r,
i
Schetsen uit de Rechtzaal.
eener
fé
i n
es
en
n.
ni
et-
nt
op
Zaterdag 7 Maart 1914.
57e Jaargang. No. 533(1.
DERDE BLAD:""
in.
en
ke
u d
Londen, 28 Februari 1914.
"Wat zoudien de kiften toch moeten, beglniuen, als
er zoo a,f en toe eens piet eens Iets. extjra, bijzoji|drers
voorviel, waan je dag aan dag eonige kolommen,
over kunjt vullen, en mooie, pakkend© opschriften
boven kunt, zetten.? Je' kunt een krant niet; a,ltijdi
door vullen, met a,uto<-bhJgfelu k k en, en opstootjes, Ver
oorzaakt door suffragettes. Op 't oogenbiliik zijn we
weer voor een, poosje, ondier dJajcDa,ajr is Mr. Baiip
toon, de in Mexico- door Generaa,! Villa, terechtgestel
de Engelschman, en daar ziijn de door Bo,Üia verban
nen leiders van de staking in ZuiijdrAfrika, de ,ne_
gen", zoo,ajs ze thans algemeen Ib'ekend zijn,.
Van die aankomst van de „negen" zullen de lezers
van de Sdrager Courant wel op de hoogte gesneld zijp
denk ik. Hoeren journalisten werden, allertreurigst
door hen teleurgesteld. Niets, letterlijk niiets, kwa
men ze te weten. Dus verdiepte men aftch' in gissi/n-
I gen, of vertelde de meest onzinnige, onbelangrijkhede 1
j Een van de bladen lokte van dte week koopers door
het zeer belangrijke opschrift„De negen gaan
nieuwe kleeren koopen." Zoover heeft, geloof. lik, de
koningin het n,og niet eens gebracht- We worden wel
1 altijd zorgvuldig op de hoogte gehouden hoe Hare
Majesteit bij deze of die gelegenheid gekleed was,
j maar ik voor mij heb nog nooit gelezen: Hed'enmid»-
I dag is de koningin een nieuw b'lousje wezen, lcoo-
j| pen dn Au Bon Marché. Maar van de „negen" zijn
we gelukkig beter op de hoog te. We weten tenmijn,-
ste hoe ze de eerstvolgende weken gekleed zullen
gaan en welken winkel zij begunstigd hebben.
1 Een ander blad, dat b lijk baai' niet zoo gauw in de
I gaten had gehad, dat de heeren zich i!n een nieuw
pakje gingen steken, en dat toch ook wat van ze
wou vertellen, vroeg of ze zich ook zouden, verbiu-
den om op te treden) in een of andere Music Hall. I
I: Bn aangezien het blad het niet wiist, en zijn lezers 2
j niet, en de „negen" zelf misschien niet eens, was1
dit een uitstekend onderwerp om een lang stuk over
j te schrijven-
Van daas-, Zajterdag, zijn we beter af. De negen ban
nelingen zijn officieel verwelkomd door de Labour-
pafty, de Ar.beidersvereeniging. Dfez© verwelkoming
greep plaats in the London Opera House, gister -
avond. Toen, na eehig wachten het gordijn omhoog
ging, kreeg het talrijke publiek de „negen" te zien,
gegroepeerd rondom Mr. Henderson, M. P. (d. i.
Member of Parllament, lid van, de Kamer). Nog
Ieenige andere bekende leden der Arbeiderspartij, wa
ren aanwezig op het tooneel, en, achter de heeren
een koor. Een groote vlag, buiten de schouwburg
prijkte met het opschrift: „Wij willen geen Smuts
hebben op de banier der vrijheid." De woordspeling
gaat in 't HollandSch hela,ajs niet op. In 't Enge toch
beteekent ,,smut" vlek.
Zooals ah© offijcaëele verwelkomingen was ook deze
gekenmerkt door een groot aantal redevoeringen en
aangezien beleend© menjschen, leden van het Paidm, -
ment, het woord voerden, waren een voldoen|ct aantel
suffragettes opgekomen, om er doorheen te schreeu
wen. Vooral Mr. Maedsonald, M. P., die- leider der
Arbeiderspartij, in, de Kamer,, hajiji veel van-dei dames
te lijden. Ze schreeuwden van alle kaften tegelijk
tegen hem in. Op verschillende plaatsen, in, d)e zaal
werd hevig gevochten, ©n een aantal rustverstoorders
werd e" uitgegooide Maai* Mr. Macdonahl heeft, nju
niet, wat je noemt, beslist een fijn stemmetje. Bij ons,
in de Kamer, zal hij. gedacht hebben; is het ook niet
altijd even rustig, en in a11© gevallen, praten, wil
ik. Boven al het rumoer uit weerklonk, niet zijn
stem, 't zou onrechtvaardig zijn hem zoo te klei nee-
ren maai" zijn gebulder. En zelfs Mr. Macdonald
moest het af en toe opgeven.
Een van de „negen" is, zooals we natuurlijk allen,
weten, onze landgenoot H. J. Poutsma. Dezer dagen
stond een heele levensbeschrijving van. hem in de
Daiïy Ghronicle, maar aangezien ik veronderstel, dat
ook in de HollandSche; kranten wel over hem ge
schreven zal zijn, kan ik die wel achterwege laten.
Maar de redevoering van, Poutsma kan moeilijk in
de Holhmdsche bladen gestaan hebben, terwijl ik dit
schrijf, want ze is nog geen vier en twintig uur oud.
Poutsma, die met daverende toejuichingen begroet
werd, begon met zich te verontschuldigen over zijn
I onvolmaakt Engelseh. Hij zei, dat toen hij benoemd
- werd tot secretaris van de Zuid-Afrikaapscbe Spoor-
en Handelsvereeniging, hij door de regeering en. de
IE kranten geprezen werd, „omdat hij een gestudeerd
I man was, en ze met hem konden praten, en meer
|van dat gezanik." (Gelach.) Binnen negen maan-
Feuilleton.
den na zijn benoeming rees het ledental der vereeni-
glr.g 3000 tot 16.000, en hij begon grootere voordel
len te verkrijgen voor de mannen. „Daarom ging ik
door, en de lof, dien ik ontving, werd minder, en,
omdat ze minder zeiden, merkte ik, dat; ik op den
goeden weg was. (Applaus.)
Poutsma vertelde toen, waarom de Regeering in
Zuid-Afraka zoo'n hekel aan hem had. Hij had, bij
de laatste spoorwegstaking, toegestaan, dat een, mail-
tiein zou loop en, maar dan zou er een roode vlag
op staan. .„Dat is mijn misdaad, en ik ben er trotsch
op."
„Ik ben van een massa, dingen op dn hoogte. Ik
heb belangrijke stukke^ in mijn bezit, en als ze dat
geweten hadden, zouden ze wel heilig opgepast 'heb
benme hier naar toe te sturen. Daarom hebben ze
ae brandkast bij, me vandaan genomen, denkende, dat
daar de stukken in waren. Maar zoo stom ben ik
nret. (Luid gelach, gedeeltelijk, denk ik. omdat Mr
Poutsma hiér een «enigszins verkeerde Engclsche
uitdrukking gebruikte.) Ze moesten, me de bfandka,fit
terugbrengen. Ik weet, waar de stukken nu zjjn, vei
liger aan ze waren op de Umgeffw.
Sprekende over hun gevangenschap in, Zuid-Afriku',
verklaarde Poutsma,, dat; ze matras noch kussen, ha.th
den, dat ze .op den grond moesten slapen, en, v,i|ei
keer per dag gemarteld werden met een bard
walgelijke soep, die geen mensch door zijn keel kon
krijgen,
„We moeten terug naar Zuid-Afri.ka," zoo eindig
de i'outsma zijn red©, „en wat mij betreft, al viel
de maan naan beneden, ik ga terug." (Luide toe
juichingen,)
Na hem kwam de t,weedei meest, bekende der „ne
gen" an het woord, Mr. Bain, een EngeLschnfhii, zot-
als al gauw blijkt uit zijn na,sm. Maar Mr. Bajn is
genaturaliseerd in Zuid-Afrika. Hij heeft ook meege
vochten fti, den) Boerenoorlog, en heeft geva,ngen ge
zeten op Ceïlon. Dat gaf een, zeker conservatief lid
van, de House of Commons gister aanleiding eens te
mformeeren bij den Minister of Mr. Bain wel gena
turaliseerd was, toen hij meevocht, en zoo niet, of
ze hem dan niet, nu hij toch in Engeland zat, even
tjes voor den rechter konden, roepen wegens land
verraad of zoo iets. De woorden van dezen conserva
tieven men,eer, die niet erg op de hand van de ban
nelingen schijnt te zijn, werden door de Arbeiders
partij met een hoonend gejuich begroet. Waarvoor
met een beleefde buiging en het afnemen van den
hoed werd bedankt. Nu, van dat eigenaardige voor
stel zal. dunkt me, wel niet heel veel komen. Het
was. van 't standpunt van 't Conservatieve Kamerlid
gerekend, niet zoo kwaad bedacht, maar of het eri*
fair zou zijn tegenover Mr. Bain is een tweede.
Na Mr. Baiin kwamen nog anderen aan het woord,
die over het algemeen hetzelfde zeiden, in andere
woerden. De. „negen" zijn nu tenminste officieel in
Londen, gekleed, verwelkomd en al. De volgende
vraag is, wanneer ze' er weer uit nullen gaan. en of
en wanneer ze terug zullen komen in Zuid-A frika.
,CHKVALIER D'I XDVSTRI E.
...Ilt had hem gezien, een paar tafeltjes van mij
at, in het tamelijk deftig café. Hij had naai- on,s
'gekeken, - schichtig, schuw, niet. wetend of wij wel
goedvonden, dat hij: ons herkende, groette Hij had weest-- -^en aupe... öiacntorreT
even getikt tegen rand-van-hoed je. .Met iets smarte- harl*gh6id""" 0cb• was ni€ts'
lijks om de üphoeken. Vanwege de vernedering. Em, <*ïn KaalriA evftn vereffenan
een kwartiertje later was hij) dichter bij me.....'. Ik
stak hem de hand tpe.
„Wel, hoe gaat, 't?" vroeg ik.
Hij werd rood van zeker saort schaamte-gevoel
dat mij sympathiek was... Hij durfde niet goed. Wei
felend streek hij n,eer op een, van die stoeltjes aan
mijn, tafel in het 'café. Hij, deed' geweldig lang aan
het rollen van z'n sigaretje. De spichtige, kille, ma
gere vingers draaiden, draaiden) almaar...
Toen wist ik hem te, zeggen, te beduiden, dat 't
me bekend was, wat met hem was gebeurd... En
hij boog het hoofd dieper.
En ik zag dat hij d'e oogen afwendde om te be
letten, dat er tranen zouden, vallen, op het sigaret
ten-papier
„Weet u hoe 't gekomen is?" vroeg, hij, almaar
knoeiend met het vloeipapier, waaruit sigaretten moes
ten gerold wórden-
En hij slo&g dte betraande oogen op... Nog" altijd
was de blik, ervan die van, een eerlijken kerel. Maar
de blauwe groeven eronder, de schaduwen er om
heen, ze toonden wat hij, in den jongsten tijd1,
moest hebben geleden. Ik, wachtte zwijgend.
Toer begon hij, met den hol-beescheu klank
van tubereulose-pntiënt, die het voortkankeren van
zijn kwaal met biertjes en. borrels wil bestrijden:
„Kent u meneer De Pas?... Dien ouden kerel met
z'n, roode lintje in, het knoopsgat, den, „chevalier
d'industrie", zooals zij hem noemen den ..patser",
zooals een politie-comm.lBsaris hem eens heeft gesig
naleerd?... Den internationalen oplichter, die al tien
tallen en tientallen menschen ongelukkig heeft ge
maakt?... En die daar nog altijd.' rondspaziert. met
het air van een deftig man, schoon hij in verbin
ding staat met het laagste schuim van de maat
schappij?Den schavuit, die er indertijd speel-
19.
„Gij zult gelijk hebben," antwoordde Hendrik toe
geeflijker.
Natuurlijk was hij machteloos," bevestigde Mary
heel onbevangen. Brandow kon er niets aaij doen."
1 Hendrik lachte om hare omnoozelheid en ook Wols-
ley lachte, toen hij Hendrik naar het: venster bra.cht
en, beiden daar zacht spraken.
Kort daarna kwamen zij terug en de koning deed
het volgende voorstel: „Wanneer ik je beloof, zus
ter. aan, Brandow het leven te schenken, zul je dla,n
fatsoenlijk, zooals het een braaf meisje betaamt,
toestemmen, Lodewijfc van, Frankrijk te trouwen,?"
Mary riep bijna, schreeuwend uit: ...la, ja, met
vreugde! Ik wil' at les doen. "wat gei mij. ook vraagt."
„Goed dan, zijn leven, zal gespaard Wijven, best
zustertje!
Hendrik had het gevoel een buitengewoon, goede
1, daad te hebben gedaan en. de goedhartigste vorst
der Christenheid! te zijn,
Arme Mary. Twee machtige koningen en hun, groo
te ministers hadden u ©te-del ijk overwonnen, maar zij
moesten u toch in uw liefde treffen, om zoover te
komec.
Janc en ik brachten Mary weg en de koning riep
om Longueyille om het onderbroken kaartspel voort
te zetten.
Wolsley ging op dien koning toe en vroeg zacht:
.Zaï ik het zegel uwer majesteit aan bet bevel tot
Vvrijding van Brandow hechten?"
„Ja, maar houdt hem in de gevangenis tot Mary
op weg is naar Frankrijk."
holen op-na hield, waar tal van argelooze slachtof
fers ongelukkig zijn gemaakt?... Kent u dien inter
nationalen, beruchten boef-?"
Ik wachtte nog steeds opheldering van het myste
rieus-schijnende. 'k Wachtte ai-maar...
En de ander die zich nu bij mij had durven
aansluiten, slurpte van z'n aooveelsten borrel. Af
werend, met driftig gebaar, het protest van kameraad
die zich niet aan alcohol bezondigde, en hem poogde
te kaJmeeren. De kameraad de zeer bedaarde
knikte mij intusschen toe.
,,'t Is zoo, meneer!" zei hij, „zoo is 't waarachtig
gegaan. Met den ongelukkigen kerel..."
„Zie je," zei die van, de borrels en de wajihoop;.-:-
expressie in de gloeiende oogen, „zie je, ik dacht dat
die monsieur De Pas een deftig, waardig, betrouwbaar
man was.De menschen van onzen tijd weten niet,
uit wellte hoeken gevaren ze bedreigen. Als je hem
zoo zag wandelen, stok met zilveren knop onder
den arm; het voorkomen, van een ko,lonel op pen
sioen... Stapje, voor stapje schrijdend door de stra
ten... AJs je hem, daar zoo zag zitten in het café.
'orgnct op neuspunt, bestellend met autoritair gebaar.
Als je hem daar zoo zag, met zijn decoratie in het
knoopsgat,,bij den Hemel, dan zou toch 'n mensch
vap ervaring niet gezegd hebben, dat daar zat e©"
international© fielt, vViiens zon,den,reglster gróoter, zvvav
ter. meer bezoedeld wa^... Al sinds een paar tien
tallen jaren;... Dan vap je grootste bandieten.En
weer tikte hij met, z'n inmiddels leeggesiurptj glos...
Zoodat ik dreigde weg te zullen gaan. Dn, welmee--
nende kameraad de ihand op 't glas hield...
„Maar gelijk heeft hij!" zei de nuchtere
En de ander liet zich verbidden.
„Ik weet 't wel," zeide hij. met groote moeite uit
z'n, woorden, komend, terwijl de tranen opnieuw neer-
drupten, „ik ben slecht geweest... Ik heb... Ik heb"
bü kon nj©t verder.
Dronk water. Om te koLme,eren-
„Zeker!" riep de ongelukkige kerel, zich nu plots
sterk makend, „ik heb gestolen. Ik heb gezeten-
Maai" hoe, dat gekomen is?... Dat zaj. ik u vertellen.
Die schurk, die kwasi deftige „chevalier d'industrie",
kwam 'bij me. Hij, hoorde van mijn zorgen en verdrie
telijkheden,.. Later heb ik gehoord, dat-ie meteen
van z'n kennissen, mij heeft uitgelachen achter m'n
rug. Ik had, toen, een vriendinnetje... Ik was, op
mijn manier, geëngageerd. Als ik met den fielt daar
over sprak, dan gaf hij me groot, gelijk. Natuur
lijk begreep hij alles best'... En hij zou me uit de
zorgen helpen. Heelemaal! Hij had „z'n relatiën'"
En kapitaal van twintig mille bijeen te krijgen,
och-gut, 't was immers kinderwerk!Hij had
ajlerlei millionairs in z'n vriendenkring. Ik zat toen"
vertelde ongelukkige stumper verder „onder
den plak van ©en, zwager. Kerel, zei „chevalier d'in
dustrie", ik zaj er je uütha,lea. Beste vriend Pieter
laat alles aan mij oyer!... Ik maak van je zaak
een vennootschap... In Keulen heb ik relatiën, die
als i k mijn recommandatie geef onmiddellijk
storten... Desnoods driemaal zooveel als je wilt..."
Bedrogen schipbreukeling stopte even, overstelpt, door
herinneringen. Wij beletten hem, nog meer alcohol te
sluipen tegen z'n verd r iets-her in neringen„Nou goed.'
zei hij, afgemat van de opwinding, ,,'t is gauw ge
noeg verteld. Hij zou me helpen, de „chevalier d"in
dustrie" met z'n lintje. Binnen zeer korten, tijd
Alleen: ik mocht hem waar hij dit alles voor me
wou doen zonder iets voor ziek te bedanjgenHij
was altijd zoo'n beste, brave, altruïstische kerel ge
weest... Een dupe... Slachtoffer van z'n malle goed-
Hij had» ziet ge,
een zaakje even te vereffenen- - 't DraaidJe om de
twaalfhonderd: gulden heen... Kijk, twee acceptjes wa,
ren 't. Eigenlijk betrof 't iemand, dien ook hij weer
had geholpen- De „chevaliier"... Ik moest die twee
stukjes maar effetjes voor aval teek enen,.Dan was
dat iu órdeDe deftige meneer„ de oplichter, zette
z'n lorgnet op die punt van zijn neus en keelt (mij
met z'n sluwe loeroogen, aan op die mapier
van iemand, die zeggen) wil: „Voel-je pou nog niet
de eer, die ik je bewijs met je dat voor mijn on
baatzuchtige goedheid, te vragen?..."
„Toen heb ik," verteld© slachtoffer verder, „ge-
teekend. Voor aval. Etn ik bezweer u, met een woord
van waarachtig, dat ik geen seconde) twijfelde aan de
waarheid van wat de schurk mij had' getegd)... Toefn
teekende ik... En eenj week of zes later kreeg ik een
brief, van den. geldschieter, dien ik! theelëmaal niet
bende om te betalen, binnen tweemaal viier en
twintig uren... Cash!... Of..."
In de oogen van arm slachtoffer vuurde het. Etn
hij balde de vuisten. En wij zagen, hoe de aderen
op zijn handen, en aan zijn slapen, zwollen, bij de
gedachte aan bet gruwelijk bedrog
„Kalm nu maar!" suste kameraad.
„Ja!" riep bij uit, „kalm nou maai'!... Makkelijk
zeggeii. Maar de belofte, dat ik aan geld geholpen
zou worden, natuurlijk, ja, nou zie; ik 't in, was niks.
Heelemaal niks. 't Was er alleen maar om te doen,
momenteel aan centen, te komen. Om het deftiger
luxe-leventje te kunnen voortzetten... Ik hoorde of
zag niks meer van den schurk, die op mijn ihajndi-
teekening van een geldschieter duiten had weten
te krijgën... Maar ik wërd aangesproken. Mij pakten
ze aan... En toen wou ik mijn positie redden. Toen
was ik zoo bang. Zoo doods- en doodsbang, dat mijn
Lize ervan hooren zou... Dat haar vader het engage
ment zou afmaken... Begrijp me toch!" riep slacht
offer uit en feller werd zijn opwinding „dat
ik gebouwd had op de beloften vaji dien schurk--.
Begrijp toch, meneer, welke verwoestingen zoo'n
fielt aanricht, alleen maar om nog te kunnen rekken,
eea poosje zijn leventje van luien oplichter, die
met deftig vertoon door de stad wandelt en zich 3u
de café's vertoont... Begrijp torii, de ellende, die
zoo'n kerel berokkent!..."
Hij snikte 't nu uit. terwijl z'n hoofd rustte op rijn
twee van tranen bevochtigde banden.
En nog vertelde hij:
„Toen heb ik verduisterd, toen, ben ik falsaris ®e-
wordc-r. om dat avaj-wisseltje te kunnen honoroeren...
't Heeft toch niet gebaat... T Js toch misgeloopen...
Met Lize..."
Kameraad besefte, dat hij kalmcereoi.d moest) op
treden.
„Kom, Piet!" zei hij, de hand op z'n schouder leg
gend. ..wees n,ou verstandig. Laat 't nou maar ver
der Tusten."
„Neen," riep- de ander uit, en dol verdriet jam
merde in z'n oogen,, „meneer weet 't toch we)
Van de acht maanden, die ik gehad) heb... Vajach-
heid in geschrifte. Ze? biehandeldtjn mij toch nog cle
ment... Nog heel clement..."
En weer tikte hiji mef. z'n glap. Maar d« kameraad
behie,ki de macht om 't te verhoeden. Kn ak cLdk
heen. Begrijpend, dat, 't beter was om die twee maar
samen te laten... Na de uitbarsting van ellende-her
innering
Eens nog heb ik slachtoffer van „cbevaiier d'in
dustrie" ontmoet. Wij. zaten samen voor café-ruit. Ik
schaamde mij niet voor z'n gezelschap. En daar stap
te schooier voorbij. lintje in 't knoopsgat, stok
mat zilveren knop, stapje voor stapje.
Toer zagen ze elkaar
Wilde slachtoffer opspringen.
Ih legde mijn hand' op de zijne. En sprak, cp mtja
beurt, sussend-kaimeerende woordelu
Vreesde uitbarsting
Want de schurk, zijn koolzwarte, sluwe bedrie-
gersoogen vestigend op zijn slachtoffer; voorkomend
den aanval; de ellendeling, in wie-n alle zedelijke ge
voel verstikt was, hij spuwde, met minadhtend-
walgend gebaar, op de straat... Manifeet ©erend zijn
verachting voor man, dien hij te gronde had. gericht.
Toen bad Ik moeite om me te beheerschen. En diecn
ander tot kalm-bQijven te bewegen... Toen was n»
voorbijgegaan een der meest hideuse uitingen toe.
mensch el Ijk© verwording....
MAITRJI CORBEAU.
Gemengd Nieuws.
RANGEN IN DEN HEMEL.
Men schrijft} aan de N. R. Ct:
De vraag of er rangen in den hemel zijn, ie mis
schien meermalen gedaan en de mogelijkheid is niet.
uitgesloten, dat er wel eens gepoogd is, die gewich
tige vraag in ontkennenden, of bevestigenden zin te
beantwoorden. Toevallig vonden wij daaromtrent iets
vermeld van ouden datum, merkwaardig genoeg om
even mede/ te deelen.
Hertogin Philippine Charlotte van Brunswük. de
zuster van Frederik den, Groote, stierf op 85-jarieer,
leeftijd. Ia den laasten tijd1 van haar' leven sprak 2
gaarne over de onsterfelijkheid va® dei ziel en peins
de er veel overr hoe de toestand der ziel dan wel
zou zijn. Nu blijkt uit een gesprek, dat zij roet e©x.
Brunswijkseh geestelijke over dat onderwerp had ar»
dat ontleend is aaii de nagelaten, gedenkschriften van,
Karl Tom S trom beek, welke, beschouwingen zij om
trent dat onderwerp had.
Haar vraag tot den geestelijke luidde: zullen wij
vorstelijke personen in de andere wereld/ met lieden
uit de onbeschaafde standen, op een en de^élfd©
plaats zijn,? Of blijft ieder onder zijns gelijken, zoo-
a,ls diat hier op aord© pleegt te gebeuren?! En, aJséej»
soort antwoord reeds daarop klonk het, dat zij vooraf
de verzekering gaf, dot baar broeder, de hoogzalig©
koning, die overigens tot haar leedwezen, niet veel effu
onsterfelijkheid) scheen te hechten, aich in een gy>-
niengd gezelschap slecht tehuis zou gevoelen en zij
geloofde, dat hij daar, inpliaats van. door Vottaire en
mannen, der kunst, omringd te zfjn. met gemeen© sol
daten moest omgaan; dit zou hem ongetwijfeld wei
nig aanstaan.
"Verder voegde zij hieraan nog toe, dat zij, wet
wist, dat men vooral op haar leeftijd niet ijdel mocht
zijn. en dat zij. geljjk d'e geestelijke trouwens) wel
wist, ook nimmer hoogmoedig wa,s geweest, maar
dat zij oprecht moest verklaren, dat het ook haar
niet bevallen zou, -om in den hemel trij; allerlei lui
te zitten, van wier doen en latejn, zij weinig wist.
Het valt te begrijpen, dat de geestelijke door de
vraag eenpgszins ïn verlegenheid kwam, maar, als
een hoffelijk man, trachtte hij op de volgende,' wijze
de zaak te beantwoorden. Hij voegde de hertogin
tee. dat de Schrift niets bepaalds over den toestand
in het eeuwige leven vermeldt. Het, Oud© Testamecnt
dat ons. meer Aan, koningen en grooten vertelt, dan
bet Nieuwe, maakt ndet de minste) melding van hun»
toestand en betrekkingen in, de eeuwigheid, gelijk
trouwens de gelukkigmakende leer der onsterfelijk
heid niet m, bepaalde woorden in dat deel van den
Bijbel wordt uitgelegd. Zelfs wordt omtrent *laa
punt twijfel merkbaar; in den prediker Salomo, waar
ip hoofdstuk 3, vers 20. staat: Wie weet of de geest;
;st
L
aden
vier
d?e-
Bar-.
Ifnoa
bjj
rlaat
HOOFDSTUK 19.
Mary wilde dadelijk een bode naar Brandow zeu-
d&u, maar d© Tower wan op dat uur gesloten en
boende moest zij zich met een brief tevreden stel
len, dien ik hier niet kan opnemen. Zij gaf Bra,adow
bertcht van zijn begenadiging en' wat haar met
bijion deren trots vervulde, dat zij dttmaal niet
geaarzeld had allee op zich te nemen. Daarover, dat
rij het Fronsche huwelijk had moeten goedvinden
om hem te redden, daarvan schreef zij geen enkel
woord.
„Dit zou hem zijn,, alsof hij bet leven verloor, als
ik hem dit berichtte," klaagde zij aan Jane, „en ik
vrees dat ik hem geen grooten dienst bewijs. Waar
schijnlijk zou hij liever sterven Ik in zijn plaats
zou dat tenminste liever willen. Hij heeft mij be
loofd, d'at hij nooit een, andere vtouav zou toebe-
hooren. Maar wanneer hij nu zijn woord breek, even
als ik vandaag het mijne? De gedachte daaraan, al
leen maakt mij reeds dood^beangst."
Zij wierp zich weenend' in Jane's armen en deze
poogde haar te troosten, door haar te zeggen, dat
zij Brandow ken,de als een man, op wiens woord als
op een rots kon worden gebouwd.
„Ook ik gaf mijn eerewoordi en, nu ziet g'e hoe ik
het hond. Hemelsehe Maria, help mij,.' Wanneer de
levensellen,de mij te machtig wordit. sterkt; mij toch
de gedachte, dat hij mij, trouw blijft. Dat is mij mijn
eenigsW troost."
„Ook ik zal al mijn best doen u te helpen, en bij
te staan." zeide Jan©.
„O ja, mijn lieve Jane. J© bent een beelende bal
sem op de brandende wonde." Daarbij kuste zij de
handen, die de hare vasthielden.
Daarop zeiden de meisje® gemeenschappelijk haar
gebed op en Mary. sliep weenen]d in. De heele na©ht
wierp zij zich in, groote onrust heen en weer en met
zoneopgang was zij reeds weer op de been om aan
haar brief nog eenjge regelen, toe te voegen, totdat
ik h^m haalde om hem weg te brengen.
Ik stond reeds voor d© poort, t^oen de Towqr ge
opend werd en mocht dadelijk bij Brandow worden
toegelaten, die Mag-y's brief las en zich gedroeg als
ee„ minnaar, zoolang er reeds minnebrieven in, de
wereld zijn. Vlug ontdekte bij toch evenwel, dat zij
iets voor hem verzwegen had,: een belofte of iets der
gelijks. voordat zij züjn vrijheid had verkregen- Zij
heeft bepaald beloofd' den Franschen koning te trou
wen, om zoodoende mijn leven te redden, nietwaar?"
„Ik hoop niet antwoordde ik ontwijkend, „ik
heb de prinses maai- even ontmoet en zij heeft mij
daarvan niets gezegd."
„Je ontwijkt mijn vraag. Weet je er niets van?"
..Niets," antwoordde ik.
„Csakaden, antwoordt mij, ben Je een leugenaar of
eeu domkop?"
„Laat ons zéggen, een leugenaar, Brandow."
"s Middags eerst verliet ik den Tower. nadat Bran
dow zijn begenadiging had ontvangen ejs hij verheug-
i
de zich er over het eerste bericht daarover van Mary
te li ebben ontvangen.
Natuurlijk verwachtte hij nu, ook dadelijk in vrij
heid gesteld te worden.
Op de mededeeling, dat hij nog korten tijd in den
Tower moest blijven, wendde hij zich met deze woor
den Lot mij: ,„lk geloof, dat zij bang zijn om mij
vrij te geven eer Mary in Frankrijk is. Koning Hen
drik vleit mijn ijdelheïd zeer en houdt mij voor een
zeer gc-y aar lijk persoon."
rtc veek zwijgen,d het venster uit.
Bij mijn afscheid kreeg ik een brief mee voor Ma
ry waarin Brandow haai- lm weinige woorden schreef,
dar hij alles had geraden.
Daarop kwam een smeekbrief,, waarin zij hem om
vergiffenis vroeg, want slechts tot (Lezeh prijs wag
zijn leven te redden geweest;- Dezen brief bracht ik
Braniew tegelijk met een miniatuur-beeltenis eens
voor keizer Karei van Duitschlancï geschilderd en
wee een lok van heur haar en het scheen wel, of
dit alles zou zijn. wat hij ooit van de ge
liefde ajóuw zou bezatten.
Zoodra zij buiten onp bereik liggen, de onvervul
de wenschfü. stijgen, zij dubbel in waarde. Slechts
onder den druk van een waanzinnige vrees voor Bran
dow's le,ven had de prinses haar belofte gegeven.
Maar nu lvet dTeigendé gevaar voorbij was, begon zij
weer haan plannen te smeden, hoe zij Brandow red
den kon en toch haan belofte om te trouwen, met den
Franschen koning te breken. Zij had haan vertrouwen
in haar macht over den koning nog niet verlorenen
betreurde bet zeer den veldtocht van den beginne af
niet met vrouwelijke diplomatie te hebben geopend.
Hendrik5® verstond was njet heel groot terwijl Mary
scherpzinnig en helder van begrip was en daar
van was zij zich bovendien zeer goed bewust. Alles
wat zij in dien, tjjd aan zelfzucht en wreedheid van
Hendrik had/ ervaren, had elke vonk van liefde voor
haar broer in haar hart gedoofd, maar zij wilde toeh
een liefde huichelen, die zij niet gevoelde en dat.
waarnaar zij zoo vurig verlangde, zou haar tot eiken,
prijs gekocht, billijk genoeg zijn. Billijk? Wat zij
wilde waa alle schoons en goed.s en wat zij wilde
ontvluchten was het bitterste ©n afschuwelijkste wat
er voor een vrouw bestaat.
Mary begon haar veldtocht. Zij jammerde den ko
ning voor, wat een kwelling het voor haar zou zijn,
met den ouden Franschen koning te moeten leven.
Maar zij had het terwille van haar broeder goedge
vonden. het was om zijn wenschen te bevredigen dat
zij had toegestemd, maar het was ontzettend wat
haar wachtte.
„Arme Lodewjjk," lachte koning Hendrik, „wat
zal de man hebben te verduren. Hij gelooft een goe
den handel te hebben gedaan, maar de Heer be
scherm© hem, wanneer hij de doornen van dezen roos
zal gevoelen. Je zult wel zorgen dat het leven heni
niet al te aangenaam wordt gemaakt, nietwaar lieve
Mary?"
„Ik zal al het mogelijke doen," antwoordde Mary
ernstig.
„Daar twijfelt zelfs de. duivel niet aan enj Je zult
het wel klaar spelen ook." Hij, lachte over de grove
scherts, die hij, met zijn. goeden koninklijken, broeder
aan de overzijde van, het Kanaal voorhad.
Mary hield' het twee weken langi vol, om een, Me£
en vriendelijk gezicht te zetten eh toch zich gehoor
zaam te toepen, maar dan, ging zij tot een open
aanval over, door den, koning te omhelzen en hem te
smeeken haar jonge leven toch niet op te offeren.
Haar weepenid smeeken uit het diepst van haar
ziel komend, had zelfs eenj steen kunnen, vermurwen
en Hendrik was ndet zoo wreedalleen, maar een
gruwelijke egoïst, die geen gevoel voor andere men
schen had.
„Dus eindelijk is het maar rondiuit beleend." zeide
hij goedgeluimd, „de lady wil haar lieven Brandow
en niet haar Lodewijk en toch Is zij bereid1 haar
lieven, goeden broeder te gehoorzamen? Nu, wij
zullen je hij je woord houden; meisje, en. je gehoor-
zamtra laten. Nu zult ge eens voor altijd! weten, dat
ja naar Frankrijk moet. Je beloofd et vrijwillig te
gaan, v/anneer ik Brandow zijn hoofd liet behouden
en nu verklaar ik je, dat als Ik je weer hoor kla
gen, dat hoofd toch valt en jij. evengoed naar Fran
krijk gaat, begrepen?'"
„Ik zal gaan, nog eens beloof ik bet je. Je zult
geen klacht meer hooren. wanneer je mij je konin
klijk woord geeft, dat hem niets kwaads zaj ge
schieden Hem!" Bij deze woorden bedekte zij
haar gelaat met beide banden om haar tranen te
verbergen.
„Op den dag nog, dat gij naar Frankrijk gaat, zal
Brandow vrij zijn en zijn ambt aam het hof weer
vervullen. Ik houd van hem als een aangenaam
mensch, en'ik geloof bepaald dat jij hier de schul
dige bent en niet hij."
„Ik alleen ben schuldig en ben ook bereid om
boete te doen. Ik ben tor. je beschikking, wannen j©
wilt," antwoordde Mary in diepe ontroering.