I
L
m\
w
9.
'9
B
m
m
'm
m
m
tan lil Land- n Tinton.
Dammen.
ft
Hem te plad af
ke
Reïne Handen.
Zaterdag 25 Oct. 1913.
57e Jaargang. No. 5265.
DERDE BLAD.
-pv ui.iVTï-vrïnnEr.
9
IN.
LAGE TEMPERATUREN EN PLANTENGROEI.
II.
In ons vorig arlikei bespraken wij den invloed van
ige temperaturen op den groei van onze gewassen
j»""' in liet algemeen. Thans zullen wo ons meer in
bijzonder bezig houden mot de gevolgen, welke
jmpeiaturen onder hel vriespunt op da planten heb-
*-•* Zooals bekend Ls, bestaan er meerdere planten,
slechte mot een doelmatige berekening tegen dé
brsf, onze winters kunnen doormaken, terwijl andere
rader ©enige beschutting gerust hot gehcele jaar bui-
In kunnen staan, zonder klaarblijkelijk in {iri minst
fit te hebben van do strengste koude; zij zijn vol-
pmen „winterhard''.
Velschillende onderzoekers hebben zich bezig gehou-
pn met een onderzoek naar do juiste oorzaak, van
k doodvriezen van verschillende planten, bij tem-
praturen iets meer of minder ver onder het vriespunt,
(e uitkomsten van dat onderzoek kunnen als volgt
jmengevat worden:.
Het lichaam van planten en dieren beslaat uil gc-
im ioonlijk ontzaglijk veel kleino afdeelinkjes, ieder om-
pen door een wand. Deze hokjes noemt men cellen.
JUj [lle levensverschijnselen van planten èn dieren zijn
som yan de levenswerkzaamheid der afzonderlijke
(Jlen, die ieder voor zich eene bepaalde functie ver-
chten. Het levende deel van den inhoud eener plan-
Jn- enidierencel is het protoplasma, een waterige gclei-
phlige stof. Naar gelang een cel 'behoort loL het lichaam,
pn verschillende planten, heeft het protoplasma andere
(genschappen.
Wat gebéurt nu bij1 het bevriezen van planten? Uit
:t protoplasma treden kleine waterdruppeltjes, die tot
i bevriezen. Hoe meer dit proces voortschrijdt, des
meer water verliest het protoplasma, totdat ein-
Jlijk het oogenblik bereikt is, dat verdere wateront-
ïlcking den dood der plantencellen tengevolge heeft,
ïordt deze grens oversolireden, dan sterft de plant
olseling. Niet do lag0 temperatuur op zich zelf {is
is doodelijk, doch de dharmee gepaard gaande wa-
jronttrekking aan het protoplasma der levende cel-
;n. Nu 'heeft de ijsviorming in de cellen ten eerste
as plaats bij1 eenige graden onder 0, bij' de eene
lantensoort spoediger dan bij de andere, terwijl ten
k-eede het van de soort van planten afhangt, of liet
[ven van het protoplasma pas gevaar loopt pij groote
an wel reeds bij geringe wateronttrekking. Een en
(nder verklaart het vers drillend gedrag der planten te-
pno\ei" de vorst.
Vroeger werd de meening verkondigd, dat uiterst
ingzaam opdooien in staat zou zijn een bevroren plant,
t het leven te behouden en zocht men dus de oor-
hak van den dood in het snello ontdooien. Voor enkele
[lanlen schijnt dit inderdaad op te gaan. doch m lrct
Igenieen is boven aangegeven verklaring de meest gc-
(olgdo.
Behalve het protoplasma bevindt zich. in de cel nog
ct cclvocht, een waterige oplossing van verschillende
[toffen. waarin eveneens door de vorst ijsvorming kan
ilaats hebben, ieder', die weet, dat pekel niet zoo gauw
jévr: -st als zuiver water, en dat bij het bevriezen er
an hel zout wordt „uitgevroren'', waardoor de niet
Jevroren oplossing steeds sterker wordt, zal ook be-
frijpen, dat in liet cclvochl pas ijsvorming kan optreden
ij eenige graden onder 0, 'maar ook, dat ijsvorming
pak ten gevolge heeft, dat de overblijvende sterk ge-
(onceinliecide oplossing de plant vergiftigt,
lil verband niet liet bovenstaande behoeft niet nader
ik i gd ie worden, dat sappige plantcndcelen meer gc-
i' i' loopen voor doodvriezen dan 'meer droge. Vreest
M. >or bepaalde planten gevaar van bevriezen, dan is
•,i- altijd aan te iaden zc zoo weinig mogelijk te be- f
li" teneinde'het watcrgehalte zoo laag mogelijk te
1 'stïge vorstsehade kan worden veroorzaakt aan
- .esenis van vele onzer fruilbooinen, die, zooals
I is, bloeien vóórdat de bladeren verschijnen.
f' U «de bloesems van onze pit- en steenvruchten)
7 ingal gevoelig en ongelukkigerwijze loopen juist
'He ganen, waaruit de vrucht zal groeien, n.1. de
fi [aprijtce stampers, het meeste gevaar, zoodat hel meer
malen voorkomt, dat de bloemblaadjes onbeschadigd
blijven, doch de stamper vernietigd is. Oppervlakkig
beschouwd is de vorstbeschadiging dan niet waarneem
baar, doch men behoeft zoo'n aangetaste bloem maar
hauw-keurig te bekijken om te bemerken, dat de stijl
slap en verkleurd is, terwijl het vruchtbeginsel bruin
of zwart is geworden. Een dergelijke bloem levert na
tuurlijk geen vrucht. Van liet bcsooft hebben, kruis-1
bessen het meest last, dat de jonge vruchtjes bevrie
zen. Ze worden dan geel; schrompelen ineen en val
len spoedig af. j
Een' bij/andere uilwerking van 'de vorst is jiog liet
opvriezen van den grond. Doordat water bij den over
gang tot ijs van volume vermeerdert (10 L. water le
veren na bevriezen ongeveer 11 L. ijs], zet de grond
bij het bevriezen uit. De bovenlaag bevriest het eerst,
gaat naar boven en neemt de daarin geplaatste plan
tjes mee. Gaat nu de grond bij dooi weer zakken,
dan kunnen do opgetrokken wortels der planten niet
meer in de oude gaten teniggcsloken worden, zoodat,
wanneer het bevriezen en ontdooien niet meercUré ma
len herhaalt, de jonge plantjes soms bijna geheel uit
den grond gewerkt worden. Op losse, waterrijke gron
den komt liet opvriezen natuurlijk het meest voor.
Als voorbehoedmiddelen gelden derhalve een doeltréf-
fendo diepe ontwateiing van den bouwgrond en vroeg
zaaien van de wintergewassen, teneinde <le 'planten voor
den winter met oen. krachtig en uitgebreid wortelstel
sel te voorzien. Opgevroren gronden moeten in het
voorjaar gerold worden, waardoor de plantjes oj nieuw
met den grond in voldoende aanraking worden gebracht
en nieuwe boworteling beter zal plaats hebben.
Een enkel woord nu nog over de bescherming van
planten legen vorstsehade in het algemeen. lm de eersté
plaats zijn de gebruikelijke middelen er op gericht het
warmteverlies zooveel mogelijk te beperken, door be
dekking niet stoffen die de warmte slecht geleiden.
Gevoelige planten bedekt men daarom met stroo,
takjes, mest e.d. of beschermt ze door een mat of
iets dergelijks tegen ruwe winden. Sneeuw is ook een
best beschutlingsmiddel, als de laag tenminde niet te
dik is en er door korlstondigen dooi, gevolgd door vorst
geen harde korst op is gekomen, in dit geval kuni ten.
vooral bladrijke gewassen, met name rogge en winter-
gerst er gemakkelijk onder stikken of rotten,
in wijngaarden of vruchtentuincti matigt men soms
de warmteuitstraling door jnrnstmatig rook te verwek
ken, waarvoor men speciaal daarvoor uitgeruste rook-
vvagens bezigt, welke men, vooral bij gevaar v or
nachtvorsten in den nanacht door het te beschermen
terrein heen en weer pjdt. Op het open veld te tdit
middel echter niet te gebruiken.
Ruige mest, stroo e.d., beschermt gras- en klaver-
land in den winter in ihooge mate. Speciale proeven wezen
in de bodemtemperatuur d'i.iidelijken invloed van een
bedekking aan. Tegen het einde van den wïnler moet
men de ruigte echter weer spoedig verwijderen, aan
gezien het middel dan ook de voorjaarszoni ewarmte
zou keeren en alzoo afgezien nog van den last,
welke men in den zomer van de bedekking zou on
dervinden weer schade zou gaan doen, doordat de
ruigte (dan de stijging van de bodömtemperatuur be
lemmert door dezelfde oorzaak, waardóór een sterke
daling in den winter werd tegengegaan.
Onbegrijpelijk dat aan beide [spelers ontging, dat
wit als volgt kon spelen:1
3024, 3530, 40 29, 2822,
29 20, 125 34, 23
met winst voor 1 wit.
1.
2. .Wit: 45 34
3. 34—29.
4. 30 39.
38—33?
34, 17 18, 21 32,
Zwart: 29 40.
9-14
n 23 34
18—23.
Zwart wint nu op fraaie wijze een schijf.
Wit: 33 24
35 24
27 20.
26 17.
43-39.
42-38.
37 18.
"Zwart: 23—29.
19 30.
17—22.
n 25 14
11 44.
44 33.
n 33 42.
8—13.
Zwart won schijf 21 en later de partij*.
UIT „CONSTANT".
In een wedstrijdpartij tussohcu de heeren Kan (zwart)
en Lindemans (wil) te Rotterdam, kwam het tot on-
derstaandeai stand.
WEDSRIJD OM HET MEESTERSCHAP.
Wit: d<
Zwart:
s heer Beers.|
de heer De;Beer.
Zwart.
1
JU
li
JU
5
6
s
10
11
'-P
S
8
15
16
§§f
20
21
V
26
26
2§
jgi
30
31
35
36
j| i)
10
41
ip
S
45
46
JP
8
50
"WiT
ZB
81
ÜP
Jif
ÜP
Éi
IIP
1111
ÜP
8
1
m,
8
jjg
s
L,
mp
.Wit.
50
16,
19. 21.
25, 28, 30, 32, 33. 35,
stand op een valletje,
is, nogal diép veü'bor-
■"Stand zwart, 9 schijven op: 8, 10, 13
23, 24 en 26.
Stand wit, 10 schijven op:
36, 38, 39 en 13.
Wit, aan zet, speelde in de;
heigeen, zooals de stand nu
gen is.
1. Wit: 25—20. Zwart: 24 15.
2. 30—2-1. 19 30.
3. 35 24.
Zwart wordt nu verlokt 23—29 'te spelen; het zou
evenwel de partij kosten als volgt:
3. Zwart: 23—29.
4. 24—19. 13 24
5. 28-23. 29 18.
6. 36—31. 33 2.
De heer Kan zag evénwel de bedoeling van zwart
en won door goed spel de partij.
De partij werd gespeeld met voorgift.
Bovenstaande stand is het1 resultaat van onregel
matig spel van zwart. Wit open.de met 332S, en neer™
zwart antwoordde met 1621. In de diagram stand i .V
is zwart's laatste zet 2025. Zijn stand is niet j zo£
gunstig te noemen. De gekozen zet is echter .zwak. I |j.fc '{s
veel sterker is 2024, wit kan nu ;ee{n rondslag
maken. ïiaar zonder voordeel:
4034, 135": 44, 4440, 28—22,26 1743—39
29 40, 24 35. 35 44, ,17 2S, 12 21! 44 33
38 29, 32 23. 37 28,
zwart.
I Door ARIE LOMANS.
De bekende detective Niclet had herhaalde ma
len reeds met zijn vrouw) geredetwist over zijne
groote detectives-bekwaamheid, waarbij zij, Char-
lotte, steeds maa,r beweerde: „Ik wed, dat ik je
tocli voor een onoplosbaar vraagstuk kan plaat- j
sen." Hij had daar altijd meel gegekscheerd, omdat
hij meende, dat zij liet zot, om hem spelenderwijs
te plagen. Tenslotte had zij echter» iets bedacht en
op een goeien dag kwam zij,er mee voor don-dog.
.„Beroemde Charles," zei zij spottend tot haar
nian, „ik heb iets bedacht on ik wil met je wed
den voor een fijn souper, dat je groote) spitsvon
digheid je ditmaal in, den steek zal laten." Hij
lachte eve»tjes minachtend, maar liet er dan,' op i
volgen: „Welnu, waar komt die; reuzentoer nu ;op sen en
dan heb Jij de weddenschap gewtonpefn, Is het kW*
tier verstreken, 'zonder dat Jij ze gevonden, hoaij
dan geef Jij het souper. Nou, wat dunkt Je?'"
De bedreven detective dacht evefli na, terwijl hi
zich weer met kon weerhouden te glimlachen, d
zei dan: „Goed, aangenomen!" Zij voegde cr not,
schalks aan toe: „lk zeg er zelfs nog bij, dnt ik
de broche n:et aan mij zelf zal verborgen; ik zal
alles zoo eerlijk mogelijk doen; trouwen# dat Ia*t
Ik naderhand aan Jou over te beoordeelen. Dus voor
ze te verbergen heb ik een halve minuut wxxiig,
terwijl jij 35 minuten mag zoeken."
„,ï»us." vroeg de detective nog. ,..Je goeff. inU
de verzekering, dat de broche binnen het vertrok
zal blijven?"
„Daar kan je van op aan."
„En als het kwartier nu, eens verstreken zou zijt^
zonder dat ik de broche gevonden heb. zal Je zo
mij dan direct wijzen?"
„Onmiddellijk, bfcnenj .een seconde," antwoorddutSi
Hij lachte, a!s©f hij zeggen wilde: onnoozek- viouw.
Daarna gingen beiden de kamer uit, terwijl zij on
middellijk weer terugkeerde.
Niclet stond bulten de deur op zijn hortoge te
kijken, zijn cogen strak gericht op den soconden-
wijzer, terwijl hij nauwkeurig oplette of hij kot»
bespeuren, wat zij aanraakte. En hij meende duide
lijk haar naaikistje open en dicht te hooren gaan-
Hij lachte vergenoegd in, j zichzelf* Maar even later
hoorde hij een stoel verzetten. Wacht, dacht hij.
dus daar ook op gelet. Dan wa# de halve minuut
om en hij slapte na een korte wa^schuwing „ik:
kom'" naar binnen. Direct bij de deur stond zijn
vrouw hem reeds op te wachten, en zij legde lief-
koozend haar arm op zijn schouder en terwijl ztf
hom kuste zei zij. „O mijn .schat, wat zullen wi|
vanavond fijn soupeeren!"
,„Arm kind, lieve Charlotte, maak je toch geen
te groote illusies, het zou wel eens kunnen .'tegen
vallen."
„Welnu, ga dan maar onmiddellijk Je gang f en
zoek!"
Niclet begon zijn speurproef, terwijl zijn vrouw
met van vreugde 'stralend) gezicht in een leunstoel
het grapje ging zitten afkijken- Niclet stapte on
middellijk op het naaikistje af, dat hij ongelukki
gerwijze van onderkot boven vruchteloos doorzocht-
O, dat hindert niet, dapht hij. dan is 't onder dei}
stoel, waar 2ij op zit en hij gingldus daar duch
tig aan t zoeken. Maar... daar.'was ook niets!
„Jonge. Jonge, ai anderhalve minuut om." Hij "be
gon minder vroolijk te kijken, izijri vrouw des te
opgeruimder. J
„Juist," riep hij toen. uit, „daar,'onder mijn hand
schoenen, die zijn versohoven." Maar ook J daar
bleek niets verborgen te zijn. Toen haalde hij al~
les ;om wat op het buffert stond) en Wat op de ca
napé |lag. toidat Charlotte hem toevoegde: „Och,
man, laat !dat toch allemaal, je behoeft njets vat»
zijn plaast teihalen. Ze ie zóo verborgen, dat) ze zoo
direct te bereiken!is."
Hij vertrouwde dat echter niet en begon, onder de
karpetten te kijken. („Zoo laag hoef je zeker niet
te zoeken," wierp zij hem toe. Onmiddellijk begon hij
dan naar het plafond te oogen, maar ook daar ont
waarde hij niets.. ,'Daar kwam plotseling een nieuw
idee bij hem op. Ze zal de broche in het water
van de bloemen hebben geworpen! En hij begon da
pracbiigen. geurigen ruiker van. dahlia's en rozen
tot t'hariotte's groote ontsteltenis af te breken, om
daarna hft water uit de vaas te kunnen gieten. Zijl
begon bijna te huilen toen zij het zag en verzeker
de hem dringend, dat daarin niets te vinden was.
Hij hechtte echter ,aan) geen harer woorden eenig
geloof en ging zwijgend zijn gang. Ook dat onder
zoek leverde echter niets op. Dt broche bloef tot
rog toe maar spoorloos verborgen. En toen, zei Cltar
lott^; zoo'n beetje tergend-spottenc„10 nihiuten a?
vrindje!"
Nog eens zou hij het met de tafel beproeven.
Hij nam het kleed or af, keerde» de tafel om, doolt
vond niets (anders dan 0en| groot spinneweb met een
dikke, griezelige!spin, die, toen zij langzaan* in ohjh
recht lijntje tot den grond viel, Charlotte deed gil
len. „Dat hadt je oolc beter schoon'kunnen houden,'"
wierp hij haar naar het lioo'fd. „Ja, daarliob jij
gelijk in," bekende Charlotte, „maar zoek jij maar
verder, je hebt nog net twoe minuten."
Het begon te spannen. Nog een laatste m<> - elijk-
heid bedacht hij'en dat was: ze heeft do broche in
het ascbbakje van, het rookstel onder de ascli vcr-
binnen tweo seconden woelden zijn vin-
Feuilleton.
4- I
I „Dat is heel erg," antwoordde mijnheer Delmonte.
i.Maar is er dan onder uwe bekenden, niemajad, die
u liet geld 'voorschieten wil, zonder dat u direct
pver het doel waarvoor u het wenscht te gebrui-
rekenschap behoeftl te;geven?"
Imft „Daar ik geen voldoende zekerheid !kan aanbie
den, hoe zal ik dan de moed. hebben mij tot iemand
te wenden?"
ja ..Gnder zulk mstandigheden is[ het nauwelijks mc
Êelijk om be" gste voor uw zoon af te wenden,
iet ontbrekende eed rag! moet, dadelijk worden inge-
bracht werkelijk'dadelijk |want reeds van-
zou bij het, opnemen vaji de ,kas de fraude
tvorden ontdekt."
De politie-directeur gaf geeü antwoord. Hij zag
'lts voor zich ineenstorten, maar hij von.d trots
i.t niet den m ,d omte besluiten Liebejnpw vanzijr
H«/ermogen te ïrooven.
pij Wel een r nut was er verloopen. gedurende wei-
la Ree Delmonte nafgefbroken) zijn rose nageld bekeek.
"ban1 stond Sel midt laplgzaam vap, Rijn stoel op.
..Hot is5 in dit geval geheol zonder doel, dat ik
Tn x ./-tijd nog;langer in heslag) neem, mijhheer. Ik waa
vrekomen óm mij J smeekeiwl tot u te wenden om
g)aedelij,den en geduld. Maar lik zte in„ dat hef; niet
I /4miw macht is mij te hefp&n. Ik moet nu wel
.Jragen, at niet te veranderen is."
De bankdirecteur bestudeerde/ nog steeds de top-
|B| 'en van zijn;vingeTs. Eersit toen hij niet meer twij-
elor m, dat de)ajn,dere werkelijk besloten washeejn
g. -ii, zeide hij aarzelend, als Bemand die met
•lijn besluit nog niet geheel in (het reine is: „Blijft
i nog even. Ik gevoel werkelijk hef|!innigste mede-
ij dr i met uw geval. En; wanneer!er Inderdaad on-
Ier uw vrienden, niemand is, die u in staat acht,
i t>> helpen, nu dan zou ik mij l wellicht daartoe
iioö uen,"
i.. .TT, mijnheer Delmonte? -u wilt zelf...?"
„Het is jook voor mij geen kleinigheid. En wat
zooeven over luw financiëele omstandigheden zei-
te, moest mij daar eigenlijk va,n terughouden."
„Maar ik kan het niet van mij verkrijgen, dat
)en man, dien ik oprecht hoog heb leeren schatten,
lis een, vertwijfeld man»mij zou verlatetn. Wanneer
01 op mijn voorwaarden ingaa,t, zal;ik het tekort uit
nijn eigen middelen dekken on zwijgen."
„En hoe luiden, uw voorwaarden?"
23 34, 21 32, 3439, met voordeel voor
Natuurlijklis wat niet genoodzaakt deze combinatie
uit te voeren.Het spel li«il verder als volgt:
1. Wit: 40—34.
„O, u behoeft niet te vreezen, dat ik u! iets on
behoorlijks zal vragen. Ik wil er alleen van, (verze
kerd zijn, daftler uit mijn tegemoetkomende houding
tegenover u jvoor mij geen onaangename gevolgen
komen. Men mag nooit ervaren, wat ik voor u heb
gedaan en u zult mij dus'luw eerewoord geven,, dat
w dit geheim tegenover iedereen zult Ibewaren. Ook
uw zoon ruoogt u niet zeggen, op welke wijze wij
onze zaalc J hebben geregeld». Hij heeft tenslotto geen
recht cm !van u eenige verklaring', in dien zin, te
eischen. Het!moet hem voldoende zijn, dat zijn ver
keerd gedrag met den mantel der liefde wordt be
dekt en dat hij op het bureau hier, kan blijven wer-
keu. als was er:niets gebeurd?"
„Hoi? Zoover wilt u uwe grootmoedigheid uit
strekken? Hij mag zijn positie behouden? Neen
dat is te veel. Ook om zijn zelfswil» schijnt het
mij gebodon, dat hij hier niet meer terugkeert."
„Pardon maai* ook At is een; mijner voor
waarden. Het staat u volkomem vrij, ze te weige
ren, maar daarmee vervalt ook mijn aanbod. Ik zei-
de u bereids dat niemand iets van het voorgeval
lene mag te weten komen. Een plotseling heengaan
van den jongen man |zou, zelfs al ging zijn heen
gaan onder het voorwendsel van zijn 1 ziekte, vooral
als ®r gelet wordt op de positie die Ihij hier de
laatste weken bekleedde,/ aanleiding geven tot aller
lei vermoedens. Natuurlijk zou het lichtzinnig zijn
hem verder de kas 'toe te vertrouwen. Met .de be
lofte. dat ik hem een. goedi getsa,lariëerde maar on
gevaarlijke post opdragen) zal, is hoop (ik aan al
uw bezwaren tegemoet gekomen."
Do I politie-directeur wreef zich het voorhoofd.
„Wat ik daar hoor J is mfl nog steeds een droom.
Dat hllnjct meer als jeen beloonjng dan| als eene
straf."
„Wij zullen er voor moeten 'zorgen, dat de jon
geman het niet als zoodanig opvat. Hij |moet mij
een schi iftelijkei schuldbekentenis afgeven, waarvan
ik slechts I dan gebruik zal maken, wanneer hij op
nieuw toont mijn'vertrouwen onwaardig te zijn-En
hij moet zich verplichten elke maand ter delging
van '<ijn schuld, een deel/ van zijn inkomen af te dra
gen. Ik heb er natuurlijk) niets tegen dat uzelf ook
zulk een verplichting op u neemt. Maar Bk laat
den termijn en de grootte van het bedrag geheel
aan u over. Het zou zijn u vanuit den regon in
de drop jagen, wanneer ik u verplichtingen op
legde, die boven uwe krachten gaan."
„En dat is) alles wat u van mij eïscht?"
„Ja, mijn hemel, wat zal ik anders nog van u
verlangen? Wij menschen'zijn het verplicht om el
kaar bij te staan, zoo goed (dat maar in ons ver
mogen is. Ik heb dus I uw woord, dat u zult zwij,-
het je vertellen, Charles Jij hebt mij
gezegd, dat het; zoo ontzettend moei
lijk Is, welhaast onmogelijk, een klein voorwerp in
een vertrek te verbergen) zonder dat een bedreven
detective hef gauw,ja zelfs binmer, zeer korten tijd
vindt. En ik zeg Je nu, dat daar niet# moeilijks aan
is. Laten wij dus zien, wie gelijk heeft. We zullen
het probeeren met mijn broche. Samen gaan wij
eerst de kamer uit, terwijl ik dan alleen daarin
terugkeer. Na dertig secomdei} mag jij weer bin
nenkomen en .'onmiddellijk beginnen te zoeken. En
heb je de broche binnen het kwaï tier gevonden
gers al in de grauwe sigarenasch. „Och stakkerd,
maak je vingers toch met zoo vuil voor niemen
dal! Nu, beste jongen, ik geloof, dat je de hoop
wel kunt opgeven, want je zitt 't is gewoon on
vindbaar." Hij zocht echter nog volhardend door,
al ging hij nu niet meeij de bijzondere hoekjes ba.
Hij keek nu meer zoo overzichtelijk in het ronid.
terwijl hij met kalme stappen de kamer doorwan
delde. De klok stond echter niet stil en gaf meelij-
loos te aanschouwen, dat hem nog juist dertig se
conden tot zoeken overbleven: juist de itijcldien
zij had noodig gehad, om dat verwensohte ding zoo
goed te verstoppen. Nog ijsbeerde hij over den vloe*
en... imet een luid en vroolijk gelach sprong Char-
gen, beslist en tegenover iedereen, look tegenover uw
eigen kinderen?" 1
„Dat eerewoord hebt u, mijnheer Delmonte. God
geve dat |mijn leven la,ng genoog is, om u
schuld terug te betalen,"
„Nu het heeft geen haast, want ik ben een ver
mogend map, en heb bij mislukte speculaties al
meermalen groote sommen) verloren, grooter dan de
ze en nog npoit heb ik mij mijn goeden luim laten
bederven. Bovendien is u nog in uw beste jaren,
Voor over een jaar of tien zult u er bepaald
nog wel niet aan, deukenom u te laten, pensionnee-
ren?" i
„Toen ik hierheen ging (was ik natuurlijk vast
besloten nog vandaag mijn on.tslag te nemen, maar
onder deze veranderde omstandigheden
„Hebt u die gedachten opgegeven - dat spreekt I
vanzelf. Ik maak dat ook tot mijn uitdrukkelijk be- j
ding. dat u geen ontslag neemt. Anders had mijn
tusscheakomst geen doel. wanneer u zich nu even,-!
gcad zoudt opofferen. Wajnt laten wij elkaar goed
begrijpen, mijnheer de politie- directeur, wat ik doe j
doe ik niet voor uw zoon. wiens lichtzinnige daad
scherpe straf verdiept, maar voor u,. die men mij
steeds als een welwillend en humaan man heeft
geroemd. U zult uw medemen6chen ook niet in de
ellende laten 'zitten, wanneer u ze helpen, kan
nietwaar?"
„Wanneer ik helpen I kan neen zeker niet,."
„Welnu. Wij zullen i nu niet verder over de
zaak spreken. Doet u de moeite en!komt u vanmid
dag om 5 uur nog eenmaal hier, Jopdat ik u een
schuldbekentenis kan Baten teekenen. Ed, u stuurt
morgenochtend op het gewone!uur uw zoon. Hij zal
natuurlijk van mij zijn orders ontvangen en wat ik
verder tegen hem nog meen te 1 moeten zeggen en
dan zal er tuBSchen ons nooit; meer jeen enkel woord
ovor de zaak worden gewisseld." I
Met een handdruk was het onderhoud afgeloo-
pen. De directeur wist nauwelijks hoe hij op st raat
gekomen was enjhoe hij in zijn woning was aange
land. Maar toen zijn dochter hem van boven af te
gemoet snelde en nog steeds bleek en met roodge
weende oogen de armen om zijn hals sloeg, toen
maakte de vreugde zich eindelijk vanj hem meester.
Hij sloot zijn kind in zijn armen ea kuste hagr»
terwijl hij haar de teederste namen gaf.
„Maak je njet meer angstig, mijn lieveling*
alles is weer goed. Dei wolken zijn voorbijgetrokken
en de hemel is nog weer!eenmaal helder geworden.
Maar nu moet je mij ook weer Jeen opgewekt on
vroolijk gelaat toonen."
Alice leunde ,1gelukkig tegen zijn schouder. Hoe
zwaar zij ook londer de kwellende» onzekerheid had
geleden, de verzekering dat haar langst ongegrond
was geweest, was voldoende om ajleschaduwen uit;
haar ziel weg te vagen.
Zij verlangde naar geen uitlegging'van de zaajr.
vroeg niet hoe alks nu was geloopen, een vraag
drong zich slechts over haar Ifppen: ,,U bent dus
niet boos op mij, papa, dat ik mijnheer Von Lïe-
benow gevraagd heb hior boven te komen?"
„Het was de gelukkigste gedachte,, die jchebbot»
kondet. kindlief en bij verdient daij ook een vorste
lijke belooning. Wanneer je dus een wenscb hebt.
dien ik vervullen kan, een zeer groote wenscb, zoo
is het nu het gesch:kte oogenblik, om daarmee voor
den dag te komen. Heb je ook iets op je hart. dat
je mij moet toevertrouwen?"
Alice voeide, dat z» hevig bloosde en zU borg
haastig haar gezicht aan haar vadersborst.
„O papa beste papa
„Nu, za! ik je een beetje helpen?.'Het begiat ro
ker wel met een II. en dan e-i-n-z, moet ilc
nog verder spellen?"
Een jubelkreet was hapr antwoord en dan wer
den een paar me'sjesarmen zoo stijf om zijn ha)3
geslagen, dat Schcnidt meende te zullen! stikken.
„Het is ,dus precies als ik dacht, mork ik. Nu.
dan! zal ik mijnheer den commissaris wel moeten vra
gen, of hij misschien genegen is mijn schoonzoon t<
worden?"
Met zacht geweld onttrok!de directeur zich agjt
Alice's *tori»achtige Liefkdozmgen) en stuurde haaf
met een kus de kanier uit. Dan schudde .'hij ajs i
verwondering over zichzelf het hoofd. Hoe ter we
reld kwam hij!er toe zich zoo gelukkig en vroolijl
te voelen? Was!cok door de| grootmoedige daad vaj
den man die zijn :posdtie had gered, en den onder
gang va* hem had afgewenteld,,1 ook de eei( van zij
naam gered, datgene juist wat hem straks het dieps
in het hart had getroffen. Dat was toch niet onge
daan te maken. Een innerlijke stem zeide hem dat
hij nog dikwijls genoeg den druk van den ketting
voelen zou, dien hij hoogstwaarschijnlijk, tot aanzijn
dood zou moeten meesleepen.
De korte vreugderoes» was ,'direct verdwenen en
de grauwe schaduwen, van de zorgen verduisterden
opnieuw zijn gemoed, toen hij de kamer van ziju
zoon binnentrad. !::.U
I
HOOFDSTUK 4.
Reeds in (den middag waa de politie-directeur
Schmidt weer in zijn werkkamer verschenen. HQ
vroeg dadelijk naar den commissaris Von Lnebenpw.
maai* hij kreeg het bescheid, dat de Ibeajnbte zich