1.
uUugUi lil
Schetsen uit de Mrtzaal.
eener
Brieïi uit Eielail.'
st"
erl
ei
Zaterdag 21 Maart 1914.
57e Jaargang. No. 5348.
DERDE BLAD.
„nEKBNING-OOUBANT".
••■De oogen van huikigen, zwaarlijvigen graan,han-
delaar ston.den bijzonder vakerig en fletsch. dien
middag. En weer tikte hjj met z'n jeneverglaasje op
n'. bet tafelblad... Roepend van: „Aannemer Waar
I blijft die kerel nou?"
I „Kalmpjes-an. De Groot!" vermaande z'n buurman,
cj. er is nog voorraad. Straks krijg-je nog mot met de
5 \rouw..."
Maar De Groot "wa^ in, fideel-lustige, stemming. Hij
■J tikte nog barder...
I „Ja, men,eer, ik kom bij u!" riep de kellner.
3C1' En met zijn forschen arm zwaaide graanhandelaar
j in de rondte. Zei, met dikke tong: „Vr...vraag wat
iQi, de heer en, gebruiken willen,. Doris!... .Ta, Van. Zap-
I3| ten, jij ook. Wis en, waarachtig! Vooruit... Of motte-
-J we kwaje-vrinde worde,?"
rVan Zanten glimlachte pijnlijk-nederig. Wischte
zich liet voorhoofd af. Voelde nog eens in het zakje
i aan den binnenkant van z'n, vest... Daar was de
portefeuille met het geld- Daar zaten de vier bank-
I biljetten in, een ran tweehonderd, een van zestig,
en twee van veertig. Hij was thuis sterk gebleven.
Zij bad getierd, gescholden, geraasd... Ze was hem
aangevlogen- Wad zijn jas opengerukt.... Ze moest
geld hebben. De dochter had geholpen, oolc ge
schreeuwd. Ze hadden hem uitgescho'cLen, Hij was
I een ellendeling, een barbaar, een tyran, een beul.
Hij kende z'n pldciht a,ls huisvader niet... Ze z<
oome-Tijs wel eens op hem afsturen. Die zou 'm
wel mores leeren...
j Van Zanten was stevig geweest. Ze hadden geen
con.t van hem losgekregen. Dat zou nooit van hem
kunnen gezegd worden, dat-ie zich vergreep aan an-
dermans goedHij was geplukt en uitgemergeld
j Op zijn provisie-reizen leefde hij soms van een en-
irn kol halfdroog broodje en een kop slappe koffie
Kocht dan, tegen den avond, een paar krentebrood-
jes en liep die op te knabbelen... Zoo uit 't handje...
Ergens buiten 't stadsgewoel. Hij logeerde in, de
a'lergoèdkoopste logementjes. In gelegenheden, waar
C z® hem voor een paar kwartjes opnamen, kennend
upjZ'n toestand... Hij droeg papieren manchetten, en
"I halfhtmdjes. Zat 's nachts soms uren achtereen z'n
tb herstellen, te poetsen en te wrijven, om
jtoch maar fatsoenlijk voor den dag te lcomen... Hij
moest, voor de klanten, nog een soort van meneer
zijn. Anders was 't voor-goed uit. Hij poetste zelf z'n
schoenen, had een potje zwartsel in, z'n valiesje,
en een borstel, omdat hij zich schaamde voor z'n
gelapte laarzen... Hij liep uren om een trammetje
luit te sparen, tot de lendenen hem gloeiden, en
kraakten. Hij had dagen achtereen dolle kiespijn ge-
ooij leden, geen dubbeltje willende uitgeven voor een
rp (kalmeerend middel... Aan tandarts-hulp dacht hij
eens, rondtrekkend van stad tot stad... En
als-ie thuiskwam, dan werd er een stapeltje nota's
)t5(vo°r hem neergelegd.... Dan, begon het spelletje. Hij
'droeg af al wat hij maar even kon missenin|
'greoten, doodelijken angst het geld, dat zijn patroon,
van wie hij provisie genoot, toebehoorde, verbergend,
"—wegstoppend, dat zdj, z'n vrouw, 't piet vih-
tden zou. En dan begon, zij] te schelden, te razen,
met haar krijschende güstem. Dat kwam ervan, als
je zoo gek was een armoedizaaier te trouwen
Ben prul, een niksnut, een ezel, een gek. die niet in
#11 staat was z'n gezin te onderhouden... En de doch-
•jl ter door de moeder grootgebracht in haat en
Ui minachting tegen den vader, zat erbij. Nu en dan
een schamper lachje latende hooren, schokschou
derend met verachtend gebaar.Hom aankijkend met
oogen van: en ddt moet ik nou mijn vader noemen.
Van Zanten, klein, schraal mannetje met .treurige
oogen dun vlasbaardje op de va,le wangen
aanhoorde 't aan, in, sombere onJdérAvorpénihedldHij
dacht aan den tijd, toen zij de driekwart-verloopen
zaak van z'n schoonvader, die hem had uitgebuit,
i„erfden"... Hoe hij z'n eigen fortuintje erin had ge-
stoken, en gewerkt had als een koejie. Dag en nacht
terwijl zij, mevrouw Ida, boven visite ontving
's avonds in den schouwburg zat alles aan ..het
personeel" overliet... Van Zanten waagde 't nauwe
lijks zich te vertoonen voor de gasten van zijn
vrouw. Als hij eens boven kwam, dan nam men, nau
welijks notitie van hem... Hij had alles aan mevrouw
t« danken... Was met z'n neus in den boter geval
len... Ex-bediende van schoonpapa!Ja, men, moest
maar boffen ia. de wereld... Die speelde nu den baas
in de zaak van paf-zaliger.En mevrouw Ida liet zel
den ua hem z'n minderheid te laten voelen, scherp
en diep. Stuurde hem naar een of andere kamer om
iets voor haar te halen... En, als-Ie lang bij de visite
bleef .plakken." dan kon mevrouw Ida op zoo'n,heel-
apart toontje tegen hem zeggen: „Mannie, zou je
niet eens even gaan kijken beneden?Je weet,
hé, als ze zoo vrij spel hebben"... Dan, schrok-ie op.
En gehoorzaamde. Boog voor de gasten. Die hem,
met stijve genadige glimlachjes,1 adtem-zeidefn.
„Dag, meneer Van Zanten..." Waarna, het gesprek
weer kon worden vervolgd. De indringer, de indis
crete spellebreker, was gelukkig weg
Zijn fortuintje smolt weg in de driekwart verloopé»
zaak van pa-zaliger. Hij worstelde, worstelde, werk-,
te zich ziek... De „déb&cle" was niet tegen te hou
den... En van dat oogenblik af beschouwde mevrouw
Ida hem als oorzaak van baar ongeluk, haar ruine...
En het faillissement als „de straf voor haar „mésall
iance".-. Vergetend, hoe pa-zaliger haar gesmeekt
had, indertijd, om dien Van Zanten te trouwen
Een nnder middel, om. toen reeds, de gewis-komende
misère tegen te houden, was er immers niet...
Aan al deze dingen dacht Van Zanten als' Mevrouw
Ida hem zat uit te schelden... Gillend, dat ze geld
moest hebben... Dat ze in haar stand verkoos te
leven, en niet in ij n sbapd.Soms schudde hij
even, droevig liet hoofd... Dacht hij aan z'n zwer
versleven van hongerlijden... En, aan aL het verde
re. Maar de eerbied voor pa-zaliger zat er, ondanks
alles, nog in... Zooals brave, bescheiden, deemoedig-
onderworpen Van Zlanten vroeger zijn moeder had ge
hoorzaamd... 't Zat hem in bet bloed... En hij suste
zichzelf met te redeneeren van: Och, zij meent 't zoo
lcwaad niet... Zoo zijn vrouwen nu eenmaal... 't Is
ook verdrietig voor haar... Ze heeft toch beter da
gen gekend... Misschien, als zij een knapper koop
man zou getrouwd hebben... Hij zweeg en duldde.
Maar als de gedachte in hem opkwam aan de som,
die hij bij zich had en aan patroon van de provisie
toebehoorde, dan drukte Van Zanten, even zachtjes
op de plek, waar hij listiglijk en veilig verbor
gen de schat wist... Neen, dacht hij dan, dat
nooit... Wat er ook mocht gebeuren... En hoe zij
mocht razen en tieren... Maar een dJief... Neen, dat
zou-ie nooit worden...
„Meneer!" zei Van Zanten,dien, middag, buikigen
graanhandelaar op den schouder tikkend „meneer,
als u nou een enkel minuutje voor me hadt"--.
Maar meneer De Groot tikte weer met z'n glaasje.
Dat z'n buurman zei: „Kerel, schei toch uit.... Je
drinkt de heele kroeg leeg!"
Waarop ze aan de bittertafel schaterden van jool.
„Wat is er?" vroeg meneer De Groot, „wat heb
je dan, Van Zanten,?" Maar hij stond toch op
Lichtelijk waggelend en onvast... Met strak-starepden
vagen blik... En liij liet zich apart nemen, bij oen
zijtafeltje... Iutusschen loerend naar zijn, pa£-gejbracb
ten, nieuwen, zooveelsten borrel...
„Wat heb je nou?" vroeg de Groot.' glimlachend
en wenscbend van den saaien Van Zanten af te ko
men,. „,Hè?... Wat?..."
Het uederig-gedweeë man.netje fluisterde... Van
uit diepte van geheime binnen-vest zak een porte
feuille halend... Maar de ander proestte 't uit.
„Kerel, schei uit!" riep hij. „ik mot daar dade
lijk weg... Nou afrekenen? Ben je heelenfaal?
Dat kout immers terecht... Wat?... Neen, Van. Zan
ten, je bent ei-n beste, brave kerel. Een uitstekende
vent, lioor!... Dat komt terecht... Over een. maand,
of over drie maanden,... Stel-je voor. n,ou eventjes
gaan afrekenen... Man wees maar gekust. Wij staan
in rekenin'g-couraivt met elkaar!"
En do. zware, forsdhe, dikke De, Groot de rijke
graanhandelaar sloeg klein nederig manneken op
het smalle, schrale schoudertje, dat Van Zanten
haast cmvertui melde..,.
„Wij staan, in rekening-courant met elkaar!" riep
meneer De Groot, 't. uitschaterend van pret over het
mal-benauwde gezicht, waarmee mannetje naar hem
opkeek... Eu hij ging naar vriendenkring terug. Wou
Van Zanten ertoe brengen om nog eens aap 'n rondje
deel te nemen. Maar ditmaal lukte 't hem niet- Wist
mannetje uit het café te ontkomen, vóórdat iemand e
op lette... Hij drukte een hand op de plek, waar
hjj de portefeuille wist... En 't was hem, alsof zijn
harf werd dichtgewrongen door een, beangstigend, be
nauwend, onheilspellend gevoel, bij het denken aan
't niet afgerekend hebben,
Dienzelfden nacht gebeurde 't. Hij dacht, dat ze
sliep. En heel stilletjes was hij opgestaan... Beang
stigd door de gedachte, dat er iets agn de af te .der den invloed" die hem dan vraagt: „Nou, Van
dragen „hoodsom" ontbrak. Hij had liggen narekenen. I Zanten, hoe staat 't met de rekening-courant?;'
Kon den slaap niet vatten. Zooveel van baas Klum-
hc.
tij
Feuilleton.
pers zooveel van bakker De Haan, zooveel
Jansen, uit Gorinchem... Hij telde, cijferdeEn
kwam telkens tot een som, twintig gulden hooger
dan, hij. in de portefeuille wist. Hij luLrterde naar
het ademhalen van z'n vrouw. Neen, zij sliep vast.
Toen tilde hij een been uit het bed. 't Andere been
- wachtte even. Sloop gerutechloos naar de kast.
waar z"n kleeren hingen. Tastte, tastte, voelde
in de zakken. Daar had-ie 't. Tuurde weer naar het
hoofd van zijn. vrouw... Zij sliep rustig. Ging bij
het nachtlicht staan... Strikte portefeuille los... Haai
de bankjes voor den dag... Telde* telde.Begon op
nieuw te cijferen
„Bedrieger!" schreeuwde 't plotseling achter hem.
En zóo schrikte mannetje, dat de. portefeuille zijn
handen ontglipte.
„Bedrieger!" schreeuwde mevrouw Ida... Die vlak
achter hem was aangeslopen
En voordat hU tets kon zeggen, hadzij de deur
van de slaapkamer opengerukt
„Carolien,!OarolienKom eens hier... Oarolien
pan:"
In het kamertje ernaast, waar dochter sliep kwam
beweging.
„Wat is er, moe?... Gut-nog-an-toe, mensch. is dat
schrikken!... Wat heb je?..."
Sprakeloos-sldderend van verontwaardiging, wees
mevrouw Ida naar mannetje, dut poogde uit te leg
gen, te verklaren, te verduidelijken... Dat de porte
feuille tusschen z'n bevende handen Klemde...
„Carolien!" riep mevrouw Ida eindelijk, „hier, je
vader.,, die man daar... Die ons honger en gebrek
laat lijden... Die loopt met schatten geld rond... Ik
heb 't gezien... Met honderden guldens!Morgen
kan ik den slager geep, cent geven... Dat weet je!,...
Hebben wij schandaal in. huis... Burengerucht.En
hij verstopt schatten geld!..."
Ze stonden tegenover hem, als twee furiën. De
dochter papiertjes in 't haar gewrongen, zoo uit
den slaap opgeschrikt, met woedende oogen schreeu
wend van: „I- most je schamen; Dat is een vader!
U, die van grootpa alles hebt gekregen... Foei!" En
boven alles uit gQ.de de stem van mevrouw Ida.
Hij, mannetje, vond geen macht, géén taal, geen
kans om te zeggen, dat het andermans geld was.
Hij probeerde 't. Maar zij overschreeuwden! hem.
Toen overviel hem een dolle angst, dat de vier grijp
handen der vrouwen hem de portefeuille zou don, ont
rukken, met al 't geld) van meneer De Groot...
Hij had, bij het oprapen, een bankje vap veertig
in de eene hand gehouden
„Daar!" riep hij, het papier overreikend, „ziedaar
dan... 't Is rap een ander't Is niet van mij...
t Is van een ander... Ik ga de gevangenis in... Zoo
waar als..."
Maar ze gingen uit de kamer. Mevrouw Ida voelde
zich onwel worden
„Kom maar mee, moe," zei Capolien, „ik zal uw
druppeltjes klaarmaken!"
Weg waren ze... En hij stond daar met de porte
feuille zonder het bankje vap, véertig. Hij trok haas
tig z'n kleeren aap. Durfde niet meer gaan slapen.
Vit angst voor de portefeuille... En hij sloop naar
liet, kamertje, waar hij z'n „administratie"' hield.
Piekerde na... Meneer De Groot had toch gezegd:
„Wij hebben rekening-courant.. Dat bad mannetje
toch goed verstaan... Zou meneer De Groot hem
dan eigenlijk wel... Kwdm de nood aau den man?
Maai- dikke zweetdroppels kwamen op het voor
hoofd vap Van Zanten... Hij was 'n dief géwordén,
't Was 'm of hij de boeien al om z'n polsen voelde
WTingen en groeven
...Soms gaat de deur van het vierderaiigs-cafétje
in buitenbuurt met een klein, bescheiden kiertje
open
Ziet men erdoor gluren het vale. bleeke, beenjge
kopje van een oud, heel verarmd kereltje, grijnzend
met beschaamd-nederig knikken
„Wel. Van Zanten!" roept de waard, als-de een
goede bui heeft... Anders wenkt-ie mannetje van:
ga maar gauw door
„Wel, goeie zak^i gemaakt?"
Dan duwt mannetje de deur nog een klein eindje
verder open. En schuifelt, met z'n in wasdoek gebor
gen marsje, binnen.
.,'n Spatje hebben?" vraagt dp waard.
En mannetje tikt tegen het rap dj e van zijn ver
kleurden hoed. Hij durft nauwelijks tot het buffet
an... Hij, die over 't jaar „gezeten" heeft die
zo. nadat hij den patroon, voor wiep hij op provisie
reisde, voor een vrij-beduidend bedrag bestolen had,
nog genadig hebben behandeld... Dan krijgt manne
tje z'n „spatje". En hij buigt alvorens er van te
proeven, heel eerbiedig voor waard en voor gasten,
als die er zijn.
Soms is er een, min-fijngevoelig of ietwat „on-
Maar als dftt gezegd wordt» zet mannetjo direct
zijn gla/i neer. Dan i» 't of oudo herinnering; Iets
van leven brengt In vïn, oogen... Dan wil-lé gaa|n. ver
tellen... Hoe 't 1» gekomen
Maar de baas wenkt hem al...
„Schei maar uit. Vap Zanten' We weten 't ih
da puntjes, hoor!" En mannetje gehoorzaamt.
Drinkt zwijgend verder. En dan kan 't wezen,
dat de waard, die ip zijn hart een gori kerel
is het verloopen. verarmde-, verloren schooiertje
met iets van echte deernis aankijkt
Want hij weet, hij gist we] iets... Van wat man
netje met z'n van-huls-ult dood-eerlijk, schuchter
hart, tot een dief heeft gemaakt...
MAITRE CORBBAU.
Londen, 14 Maart 1914.
Maandag lb Maart wordt do Times oen stuivers-
krant. dus, wanneer deze brief verschijnt, is dat
„groote" feit reeds gebeurd. Het heeft reeds heel
wat ponnen in beweging gebracht. Kolommen zijner
over gevuld in de verschillende groote bladen. Want
de Times, zooals we weten, is een gewichtig blad.
Zijn geschiedenis is. in 't kon. deze. In 186 bo-
gon dit dagblad te verschijnen, hoewel toen onder
een anderen naapi. The Daily Unjversal 'Register
Drie jaar later evenwel werd die lange naam veran
derd in den, thans over de geheele wereld bekende
veel korteren: The Times. Al spoedig werd het blad
zeer populair. Beleende mannen werkten er mee.
Een van deze, Captain Sterling, schroef zulke krach
tige stukken ten gunste van. het ministerie Peel ln
1835, dat de groote staatsman hem persoonlijk zijn
dank betuigde, en de Times den naam kroeg vam.
de Thunderer. de Donderaar.
De beroemdste redacteur van de Times evenwel,
was John Delane, die zelden zelf iets voor bet blad
schreef, maar zijn stempel drukte op allee, wat door
anderen werd bijgedragen. Van Delane wordt be
weerd, dat hij de grootste nieuwsblad redacteur was,
niet alleen van zijn eigen tijd, maar van alle tijden.
Hij was een man, die nooit thuis at, en letterlijk
leder kende, die de moeite waard was gekend te
worden. Van zijn 24ste tot zijn zeetiilgste jaar stond
hij aau het hoofd van het blad, dat onder zijn lei
ding tot zulk een hoogte steeg, dat geen ander blad
ooit zelfs een poging heeft gewaagd, het te evenaren.
Een hooggeplaatst Engelsch geestelijke, de Archaeör
con Denison beweerde eens. dat. als de Bijbel en de
Times het niet met elkander eens waren, vijf hon
derd menschen van elke vijf honderd en tien de
Times geloofden.
We weten, dat de Times conservatief ia Niet al
tijd geweest weliswaar de eerste jaren was het
een liberaal orgaan maar die tijd is zoo lang ach
ter den rug, dat menige Tory van den tegenwoor
dig en tijd ernstig geschokt zou worden, als hem ver
teld werd, dat zijn geliefd blad oorspronkelijk de
ideeën verkondigde vap mannen als Lloyd George.
Ik zal thans niet verder uitweiden over do ge
schiedenis van deze courant. Laat ik zeggen, dat
het, om verschillende redenen, niet het blad was. dat
ik me bij mijn komst in Engeland ging aanschaffen
Een van deze redenen was een finonciëele. De Timen
kostte vijftien cent per dag. Dat is dunkt mij, een
heel geschikte prijs voor een weekblad. Punch bv.
kost 15 cent, en de Groene Amsterdammer 12%.
maar eiken dag 15 cent voor je krant alleen wordt
een abonnement van om end© bij vijftig gulden.
Geen wonder, dat de Times voornamelijk, gelezen
werd opder d« gegoede standen, en daarvan natuur
lijk het conservatieve gedeelte.
Kort geleden veranderde dit eensklaps. Dé Timesw
las men overal, zal voortaan een dubbeltje kosten
inplaats van 15 cent, tenminste voor degenen, die
zich abonneeren. Op straat zal de oude prijs ge
handhaafd blijven. Dit is nog slechts een paar maan
den geleden, c-n die vermindering vaai vijf cent per
nummer, bracht al heel wat gemoederen in - bewe
ging. Velen zagen er een zeker verlies van waardig
heid in. Je wist nu eenmaal, dat de Times iets an
ders was dan alle andere kranten. Beter natuurlijk,
grooter natuurlijk, ieder gaf dat grif toe. Maar don
ook de prijs nietwaar? Wat zouden onze voorvade
ren wel zeggen, schreef iemand in de Daily Ghronj-
cle. Die huurden de Times van den boekhandelaar
of krautenverkoopei- voor een stuiver per uur, zoo
als wij een boek halen uit een bibliotheek, maar met
dit verschil, dat we het dan een week mogen hou
den.
Maar onverschillig alle op- en aanmerkingen ver
scheen de Times op een Maandagmorgen, enkele
weken geleden, voor 10 cent, en zag er niets min
der waardig en soliede om uit. Nog steeds nam bet
20.
flf „Wanneer de wind zoa bijzonder gunstig blijft
P Ivoor ons, kunnen wij bepaald aJle vrees ter zJjde
Is I zetten," zeide Mtvry tadhend en in de handen kJap-
Ulfpend, maar met tranen in dé oogen.
WJj hadden een mood, niéuw schip, dat zelfs de
[wildste golven kon weerstaan. Dadelijk bij onze aan
komst in Londen wilden Mary en ik naar den. ko-
entfning. om hem zoo mogelijk voor ons te winnen en
r daarbij vertrouwden wij op Wodsley'e bijstand.
Maar er moest rekening gehouden worden met het
[niet gelukken van onze plannen. Mary kon door
|Hendrik's onbuigzaamheid teruggehouden worden. Daft
.zou Brandow naar een klein eiland op de hoogte
[van Suffolk varen en daar wachten, wachten, wacb-
'n het ergste gévaj konden zij het schip op-
bemann&n, mot verache levensmiddelen voor-
i dan verder door de Noordzee naar het
reeds uitgezochte toevluchtsoord, naar Nw.-
j Spa u je.
Brandow kon zich maar niet voorstellen, hoe hij
de huishouding ven een prinses en gister nog kon,tn-
g>n van Frankrijk, een van de machtigste staten,
raoeet inrichten. Dat koning Hendrik zijn hart zou
U| opent n en voor het jonge paar zou zorgen, dat was
niet aan te nemen. Nu fcn geval van qpod konden zij
'Ti ar Suf folk en op Brandow's landgoed in onze na-
w8|bijhf ld leven. Voor dezen voorslag was Mary spoe-
dig te winnen, zij zeide daA dit haar beter beviel dan
al hf-t andc-re.
een Eén omstandigheid deed ons op 's konings goed-
I keun'ng hopen. Brandow was hem in de laatste we-
k.-'n onontbeer'ijk geworden en genoegen was hem een
ware levensbehoefte,
Wij worcu iu Southompton gekard, om onze vij
anden, op een verkeerd spoor te ledden en nu bega
ven Mary en ih ons naar Londen,, naar den koning,
die zijn zuster met groote vreugde weerzag en haar
telkens weer kuste.
Mary bad nu een moeilijke rol te vervulletn, maar „Ik heb zoo geweneern,
z8 was er tegen opgewassen. Zij Het niets merken, land terug te koeren en mijn-geliefden broeder den
dat zij ai les w'et van Hendrik'e onderhandelingen bruidegom te toonen, dien ik mij had uitverkoren,
ka met den i'ranschen koning over haar huwelijk met en Ik was in zulk een, pijnigende doodsangst v<*>r
IJl I den graaf van Savoye, maar nam het als een vast- (Frans, en er was geen ander midsaej tot de vlucht,
staand feit aan, dat haar broer hot met zijn be-
ve loft© ten opzichte van haar tweede huwelijk ernotig
(fl had gemeend.
Dadelijk vroeg de koning: „Wat w/Q jg eigenlijk
^hler? Is de koning al reeds begra,veta.?"
on „Dat weet ik werkelijk niet," antwoordde Mary, maakt mij nog dol! Slechts nog «eu
„en ik bekommer mij daar dan ook niet om. Ik heb iu Engeland als jij cn het heele koninkrijk zou on~
rhem getrouwd alleen voor den tijd dat bij leefde en d°r£-aan. Met Brandow getrouwd zonder mijn ver-
i ®ok geen oogenblik langer; aoo ben ik dan ook lof"'
j „Neen, neen, broeder." antwoordde Mary zacht,
heengegaan en zij kunnen hem wat mij betieft be
graven, of als een mummie bewaren, dat laat mij
koud."
Ik üad er voor gezorgd, dat Wolsley getuige; wa-j
van dit onderhoud en zoo vertelde nu Mary aan den
koning, Wolsley en mij haar geschiedenis, met al de
welbespraakthexl en vrouwelijke overtuigingskracht,
waarover zij beschikte: van de gemeens beleedigtijit-
gen van den Dauphin Frans, hoe deze, koning ge
worden zijnde, haar, de Engelsch e prinses, had ge
vangen gezet en haai' aan een krankzinnige had' wil
len uithuwen. Ja zelfs geslagen en mishandeld lvad
hij haar, zoo loog Mary met een stajen gezicht. Toen
zij met haar levendige schildering van ai de ver
dragen ellende ten einde was. wièrp zij zich in,harts
tochtelijk geween uitbarstend om Hendrik's hals dn
bad en smeekte hem. haar te beschermen, te red
den haar. zijn, «dierbare, kleine zuster.
Ik was op'dat oogenblik diep geroerd en dacht er
zélfs niet meer aan. dat dit aliles coanedie was. zoo
voortreffelijk voerde Mary haar rol op.
Maar midden onder haar tranen en zuchten, lachte
zij mij stil toe, en toen barstte ik in lachen uit.
zoodat. ik daarmee bijna alles bad bedorven. Hen
drik keek snel naar mij om, en ik deed alsof ik
j uit ware vertwijfeling had gelachen en Wolsley hielp
my er door, door oen slip van zijn jas tegen zUn
I oogen te drukken. Toen Hendrik ons beiden zoo ge
roerd zag. greep een groote toorn tegen Frans hem
aan en in de kamer op en reerloopend. riep bij met
luide stem uit: „Die hon,d, die Miserabele hond!...
Mijn zuster zoo te behandelen, mijn vaders dochter,
de eerste prinses van Engeland en koningm van
Frankryk! Bij alle goden, ik zal dezen nleteling
tuchtigen, totdat hij om genade smeekt. By myn
kroon zweer ik het."
Wy zulten zden. hoe di°ze koning zyn eed hield.
Nadat Mary door Hendrik over verschületr.de diiln-
gen uitgevraagd was en hem haar geschiedenis nog
maals had verteld, verteld© zij hem .ook hoe ik op
het juiste oogenblik was gekomen en hoe zy om te
ontvluchten en bescherming te zoeken tegen Fra(ns,
zich in al'e stilte met Brandow had laten trouwen
en toen met ons gevlucht was.
„Ik heb zoo gewenscht,'" zeide zij. „naar Enge
zoodat ik
„Heilige God in den hemel! Wanneer ik nog zulk
een zuster had, zoo zweer ik je dot ik mijzelf op
hing. Getrouwd mrt Brandow? Dwaae schepsel! Wat
mort dat beteekenen? Met Brandow getrouwd! Je
maakt my nog dol! Slechts nog éan zoo"n schepsel
I - >- «yn*
terwijl zy liefdevol tegen Hendrik's groote gestal
te aanleunde.
„Geloof je. (Lat ik zooiets zou doen? Wees niet
liefdeloos, nadat je my in zoo'n langen tyd niet hebt
gezien Voor vier maanden] gaaft ge jé toestem
ming, herinnert ge u dat niet meer? Je weet dat ik
d-^zen stap vol vertwijfeling nooit had gedaan."
„Ja, dat weet ik. Je wildet niets dben. Maar het
schijnt toch heel zeker, dat. gij steeds alles klaar
speelt wat je wilt. Hel en duivel!"
„Nu, beste broer, ik roep lord Wolsley tot ge
tuige op, dat je my in deze zelfde kamer, bijna op
dezelfde plek beloofd hebt. dat ik na den dood van
konmg Lodewyk trouwen mocht met wien ik wilde
en je wist heel goed. wien, of ik kiezen zou. Ik
kwam in een kleine kapel met Brandow samen, heb
inijn haar losgemaakt eh, liet bet my over mUn schou
ders vallen, en zoo werd ik met hem getrouwd en
ben nu zyn vrouw geen macht ter aard© kan
ons weer van, elkaar scheiden."
Uitdagend keek zy hem aan. alsof zy zeggen wil
de: „nu, wat wilt ge nu nog met mij doen?"
Hendrik keek verrast op en brak dian in een da
verend gelach uit. „.Met loshangend haar ben je
met Brandow getrouwd?" Hy hLeld zich den bulk
vast van bet lachen en riep luid: ,.Nu, jij kunt ge
rust den strijd met den du 1'vel-zel f aanvaarden, daar
aan twijfel ik geen secondle. Arme Lodewijk? Dat
noem ik nog eens knap. Ik wed om myn kroon,
dat de arme kon'ng gaarne gestorven is,.alleenom
maar van jou bevrijd te zyn. Je hebt tem het laat
st? beetje leven zeker goed verbitterd?"
,Nu," zeide Mary schouderophalend, „hy wilde my
immers per sé hebben."
..Arme Brandow. hoe zal het hem vergaan! Ik heb
by den hemel medeiyden met den armen kerel."
„O. dat Is een ander geval," antwoordde Mary
en uit haar oozen, schitterde een edel vuur en haar
ganscbe gestalte verhief zich in de heilige overtui
ging. da,t het „wat andfers" was.
Iets anders! Ja, zoo verschillend) ais dog en nacht,
als liefde en haat. ais hemel en hel als Bran
dow en Lodewyk en dat zegt alles.
Hendrik wendde zich tot Wo'sley: „Hebt u wel
eens meer zoo Iets gehoord. Mylordr?"
Mylord Wolsley had nog nooit eerder zoo Iets ge
hoord.
„Wat er aan te doen,?" ging Hendrik voort, steeds
nog het woord tot Wo'eley richtend.
De kanselier nam een nadenkende houding aan,
a'sof bij een van, d© gewichtigste zaken moest over
wegen en zeide: ,„Ik kan my maar éen mo.eeiykheid
denken," en dan volgden er ©enige bedarende woor
den, die als olie op de woelige golven werkteh, zoo
dat Mary in stilte er berouw van bad, hem ooit
bloedhond geecho'den to hebben.
Na een pauze zeide Hendrik: „Waar is Brandow?
In den gTond 1s bet een goed» kameraad en wat wij
niet meer kunnen veranderen, moeten wij wel verdra
gen. Hij wordt met jou als vrouw al genoeg ge
straft. Zeg hem dat hy komen kan, je zuïthem
wel ergens verstopt hebben en wij zullen sóea
wat wy voor hem kunnen doem."
„Wat wil je voor hem doen. broeder?'" zei Mary
snel, zeer handig van de vriendelijke bui van haar
broeder gebruik makend.
,„0, verontrust je daar maar niet over." Doch zij
hield hem bij de band vast en liet niet of- „Nu wat
wilt ge voor hem? vooruit daarmee! Ik wil eiken
tegenstand nu liever dadelijk opgeven, want vroeg
of laat bereikt jo toch. wat gij je hebt voorgesteld,
jy heks. Dus biecht maar op. wat je wilt en het
zal gebeuren."
„Kan je hem niet heel eenvoudig tot hertog van
Suf folk maken?"
„Wel Ja, hé, dat is heel eenvoudig. Wat z©0t
u ervan, mylord Wolsley?*'
De kanselier stemde toe en hield het voor hot}
.eenlg juiste,
„Welnu, zoo zy het dan." besliste Hendrik. „Nu
wil ik evenwel op jacht en over de heele geschiede
nis geen woord meer hooren. Je zoudt anders tor-
wille van dien Brandow mij myn heele koninkryhi
nog afvleien." Van plan de kamer te verlaten, draai
de hy zich nog eenmaal om met de woorden: „Mary.
kan je Brandow den volgenden Zondag hier bobben?
Ik zal dan een tournooi houden en dan kan ik
hem goed gebruiken."
Mary geloofde wel dat bet kon.
Het groote resultaat was bereikt.
Eén onverstandig wcord, éen vaJsche kkmk zou
alles hebben kunnen bederven. Wanneer niet Mary
iuaar genoeg. Ik vrees dat ik al genoeg: van prin
ses Mary heb verteld.
Brandow kreeg inderdaad den titel, maar de bezit
tingen van Suffolk hield de koning zelf. Alles wat
Brandow met zijn vrouw behoorde was het geld, dat
zy uit Frankrijk had meegebracht.
Ai aar ondanks allee govoeklf Brandow zich als d»
rykste man op aarde en beslikt was hy een van da
gelukkigste. Een vrouw als Mary is gevaarlUk, wan
neer zij niet geheel en al is onderworpen aan haar
man maar nu was zy met handen eai voeten In
de mazen van baar eigen net verstrikt en zy kon
haar liefde en harteiykheid in al haar rijkdom doen
I deelachtig worden aan een man, dien zij zichzelf
I had uitverkoren.
En daa-mee scheldt deze echoone. eigenaardige Ma-
ry uit de geschiedenis, een zeker bewijs, dat haar
hart de troon van haar man was. haar ziel zyn rijk»
ieder har er wenschen zyn onderdaan, en haar wil,
hoe sterk en taai ook tegenover anderen, de on
derdanige en nederige dienaar van haar geatrengen,
maar milden heer en meester Charles Brandow,
hertog van Suffolk.
EINDE.