Schap Courant.
PIANO
De Adjudant des Keizers.
F. SLUIS.
Zaterdag 4 Juli 1914.
57ste Jaargang No 5406.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
„PSYCHOLOOG."
VAN VELE MASKERS.
Meneer was den hoeden, dag brommerig, mopperig
geweekt. En de oude Trui wiet dat men hem. da» zoo
min mogelijk moest storen. Dan, klaarde het van
zelf wel weer op. Trut zette op zoo'n dag zwijgend
het eten, voor hem neer en legde de kranten en brie
ven gerutechloos op den, rand. van, meneers schrijf
tafel. Een neef van meneer, die op .gezette tijden"
oom kwam bezoeken, sn dan steeds een „finafctlëele
wending" aan het discours gaf, beschouwde het ge
laat van ouwe Trui, dte zijne voedster was geweest,
bij de zuster van meneer» als thermometer. Zij
ging met den jur. cand. zeer familiaar om; en als
neef zich vertoonde, dan ©af Trui een, bemoedigend'
hoofdknikje, de lippen vooruit etn met de oogen knip
pend van: „Vooruit maar," of ze trok de liphoeken,
omlaag fin wenkte van: „O neen, geen sprake van!
Onweer vandaag!
Waarna de Jur. cand., als de nood niet al te nij
pend was, Jlings verdween.
Dien middag, zoo tusschen 3 en 4 uur, werd er
zachtjos, zeer teschgddie® gescheld. Tot Trui's groote
vorbazing, wie dat zou kunnen wezen?... Meneer Jan
z'n echel, die van Jur. capd.» kende ze uit dui
zenden.
Maar dit schuchtere signaal was haar vreemd.
Voor de straatdeur stond een schrale meneer, in
rwartlakensch pak. een stalen' bril op den neus, por
tefeuille onder den arm, handschoenen aan--- Die
niet zonder deftige waardigheid maar toch zeer vrien
delijk en baast hoffelijk, z'n, hoed even oplichtte en
vroeg of-ie „den domende een oogenblikje zou kun
nen spreken".
Ouwe Trui weifelde... wist niet wat ze van den be
zoeker precies denken moest
,.Pe domenee is aj stadis drie Jaar emeritus," zed
Trui, steeds een gevoed van. trots en voldoening heb
bend als zij 't vreemde woord uitsprak.
„Dat wee', k. Dat weet ik!" zei bezoeker, met
een fijn glimlachje van: Och de brave ziel beseft
niet, hoe goed ik. hem ken--.
„.Ta ziet u; ik geloof niet dat meneer op 't mo
ment v'eit© kan wadi tien-Meneer is aap 't stud-ee-
ren..."
Bezoek®* had een kleine portefeuille uit borstzak
gehaald en ®ien kaartje overgereikt
„Geeft u dat asjeblieft maarDe domenee
kent me beel goed..."
Trui keek naar dien naam: H. W. Koens Tz., As
suradeur.
Ze wreef met handrug over neuspunt, snoof hevlg-
lijk, keek bezoeker nog eens aan. Sloot de straat
deur. L'et hem in zijkamertje, na met een kort
rukje een stoel verschoven te hebben.
Bezoeker wachtte... wachtte... HIJ hoorde in de
gang schuifel/pasjes. En een zonnig glimlachje kwam
over z'n trekken. Deur ging open. Een klleine figuur
met bleek gëlaat, sombere oogen achter brtlleglazdn
stond' daar... Turend op 't kaartje... N'et wetend
wat te zeggen--Ontstemd;, geërgerd over het ge
stoord-zijn.
Maar do bezoeker wiens aangeeiteht een en al
glimlach wa,s geworden stralend' van genoegen
stak beide handen naar hem uit. „Dag beste domo-
nee!.., Hoe gaat het u?"
Onwillekeurig stak gastheer een hand uit. Eigen
lijk nog kribbiger wordend, terwijl de rheumati'ek
schroeide en knauwde in z'n knie.
„Kent u me niet moer?... Heusch niert,?Och,
maar dat spreekt immers vanzelf, hé? Een man al®
u, en een menschje als fit!... Vergeef me mijn vrij
postigheid, maar werkelijk het deted me zoo'n innig,
innig genoegen u weer gezond en wol voor mij te
zien?... ik donk dikwijls nog met zooveel aandoening
aan de heerlijke uren, hzx Walburg onder uw gehoor
genoten..."
Gastheer had bezoeker met handbeweging uitglenoo-
digd plaats te nemen. Zag hem strak aan--- Zodht
in z'n herimnietringein
En bezoeker kwam hem te hulp. Herinner dei hij
zich niet meier, dat bij de familie Van Helm, i® Wal
burg, indertijd maandenlang logés waren geweest...
O, hij had mevrouw-zaliger zoo goed gekend, de
bezoeker!... De lieve, brave vrouw. Een war© engel
voor de gemeent©!Terwijl hij 't zei, trilde er
iets in de stem van.' bezoeker. En hij' noemde nlterllei
bijzonderheden, reeksen namen uit Walburg, dome-
nee's laatste standplaats. SpTak over heit Jublilejum,
dat domenee gevierd had- En hoe tal van, „vrienden
uit den omtrek" daartoe „een steentje hadden bij
gedragen"Ook hem wa/3 't een eer en voorrecht
geweest...
Emeritus-predikant hoorde dat alle®, en herinnerde
zich nog altijd njet iemand uit die dagen, °P bezoe
ker gelijkend... Maar het drukke praten bezorgde
hem hoofdpijn.* Hij was te vermoeid om er lang
ovor te pieken. Bezoeker zag dat hlji van wal
moest steken... De portefeuille werd' geopend. Een
lijst, met vele namen...'. Bezoeker dia meppcflief®
scherp wist te doorgrondem, praatte ®u kalmer
FEUILLETON.
26.
HOOFDSTUK 14.
In het Berner Oberland w,as het koud an ruw. Op
eep. late lente volgde een natte zomer In het Jaar
1821. Zelfs midden Juli blies er een koude wind-
Ondanks dat weer behoefden de zakenmènschen niet
te klagen. Het vreemdelingenverkeer bleef levendig.
Vooral uit Frankrijk stroomden vele menschcn, om
het kortgeleden klaargekomen, gedenkteeken voor den
Waggiser poort te bezichtigen, een in rots uitgehou
wen kolossale leeuw, die stervend de Bourbonsche
lelie beschermt ter gedachtenis aan do in 1792
in de Tuilleriön gevallen Zwiitsersche garde van Lo»
dawijk XVI. In zijn groote eenvoud was dit gedenk
teeken van Thorwoldau als een dn steen gegraven her
inneringsbeeld van de ongebroken, trouw tot in den
dood en had in zijn omgeving een, dubbelen, invloed-
Stom en diep geroerd ging de meneohenmasea daar
aan voorbij. Een groote, in diepen rouw geklnede heer
scheen zich van dat gedenkteeken niet te kunnen
scheidien. Sedert een uur leunde hij met gekruiste,
armen tegen èëu rotswand! daartegenover en zij;n ertaf-
stige blikken waren onafgebroken op den, stervenden
leeuw gericht.
Een oude man, die eveneens een rouwfloers om den
arm had gebonden, liep meerdere malen) aan den
in diep gepeins verzonkene voorbij en keek bem daar
bij scherp in het gelaat- Hat gelukte hem evenwel
niet de opmerkzaamheid van den ander op zich te
vestigen.
Met een plotseling besluit trad hij op hem toe.
„Neen, Ik vergis mij niet," relde hij met bewogen
stem. „U db het werkelijk Gourgand-"
Gourgand sprong op. Werktuigelijk nam hij zijn
hoed al'. Zijn donker haar was doortrokken me»t wit
te draden. Het schoon gesneden gelaat droeg de spo
ren van Jaren vol leed. Hij zag er veel ernstiger en
levensmoed» uit dan vroeger.
De eerste uitdrukking van onwillige verbazing dille
op zijn trekken Reehaar werd, toen hij zoo onver
en zachter. Vertelde het aJMrtmrltote geval van de
predikantsdochter, we» zonder middelen, die bo
vendien door tering was aangetast. Een vreeselljk,
vreeseHJk geval... Hier moest raad geschaft En ge
lukkig, Gode zij dank bezoeker had reedB euccea
mogen vinden, Hij streek de in, tweeën geyoume® lijst
glad, en legde het papier met sombere plechtigheid
voor domenee open. „De namen zijn, u bekend,," zed
bezoeker haast fluisterend, .hier uw hooggeëerd le
digde gewezen ambtgenoot Hier professorEn
daar..." B©d lange, lenige, beenige vinger schoof ovor
het papier. Domenee had' de bril wat vaster op neus
gezet en 'as... Zeker, hij kende do namen--• „<Ook
voor de kleinst© gave zijn wij dankbaar," zei bezoe
ker „wU, dat wil zeggen, de anderen, die zich
voor het dlep-tragleche geval interesseeren. Want er
is haast bij... Groote haast, domenee! Nog kan
omes Marie gered worden misschien--- Met hooger
bijstand dan.Maar er dient hier met. „spoed ge
handeld!"..
„U hebt zulke voortreffelijkef relatiën," zei gast
heer, „dat u het betrekkelijk kleine bedrag! hier
noodlg, eigenlijk al heel spoedig bijeen kunt heb -
ben."
„O," riep bezoeker uit ..als u eens wist dominee...
Ik mag niet spreken, geen namen verklappen, nar
tuurlijk niet!.. Maar, inderdaad,, de taak om deze
som voor het arme, deugdzame, ongelukkige w©eeje
bijeen, te brengen, is veel zwaarder dan u vermoedt!
Ik weet wel, in onze dagen wordt men, overstelpt
door aanvragen... En daarom vergeef mij dat ik
u ©ven lastig viel. Maar ik kon 't niet nalaten u
even U komen bezoeken Ik had zulke heerlijke her
inneringen behouden aan die dagen uit 'Wajburg,
aan uwe schoone preeken, die mij zoo vaak tot in
het diepst van de ziel ontroerd hebben... Maar ik
begrijp volkomen. Ik weusth geen oogen blik verder
aan te dringen... Ik weet bij ondiervinding dat men
niet steeds ook waar 't de treffendst© gevallen raakt"
En bezoeker maakte aanstalten om de lijst weer
op te bergen.
„,Neen," zei emeritus, en er kwam nu werkelijk
Iets van schaamt©-blosje op de bUeeka wangen van
den grijsaaid, „neen. Ik wil gaarne... Wacht u maar
even.,."
Bezoeker maakte diepe buiging en ging weer rit-
tan Geen spier op z'n et rak gelaat bewoog zich nu...
Domenee kon elk oogeublik terugkeere®.En eme
ritus verscheen weer. Overhandigde) bezoeker een,
blauw papiertje. Teekende z'n naam op de lijst
Lang drukte meneer Koens den grijsaard de hand.
Fluisterend, buigend, glimlachend, redevoerde hij,
van, grooten dank... En hoe hij de arme Maria zou
spreken over den predikant, die reeds zoovel© wed-
daden had verspreid...
Ouwe-Trui werd gescheld Moest bezoeker uitlaten.
Wat zij deed.
En ze stond hem na te kijken heel poosje»
Telkens wrijvend anet handrug over neuspunt
Wat bij Trui, die ook gaandeweg kijk op menschep
had Leeren krijgen altijd een toeken was, dat Iets
of iemand haar minder beviel...
...De hospita van drie-hoog maakte een soort van
tlkbaweglng, terwijl ze tegelijk heit voorkamertje open
de, waar hij zat te teekenen.
Ietwat verschrikt, keek commensaal op...
„Bem onbekende sinjeur," zei hospita halfluid,
„nooit gezien'Hij zegt. dat-te je beet ken
Zoo doen zo altijd om achter iets te komen... Mis
schien van de belasting?"
Henk de Le©uw wierp 't hoofd achteruit en Lachte
luidkeels.
„Nou, dat zou minder zijn, hé... Maar," en
z'n gelaat betrok op fluistertoon „kan 't niet
Gompers zijn, de kleerm...?"
En terwijl-ie "t zei, stond de vreemde bezoeker al
reeds achter bosp ta
„Dag, meneer De Leeuw," riep hij Joviaal uit,
„,hoe gaat het?"
Henk keek dën ander aan. Dg sinjeur mët flambard
loe jasje, zakdoekpunt uit zijzak hangend, was hem
totaal-onbekend....
„Herinnert u mij niet meer?.. Yan de tentoonstelling
in „Pulchri"?.... Toen we met Ockerse. L^mberts. den
Belg... Wél-ja, u weet wel. Du Chatel was er ook'by...
Een maand of'viër geleden... Wij hebben toen nog een
borrel gepakt in de „Bar"... Weet u niet meer toen
't nog zoo* laat is geworden. Enfin, 't is u ontschoten.
Van Dam, kunstcriticus, correspondent van Fransche
em Belgische bladen... Ik ben zelf ook zoo'n beetje
collega..."
„Ah'-jai" zei Hetnk, zich een tikje schamend over
zijn onbeleefd-vergeten „nou u 't zegt.... Ga zitten,
waarde heer, Rooken?"
Kunstcriticus stak een cagarette aan.
Kruiste de beenen. Deed of ie Henk al jaren kende...
Tutoyeerde bereids... Ze praatten over allerlei.^ Cri
ticus 'scheen werkelijk veel 'lui te kennen. Had, ,i<ntus-
schen al een paar malen op de pendule gekeken.
Stak'van wal.
„Zeg kerel" zei-ie. ,„nou mot je eens even naar-me
luisteren. Ik heb vanmiddag nog iets met Nijhg, in.
Rotterdam te bespreken, over een nieuwe uitgave... Ik
schrijf je {Jpar nader over... Dat kan voor jou ook
•iets aardigs zijn, misschien... Sapristi, ja. Iaat ik £ven
E-ecies je naam noteeren en je adres... C'est paf....
uister p$ns even. 't Geldt een miserabel geval. De
vent, dien ik bedoel, js een oude scharrelbok,- en voor
teetotaler is-ie ook niet in de wieg gelegd, maar afijn...
Wij zijn geen van allen heilige boontjes, hé?... Nou
luister, zeg ik..."'
En kunstcriticus vertelde... van het miserabele ge
val. Waarvoor hulp moest wezen. Hij zelf was ook geen
Richard, om den duiker niet. Maar, tusschen ons ge
wacht werd aangesproken, verdween vlug. Hij nam de
hem toegestoken hand aan en drukt© haar hartelijk.
„Graaf Roederer u? U is in 't geheel niét ver
anderd."
„Dait compliment kan ik u niet teruggeven, mijn
arm© vriend-"
Gourgand' lachte emajrteÜJjk. „De zes Jaren die
wij elkaar niet gezien hebben, waren nu Juist niet,
van. dien aard, dat zij 'n mensch Jonger maakten-"
„Sedertt wanneer is u hier?" vroeg graaf Roede
rer.
„Eerst sedert kort sedert mijn laatste hoop ver
dwenen is om iets voor mijn keizer te bereiken. Ik
kreeg het verlof om naar Frankrijk terug te keer en
en kort daarop het bericht van rijn dood. Het drama
op Sint Helen® is ten elndfe."
Gourgand."s stem klonk rustig, maar men bemerkte
het aan hem1 dat) een diepe ontroering in zijn, bin
nenste was. Hij, wees op den stervenden l©6uw. „Wat
benijd ik hen, die zich dat gedenkteeken verdien
den," voegdJe hij er na een korte poos aan toe. „Zij
konden tenminste sterven trouw aan hun koning, toén
zij hem niet meer konden redden. Ik mocht dat niét.
Mijn missie bleef onvervuM. Hij stierf in zijn gevan
genis zonder mij."
„Kom ga mee," verzocht Roederer. „Wij zullende
kade een eindje lang® loepen. Wij, hebben' elkaar veje>l
te zeggen. U moet bedenken, dïat ik sedert Jaren
njets me©r van u hebt gehoord."
„Het was te gevaarlijk voor mij om te oorrespoh-
deeren, maar nu, nu allee voorbij is, kan ik u mijn
lot wel vertellen, wanneer u werkelijk belang daar
in stelt.'"
„De laatste woorden beschouw ik als niet gespro
ken," antwoordde graaf Roederer hartelijk. Hij schoof
zijn hand onder Gourgand's arm en voerde hem met
zacht geweld van het gedenkteeken weg.
Zij slenterden samën de kade langs. D© Pilatue
droeg vandaag bij hooge uitzondering geen wolken-
kap. Scherp afgeteekenjdJ stegen de witte toppen tot
den blauwen hemel op.
„U ging van Sint Helena af om een twist met
Montholon." zoo begon graaf Roederer, daar zijn be
geleider bleef zwijgen. ,„Dat wil zeggen zoo ver
telde men het. in Parijs. Voor uw vrienden was de
oplossing van dit raadsel zeer eenvoudig. U moest
regd ca flfczwcge». hij hKtf'er toch' ma» geel Uppjfe roer
geofferd,,. Die ouwe scharrelaar van 'n Reukers njnet
worden geholpen... Kende Henk 'in niet... Kkrd,
jaar of dertig geleden verdiende diezelfde Beukers, piet
ïilustratiën,. gela als water... Criticus had laatst nog ©en
paar „oude krabbels" van hem gekocht toen de Kerel
geen stuk droog brood in huis had... „Veel of weinig"
zed criticus, doet 'er niet toe, „geef wat je missen kunt."
En hij haalde z'ïi notitie-boekjeTte voorschijn. Henk
rookte zn cigarette met een haal of wat op... Zoekt In
een laadje van z'n schrijftafel. Krabde zich achter
't oor..... Peinsde.... Keek criticus nog eens aan... Reikte
hem e©n riks over.
„Waarde heer" zei jhij wat koeltjes, want recht
vertrouwen deed "ie het zaakje toch niet, 't is heusch
meer dan ik missen kan... \Vaar woont (li© Beukers,
ie?"
.,Or" riep criticus Uit. „„denk ja diat ik overdrijf,
of zoo?... Neen, amice, dan weiger ik pertinent.,.." Én
hïj wjide den riks teruggeven... Maar Henk weigerde.
Maakte excuses. Bood nog een cigarette aan. Verzocht
de complimenten te doen aan de kennissen.
Schudde criticus de hand. Riep hem„Nou saluut'
Veel succes hoorf..." achterna. Maar toen hij in z'n
voorkamertje teruggekeerd, het restant natelde van de
contanten, hem overblijvend... "En 't hem te bjnnen
schoot, dat van avond! hel .^tgarenbeesrtje" Waar ie
heelemaal niet aan gedacht fiadJ, Zou komen... Toen
sloeg Henk met de vuist op hét bladf der schrijftafel, dat
't brooze ding kraakje en waggelde...
,JEen uil ben ik!" riep hif woedend ufl, xi©en ezel. een
stomkop/..
E-P met ging hij zich' verder kleeden, om weg te
zijn, als s/raks bet .beertje" zou komen... Dat ie met
den riks had! kunnen „zoet houden"...
„Voor drie gevallen van oplichting kunt ge vervolgd
worden", zei de rechter van instructie tot den ver
dachte, die gesnapt was toen hij, bif een dame van ouden
adel steun kwam vragen voor een verarmde freule,
die haar eer verkozen had boven weelde, en ergens
honger leed terwijl zij Ie fier was om iemand iets te
vragen....
Terwijl hij -«en paar recommandatiën toonde van
allernobelsle signatuur...
„Voor drie gevallen van oplichting kunt ge vervogd
worden", zei Z.E.A., „maar d© gevallen waarin
blijkbaar door allerlei vaLsche "Voorwendsels en bet
[lelijke praatjes jjie menschén geld hebt weten pf te
troggelen, zijn" legio!"
Verdachte bleef dén rechter rustig aankijken. Zed
geen woord.
„Gij .hebt u onder den naam van Koens bïf 'een
emeritus-predikant aangemeld. Als kunstcriticus bij den
heer De Leeuw alhier... Als meneer Dubois, afstam
mend van Fransche réfugiés uit de achttiende eeuw.
bij d§ douairière Van Lande... Als gewezen zendeling
bij dsT flansen., j Ik heb hier nog negen diverse gevallen.
Al die namen hebt gij beurtelings aangenomen, piet
waar?'
„Wanneer ik dat mócht gedaan hiebbèn. was 't steeds
met «en goed doel", zei verdachte, „en zijn de giften
besteed Volgens de bedoeling der gevers en geefstérs f"
Even irriteerde de koel-verontwaardigde toon van
den bedrieger den rechter... Werd hij rood van drift...
Maar het comische van 't geval en het vindingrijke van
den oplichter deden hem: in een lach schieten...
„Ben 'je tooneelspeler geweest?" vroeg de rechter,
„of schrijf je soms romannetjes?"
Verdachte achtte 't blijkbaar beneden zïch, 'ojp zulk
een vraag te antwoorden.
„Ik tracht den lijdenden evenmensch te helpen" zei
de ,kereL, ;^en als men dat' verkeerd uitlegt moet fk
t eenvoudig dragen en gedoogenf..."
De rechter stond op t punt van uit te barsten bij
zóó-perfide en onbeschaamde huichelarij. Maar hij wist
zich 'te bedwingen en achtte 't nuttiger den oplichter
te observeeren in zijn „pose" en zijn soms "sluwe
antwoorden.
„Zou je nu een middel weten" vroeg Z.E.A"., toen
de verdachte na het verhoor was weggebracht, tot den
griffier, ^om de menschlen verstandig genoeg te maken,
zulke doortrapte gauwdieven In de gaten te houden
etn zich niet te laten foppen?... AI zet je 't met koeien-
van-letters, in duizend groote e nkléine kranten tege
lijk..."
„Toch vliegen zg er morgen-den-dag weer inf' vol
tooide griffier.
En de rechter, die anders weinig waarde hecht aan
het oordeel van „jonge broekjes, die gas in de wereld
komen kijken", Vond ditmaal dat griffiertie, óndanks
de zeer-prille jeugd van zijn doctoraat In de Rechtsweten
schap, den spijker op z'n kop sloeg
MAITRE CORBEAU.
Voor
Miste
KUNSTSPEL en ELECTRPIANO'S. VLEUGELSlsHiLMBH
lijr'KESSELS'KON.FABRlEK. TILBURG
VRAAGT CATALOGUS - OOK TBRMUNBETAUHB
10 JAAR
GARANTIE
VOGELEN PUJIMVeeVOSm
Verkrijgbaar bij JOH. W. GO VERS, Molenstraat*
natuurlijk probeer en om brieven van dön keizer na«r
Europa të bren^sn."
Gourgand knikte. „Ja ik ging heen in de hoop
mijn keizer te kunnen dienen. Maar ej mijn onder
nemingen mislukten. Ik heb schipbreuk geledten.
en ik zal het nooit te boven kunnen komen, dat ük
hëm vërlaften heb, zonldler hëm te hebben kunnen hel
pen."
„U hebt het jaren lang trouw bij hem in d© ver
banning uitgehouden."
„Ach, spreek daar njet van- Ook daaraan is die
herinnering zoo bitter. Ik was dikwijls uit mijn hu
meur, zelfzuchtig, ik martelde mijzelf dag en nacht,
zoodat ik ndat ajles heb gedaan om mijn keizer op
te vroolijken» „Hij te dood en Ik kan het nilet
meer goed maken. Vergeef mij graaf, laat mij
maar alleen verder gaan» He deug njet me©r onder
menschen."
„Ik geloof eerder dart) u te veeffi alleen IS. Wan
neer je wat rustiger gestemd bent, vertelt ge ver
der wij hebben den tijd."
„Ik ging van Sint Helétaa' eerst naar Engeland," zoo
nam Gourgand na eenJge oogen Wikken weer 't woord.
„D© regeering nam mij zeer vriendelijk op. Dat duur
de evenwel njet lang- Nauwelijks zes maanden na mijn
aankomst nam men mij gevangen, bracht mij op een
schip en zette mij in Cuxhaveu aan land, nadat men
mij al mijn papieren ontnomen had. Ik ging naar
Hamburg, schreef vandaar uit aan keizerin, Marie
Louise. Ik smeekte haar, haar invloed te doe® gel
den, dat de keizer van Sint Helena werd weggevoerd.
Ik schlïdërde haar zijn lijden, zijn ziekte. Ik vond
de meest aangrijpend® woorden. Ik bad om de ge
nade. om persoonlijk bij haar temogen komen
„Nu en wat was het antwoord?"
„Ik heb noodt eenlg antwoord1 gekregen," zelde
Gourgand bitter. „De keizerin moet door spionnen
omgeven zijn, maar toch weet ik. dat zij: den brlel
in handen heeft, gekregen zij heeft haar man la
ten sterven zonder een vinger naar hem uit te ste
ken."
Roederer knikte droef. „Zij zal binnenkort met
graaf Neipperg trouwen. Dat zegt al raeds genoeg."
„Ik ben naar Rusland, naar Oostenrijk, naar Par-
ma gereisd." zoo vertelde Gourgand verder, „.ik heb
om audiënties gesmeekt, ik heb brieven op brieven
Grepen uit Lanti- en Tuinbouw.
VAN DE NOORDHOLLANDöC^T rSCJSFVELDISN.
Dezer dagen is verschenen het Verslag over de van
wege het Rijk gesubsidieerde Landbouwp roef velden
in Noord^Holand, gedurende 1918. Dit boekje van
ruim 80 bladzijden is, zoolang de voorraad strekt,
op aanvrage kosteloos verkrijgbaar bij den Rijksland-
bouwleeraar voor Noordholiand te Schagep.
W© zullen in eau paar artikelen de voornaamste
zaken uit dit verslag, dat zijn die uitkomsten, welko
voor de practljk de meeste waarde hebben, voor onze
lezers bespreken en er wellicht hier en daar enkele
beschouwingen aan vastknoopc®.
We beginnen dan met die proefvelden, die ge
bracht worden onder de groep: Voortdurende benut
ting mat uitsluitend kunstmest. Daar zijn proefvelden
bij, die op dezelfde perofcelen al 16 en 16 jaar zijn
aangehouden «n waarvan d« uitkomsten daardoor sterk
in waarde hebben gewonnen.
Reeds meermalen vonden we aanleiding in
landbouw kroniek de grondbeginselen der bemestings
leer te bespreken ëx» er op te wijzen, dat de wer
king van die stoffen, welke door de landbouwers op
grond van een ervaring van eeuwen al» mest won
den beschouwd en getauikt, nl. de uitwerpselen va®
het vee. slootaaxdo e.d., berust op de aanwezigheid
van precies dezelfde stoffen als ln de kunstmeststof
fen eveneens aanwezig zijn. Het verschil zit hom o.a.
ook hierin, dat die plantenvoedlngsstoffen, stikstof,
phosphorzuur, kali, kalk en soms nog enkele a®de-
re, in de ugm natuurlijke meststoffen gewoonJük alle
voorkomen, zij hei ook in vaak zeer wisselend© en
onderling zoer ongoloke verhouding, terwijl de kunst,
meststoffen ieder voor zich meestal maar éen. van die
etoffen bevatten. Het gevolg daarvan ie, dat men
stalmest, bagger e.d., afgezien van de hoeveelheid,
tijd van aanwending e.d., niet heet verkeerd kan ge
bruiken: het zijn volledige meststoffen. Kunstbo-
mesting echter eischt veel meer inzicht, veel meer
landbouwkundige kennis van zijn gebruikers.
Vergelijking tusschen stalmest bijv. en kunstmest
is dus alleen, dan vruchtbaar, wanneer de kunstmest
ook oordeelkundig is aangewend. Een oordeel over
kunstmest, gebaseerd op resultaten bij een onjuist
gebruik ervan, is geheel waardeloos. Toch wordt dit
oordeel maar aj vaak mei, groote beslistheid uit
gesproken.
Dat kunstmest zgn. „.wonderen" kan doen, heeft
de praktijk al lang in, de meeste streke® ondervon
den, maax dat het Juiste begrip dikwijls ontbreekt,
blijkt maar «eer dikwijls uit de steeds weer uitgespro
ken meening, dat, nu ja kunstmest wel best kan
werken, evenwel slechts voor een poosje. Op den
duur alleen met kunstmest bewerken, wordt als
onmogelijk beschouwd. Klaarblijkelijk ziet men in
kunstmest veelal zooiets als een soort prikkel op het
voortbrengend vermogen van den bodem, men meent
de werking t© kunnen vergelijken met dl© van een.
zweepslag op een paard. Met voorliefde beroept mon,
zich ook op den wel eens gebezigden naam „hulp
meststoffen", waaruit men dan het bewijs meent te
kunnen putten, dat de kunstmest wel eens kan hel
pen, doch dat bemesting met stalmest, slootaarde e-d.
toch eigenlijk de basis der bemesting behoort te vor
men.
Men vergeet echt», dat de naam „hulpmeststoffe©"
als die tenminste afkomstig is van wetenschappelijk©
zijde, alleen gekozen kan zijn naar de omstandigheid,
•dat, waar in de meest© bedrijven natuurlijke mest
stoffen geproduceerd e® derhalve aangewend wor
den, de kunstmest dikwijls Inderdaad als aanvul-
'ing dienst doet, waarmede echter in de verste verte
nJet beweerd te. dat bij oordeelkundige aanwending,
voortdurende bemesting met uitslui
tend kunstmest niet zou zijn vol te houden. Weten
schappelijk te hieromtrent geen twijfel mogelijk en
een flinke teerling van een. landlbouwwintercursuB ia
in staat de eenvoudige weienschap, dl© voor het in
zien hiervan noodzakelijk is, in zich op te nemen.
Reeds meermalen echter Js de proef op de som
eveneens geleverd» o.a. ook op de Noordhoilandeche
proefvelden.
Daar liggen en lagen in onze provincie een flink
getal proefvelden, die in hoofdzaak beet aan uit twee
perceelen. Het ©ene wordt door den gebruiker van
bat land geheoj bemeet, zooals hij dat meent bij goed
landgebruik te moeten- doen, echter alleen met na
tuurlijke meststoffen, zooals stalmest, bagger, Ier,
turfstrooisel, paardenmeBt, ad. Het andere pareoel
wordt alteen bemest met kunstmest, volgens voor
schrift van den Rijkslandbouwleeraar. De waarde va®,
den mest op het e ere te perceel wordt door den proef
nemer opgegeven, terwijl de bemestingskoeten op het
andere perceel rich natuurlijk direct laten berekenen.
Elk jaar wordt de opbrengst op belde perceelen door
weging der oogstproductefa bepaald en de geldswaarde
erva® berekend. Op belde perceelen trekt men van
de geldswaarde van den oogst de bemestingskosten
af en houdt va® beide alzoo „de zuivere winst" over.
De resultaten van een proefjaar worden bSj de geza
menlijk© uitkomsten van de vorige proefjaren va® het
zëLfd© proefveld opgeteld.
En wat blijkt nu? Gewoonlijk te de zuivere winst
door kunstmest verkregen, hooger dan door stalmest
e.d. behaald. Het kunstmestperceel te in vruchtbaar
heid niet achter-, maar gewoonlijk vooruitgegaan, en
er werden opbrengsten op het kunstmeetp ercee 1 ver
kregen, dte voor die op het andere nfet onderdoen*
Ja, deze laatst© vaak overtreffen.
Wa zullen voorbeelden uit het Verslag, opnoemen:
Op Terschelling gaf voortdurende bemesting; met
uitsluitend kunstmest over 16 Jaren per HA. f660
me» geldelijk voordeel dan gewon© bemesting. In
die 16 Jaren waren de kosten der gewone bemesting
geschreven ik ben nooit ergens toegelaten ge
worden. Op mijn brieven kreeg ik nietszeggende be
tuigingen tot antwoord, halve beloften tenslotte
in het geheel geen antwoord meer.
Slechts ©en brief aan den czaar had een klein ge
volg. Keizer Alexander rept er van dat een paar
doktoren en een priester naar Sint Helena werden
gezonden. Dat was allee!Eeuwig hopen en steeds
teleurgesteld een vertwijfeld pogen dat eerst e*™
einde nam bij het bericht van Napoteou's dood."
„Wat wilt, u nu beginnen? Gaat u naar Frankrijk
terug?"
,Jk weet het nog ndet» VooTloopfe blijf Ik wel hier.
Ik werk aan mijn gedenkschriften uit Sint Helena
Wat moet ik in Frankrijk? Mijn moeder is dood
zij stierf terwijl ik in Engeland was. Mijn zuster te
nog steeds als opvoedbter bdji de kinderen va® Ney.
Zij heeft mij njet meer noodrtg, is goed verzorgd. Ik
sta alleen op de wereld. Het eenige waarvoor ik nog
leef, zUn de aanteekeningen, de herinneringen aan
d« groote, roemrijke veldslagen van mijn keizer."
„U zult uw levensmoed! wel weer terugvinden, u
is nog Jong genoeg."
„Ik ben oud en gebroken, gTaaf."
„Zoo iets moet men niet zeggen Maar u vraagt
in 't geheel niet naar mijne familie?"
„Ik weet dat uw vtouw dood te."
„Ja, zij stierf ongeveer vijf Jaar geleden. MiJjaja
dochter
„Gaat het d© hertogin goed?" Gourgand keek naar
den grond.
Graai Roederer bleef verbaasd staan. „De hertog
in! Maar beste Gourgand. weet n dan werkelijk zoo
bitter weinjg va® ons? Mijn dochter te niet ge
trouwd."
„Men zeide toch, dat rij met den hertog van Chol-
seuill zou trouwen."
„Mijn vrouw zeker, dte w arisch te dat heel graag.
Zij plaagde Cliajre dag en nacht. Berst haar dood
maakte aan, dat dringen een eind. Claire maakt© zich
zelf eerst verwijten haar moeder njet dezen laatste»
wensch vervuld te hebben. Daar hoorden wij dat u
Sint Helena had verlaten. Dat deed haar gezonken 1©-
vensmoëd weer opleven. De zaak met den hertog had
veej gepraat in de wereld gebracht. Wij gingen op
reis en leve® sedert jaren hier stH en - tevreden in