I L m\ w 9. '9 B m m 'm m m tan lil Land- n Tinton. Dammen. ft Hem te plad af ke Reïne Handen. Zaterdag 25 Oct. 1913. 57e Jaargang. No. 5265. DERDE BLAD. -pv ui.iVTï-vrïnnEr. 9 IN. LAGE TEMPERATUREN EN PLANTENGROEI. II. In ons vorig arlikei bespraken wij den invloed van ige temperaturen op den groei van onze gewassen j»""' in liet algemeen. Thans zullen wo ons meer in bijzonder bezig houden mot de gevolgen, welke jmpeiaturen onder hel vriespunt op da planten heb- *-•* Zooals bekend Ls, bestaan er meerdere planten, slechte mot een doelmatige berekening tegen dé brsf, onze winters kunnen doormaken, terwijl andere rader ©enige beschutting gerust hot gehcele jaar bui- In kunnen staan, zonder klaarblijkelijk in {iri minst fit te hebben van do strengste koude; zij zijn vol- pmen „winterhard''. Velschillende onderzoekers hebben zich bezig gehou- pn met een onderzoek naar do juiste oorzaak, van k doodvriezen van verschillende planten, bij tem- praturen iets meer of minder ver onder het vriespunt, (e uitkomsten van dat onderzoek kunnen als volgt jmengevat worden:. Het lichaam van planten en dieren beslaat uil gc- im ioonlijk ontzaglijk veel kleino afdeelinkjes, ieder om- pen door een wand. Deze hokjes noemt men cellen. JUj [lle levensverschijnselen van planten èn dieren zijn som yan de levenswerkzaamheid der afzonderlijke (Jlen, die ieder voor zich eene bepaalde functie ver- chten. Het levende deel van den inhoud eener plan- Jn- enidierencel is het protoplasma, een waterige gclei- phlige stof. Naar gelang een cel 'behoort loL het lichaam, pn verschillende planten, heeft het protoplasma andere (genschappen. Wat gebéurt nu bij1 het bevriezen van planten? Uit :t protoplasma treden kleine waterdruppeltjes, die tot i bevriezen. Hoe meer dit proces voortschrijdt, des meer water verliest het protoplasma, totdat ein- Jlijk het oogenblik bereikt is, dat verdere wateront- ïlcking den dood der plantencellen tengevolge heeft, ïordt deze grens oversolireden, dan sterft de plant olseling. Niet do lag0 temperatuur op zich zelf {is is doodelijk, doch de dharmee gepaard gaande wa- jronttrekking aan het protoplasma der levende cel- ;n. Nu 'heeft de ijsviorming in de cellen ten eerste as plaats bij1 eenige graden onder 0, bij' de eene lantensoort spoediger dan bij de andere, terwijl ten k-eede het van de soort van planten afhangt, of liet [ven van het protoplasma pas gevaar loopt pij groote an wel reeds bij geringe wateronttrekking. Een en (nder verklaart het vers drillend gedrag der planten te- pno\ei" de vorst. Vroeger werd de meening verkondigd, dat uiterst ingzaam opdooien in staat zou zijn een bevroren plant, t het leven te behouden en zocht men dus de oor- hak van den dood in het snello ontdooien. Voor enkele [lanlen schijnt dit inderdaad op te gaan. doch m lrct Igenieen is boven aangegeven verklaring de meest gc- (olgdo. Behalve het protoplasma bevindt zich. in de cel nog ct cclvocht, een waterige oplossing van verschillende [toffen. waarin eveneens door de vorst ijsvorming kan ilaats hebben, ieder', die weet, dat pekel niet zoo gauw jévr: -st als zuiver water, en dat bij het bevriezen er an hel zout wordt „uitgevroren'', waardoor de niet Jevroren oplossing steeds sterker wordt, zal ook be- frijpen, dat in liet cclvochl pas ijsvorming kan optreden ij eenige graden onder 0, 'maar ook, dat ijsvorming pak ten gevolge heeft, dat de overblijvende sterk ge- (onceinliecide oplossing de plant vergiftigt, lil verband niet liet bovenstaande behoeft niet nader ik i gd ie worden, dat sappige plantcndcelen meer gc- i' i' loopen voor doodvriezen dan 'meer droge. Vreest M. >or bepaalde planten gevaar van bevriezen, dan is •,i- altijd aan te iaden zc zoo weinig mogelijk te be- f li" teneinde'het watcrgehalte zoo laag mogelijk te 1 'stïge vorstsehade kan worden veroorzaakt aan - .esenis van vele onzer fruilbooinen, die, zooals I is, bloeien vóórdat de bladeren verschijnen. f' U «de bloesems van onze pit- en steenvruchten) 7 ingal gevoelig en ongelukkigerwijze loopen juist 'He ganen, waaruit de vrucht zal groeien, n.1. de fi [aprijtce stampers, het meeste gevaar, zoodat hel meer malen voorkomt, dat de bloemblaadjes onbeschadigd blijven, doch de stamper vernietigd is. Oppervlakkig beschouwd is de vorstbeschadiging dan niet waarneem baar, doch men behoeft zoo'n aangetaste bloem maar hauw-keurig te bekijken om te bemerken, dat de stijl slap en verkleurd is, terwijl het vruchtbeginsel bruin of zwart is geworden. Een dergelijke bloem levert na tuurlijk geen vrucht. Van liet bcsooft hebben, kruis-1 bessen het meest last, dat de jonge vruchtjes bevrie zen. Ze worden dan geel; schrompelen ineen en val len spoedig af. j Een' bij/andere uilwerking van 'de vorst is jiog liet opvriezen van den grond. Doordat water bij den over gang tot ijs van volume vermeerdert (10 L. water le veren na bevriezen ongeveer 11 L. ijs], zet de grond bij het bevriezen uit. De bovenlaag bevriest het eerst, gaat naar boven en neemt de daarin geplaatste plan tjes mee. Gaat nu de grond bij dooi weer zakken, dan kunnen do opgetrokken wortels der planten niet meer in de oude gaten teniggcsloken worden, zoodat, wanneer het bevriezen en ontdooien niet meercUré ma len herhaalt, de jonge plantjes soms bijna geheel uit den grond gewerkt worden. Op losse, waterrijke gron den komt liet opvriezen natuurlijk het meest voor. Als voorbehoedmiddelen gelden derhalve een doeltréf- fendo diepe ontwateiing van den bouwgrond en vroeg zaaien van de wintergewassen, teneinde <le 'planten voor den winter met oen. krachtig en uitgebreid wortelstel sel te voorzien. Opgevroren gronden moeten in het voorjaar gerold worden, waardoor de plantjes oj nieuw met den grond in voldoende aanraking worden gebracht en nieuwe boworteling beter zal plaats hebben. Een enkel woord nu nog over de bescherming van planten legen vorstsehade in het algemeen. lm de eersté plaats zijn de gebruikelijke middelen er op gericht het warmteverlies zooveel mogelijk te beperken, door be dekking niet stoffen die de warmte slecht geleiden. Gevoelige planten bedekt men daarom met stroo, takjes, mest e.d. of beschermt ze door een mat of iets dergelijks tegen ruwe winden. Sneeuw is ook een best beschutlingsmiddel, als de laag tenminde niet te dik is en er door korlstondigen dooi, gevolgd door vorst geen harde korst op is gekomen, in dit geval kuni ten. vooral bladrijke gewassen, met name rogge en winter- gerst er gemakkelijk onder stikken of rotten, in wijngaarden of vruchtentuincti matigt men soms de warmteuitstraling door jnrnstmatig rook te verwek ken, waarvoor men speciaal daarvoor uitgeruste rook- vvagens bezigt, welke men, vooral bij gevaar v or nachtvorsten in den nanacht door het te beschermen terrein heen en weer pjdt. Op het open veld te tdit middel echter niet te gebruiken. Ruige mest, stroo e.d., beschermt gras- en klaver- land in den winter in ihooge mate. Speciale proeven wezen in de bodemtemperatuur d'i.iidelijken invloed van een bedekking aan. Tegen het einde van den wïnler moet men de ruigte echter weer spoedig verwijderen, aan gezien het middel dan ook de voorjaarszoni ewarmte zou keeren en alzoo afgezien nog van den last, welke men in den zomer van de bedekking zou on dervinden weer schade zou gaan doen, doordat de ruigte (dan de stijging van de bodömtemperatuur be lemmert door dezelfde oorzaak, waardóór een sterke daling in den winter werd tegengegaan. Onbegrijpelijk dat aan beide [spelers ontging, dat wit als volgt kon spelen:1 3024, 3530, 40 29, 2822, 29 20, 125 34, 23 met winst voor 1 wit. 1. 2. .Wit: 45 34 3. 34—29. 4. 30 39. 38—33? 34, 17 18, 21 32, Zwart: 29 40. 9-14 n 23 34 18—23. Zwart wint nu op fraaie wijze een schijf. Wit: 33 24 35 24 27 20. 26 17. 43-39. 42-38. 37 18. "Zwart: 23—29. 19 30. 17—22. n 25 14 11 44. 44 33. n 33 42. 8—13. Zwart won schijf 21 en later de partij*. UIT „CONSTANT". In een wedstrijdpartij tussohcu de heeren Kan (zwart) en Lindemans (wil) te Rotterdam, kwam het tot on- derstaandeai stand. WEDSRIJD OM HET MEESTERSCHAP. Wit: d< Zwart: s heer Beers.| de heer De;Beer. Zwart. 1 JU li JU 5 6 s 10 11 '-P S 8 15 16 §§f 20 21 V 26 26 2§ jgi 30 31 35 36 j| i) 10 41 ip S 45 46 JP 8 50 "WiT ZB 81 ÜP Jif ÜP Éi IIP 1111 ÜP 8 1 m, 8 jjg s L, mp .Wit. 50 16, 19. 21. 25, 28, 30, 32, 33. 35, stand op een valletje, is, nogal diép veü'bor- ■"Stand zwart, 9 schijven op: 8, 10, 13 23, 24 en 26. Stand wit, 10 schijven op: 36, 38, 39 en 13. Wit, aan zet, speelde in de; heigeen, zooals de stand nu gen is. 1. Wit: 25—20. Zwart: 24 15. 2. 30—2-1. 19 30. 3. 35 24. Zwart wordt nu verlokt 23—29 'te spelen; het zou evenwel de partij kosten als volgt: 3. Zwart: 23—29. 4. 24—19. 13 24 5. 28-23. 29 18. 6. 36—31. 33 2. De heer Kan zag evénwel de bedoeling van zwart en won door goed spel de partij. De partij werd gespeeld met voorgift. Bovenstaande stand is het1 resultaat van onregel matig spel van zwart. Wit open.de met 332S, en neer™ zwart antwoordde met 1621. In de diagram stand i .V is zwart's laatste zet 2025. Zijn stand is niet j zo£ gunstig te noemen. De gekozen zet is echter .zwak. I |j.fc '{s veel sterker is 2024, wit kan nu ;ee{n rondslag maken. ïiaar zonder voordeel: 4034, 135": 44, 4440, 28—22,26 1743—39 29 40, 24 35. 35 44, ,17 2S, 12 21! 44 33 38 29, 32 23. 37 28, zwart. I Door ARIE LOMANS. De bekende detective Niclet had herhaalde ma len reeds met zijn vrouw) geredetwist over zijne groote detectives-bekwaamheid, waarbij zij, Char- lotte, steeds maa,r beweerde: „Ik wed, dat ik je tocli voor een onoplosbaar vraagstuk kan plaat- j sen." Hij had daar altijd meel gegekscheerd, omdat hij meende, dat zij liet zot, om hem spelenderwijs te plagen. Tenslotte had zij echter» iets bedacht en op een goeien dag kwam zij,er mee voor don-dog. .„Beroemde Charles," zei zij spottend tot haar nian, „ik heb iets bedacht on ik wil met je wed den voor een fijn souper, dat je groote) spitsvon digheid je ditmaal in, den steek zal laten." Hij lachte eve»tjes minachtend, maar liet er dan,' op i volgen: „Welnu, waar komt die; reuzentoer nu ;op sen en dan heb Jij de weddenschap gewtonpefn, Is het kW* tier verstreken, 'zonder dat Jij ze gevonden, hoaij dan geef Jij het souper. Nou, wat dunkt Je?'" De bedreven detective dacht evefli na, terwijl hi zich weer met kon weerhouden te glimlachen, d zei dan: „Goed, aangenomen!" Zij voegde cr not, schalks aan toe: „lk zeg er zelfs nog bij, dnt ik de broche n:et aan mij zelf zal verborgen; ik zal alles zoo eerlijk mogelijk doen; trouwen# dat Ia*t Ik naderhand aan Jou over te beoordeelen. Dus voor ze te verbergen heb ik een halve minuut wxxiig, terwijl jij 35 minuten mag zoeken." „,ï»us." vroeg de detective nog. ,..Je goeff. inU de verzekering, dat de broche binnen het vertrok zal blijven?" „Daar kan je van op aan." „En als het kwartier nu, eens verstreken zou zijt^ zonder dat ik de broche gevonden heb. zal Je zo mij dan direct wijzen?" „Onmiddellijk, bfcnenj .een seconde," antwoorddutSi Hij lachte, a!s©f hij zeggen wilde: onnoozek- viouw. Daarna gingen beiden de kamer uit, terwijl zij on middellijk weer terugkeerde. Niclet stond bulten de deur op zijn hortoge te kijken, zijn cogen strak gericht op den soconden- wijzer, terwijl hij nauwkeurig oplette of hij kot» bespeuren, wat zij aanraakte. En hij meende duide lijk haar naaikistje open en dicht te hooren gaan- Hij lachte vergenoegd in, j zichzelf* Maar even later hoorde hij een stoel verzetten. Wacht, dacht hij. dus daar ook op gelet. Dan wa# de halve minuut om en hij slapte na een korte wa^schuwing „ik: kom'" naar binnen. Direct bij de deur stond zijn vrouw hem reeds op te wachten, en zij legde lief- koozend haar arm op zijn schouder en terwijl ztf hom kuste zei zij. „O mijn .schat, wat zullen wi| vanavond fijn soupeeren!" ,„Arm kind, lieve Charlotte, maak je toch geen te groote illusies, het zou wel eens kunnen .'tegen vallen." „Welnu, ga dan maar onmiddellijk Je gang f en zoek!" Niclet begon zijn speurproef, terwijl zijn vrouw met van vreugde 'stralend) gezicht in een leunstoel het grapje ging zitten afkijken- Niclet stapte on middellijk op het naaikistje af, dat hij ongelukki gerwijze van onderkot boven vruchteloos doorzocht- O, dat hindert niet, dapht hij. dan is 't onder dei} stoel, waar 2ij op zit en hij gingldus daar duch tig aan t zoeken. Maar... daar.'was ook niets! „Jonge. Jonge, ai anderhalve minuut om." Hij "be gon minder vroolijk te kijken, izijri vrouw des te opgeruimder. J „Juist," riep hij toen. uit, „daar,'onder mijn hand schoenen, die zijn versohoven." Maar ook J daar bleek niets verborgen te zijn. Toen haalde hij al~ les ;om wat op het buffert stond) en Wat op de ca napé |lag. toidat Charlotte hem toevoegde: „Och, man, laat !dat toch allemaal, je behoeft njets vat» zijn plaast teihalen. Ze ie zóo verborgen, dat) ze zoo direct te bereiken!is." Hij vertrouwde dat echter niet en begon, onder de karpetten te kijken. („Zoo laag hoef je zeker niet te zoeken," wierp zij hem toe. Onmiddellijk begon hij dan naar het plafond te oogen, maar ook daar ont waarde hij niets.. ,'Daar kwam plotseling een nieuw idee bij hem op. Ze zal de broche in het water van de bloemen hebben geworpen! En hij begon da pracbiigen. geurigen ruiker van. dahlia's en rozen tot t'hariotte's groote ontsteltenis af te breken, om daarna hft water uit de vaas te kunnen gieten. Zijl begon bijna te huilen toen zij het zag en verzeker de hem dringend, dat daarin niets te vinden was. Hij hechtte echter ,aan) geen harer woorden eenig geloof en ging zwijgend zijn gang. Ook dat onder zoek leverde echter niets op. Dt broche bloef tot rog toe maar spoorloos verborgen. En toen, zei Cltar lott^; zoo'n beetje tergend-spottenc„10 nihiuten a? vrindje!" Nog eens zou hij het met de tafel beproeven. Hij nam het kleed or af, keerde» de tafel om, doolt vond niets (anders dan 0en| groot spinneweb met een dikke, griezelige!spin, die, toen zij langzaan* in ohjh recht lijntje tot den grond viel, Charlotte deed gil len. „Dat hadt je oolc beter schoon'kunnen houden,'" wierp hij haar naar het lioo'fd. „Ja, daarliob jij gelijk in," bekende Charlotte, „maar zoek jij maar verder, je hebt nog net twoe minuten." Het begon te spannen. Nog een laatste m<> - elijk- heid bedacht hij'en dat was: ze heeft do broche in het ascbbakje van, het rookstel onder de ascli vcr- binnen tweo seconden woelden zijn vin- Feuilleton. 4- I I „Dat is heel erg," antwoordde mijnheer Delmonte. i.Maar is er dan onder uwe bekenden, niemajad, die u liet geld 'voorschieten wil, zonder dat u direct pver het doel waarvoor u het wenscht te gebrui- rekenschap behoeftl te;geven?" Imft „Daar ik geen voldoende zekerheid !kan aanbie den, hoe zal ik dan de moed. hebben mij tot iemand te wenden?" ja ..Gnder zulk mstandigheden is[ het nauwelijks mc Êelijk om be" gste voor uw zoon af te wenden, iet ontbrekende eed rag! moet, dadelijk worden inge- bracht werkelijk'dadelijk |want reeds van- zou bij het, opnemen vaji de ,kas de fraude tvorden ontdekt." De politie-directeur gaf geeü antwoord. Hij zag 'lts voor zich ineenstorten, maar hij von.d trots i.t niet den m ,d omte besluiten Liebejnpw vanzijr H«/ermogen te ïrooven. pij Wel een r nut was er verloopen. gedurende wei- la Ree Delmonte nafgefbroken) zijn rose nageld bekeek. "ban1 stond Sel midt laplgzaam vap, Rijn stoel op. ..Hot is5 in dit geval geheol zonder doel, dat ik Tn x ./-tijd nog;langer in heslag) neem, mijhheer. Ik waa vrekomen óm mij J smeekeiwl tot u te wenden om g)aedelij,den en geduld. Maar lik zte in„ dat hef; niet I /4miw macht is mij te hefp&n. Ik moet nu wel .Jragen, at niet te veranderen is." De bankdirecteur bestudeerde/ nog steeds de top- |B| 'en van zijn;vingeTs. Eersit toen hij niet meer twij- elor m, dat de)ajn,dere werkelijk besloten washeejn g. -ii, zeide hij aarzelend, als Bemand die met •lijn besluit nog niet geheel in (het reine is: „Blijft i nog even. Ik gevoel werkelijk hef|!innigste mede- ij dr i met uw geval. En; wanneer!er Inderdaad on- Ier uw vrienden, niemand is, die u in staat acht, i t>> helpen, nu dan zou ik mij l wellicht daartoe iioö uen," i.. .TT, mijnheer Delmonte? -u wilt zelf...?" „Het is jook voor mij geen kleinigheid. En wat zooeven over luw financiëele omstandigheden zei- te, moest mij daar eigenlijk va,n terughouden." „Maar ik kan het niet van mij verkrijgen, dat )en man, dien ik oprecht hoog heb leeren schatten, lis een, vertwijfeld man»mij zou verlatetn. Wanneer 01 op mijn voorwaarden ingaa,t, zal;ik het tekort uit nijn eigen middelen dekken on zwijgen." „En hoe luiden, uw voorwaarden?" 23 34, 21 32, 3439, met voordeel voor Natuurlijklis wat niet genoodzaakt deze combinatie uit te voeren.Het spel li«il verder als volgt: 1. Wit: 40—34. „O, u behoeft niet te vreezen, dat ik u! iets on behoorlijks zal vragen. Ik wil er alleen van, (verze kerd zijn, daftler uit mijn tegemoetkomende houding tegenover u jvoor mij geen onaangename gevolgen komen. Men mag nooit ervaren, wat ik voor u heb gedaan en u zult mij dus'luw eerewoord geven,, dat w dit geheim tegenover iedereen zult Ibewaren. Ook uw zoon ruoogt u niet zeggen, op welke wijze wij onze zaalc J hebben geregeld». Hij heeft tenslotto geen recht cm !van u eenige verklaring', in dien zin, te eischen. Het!moet hem voldoende zijn, dat zijn ver keerd gedrag met den mantel der liefde wordt be dekt en dat hij op het bureau hier, kan blijven wer- keu. als was er:niets gebeurd?" „Hoi? Zoover wilt u uwe grootmoedigheid uit strekken? Hij mag zijn positie behouden? Neen dat is te veel. Ook om zijn zelfswil» schijnt het mij gebodon, dat hij hier niet meer terugkeert." „Pardon maai* ook At is een; mijner voor waarden. Het staat u volkomem vrij, ze te weige ren, maar daarmee vervalt ook mijn aanbod. Ik zei- de u bereids dat niemand iets van het voorgeval lene mag te weten komen. Een plotseling heengaan van den jongen man |zou, zelfs al ging zijn heen gaan onder het voorwendsel van zijn 1 ziekte, vooral als ®r gelet wordt op de positie die Ihij hier de laatste weken bekleedde,/ aanleiding geven tot aller lei vermoedens. Natuurlijk zou het lichtzinnig zijn hem verder de kas 'toe te vertrouwen. Met .de be lofte. dat ik hem een. goedi getsa,lariëerde maar on gevaarlijke post opdragen) zal, is hoop (ik aan al uw bezwaren tegemoet gekomen." Do I politie-directeur wreef zich het voorhoofd. „Wat ik daar hoor J is mfl nog steeds een droom. Dat hllnjct meer als jeen beloonjng dan| als eene straf." „Wij zullen er voor moeten 'zorgen, dat de jon geman het niet als zoodanig opvat. Hij |moet mij een schi iftelijkei schuldbekentenis afgeven, waarvan ik slechts I dan gebruik zal maken, wanneer hij op nieuw toont mijn'vertrouwen onwaardig te zijn-En hij moet zich verplichten elke maand ter delging van '<ijn schuld, een deel/ van zijn inkomen af te dra gen. Ik heb er natuurlijk) niets tegen dat uzelf ook zulk een verplichting op u neemt. Maar Bk laat den termijn en de grootte van het bedrag geheel aan u over. Het zou zijn u vanuit den regon in de drop jagen, wanneer ik u verplichtingen op legde, die boven uwe krachten gaan." „En dat is) alles wat u van mij eïscht?" „Ja, mijn hemel, wat zal ik anders nog van u verlangen? Wij menschen'zijn het verplicht om el kaar bij te staan, zoo goed (dat maar in ons ver mogen is. Ik heb dus I uw woord, dat u zult zwij,- het je vertellen, Charles Jij hebt mij gezegd, dat het; zoo ontzettend moei lijk Is, welhaast onmogelijk, een klein voorwerp in een vertrek te verbergen) zonder dat een bedreven detective hef gauw,ja zelfs binmer, zeer korten tijd vindt. En ik zeg Je nu, dat daar niet# moeilijks aan is. Laten wij dus zien, wie gelijk heeft. We zullen het probeeren met mijn broche. Samen gaan wij eerst de kamer uit, terwijl ik dan alleen daarin terugkeer. Na dertig secomdei} mag jij weer bin nenkomen en .'onmiddellijk beginnen te zoeken. En heb je de broche binnen het kwaï tier gevonden gers al in de grauwe sigarenasch. „Och stakkerd, maak je vingers toch met zoo vuil voor niemen dal! Nu, beste jongen, ik geloof, dat je de hoop wel kunt opgeven, want je zitt 't is gewoon on vindbaar." Hij zocht echter nog volhardend door, al ging hij nu niet meeij de bijzondere hoekjes ba. Hij keek nu meer zoo overzichtelijk in het ronid. terwijl hij met kalme stappen de kamer doorwan delde. De klok stond echter niet stil en gaf meelij- loos te aanschouwen, dat hem nog juist dertig se conden tot zoeken overbleven: juist de itijcldien zij had noodig gehad, om dat verwensohte ding zoo goed te verstoppen. Nog ijsbeerde hij over den vloe* en... imet een luid en vroolijk gelach sprong Char- gen, beslist en tegenover iedereen, look tegenover uw eigen kinderen?" 1 „Dat eerewoord hebt u, mijnheer Delmonte. God geve dat |mijn leven la,ng genoog is, om u schuld terug te betalen," „Nu het heeft geen haast, want ik ben een ver mogend map, en heb bij mislukte speculaties al meermalen groote sommen) verloren, grooter dan de ze en nog npoit heb ik mij mijn goeden luim laten bederven. Bovendien is u nog in uw beste jaren, Voor over een jaar of tien zult u er bepaald nog wel niet aan, deukenom u te laten, pensionnee- ren?" i „Toen ik hierheen ging (was ik natuurlijk vast besloten nog vandaag mijn on.tslag te nemen, maar onder deze veranderde omstandigheden „Hebt u die gedachten opgegeven - dat spreekt I vanzelf. Ik maak dat ook tot mijn uitdrukkelijk be- j ding. dat u geen ontslag neemt. Anders had mijn tusscheakomst geen doel. wanneer u zich nu even,-! gcad zoudt opofferen. Wajnt laten wij elkaar goed begrijpen, mijnheer de politie- directeur, wat ik doe j doe ik niet voor uw zoon. wiens lichtzinnige daad scherpe straf verdiept, maar voor u,. die men mij steeds als een welwillend en humaan man heeft geroemd. U zult uw medemen6chen ook niet in de ellende laten 'zitten, wanneer u ze helpen, kan nietwaar?" „Wanneer ik helpen I kan neen zeker niet,." „Welnu. Wij zullen i nu niet verder over de zaak spreken. Doet u de moeite en!komt u vanmid dag om 5 uur nog eenmaal hier, Jopdat ik u een schuldbekentenis kan Baten teekenen. Ed, u stuurt morgenochtend op het gewone!uur uw zoon. Hij zal natuurlijk van mij zijn orders ontvangen en wat ik verder tegen hem nog meen te 1 moeten zeggen en dan zal er tuBSchen ons nooit; meer jeen enkel woord ovor de zaak worden gewisseld." I Met een handdruk was het onderhoud afgeloo- pen. De directeur wist nauwelijks hoe hij op st raat gekomen was enjhoe hij in zijn woning was aange land. Maar toen zijn dochter hem van boven af te gemoet snelde en nog steeds bleek en met roodge weende oogen de armen om zijn hals sloeg, toen maakte de vreugde zich eindelijk vanj hem meester. Hij sloot zijn kind in zijn armen ea kuste hagr» terwijl hij haar de teederste namen gaf. „Maak je njet meer angstig, mijn lieveling* alles is weer goed. Dei wolken zijn voorbijgetrokken en de hemel is nog weer!eenmaal helder geworden. Maar nu moet je mij ook weer Jeen opgewekt on vroolijk gelaat toonen." Alice leunde ,1gelukkig tegen zijn schouder. Hoe zwaar zij ook londer de kwellende» onzekerheid had geleden, de verzekering dat haar langst ongegrond was geweest, was voldoende om ajleschaduwen uit; haar ziel weg te vagen. Zij verlangde naar geen uitlegging'van de zaajr. vroeg niet hoe alks nu was geloopen, een vraag drong zich slechts over haar Ifppen: ,,U bent dus niet boos op mij, papa, dat ik mijnheer Von Lïe- benow gevraagd heb hior boven te komen?" „Het was de gelukkigste gedachte,, die jchebbot» kondet. kindlief en bij verdient daij ook een vorste lijke belooning. Wanneer je dus een wenscb hebt. dien ik vervullen kan, een zeer groote wenscb, zoo is het nu het gesch:kte oogenblik, om daarmee voor den dag te komen. Heb je ook iets op je hart. dat je mij moet toevertrouwen?" Alice voeide, dat z» hevig bloosde en zU borg haastig haar gezicht aan haar vadersborst. „O papa beste papa „Nu, za! ik je een beetje helpen?.'Het begiat ro ker wel met een II. en dan e-i-n-z, moet ilc nog verder spellen?" Een jubelkreet was hapr antwoord en dan wer den een paar me'sjesarmen zoo stijf om zijn ha)3 geslagen, dat Schcnidt meende te zullen! stikken. „Het is ,dus precies als ik dacht, mork ik. Nu. dan! zal ik mijnheer den commissaris wel moeten vra gen, of hij misschien genegen is mijn schoonzoon t< worden?" Met zacht geweld onttrok!de directeur zich agjt Alice's *tori»achtige Liefkdozmgen) en stuurde haaf met een kus de kanier uit. Dan schudde .'hij ajs i verwondering over zichzelf het hoofd. Hoe ter we reld kwam hij!er toe zich zoo gelukkig en vroolijl te voelen? Was!cok door de| grootmoedige daad vaj den man die zijn :posdtie had gered, en den onder gang va* hem had afgewenteld,,1 ook de eei( van zij naam gered, datgene juist wat hem straks het dieps in het hart had getroffen. Dat was toch niet onge daan te maken. Een innerlijke stem zeide hem dat hij nog dikwijls genoeg den druk van den ketting voelen zou, dien hij hoogstwaarschijnlijk, tot aanzijn dood zou moeten meesleepen. De korte vreugderoes» was ,'direct verdwenen en de grauwe schaduwen, van de zorgen verduisterden opnieuw zijn gemoed, toen hij de kamer van ziju zoon binnentrad. !::.U I HOOFDSTUK 4. Reeds in (den middag waa de politie-directeur Schmidt weer in zijn werkkamer verschenen. HQ vroeg dadelijk naar den commissaris Von Lnebenpw. maai* hij kreeg het bescheid, dat de Ibeajnbte zich

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 5