaag, die me niet voor het
eerst martelt:
IIo© komt het, dat er na regen zonneschijn en
na zonneschijn weer regen komt?
Hoe komt het, dat er geen komen zonder gaan,
geen rijn zonder worden'is?
Wij weten het niet; gij niet, ik niet, de groot
ste botterik niet, de geleerdste bol evenmin. En dus:
mysterie 't leven,
mysterie 't lot?
XXI. f
Eén van de vele mooie Septemberdagen die 1913
ons ter vergoedingvoor een wat al te onzomerschen
zomer heeft gegeven, heb ik benut, om in het
mulle lauwe duinzand te liggen luieren.
Gij, die dag in dag uit „in het zweet uws aaji-
sehijns uw brood eet" zult misschien verwonderd
vragen: „Benut om te luieren? Z»ijn dat niet twee
begrippen in flagranten strijd met elkaar?" En ver
ontwaardigd zult ge er misschien aa^i toevoegen:
„Kan er in luieren nut verborgen liggen?"
Daarop antwoora jik u met volle overtuiging toe
stemmend. Ja, ik zou (op gevaar af, dat ge me
voor een on verbeterlijken luiaard zoudt aaj^zien)
rta;ar het voorbeeld van een groot man, die eens
den „Lof der Zotheid" zong, den „Lof der Lui-
hedd" kunnen "verheerlijken. Maar stel u gerust; 't
is met mij niet zoo erg als het schijnt.
Ziet eens! wij. menschen, houden er zoo iets als
„geest" op na. Wat dat is? Niemand weet het pre
cies te zeggen; maar ajleu weten, het, zelfs de
meest-geesteiooze. Twee redenen, waarom ik niet
zal trachten ereen definitie van te geven. Die geest
werkt ook, werkt eigenlijk alleen; want wat het
lichaam doet. werkt de geest
Nu weet ik niet hoe het met u staat, maar dit
Is mijn ervaring: als de spieren zich ontspannen
spant de geest zich gemakkelijker i;n.|
En nu hond ik daarom bovenal ervan armen en
beenen op hst zachte duimzan)dbed non-actief te ge
ven, opdat de geest zoo vrij. en intens mogelijk aan
den arbeid kan gaan.
Ik hoor smalend opmerken: „Dat is me ook
oen arteid-van-de- houde-groDid'! Laat dien. geest maai'
liever met .rust en po,k degelijker werk aan- |Wat
brengt deze op? Wat wordt ge er beter \an?" Mijn
bescheid is: „M'n vriend, verricht gij den arbeid,
waartoe gij geroepen zijt en waarvoor gij (naar ik
hoop) lust Lebt. en laftt mij den mijne. Immers over
den smaak valt niet.te twisten. Alleen ODtzeg ik u
het recht, de degelijkheid van een arbeid 'te beoor-
deelen naar de stoffelijke vruchten dié het op
brengt. Zeker, in den tijd, dat ik daar lag te „luie
ren", had ik misschien gemakkelijk een paar blanke
guldens kunnen .verdienen. Toch waag ik het te be
twijfelen, of liet mij dan meer had opgebracht. Ik
heb wel eens ervaren, dat zulk een uur van „luie
ren" mij niet altijd armer heeft gemaakt. Ik meen
er zelfs wel eens rijker van gewonden te zijn. Maar
dan waren het rijkdommen, waarvoor menigeen niet
veel voelt, omdat hij ze niet kent. Rijkdommen va,n
de soort, doe Jezus vond in Gethsemane en Lutlier
in zijn kloosten r' en Thomas il Kempis, zoo dik -
wijis hij zich „met een boekje im een hoekje'"
nederzette. „Waarom pakten, dae menschen ook geen
degelijker arbeid aan, nietwaar?"
Maar laat ons er geen woorden en inkt meer aan
verspillen. Die alleen „aan de oppervlakte'" leven,
kennen het „afdelen in de diepte" niet, en kun-j
nen het'dus ook niet waardeeren. Alleen dit nogr
„Ilc benijd dezulken niet, beklaag hen veeleer, en
ben altijd dankbaar van het maaksel te zijn, dat
niet alleen wordt aangetrokken, door z.g. „degelij-
ken arbeid, die wat opbrengt".
Wat kan ecu mensoli, een stokpaardje, bestegen
hebbende, toch doordraven! I
Welnu! ik lag dan op dlien mooien Septembermid-
dag'op mijn manier in het duin te „luieren".
„En de geest werd vaardig", en... nu laat ik dan
maar eens verteller,,, wat „die geest getuigde"; da,n
kunt gij ten naastebij beoordeelen, wat dat „luie
ren" mij „opbracht", lioevel ik er „beter van ge
worden ben". Misschien, dat het dan u °°k nog wat
opbrengt, dat gij er ook n,Oig „beter van wordt".
Mijn gedachten fladderden, als bonte kapellen de
heldere Septemberlucbt in (hoe kon het anders
op <|ien blijden dag!) ze belandden bij „Het Geluk".
Het geluk.' o, 't is een mooi ding om op een
zonnigen Septemberdag de gedachten eromheen te
laten spelen! J
En de mijne lieten zich niet onbetuigd! Geluk!
gij tooverwo-ord, dat het hart snéller doet kloppen
en ons een bios van blijde verwachting naai* de
wangen jaagt: Geluk! gij gebenedijde! gij goudom-
st raaide. licbtomglansde verschijning, die ons tegen
lacht uit uw gouden sprookjesland' Naar u gaat ons
aller hart uilWij roepen u aan bij ochtoiiclgloekfni
en avondrood! Tot u vlieden wij in onze droom en
om ons te nestelen in uw armen, te vlijen a,a^i uw
boezem. Voor u pijnigen wij onze hersenen en. span
nen wij onze spieren! Onze dagen en onze krachten
geven wij, om u met ingehouden adem en! verlangend
En
„het ein,d der wijsheid
blijkt altijd weer:
wij weten weinig
Te weinig Heer?" I
En dus daarover maar niet meer denken, 'en het
arme hoofd er maar niet mee plagen? Gemakkelijk
gezegd! Maar niet gemakkelijk gedaan, als je op
een mooien Septembermiddag in 't duinzand ligt te
„luieren,
Kunt ge gedachten het zwijgen opleggen, verban
nen,? Kunt gij de telkens terugkeeren.de golven, van
het strand Ivei*jagen? Danj kunt gij meer dan ik.
Het lichaam heeft rust, maar 't verstand en het
hart zoeken die rust ook. j
En dus: nog maar eens denken en zoeken, of
er; geen slip van 't mysterie ds op te lichten.
Zou het liggen aan het geluk, dat het telkens aap
onze vingers ontglipt als een glibberige aal? Of zou
't kunnen wezen, dat die glibberige aal, die wij voor
't geluk aanzien 't geluk niet is? Ik geloof, dat
hier een open deur is, waaraaehter een oplossing
schuilt Het wil me. voorkomen, dat wat wij geluk
noemen, 't niet altijd, zelfs meestal niet is. Wij,
menschen, hebben 't woord „geluk" van, zijn heili
gen inhoud beroofd; wel hebben er een „woord van
de straat" van gemaakt, dat de éen misbruikt, als
hij een prijs uit de loterij heeft getrokken,; en
een, ander, als hij een begeerde betrekking heeft
gekregen, en een derde, als het met z'n zaken, of
z'n oogst meeloopt enz. enz. Bij I„Geluk" en, „ge-
Lukkig zijn"' is er een begripsverwarring in het
spel. 't Geluk wordt zóo weinig gezien, dat men er
iets voor in de plaats heeft gesteld, wat gemakke-
j lijker te vinden en dus vaker te zien is, nj. het
genot.
i En, nu wil ilc geenszins: alle genot; veroordeelen.,
't Zou dwaas zijn en meteen ondankbaar, n,u ik
daar met volle teugen zwelg in het genot van zoele
i luchten, van blijden zonneschijn, van, waringestoofd
duinzand. Integendeel daar zijn genietingen van, ede-
j len huize, 'die de inensch mag zoeken en dankbaar
mag aanvaarden. Maar dé mer.sch moet niet meoner
als hij het genot bereikt heeft, nu ook het geluk
te bezitten. Dat is de fout van velen.
i Wapt alle genot (veelal ten onrechte gesierd met
den naam geluk) is voorbijgaand, omdat het bestaat
Iuit een tijdelijke overspanning van het gevoel, waar
op natuurlijk reactie moet volgen. En hoe intenser 't
genot, hoe vluchtiger het meet zijn. Terecht spreekt
Geibel ergens %an het hoogste genot, dat „kurzes
Blitzen" is.
I Onder geluk daarentegen versta ik iets rustigere,
iets bezonkeners, iets duurzamere. Het geluk draagt,
I naarmate het met meer recht geluk mag gepoemd
worden, ook meer de trekken van eeuwigheid, 't
Genot komt van buiten tot ons en, is afhankelijk
van de dingen om ons. 't Geluk ontspruit van bin
nen en, wordt we', beheerscht dooruiterlijke stoffe
lijke dingen.
Nu „daghet het in den Oosten" en wordt het
me verklaarbaar, hoe zoovelen 't geluk zoeken en
't niet vinden Z'j meenen, dat het genot 't geluk
is. en 't igenot ligt in de stoffelijke en zinnelijke
dingen buiten hen; en 'dus zoeken ze 't daar. En
ze vergeten 't geluk te zoeken waar 't uitsluitend
tefvinden is: aan de binnenzijde.
Nu begrijp ik welk een groote waarheid Maeter-
linck verkondigde, toen hij in zijn „Schat des Har
ten" neerschreef: „Gelukkig zijn, dat is de onrust
van het geluk reeds te boven zijn."
En nu is het me ook verklaarbaar, waarom in
onze oogen een, ander meestal gelukkiger" is. We
zoeken het geluk ('t echte, 't groote, 't duurzame)
in 't genot; en als we 't genot genoten hebben, ko
men we tot de ontdekking, dat het 't geluk niet is.
Dan zoeken we verder en we zien 't genot, dat een
ander bereikte, en we zeggen: „O! daarin zal het
geluk schuilen! Och, was ik maar ais hij!" Maar
we vergeten, dat die apder dezelfde ontnuchteren
de ervaring opdoet als wijzelven.
Domme menschen, dan wij zijn
Dom en onverbeterlijk tot het graf! Zou het zoo
wezen
Neen niet allen
I Ik heb eens gelezen van een jongen, die bij vader
thuis hard moest werken den ganscbendag. Maartegen
zonsondergang had hy een uur vrijaf. Dan ging hy
gewoonlijk op den top van een heuvel zitten om te
kijken naar een anderen heuvel, die zich op eenige
mijlen afstand verhief. Op dien verren heuvel stond een
huis met vensters van louter goud en diamanten. Maar
na een poos deden de menschen in het huis, naar het
scheen, de luiken dicht en dan zag het er uit als ieder
ander gewoon boerenhuis.
Op een goeden dag zei z'n vader tot hem„Ge hebt
„goed opgepast en een vryen dag verdiendmaar denk
„er aan, dat God je dezen dag gaf om iets goeds te,
„leeren".
Toen ging de jongen uit met het plan het huis met
de gouden vensters te zoeken.
Het was een heerlijke wandeling. Na langen tjj<J
kwam hy aan den groenen heuvelen toen hy diers
beklommen had ziedaar lag het huis boven op den,
top. Maar 't scheen wel of de luiken dicht waren, want
hy kon de gulden, vensters niet zien. Hy liep om het,
huis heen en had wel kunnen huilen.
Een vrouw kwam naar buiten, aan wie h(j op baar
vragen het wonder van het huis vertelde. Ze schudd©
het hoofd en lachtte. Ze vroeg hem op de breede steen
stoep uit te rusten, gaf hem een kom melk en een stuk
koek, en braent haar dochtertje (een kind van rijn
leeftijd) by hem.
Toen deze beiden ai heel gauw vriendschap hadden
gesloten, vroeg de jongen ook haar naar de gulden
vensters. Maar het meisje schudde het hoofd en zei;
„Je bent den verkeerden kant uitgegaan. Ga met me
„mee, en ik zal je het huis met de gulden vensters
,'aten zien'.
Ze beklommen een heuveltje achter de boerderij
en zoo waar! daar stond op een heuvel in de verte het
huis met de gulden vensters. En toen hy goed toekeek,
zag hy, dat het zyn eigen huis was. Aanstonds nam
hy afscheid en liep den heuvel af, terwijl het kleine
meisje en het licht van de ondergaande zon hem stond
na te kijken. j
De terugweg was lang, en 't was donker, eer de jongen
zyns vaders huis bereikte. En toen hy de deur opende,
kwam zyn moeder hem tegemoet en kuste hem, en zyn
vader, die by het vuur zat, keek op en lachte hem
vriendelijk toe.
„Heb je een goeden dag gehad m'n jongen vroeg:
z'n moeder.
Ja, de jongen had een zeer goeden dag gehad.
„En heb je iets geleerd?" vroeg z'n vader.
„Ja vader" antwoordde de jongen. „Ik heb geleerd,
dat ons huis vensters heeft van gond en diamant".
Lezer! "Wanneer we 't eerst maar zoover gebracht,
hebben als deze kleine jongen en inzien, dat ons eigen
huis vensters van goud heeft, dan zyn we op den weg:
naar het geluk (het echte, het duurzame) al een heet
eind verder gekomen dan de meesten ooit bereikeD.
En ik meen, dat ik, dank zy een uur luierens in het:
warme duinzand, toch weer een weinig verder gekomen
ben op dat pad.
Zijt gy 't nu met nie eens, dat dat toch nog wel iets;
kan „opbrengen", en dat een mensch er nog wel „beter
van kan worden", ook, al brengt het geen klinkende,
munt in den zak Ik ben al tevreden, als ik u dat
heb doen gevoelen.
En van harte zal ik er mjj over verheugen, indien
mijn geschrijf u er toe mag brengen, om nog eens dieper
na te denken over deze voor ons menschen hoogst be
langrijke dingen.
Sn nu zwyg ik en pak weer „degelijke werk" aan.
X.
Tweede Kamer.
Den HSag, 18 Sepfe
De heer Goeman Borgesius heeft heden by de aan
vaarding van het voorzitterschap der Tweede Kamer
van de Ötaten-Generaal den juisten toon getroffes,
sympathieke woorden gesproken, die warm applaua
wekten en het beste doen verwachten van dezen nieu
wen leider met zy'ne schatrijke en veeljarige ervaring.
Hy stelde voorop dat de partijleider Borgesius nu plaats
moet maken voor den president Borgesius, leider
van de geheele Kamer in al hare geledingen. Dat woord
was op zichzelf reeds zeer gelukkig; deed gevoelen, dat
streven naar strikte, .^kleurlooze onpartijdigheid, gelijk
den voorziitter betaamt en eerste-plicht is, ook van
dezen leider mag worden verwacht. Voorts deelde d©
heer G. B. mee, dat hy het voorbeeld van de presiden
ten Van Bylandt en Van Nispen zal volgen, nl. nu en
dan de leiding aan den vico-voorzittsr der Kamer over
laten Wy krijgen dus avondzittïngen onder mr. Troel
stra's leiding. Humaniteit en welwillendheid zei mr.
B. voorts behoeven een krachtige leiding niet in den
weg te staan. Dal heeft voorzitter Van Nispen getoond-
Eu dat zal ook mr. Borgesius' streven zyn. Nog wees
by er den heeren op, hoe „de debatten in degelijkheid
winnen naarmate meer zelfbeperking wordt getoond".
Reden, waarom by, Borgesius, zyn rede n et zou rekken!
Het applaus, op deze toespraak volgend, was warm
en hartelijk. De heer Borgesius heeft onder de beste,
„voorteekenen" het zware ambt aanvaard.
Hy was geïnstalleerd door nestor Lieftinck, die een
soort van „handleiding" gaf voor het presidium. HS
somde allerlei op, voor een goed president noodig. Kracht
zonder autoritair vertoon, gehoorzaamheid aan het Regi.
van Orde, tact, ijver en doorzicht, een vaste hand.
„humaniteit" 't Was een complex om een angstig
mensch het zweet te doen parelen Gelukkig voegde
de heer Lieftinck erdadelyk by, dat hy dit alles ver
wacht van den heer Borgesius, die de Kamer door-en
door kent; van de perstribune, als lid en als minister
heeft kunnen observeeren. Vooral sympathiek in 's hee
ren Lieftinck's hartelijke ontboezeming was de hulde
die hy bracht aan de „groote presidiale deugden" van
oud voorzitter O. van Nispen tot Se%enaer. En met
welke hulde de geheele Kamer van harte instemde. Hot
presidiale ambt te aanvaarden onmiddellijk na een zéé
uitstekende leider als O. van Nispen zich betoonde is
voorzeker dubbel moeilyk. Maar een eminent man als
Borgesius by wien de „goede wil" zeker niet ontbreekt
zal het kunststuk, naar wy ten volle vertrouwen,
weten te volbrengen.
De Kamer is nu door de formaliteiten heen, Dinsdag
ochtendtrekken V8n de afdeelingen en benoeming van
Commi8sien. Daarna breekt de periode aan van het
sectie-oncerzoek der Begrootingen.
Het in 1913 gekozen Parlement is in volle functie
De heeren Senatoren hebben van ochtend een uurtje
besteed aan 't hernieuwen van commissiën-mandaten
waarvan slechts te vermelden valt. dat in de huishou!
delyke commissie baron Van Weideren Rengers, die
goen herkiezing als lid wenschte, vervangen werd door
prof. Kraus. Het niets-zeggend adres van antwoord op
de Troonrede ging in een ommezien onder den presidi-
alen kamer door.
De Senaat is huis-toe
Mr. Antonio.