Schap Courant. PIANO De Adjudant des Keizers. F. SLUIS. Zaterdag 4 Juli 1914. 57ste Jaargang No 5406. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. „PSYCHOLOOG." VAN VELE MASKERS. Meneer was den hoeden, dag brommerig, mopperig geweekt. En de oude Trui wiet dat men hem. da» zoo min mogelijk moest storen. Dan, klaarde het van zelf wel weer op. Trut zette op zoo'n dag zwijgend het eten, voor hem neer en legde de kranten en brie ven gerutechloos op den, rand. van, meneers schrijf tafel. Een neef van meneer, die op .gezette tijden" oom kwam bezoeken, sn dan steeds een „finafctlëele wending" aan het discours gaf, beschouwde het ge laat van ouwe Trui, dte zijne voedster was geweest, bij de zuster van meneer» als thermometer. Zij ging met den jur. cand. zeer familiaar om; en als neef zich vertoonde, dan ©af Trui een, bemoedigend' hoofdknikje, de lippen vooruit etn met de oogen knip pend van: „Vooruit maar," of ze trok de liphoeken, omlaag fin wenkte van: „O neen, geen sprake van! Onweer vandaag! Waarna de Jur. cand., als de nood niet al te nij pend was, Jlings verdween. Dien middag, zoo tusschen 3 en 4 uur, werd er zachtjos, zeer teschgddie® gescheld. Tot Trui's groote vorbazing, wie dat zou kunnen wezen?... Meneer Jan z'n echel, die van Jur. capd.» kende ze uit dui zenden. Maar dit schuchtere signaal was haar vreemd. Voor de straatdeur stond een schrale meneer, in rwartlakensch pak. een stalen' bril op den neus, por tefeuille onder den arm, handschoenen aan--- Die niet zonder deftige waardigheid maar toch zeer vrien delijk en baast hoffelijk, z'n, hoed even oplichtte en vroeg of-ie „den domende een oogenblikje zou kun nen spreken". Ouwe Trui weifelde... wist niet wat ze van den be zoeker precies denken moest ,.Pe domenee is aj stadis drie Jaar emeritus," zed Trui, steeds een gevoed van. trots en voldoening heb bend als zij 't vreemde woord uitsprak. „Dat wee', k. Dat weet ik!" zei bezoeker, met een fijn glimlachje van: Och de brave ziel beseft niet, hoe goed ik. hem ken--. „.Ta ziet u; ik geloof niet dat meneer op 't mo ment v'eit© kan wadi tien-Meneer is aap 't stud-ee- ren..." Bezoek®* had een kleine portefeuille uit borstzak gehaald en ®ien kaartje overgereikt „Geeft u dat asjeblieft maarDe domenee kent me beel goed..." Trui keek naar dien naam: H. W. Koens Tz., As suradeur. Ze wreef met handrug over neuspunt, snoof hevlg- lijk, keek bezoeker nog eens aan. Sloot de straat deur. L'et hem in zijkamertje, na met een kort rukje een stoel verschoven te hebben. Bezoeker wachtte... wachtte... HIJ hoorde in de gang schuifel/pasjes. En een zonnig glimlachje kwam over z'n trekken. Deur ging open. Een klleine figuur met bleek gëlaat, sombere oogen achter brtlleglazdn stond' daar... Turend op 't kaartje... N'et wetend wat te zeggen--Ontstemd;, geërgerd over het ge stoord-zijn. Maar do bezoeker wiens aangeeiteht een en al glimlach wa,s geworden stralend' van genoegen stak beide handen naar hem uit. „Dag beste domo- nee!.., Hoe gaat het u?" Onwillekeurig stak gastheer een hand uit. Eigen lijk nog kribbiger wordend, terwijl de rheumati'ek schroeide en knauwde in z'n knie. „Kent u me niet moer?... Heusch niert,?Och, maar dat spreekt immers vanzelf, hé? Een man al® u, en een menschje als fit!... Vergeef me mijn vrij postigheid, maar werkelijk het deted me zoo'n innig, innig genoegen u weer gezond en wol voor mij te zien?... ik donk dikwijls nog met zooveel aandoening aan de heerlijke uren, hzx Walburg onder uw gehoor genoten..." Gastheer had bezoeker met handbeweging uitglenoo- digd plaats te nemen. Zag hem strak aan--- Zodht in z'n herimnietringein En bezoeker kwam hem te hulp. Herinner dei hij zich niet meier, dat bij de familie Van Helm, i® Wal burg, indertijd maandenlang logés waren geweest... O, hij had mevrouw-zaliger zoo goed gekend, de bezoeker!... De lieve, brave vrouw. Een war© engel voor de gemeent©!Terwijl hij 't zei, trilde er iets in de stem van.' bezoeker. En hij' noemde nlterllei bijzonderheden, reeksen namen uit Walburg, dome- nee's laatste standplaats. SpTak over heit Jublilejum, dat domenee gevierd had- En hoe tal van, „vrienden uit den omtrek" daartoe „een steentje hadden bij gedragen"Ook hem wa/3 't een eer en voorrecht geweest... Emeritus-predikant hoorde dat alle®, en herinnerde zich nog altijd njet iemand uit die dagen, °P bezoe ker gelijkend... Maar het drukke praten bezorgde hem hoofdpijn.* Hij was te vermoeid om er lang ovor te pieken. Bezoeker zag dat hlji van wal moest steken... De portefeuille werd' geopend. Een lijst, met vele namen...'. Bezoeker dia meppcflief® scherp wist te doorgrondem, praatte ®u kalmer FEUILLETON. 26. HOOFDSTUK 14. In het Berner Oberland w,as het koud an ruw. Op eep. late lente volgde een natte zomer In het Jaar 1821. Zelfs midden Juli blies er een koude wind- Ondanks dat weer behoefden de zakenmènschen niet te klagen. Het vreemdelingenverkeer bleef levendig. Vooral uit Frankrijk stroomden vele menschcn, om het kortgeleden klaargekomen, gedenkteeken voor den Waggiser poort te bezichtigen, een in rots uitgehou wen kolossale leeuw, die stervend de Bourbonsche lelie beschermt ter gedachtenis aan do in 1792 in de Tuilleriön gevallen Zwiitsersche garde van Lo» dawijk XVI. In zijn groote eenvoud was dit gedenk teeken van Thorwoldau als een dn steen gegraven her inneringsbeeld van de ongebroken, trouw tot in den dood en had in zijn omgeving een, dubbelen, invloed- Stom en diep geroerd ging de meneohenmasea daar aan voorbij. Een groote, in diepen rouw geklnede heer scheen zich van dat gedenkteeken niet te kunnen scheidien. Sedert een uur leunde hij met gekruiste, armen tegen èëu rotswand! daartegenover en zij;n ertaf- stige blikken waren onafgebroken op den, stervenden leeuw gericht. Een oude man, die eveneens een rouwfloers om den arm had gebonden, liep meerdere malen) aan den in diep gepeins verzonkene voorbij en keek bem daar bij scherp in het gelaat- Hat gelukte hem evenwel niet de opmerkzaamheid van den ander op zich te vestigen. Met een plotseling besluit trad hij op hem toe. „Neen, Ik vergis mij niet," relde hij met bewogen stem. „U db het werkelijk Gourgand-" Gourgand sprong op. Werktuigelijk nam hij zijn hoed al'. Zijn donker haar was doortrokken me»t wit te draden. Het schoon gesneden gelaat droeg de spo ren van Jaren vol leed. Hij zag er veel ernstiger en levensmoed» uit dan vroeger. De eerste uitdrukking van onwillige verbazing dille op zijn trekken Reehaar werd, toen hij zoo onver en zachter. Vertelde het aJMrtmrltote geval van de predikantsdochter, we» zonder middelen, die bo vendien door tering was aangetast. Een vreeselljk, vreeseHJk geval... Hier moest raad geschaft En ge lukkig, Gode zij dank bezoeker had reedB euccea mogen vinden, Hij streek de in, tweeën geyoume® lijst glad, en legde het papier met sombere plechtigheid voor domenee open. „De namen zijn, u bekend,," zed bezoeker haast fluisterend, .hier uw hooggeëerd le digde gewezen ambtgenoot Hier professorEn daar..." B©d lange, lenige, beenige vinger schoof ovor het papier. Domenee had' de bril wat vaster op neus gezet en 'as... Zeker, hij kende do namen--• „<Ook voor de kleinst© gave zijn wij dankbaar," zei bezoe ker „wU, dat wil zeggen, de anderen, die zich voor het dlep-tragleche geval interesseeren. Want er is haast bij... Groote haast, domenee! Nog kan omes Marie gered worden misschien--- Met hooger bijstand dan.Maar er dient hier met. „spoed ge handeld!".. „U hebt zulke voortreffelijkef relatiën," zei gast heer, „dat u het betrekkelijk kleine bedrag! hier noodlg, eigenlijk al heel spoedig bijeen kunt heb - ben." „O," riep bezoeker uit ..als u eens wist dominee... Ik mag niet spreken, geen namen verklappen, nar tuurlijk niet!.. Maar, inderdaad,, de taak om deze som voor het arme, deugdzame, ongelukkige w©eeje bijeen, te brengen, is veel zwaarder dan u vermoedt! Ik weet wel, in onze dagen wordt men, overstelpt door aanvragen... En daarom vergeef mij dat ik u ©ven lastig viel. Maar ik kon 't niet nalaten u even U komen bezoeken Ik had zulke heerlijke her inneringen behouden aan die dagen uit 'Wajburg, aan uwe schoone preeken, die mij zoo vaak tot in het diepst van de ziel ontroerd hebben... Maar ik begrijp volkomen. Ik weusth geen oogen blik verder aan te dringen... Ik weet bij ondiervinding dat men niet steeds ook waar 't de treffendst© gevallen raakt" En bezoeker maakte aanstalten om de lijst weer op te bergen. „,Neen," zei emeritus, en er kwam nu werkelijk Iets van schaamt©-blosje op de bUeeka wangen van den grijsaaid, „neen. Ik wil gaarne... Wacht u maar even.,." Bezoeker maakte diepe buiging en ging weer rit- tan Geen spier op z'n et rak gelaat bewoog zich nu... Domenee kon elk oogeublik terugkeere®.En eme ritus verscheen weer. Overhandigde) bezoeker een, blauw papiertje. Teekende z'n naam op de lijst Lang drukte meneer Koens den grijsaard de hand. Fluisterend, buigend, glimlachend, redevoerde hij, van, grooten dank... En hoe hij de arme Maria zou spreken over den predikant, die reeds zoovel© wed- daden had verspreid... Ouwe-Trui werd gescheld Moest bezoeker uitlaten. Wat zij deed. En ze stond hem na te kijken heel poosje» Telkens wrijvend anet handrug over neuspunt Wat bij Trui, die ook gaandeweg kijk op menschep had Leeren krijgen altijd een toeken was, dat Iets of iemand haar minder beviel... ...De hospita van drie-hoog maakte een soort van tlkbaweglng, terwijl ze tegelijk heit voorkamertje open de, waar hij zat te teekenen. Ietwat verschrikt, keek commensaal op... „Bem onbekende sinjeur," zei hospita halfluid, „nooit gezien'Hij zegt. dat-te je beet ken Zoo doen zo altijd om achter iets te komen... Mis schien van de belasting?" Henk de Le©uw wierp 't hoofd achteruit en Lachte luidkeels. „Nou, dat zou minder zijn, hé... Maar," en z'n gelaat betrok op fluistertoon „kan 't niet Gompers zijn, de kleerm...?" En terwijl-ie "t zei, stond de vreemde bezoeker al reeds achter bosp ta „Dag, meneer De Leeuw," riep hij Joviaal uit, „,hoe gaat het?" Henk keek dën ander aan. Dg sinjeur mët flambard loe jasje, zakdoekpunt uit zijzak hangend, was hem totaal-onbekend.... „Herinnert u mij niet meer?.. Yan de tentoonstelling in „Pulchri"?.... Toen we met Ockerse. L^mberts. den Belg... Wél-ja, u weet wel. Du Chatel was er ook'by... Een maand of'viër geleden... Wij hebben toen nog een borrel gepakt in de „Bar"... Weet u niet meer toen 't nog zoo* laat is geworden. Enfin, 't is u ontschoten. Van Dam, kunstcriticus, correspondent van Fransche em Belgische bladen... Ik ben zelf ook zoo'n beetje collega..." „Ah'-jai" zei Hetnk, zich een tikje schamend over zijn onbeleefd-vergeten „nou u 't zegt.... Ga zitten, waarde heer, Rooken?" Kunstcriticus stak een cagarette aan. Kruiste de beenen. Deed of ie Henk al jaren kende... Tutoyeerde bereids... Ze praatten over allerlei.^ Cri ticus 'scheen werkelijk veel 'lui te kennen. Had, ,i<ntus- schen al een paar malen op de pendule gekeken. Stak'van wal. „Zeg kerel" zei-ie. ,„nou mot je eens even naar-me luisteren. Ik heb vanmiddag nog iets met Nijhg, in. Rotterdam te bespreken, over een nieuwe uitgave... Ik schrijf je {Jpar nader over... Dat kan voor jou ook •iets aardigs zijn, misschien... Sapristi, ja. Iaat ik £ven E-ecies je naam noteeren en je adres... C'est paf.... uister p$ns even. 't Geldt een miserabel geval. De vent, dien ik bedoel, js een oude scharrelbok,- en voor teetotaler is-ie ook niet in de wieg gelegd, maar afijn... Wij zijn geen van allen heilige boontjes, hé?... Nou luister, zeg ik..."' En kunstcriticus vertelde... van het miserabele ge val. Waarvoor hulp moest wezen. Hij zelf was ook geen Richard, om den duiker niet. Maar, tusschen ons ge wacht werd aangesproken, verdween vlug. Hij nam de hem toegestoken hand aan en drukt© haar hartelijk. „Graaf Roederer u? U is in 't geheel niét ver anderd." „Dait compliment kan ik u niet teruggeven, mijn arm© vriend-" Gourgand' lachte emajrteÜJjk. „De zes Jaren die wij elkaar niet gezien hebben, waren nu Juist niet, van. dien aard, dat zij 'n mensch Jonger maakten-" „Sedertt wanneer is u hier?" vroeg graaf Roede rer. „Eerst sedert kort sedert mijn laatste hoop ver dwenen is om iets voor mijn keizer te bereiken. Ik kreeg het verlof om naar Frankrijk terug te keer en en kort daarop het bericht van rijn dood. Het drama op Sint Helen® is ten elndfe." Gourgand."s stem klonk rustig, maar men bemerkte het aan hem1 dat) een diepe ontroering in zijn, bin nenste was. Hij, wees op den stervenden l©6uw. „Wat benijd ik hen, die zich dat gedenkteeken verdien den," voegdJe hij er na een korte poos aan toe. „Zij konden tenminste sterven trouw aan hun koning, toén zij hem niet meer konden redden. Ik mocht dat niét. Mijn missie bleef onvervuM. Hij stierf in zijn gevan genis zonder mij." „Kom ga mee," verzocht Roederer. „Wij zullende kade een eindje lang® loepen. Wij, hebben' elkaar veje>l te zeggen. U moet bedenken, dïat ik sedert Jaren njets me©r van u hebt gehoord." „Het was te gevaarlijk voor mij om te oorrespoh- deeren, maar nu, nu allee voorbij is, kan ik u mijn lot wel vertellen, wanneer u werkelijk belang daar in stelt.'" „De laatste woorden beschouw ik als niet gespro ken," antwoordde graaf Roederer hartelijk. Hij schoof zijn hand onder Gourgand's arm en voerde hem met zacht geweld van het gedenkteeken weg. Zij slenterden samën de kade langs. D© Pilatue droeg vandaag bij hooge uitzondering geen wolken- kap. Scherp afgeteekenjdJ stegen de witte toppen tot den blauwen hemel op. „U ging van Sint Helena af om een twist met Montholon." zoo begon graaf Roederer, daar zijn be geleider bleef zwijgen. ,„Dat wil zeggen zoo ver telde men het. in Parijs. Voor uw vrienden was de oplossing van dit raadsel zeer eenvoudig. U moest regd ca flfczwcge». hij hKtf'er toch' ma» geel Uppjfe roer geofferd,,. Die ouwe scharrelaar van 'n Reukers njnet worden geholpen... Kende Henk 'in niet... Kkrd, jaar of dertig geleden verdiende diezelfde Beukers, piet ïilustratiën,. gela als water... Criticus had laatst nog ©en paar „oude krabbels" van hem gekocht toen de Kerel geen stuk droog brood in huis had... „Veel of weinig" zed criticus, doet 'er niet toe, „geef wat je missen kunt." En hij haalde z'ïi notitie-boekjeTte voorschijn. Henk rookte zn cigarette met een haal of wat op... Zoekt In een laadje van z'n schrijftafel. Krabde zich achter 't oor..... Peinsde.... Keek criticus nog eens aan... Reikte hem e©n riks over. „Waarde heer" zei jhij wat koeltjes, want recht vertrouwen deed "ie het zaakje toch niet, 't is heusch meer dan ik missen kan... \Vaar woont (li© Beukers, ie?" .,Or" riep criticus Uit. „„denk ja diat ik overdrijf, of zoo?... Neen, amice, dan weiger ik pertinent.,.." Én hïj wjide den riks teruggeven... Maar Henk weigerde. Maakte excuses. Bood nog een cigarette aan. Verzocht de complimenten te doen aan de kennissen. Schudde criticus de hand. Riep hem„Nou saluut' Veel succes hoorf..." achterna. Maar toen hij in z'n voorkamertje teruggekeerd, het restant natelde van de contanten, hem overblijvend... "En 't hem te bjnnen schoot, dat van avond! hel .^tgarenbeesrtje" Waar ie heelemaal niet aan gedacht fiadJ, Zou komen... Toen sloeg Henk met de vuist op hét bladf der schrijftafel, dat 't brooze ding kraakje en waggelde... ,JEen uil ben ik!" riep hif woedend ufl, xi©en ezel. een stomkop/.. E-P met ging hij zich' verder kleeden, om weg te zijn, als s/raks bet .beertje" zou komen... Dat ie met den riks had! kunnen „zoet houden"... „Voor drie gevallen van oplichting kunt ge vervolgd worden", zei de rechter van instructie tot den ver dachte, die gesnapt was toen hij, bif een dame van ouden adel steun kwam vragen voor een verarmde freule, die haar eer verkozen had boven weelde, en ergens honger leed terwijl zij Ie fier was om iemand iets te vragen.... Terwijl hij -«en paar recommandatiën toonde van allernobelsle signatuur... „Voor drie gevallen van oplichting kunt ge vervogd worden", zei Z.E.A., „maar d© gevallen waarin blijkbaar door allerlei vaLsche "Voorwendsels en bet [lelijke praatjes jjie menschén geld hebt weten pf te troggelen, zijn" legio!" Verdachte bleef dén rechter rustig aankijken. Zed geen woord. „Gij .hebt u onder den naam van Koens bïf 'een emeritus-predikant aangemeld. Als kunstcriticus bij den heer De Leeuw alhier... Als meneer Dubois, afstam mend van Fransche réfugiés uit de achttiende eeuw. bij d§ douairière Van Lande... Als gewezen zendeling bij dsT flansen., j Ik heb hier nog negen diverse gevallen. Al die namen hebt gij beurtelings aangenomen, piet waar?' „Wanneer ik dat mócht gedaan hiebbèn. was 't steeds met «en goed doel", zei verdachte, „en zijn de giften besteed Volgens de bedoeling der gevers en geefstérs f" Even irriteerde de koel-verontwaardigde toon van den bedrieger den rechter... Werd hij rood van drift... Maar het comische van 't geval en het vindingrijke van den oplichter deden hem: in een lach schieten... „Ben 'je tooneelspeler geweest?" vroeg de rechter, „of schrijf je soms romannetjes?" Verdachte achtte 't blijkbaar beneden zïch, 'ojp zulk een vraag te antwoorden. „Ik tracht den lijdenden evenmensch te helpen" zei de ,kereL, ;^en als men dat' verkeerd uitlegt moet fk t eenvoudig dragen en gedoogenf..." De rechter stond op t punt van uit te barsten bij zóó-perfide en onbeschaamde huichelarij. Maar hij wist zich 'te bedwingen en achtte 't nuttiger den oplichter te observeeren in zijn „pose" en zijn soms "sluwe antwoorden. „Zou je nu een middel weten" vroeg Z.E.A"., toen de verdachte na het verhoor was weggebracht, tot den griffier, ^om de menschlen verstandig genoeg te maken, zulke doortrapte gauwdieven In de gaten te houden etn zich niet te laten foppen?... AI zet je 't met koeien- van-letters, in duizend groote e nkléine kranten tege lijk..." „Toch vliegen zg er morgen-den-dag weer inf' vol tooide griffier. En de rechter, die anders weinig waarde hecht aan het oordeel van „jonge broekjes, die gas in de wereld komen kijken", Vond ditmaal dat griffiertie, óndanks de zeer-prille jeugd van zijn doctoraat In de Rechtsweten schap, den spijker op z'n kop sloeg MAITRE CORBEAU. Voor Miste KUNSTSPEL en ELECTRPIANO'S. VLEUGELSlsHiLMBH lijr'KESSELS'KON.FABRlEK. TILBURG VRAAGT CATALOGUS - OOK TBRMUNBETAUHB 10 JAAR GARANTIE VOGELEN PUJIMVeeVOSm Verkrijgbaar bij JOH. W. GO VERS, Molenstraat* natuurlijk probeer en om brieven van dön keizer na«r Europa të bren^sn." Gourgand knikte. „Ja ik ging heen in de hoop mijn keizer te kunnen dienen. Maar ej mijn onder nemingen mislukten. Ik heb schipbreuk geledten. en ik zal het nooit te boven kunnen komen, dat ük hëm vërlaften heb, zonldler hëm te hebben kunnen hel pen." „U hebt het jaren lang trouw bij hem in d© ver banning uitgehouden." „Ach, spreek daar njet van- Ook daaraan is die herinnering zoo bitter. Ik was dikwijls uit mijn hu meur, zelfzuchtig, ik martelde mijzelf dag en nacht, zoodat ik ndat ajles heb gedaan om mijn keizer op te vroolijken» „Hij te dood en Ik kan het nilet meer goed maken. Vergeef mij graaf, laat mij maar alleen verder gaan» He deug njet me©r onder menschen." „Ik geloof eerder dart) u te veeffi alleen IS. Wan neer je wat rustiger gestemd bent, vertelt ge ver der wij hebben den tijd." „Ik ging van Sint Helétaa' eerst naar Engeland," zoo nam Gourgand na eenJge oogen Wikken weer 't woord. „D© regeering nam mij zeer vriendelijk op. Dat duur de evenwel njet lang- Nauwelijks zes maanden na mijn aankomst nam men mij gevangen, bracht mij op een schip en zette mij in Cuxhaveu aan land, nadat men mij al mijn papieren ontnomen had. Ik ging naar Hamburg, schreef vandaar uit aan keizerin, Marie Louise. Ik smeekte haar, haar invloed te doe® gel den, dat de keizer van Sint Helena werd weggevoerd. Ik schlïdërde haar zijn lijden, zijn ziekte. Ik vond de meest aangrijpend® woorden. Ik bad om de ge nade. om persoonlijk bij haar temogen komen „Nu en wat was het antwoord?" „Ik heb noodt eenlg antwoord1 gekregen," zelde Gourgand bitter. „De keizerin moet door spionnen omgeven zijn, maar toch weet ik. dat zij: den brlel in handen heeft, gekregen zij heeft haar man la ten sterven zonder een vinger naar hem uit te ste ken." Roederer knikte droef. „Zij zal binnenkort met graaf Neipperg trouwen. Dat zegt al raeds genoeg." „Ik ben naar Rusland, naar Oostenrijk, naar Par- ma gereisd." zoo vertelde Gourgand verder, „.ik heb om audiënties gesmeekt, ik heb brieven op brieven Grepen uit Lanti- en Tuinbouw. VAN DE NOORDHOLLANDöC^T rSCJSFVELDISN. Dezer dagen is verschenen het Verslag over de van wege het Rijk gesubsidieerde Landbouwp roef velden in Noord^Holand, gedurende 1918. Dit boekje van ruim 80 bladzijden is, zoolang de voorraad strekt, op aanvrage kosteloos verkrijgbaar bij den Rijksland- bouwleeraar voor Noordholiand te Schagep. W© zullen in eau paar artikelen de voornaamste zaken uit dit verslag, dat zijn die uitkomsten, welko voor de practljk de meeste waarde hebben, voor onze lezers bespreken en er wellicht hier en daar enkele beschouwingen aan vastknoopc®. We beginnen dan met die proefvelden, die ge bracht worden onder de groep: Voortdurende benut ting mat uitsluitend kunstmest. Daar zijn proefvelden bij, die op dezelfde perofcelen al 16 en 16 jaar zijn aangehouden «n waarvan d« uitkomsten daardoor sterk in waarde hebben gewonnen. Reeds meermalen vonden we aanleiding in landbouw kroniek de grondbeginselen der bemestings leer te bespreken ëx» er op te wijzen, dat de wer king van die stoffen, welke door de landbouwers op grond van een ervaring van eeuwen al» mest won den beschouwd en getauikt, nl. de uitwerpselen va® het vee. slootaaxdo e.d., berust op de aanwezigheid van precies dezelfde stoffen als ln de kunstmeststof fen eveneens aanwezig zijn. Het verschil zit hom o.a. ook hierin, dat die plantenvoedlngsstoffen, stikstof, phosphorzuur, kali, kalk en soms nog enkele a®de- re, in de ugm natuurlijke meststoffen gewoonJük alle voorkomen, zij hei ook in vaak zeer wisselend© en onderling zoer ongoloke verhouding, terwijl de kunst, meststoffen ieder voor zich meestal maar éen. van die etoffen bevatten. Het gevolg daarvan ie, dat men stalmest, bagger e.d., afgezien van de hoeveelheid, tijd van aanwending e.d., niet heet verkeerd kan ge bruiken: het zijn volledige meststoffen. Kunstbo- mesting echter eischt veel meer inzicht, veel meer landbouwkundige kennis van zijn gebruikers. Vergelijking tusschen stalmest bijv. en kunstmest is dus alleen, dan vruchtbaar, wanneer de kunstmest ook oordeelkundig is aangewend. Een oordeel over kunstmest, gebaseerd op resultaten bij een onjuist gebruik ervan, is geheel waardeloos. Toch wordt dit oordeel maar aj vaak mei, groote beslistheid uit gesproken. Dat kunstmest zgn. „.wonderen" kan doen, heeft de praktijk al lang in, de meeste streke® ondervon den, maax dat het Juiste begrip dikwijls ontbreekt, blijkt maar «eer dikwijls uit de steeds weer uitgespro ken meening, dat, nu ja kunstmest wel best kan werken, evenwel slechts voor een poosje. Op den duur alleen met kunstmest bewerken, wordt als onmogelijk beschouwd. Klaarblijkelijk ziet men in kunstmest veelal zooiets als een soort prikkel op het voortbrengend vermogen van den bodem, men meent de werking t© kunnen vergelijken met dl© van een. zweepslag op een paard. Met voorliefde beroept mon, zich ook op den wel eens gebezigden naam „hulp meststoffen", waaruit men dan het bewijs meent te kunnen putten, dat de kunstmest wel eens kan hel pen, doch dat bemesting met stalmest, slootaarde e-d. toch eigenlijk de basis der bemesting behoort te vor men. Men vergeet echt», dat de naam „hulpmeststoffe©" als die tenminste afkomstig is van wetenschappelijk© zijde, alleen gekozen kan zijn naar de omstandigheid, •dat, waar in de meest© bedrijven natuurlijke mest stoffen geproduceerd e® derhalve aangewend wor den, de kunstmest dikwijls Inderdaad als aanvul- 'ing dienst doet, waarmede echter in de verste verte nJet beweerd te. dat bij oordeelkundige aanwending, voortdurende bemesting met uitslui tend kunstmest niet zou zijn vol te houden. Weten schappelijk te hieromtrent geen twijfel mogelijk en een flinke teerling van een. landlbouwwintercursuB ia in staat de eenvoudige weienschap, dl© voor het in zien hiervan noodzakelijk is, in zich op te nemen. Reeds meermalen echter Js de proef op de som eveneens geleverd» o.a. ook op de Noordhoilandeche proefvelden. Daar liggen en lagen in onze provincie een flink getal proefvelden, die in hoofdzaak beet aan uit twee perceelen. Het ©ene wordt door den gebruiker van bat land geheoj bemeet, zooals hij dat meent bij goed landgebruik te moeten- doen, echter alleen met na tuurlijke meststoffen, zooals stalmest, bagger, Ier, turfstrooisel, paardenmeBt, ad. Het andere pareoel wordt alteen bemest met kunstmest, volgens voor schrift van den Rijkslandbouwleeraar. De waarde va®, den mest op het e ere te perceel wordt door den proef nemer opgegeven, terwijl de bemestingskoeten op het andere perceel rich natuurlijk direct laten berekenen. Elk jaar wordt de opbrengst op belde perceelen door weging der oogstproductefa bepaald en de geldswaarde erva® berekend. Op belde perceelen trekt men van de geldswaarde van den oogst de bemestingskosten af en houdt va® beide alzoo „de zuivere winst" over. De resultaten van een proefjaar worden bSj de geza menlijk© uitkomsten van de vorige proefjaren va® het zëLfd© proefveld opgeteld. En wat blijkt nu? Gewoonlijk te de zuivere winst door kunstmest verkregen, hooger dan door stalmest e.d. behaald. Het kunstmestperceel te in vruchtbaar heid niet achter-, maar gewoonlijk vooruitgegaan, en er werden opbrengsten op het kunstmeetp ercee 1 ver kregen, dte voor die op het andere nfet onderdoen* Ja, deze laatst© vaak overtreffen. Wa zullen voorbeelden uit het Verslag, opnoemen: Op Terschelling gaf voortdurende bemesting; met uitsluitend kunstmest over 16 Jaren per HA. f660 me» geldelijk voordeel dan gewon© bemesting. In die 16 Jaren waren de kosten der gewone bemesting geschreven ik ben nooit ergens toegelaten ge worden. Op mijn brieven kreeg ik nietszeggende be tuigingen tot antwoord, halve beloften tenslotte in het geheel geen antwoord meer. Slechts ©en brief aan den czaar had een klein ge volg. Keizer Alexander rept er van dat een paar doktoren en een priester naar Sint Helena werden gezonden. Dat was allee!Eeuwig hopen en steeds teleurgesteld een vertwijfeld pogen dat eerst e*™ einde nam bij het bericht van Napoteou's dood." „Wat wilt, u nu beginnen? Gaat u naar Frankrijk terug?" ,Jk weet het nog ndet» VooTloopfe blijf Ik wel hier. Ik werk aan mijn gedenkschriften uit Sint Helena Wat moet ik in Frankrijk? Mijn moeder is dood zij stierf terwijl ik in Engeland was. Mijn zuster te nog steeds als opvoedbter bdji de kinderen va® Ney. Zij heeft mij njet meer noodrtg, is goed verzorgd. Ik sta alleen op de wereld. Het eenige waarvoor ik nog leef, zUn de aanteekeningen, de herinneringen aan d« groote, roemrijke veldslagen van mijn keizer." „U zult uw levensmoed! wel weer terugvinden, u is nog Jong genoeg." „Ik ben oud en gebroken, gTaaf." „Zoo iets moet men niet zeggen Maar u vraagt in 't geheel niet naar mijne familie?" „Ik weet dat uw vtouw dood te." „Ja, zij stierf ongeveer vijf Jaar geleden. MiJjaja dochter „Gaat het d© hertogin goed?" Gourgand keek naar den grond. Graai Roederer bleef verbaasd staan. „De hertog in! Maar beste Gourgand. weet n dan werkelijk zoo bitter weinjg va® ons? Mijn dochter te niet ge trouwd." „Men zeide toch, dat rij met den hertog van Chol- seuill zou trouwen." „Mijn vrouw zeker, dte w arisch te dat heel graag. Zij plaagde Cliajre dag en nacht. Berst haar dood maakte aan, dat dringen een eind. Claire maakt© zich zelf eerst verwijten haar moeder njet dezen laatste» wensch vervuld te hebben. Daar hoorden wij dat u Sint Helena had verlaten. Dat deed haar gezonken 1©- vensmoëd weer opleven. De zaak met den hertog had veej gepraat in de wereld gebracht. Wij gingen op reis en leve® sedert jaren hier stH en - tevreden in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1914 | | pagina 5