Schaper Courant. Jac. Met TWEEDE BLAD. Eind goed al goed. P. SLUIS. Binnenlandsch Nieuws. ZATEBDAU 15 AUGUSTUS 1914. 57ste Jaargang No. 5436. Toen Paul Weslon den avond vóór Kerstmis van zijn kantoor op de besneeuwde straat kwam, stond hij te midden van met pakjes beladen menschen, die zich' met verlangende gezichten door wind en sneeuw huiswaarts spoedden. Dit deed hem te meer "gijn ei- ^eu eenzaamheid gevoelen. Hij .woonde nog niet lang in Fallburg, en door zijn beschroomdheid had hij nog nijnn met niemand kennis gemaakt. Cottle, iemand met wien hij zaken deed, had hem voor den volgenden dag «evraagd, om het Kerstmaal bij hem te gebruiken en lseiinis te maken met zijn familie. Dat was heel aardig van Coltle èn Weston stelde er prijs op; maar het scheen hem niet genoeg, om het ledig aan te vullen, dat hij opeens in en om zich bespeurd had. Ik ytotL, dat ikeen aardig meisje wist, 'aan^ wie ik^een doos bonbons kon sturen,", overlegde hij*. Hij vond dat dit een origineele en zeer belangwek kende inval van hem was. Een meisje van het Heilsleger, die naast een drie poot stond, waaraan een ijzeren pot hing, tikte tegen den pot, toen Weston voorbijliep, zonder er op te letten. Hij bleef opeens staan, aisof de aanmaning rechtstreeks tot hem gericht was geweest zooais ook inderdaad het geval was. „Houd den pot aan het koken", stond op het earton geschreven. Verle gen tastte hij*-in zijn zak, liet een geldstuk tusschen de andere vallen en vervolgde zijn weg. Een ëind ver derop kwam hij aan een bloamen winkel. „Ik zal mevrouw Cottle wat bloemen sturen" dacht hij. „Dat is in ieder geval aardig". Het was vol in den winkel, en een paar minuten wandelde hij rond en bekeek alles, zonder dat een der bedienden op hem lette. „Ik zal maar wat van de duursten nemen" dacht hij. „American Beauties zullen wel goed zijn. dunkt mij. Jh, als ik bloemen had te sturen aan mijn ideaal, verondersteld, dat ik dit gevonden had, zou ik al licht een andere keus doen". Hij keek opnieuw rond, en nu met meer belangstel ling en bleef eindelijk staan bij, een bouquet van kleine rozenknopjes. Hij:-beschouwde ze met verrukking. „Dat moet ik hebben I Dat zou haar bevallen 1 Het is zoo beeldig mooit Zij weet niet, wat zij' doet, door zich voor mij te verbergen f' Hij glimlachte tegen het keurige bouquetje, toen hij plotseling uit zijn droomen werd opgeschrikt door een winkelbediende, die hem haastig vroeg; „Wordt u bediend?" „Ja neen. Stuur mij dat maar." „Aan welk adres?" Hij gaf Cottle's adres op. en te gelijk begreep hij, dat hij dit bouquet eigenlijk in het geheel niet aan mevrouw Cottle had willen sturen, maar aan Haar. „En een stuk of twaalf American Beauties" voeg de hij er haastig bijl Toen stak hijgde hand in den zak en haalde er een handvol los zilvergeld uil. Hij-zocht nogmaals, met hetzelfde gevolg. Hijvoelde dat hij rood. werdl bij de gedachte, dat al het geld wat hij bij- zich had. wel niet genoeg zou zijn voor een dozijn rozen op Kerstavond ,Ik dacht, dat ik een goudstuk van twintig dollars bi] mij ïjad",* zedde hij met onnoodig vertoon van waardigheid ,Jk zal u een chèque geven". Wij nemen geen chèques van onbekenden aan. Is u hier bekend?" „Neen" zeide Wjfrton met nog grooter waardigheid Daar zag hij opeens het gezicht van Cottle boven de menschen uitkomen. „O daar is iemand, „die mij kent". Hij vertelde hem wat hij verlangde, en Cottle maak Ie spoedig de zaak in orde. Alles was dus goed doch Weslon begreep er nog maar niets van, hoe hij zoo zonder geld was. „Ik weet toch' zeker. tfat ik ben twintig-dollarstuk in mijn zak heb gehad", peinsde hij, terwijl hij den winkel uitging. Opeens werd het hem duidelijk. „(X drommelsDie juffrouw van het Heilleger! Ik heb een goudstuk in plaats van een zilveren dollar in haar ketel geworpen I' Mijneigen schuld, omdat ik altijd mijn goud- en zilvergeld bij elkaar in den zak draag. Ik zou wel eens willen weten, of Zij even verbaasd is als i.k, over mijn edelmoedigheid Heidaar! Wat is er te doen?" Een ruwe, haveloozo kleine krantenjongen stormde hem voorbij, nlsof het zijn leven gold, en te gelijker tijd zag Weston een politieagent de straat oversteken, onder de koppen der paarden door duikend, den arm omhoog houdend om net publiek te waarschuwen. Ondanks zijn lichaamsomvang "kon hij] flinkloopen, maar de krantenjongen had in zijn leven minder Ste vige maaltijden gebruikt, en had gemakkelijk zijn ver volger kunnen ontkomen ,als een goed burger, die althans in sommige opzichten de wet wilde helpien handhaven, den knaap niet bij zijd kraag had gepakt, en hem, ondanks zijn tegenspartelen, had vastgehou den, totdat de agent bij hem was. „Wat heeft' de jongen gedaan?" „Geld-gestolen uit den poj van het Heilsleger daar ginds. Ik zal je leeren, kwajongen I" Weston hoorde het, en toen de politieagent, als .een heel groot oorlogsschip, dat een heel kleinen kaper opbrengt, den gevangene meenam naar den hoek waar de' juffrouw van het Heilsleger naast haar ijzeren pot stond, liep Weston mee. Hij gevoelde, dat hij finan cieel belang bij 'de zaak had. „Is dit de jongen?" vroeg de agent, dein knaap voor- uiiduwend in het licht van een lantaarn. „Ik ik het ging zoo gauw zeide heit meisje „U heeft niets te doen, dan te kijken of hij het is Ik he.b niet gezien, dat hij het er uit haaldb, maar ik zag hem bard wegloopen". „Ik heb het niet gedaan" hijgde de knaap, zijn nek verdraaiend, om zijn cipier aan te zien. „U heeft hem gezien, nietwaar?" drong de agent aan. „Dit was de jongen immers?" „Ik heb het niet gedaan" „herhaalde de knaap. Hij schreide niet, maar zijn gelaat was verwrongen van angst, als van een weerloos dier dat in een val gevangen -is. „Waarom rende je dan zoo weg?" „Ik deed niets, ik wilde niet gepakt Worden." De agent schudde den jongen bij zijn kraag heein en weer, meer uit ongeduld dan uit boosheid, maar het slachtoffer was zoo mager, dat zijn armen en beenen tfgen elkander aan sloegen, toen zijn evenwicht ver stoord werd. „Och, niet doen!" riep het meisje. „Kunt u niet zeggen, of hij. het is?" vroeg de agent, terwijl zijn ongeduld! zich nu tegen haar keerde. „Hij is het niet", zedde zij, haastig. „Hij was groo ter een heel .sjuk grooter. En hij liep die straat in". Zij wees met de hand een heel anderen weg op, dan de knaap had ingeslagen. „Jammer dat n dit niet eerder gezegd heeft" zeid'e de agent droog. „Hoe is uw naam?" Hel meisje had haar aandacht zoo zeer op den jongen gevestigd dat zij 'de vraag niet hoorde, .eer de agent die .op scherpen toon herhaalde. „Ka ie Lane" zeide zij haastig en ontsteld. „En he' adres?" „1265 Lafond slreet" De agent bukte en betastte de kleeren van den knaap. Toen hij me' spanning weer overeind kwam, gevoelde de jongen zich een oogenblik vrij, en meleon was hij weg, els èen deed ae agent een greep. docht tevergeefs. uit den boog. Werktuigelijk wIk weet in ieder geval, maar ik hem vinden kan. als ik hem wil hebben", zeide hij. „Ik blijf hier in de straat, juffrouw, maar zóó. dat zij mij niét zien, als zij het weer mochten probeeren. Mocht u mij noo- dig hebben, "klop dan maar hard tegen den pot, dan hoor ik het wei."' Weston was blijven staan, eerst uit nieuwsgierig heid, en toen, omdat de stem van het meisje hem aantrok. Hij' was bijzonder gevoelig voor klanken, en haar slem had een klank, die tot zijn hart door drong. Haar geriohlie (voor zoover hij het zien kon onder den grooten Leger des Ileils-hoed) was lief ge noeg, maar in die Eenvoudige lijst zou ieder vrouwen gelaat aardig kijken. Het was haar stem, niet hadr uiterlijk, dat hem geboeid! hield. Toen nu de agent hem vragend aankeek, kwam hij opeens tot bezinning en wilde heengaan, doch het meisje' hield hem terug, door zacht te zeggen: Wacht even". De politieagent aarzelde nog. „Hoelang blijft u npg hier juffrouw?" „Over een half uur komt majoor vHerriot mij af lossen". „Best Ik ken hem wel. En dien jongen krijg jjc. wel." Hij nprtrok en het meisje wendde zich vlug tot Weston. „Het is alleen gekomen door het goudstuk, dat u er in deedt", zeide zij1 opgewonden. „Het spijt Tnij het was werkelijk mijne bedoeling niet" zeide Weston, meer waar, dan duidelijk. „Hoe zou een straatjongen aan zulk een geweldige verzoeking weerstand kunnen bieden, wanneer volwas senen geheele spoorwegen en zulke dingen stelen." „Dat zou ik ook-niet verwachten. Maar daar de jongen, die het wegnam verdwenen is Zij zeide niets, maar haar zwijgen bracht hem op hét spoor. „Ik begrijp het Het was de knaap. En toch liet u hem loopen". „Het was' zoo'n ongelukkig, klem wurm. En» het is Kerstavond". „Die bewering kan althans niemand betwisten". „Houdt u mij voor den gek?" „Volstrekt met. Ik stel meer belang in de zaak, dan ik u kwn zeggen". „Nu. .wat zullen wit dan doen?" Er klon' klonk iets als ongeduld in haar lieve stem. „Doen? Er valt niets te doenf Ik bedoel het is. wal de diplomaten zouden noemen een afgedane zaak" ZH lachte een luchtig, vroolijk lachje, dat hem op dezelfde wijze aandeed als dö kleine rozenknopjes van d^ar straks.. Het deed hem denken aan die blpe- men. die hij'-aan mevrouw Cottle gestuurd had. „Nog niet geheel en al. Dat wilde ik u juist zeggen daarom verzocht ik u, te wachten. Dat geld „Ja" ,zeide hij' aanmoedigend, toen zij aarzelde. „Het behoorde aan het Leger". „Ja" „2eide hij lachend. 4,Waarom lacht u?" vroeg zij achterdochtig. „Om iets waaraan ik "dacht iets, dat mij eenigen tijd geleden is overkomen", zeide hij haastig. ,.Ga voort, dat geld zeide u, behoorde aan het leger „En dpor mijn schuld is het verloren gegaan". „Omdat u weigerde den knaap te Jjerkcmien, jawel. Ja, in zooverre is u medeplichtig aan het feit „Dat ben ik. En daar u de aanleidende oorzaak wadrt. mocht u mij> wel helpen, zonder mij nog slechter in mijn eigen oogen te maken". „Mijn lieve jonge dame, ik zou alles ter wereld willen doen, om te beletten, dat u zich' ongelukkig gevoelt". „Wil u mij' die twintig dollars leenen?" „Dat is mij "een croote eer". „Een goudstuk, als hel u blieft". „Het spijt mij, maar ik heb er geen meer. Zou een chèque niet even goed zijn?" „Het zal wel moeten. Maak ze als het u blieft betaal baar aan toonder." „Ik zou ze liever op uw naam willen schrijven". Zij schudde haar zedigen hoed op een alles behalve kalme manier. „Neen, liever niet". „Zooals u wilt" stemde hij haastig toe, uit vrees dat rij, als bij! moeilijkheden maakte, haar verzoek zou intrekken. Hij liet rijn chèqueboek tegen haar driepoot rusten en schreef de chèque met rijn vulpen. „Dank u" zeide zij. En toen, alsof het haar toe- uiig te binnen schoot, vroeg zij„Waar kan ik u het jorugj „Mag ik die chèque niet in ruil geven voor mijn in, die onderweg verloren ging?" Zij slak hem het papier toe en wendde haar hoofd af, alsof rij een las lagen bedelaar wegstuurde. „Als u op dien toon spreekt kan ik het in het geheel niet aannemen" zeide rij. „Dan doe ik het niet" zeide hij haastig. „Doe zoo als u verkiest Den een of anderen tijd kom ik het geld wel eens halen,'* ,Halen? Waar?" „1265. Lafondstreet Vergeef mij ik hoorde het bij ongeluk". „Ik heb liever niet dat u komt" zeide zij koel. ,Ik zal het aan uw bank sturen". ,Maar ik zou heel graag willen komen" hield hij of Er was iets in rijn stem, dat hemzelf verbaasde Misschien was het meisje eveneens verrast, want rij zag hem opmerkzaam en vragend aan. .Waarom V' vroeg rij droog. „Omdat ik niet gaarne zou willen ,dat dit de laatste keer was stotterde hij. „Bedoelt u. dat wij vriendschap zouden kunnen ilui'en?" vroeg rij op den man af. „Waarom niet?" Zij wees op haar uniform. „Dat is. dunkt mij. pog al duidelijk. U is een heer". „0 „maar protesteerde hij. _„En uw bezoeken zouden niet vleieind! of gunstig rijn voor een dienstmeisje". Het scheen Weston toe, dat rij hem het eenige ont nam, wat hij 'in de wereld begeerde. Zijin geheele leven had hij naar iets gezocht, en nu hiji een tipje daar in bespeurde, deed rij hem kleüeur voorden neus dicht. „Maar ik kan u zóó niet yerlaten" drong hij aan. „Ik ik kan niet" „Ik had waarlijk de zaak hog niet van uw stand punt bekeken", zeide zij op grappigen toon. „Maar ik vrees, dat u het toch zult moeten." „O! "U bedoelt, "dal u er niet op gesteld is, kennis met mij te maken", zedde hij. „Hoe ongelooflijk het u moge toeschijnen" liet rij zich ontvallen. t,Het is natuurlijk niet mijn bedoeling, mij .op Je dringen", zeide hij met haperende stem. Zij zag hem aan en hij! voelde meer dan 'hij zqg, dat de "luifel van haar hoed een glimlach verborg. Doch rij gaf niet toe. „Vaarwel" zedde rij, en wendde zich' af, om hard tegen haar ijzeren pot te tikken, ter waarschuwing van de voorbijgangers. Weston vervolgde rijn weg met een zonderlinge ge waarwording, alsof er iets geweldigs gebeurd was. Zou hij haar ooit wederzien? Wel «hij had haar gelaat nau welijks duidelijk genoeg gezien om haar te kunnen herkennen. Hij'vroeg zich af, of hij nu verliefd g;nt worden op een stem en meer niet, en dan weer hield hij zich voor, dat hij wel een dwaas moest wezen, als hij niet wilde erkennen, dat in de stem hef karakl< zich openbaarde. Verder vroeg hij zich af, of nu een meer ontwik keld dienstmeisje zijn hoofd op hol zou brengen, en dan bedacht hij weer, dat de verdeeling in klassen kunstmatig was, en dat een verstandig mensch een echten schat herkende waar hij hem ook vond. Hij erkende, echter, dat dit slechts een afgetrokken dank beeld was. Zou hij sterk genoeg rijn om de werelds- he vooroordeelen ie bestrijden, al waren zij dan ook kunst matig gekweekt? De Kerstzon scheen den vo'gen den dag zoo vroo lijk op de sneeuw, dat do stad versierd scheen Voor een bruiloftsfeest. Weston was nog geheel vervuld van de ontmoeting van den vorig en avond, en zag in den zonneschijn .een goed voorteeken. Hij liep alle bloem winkels af, totdat hij rozenknop pen vomrvan de soort, waarvan hij zoo vee! hield kleine, vroolijké knopjes, als haar Lach.. Hij liet er een mandje mee vullen en begaf zich' op weg na^r La fondstreet En tusschen de bloemen zat een briefje. Daar had hij in geschreven, wat er in zijn hoofd zong, toen hij dien morgen ontwaakte. Het scheen hem nau welijks rijn eigen woorden toe. Een forsche vrouw opende de deur van tio. 1265 oen vrouw .met een breed, goedkarlig gezicht, me mouwen, lot boven de clleliogen opgeslagen, en overal sporen van meel, waaruit bleek, dat zij nog niet gereed was met het Kerstgebak. „Woont hier juffrouw Katle Lane?" „Ja. ^eker" „antwoordde de vrouw. ,,Zoudt u haar deze bloemen willen geven?" stotterde hij. „Wel. dal is vriendelijk van u jjat zal Ka tic plei- rier doen. Ik zou u wel vragen binnen te komen, maar Ka (ie ligt riek op te bed; bij die collecte voor hel Heilsleger heeft zij koude gevat, en de andere kinderen ik heb er negen in het geheel heb ben het 'geheele huis het onderste boven, gehaald. De in fluenza heerscht erg, en dat staan, dag en nacht, aan de hoeken van de straten en nu vandaag het Kerstmaal te moeten missen er bij Maar met die bloemen zal zij blij wezen, dot is zeker, en u harte lijk bedanken. Welken naam moet ik zeggen, mijn heer?" ,,Er Is een een briefje bij de bloemen," stamel de hü en liep hard weg. Ja, het briefje zat tusschen de bloemen en zijn nach telijke visioenen warën niet verdwenen. Indien zij iets flauwer schener te zijn, dan was dit een oogen- blikkelijke zwakheid. Die zou voorbijgaan, zoodra hij de stem weer hoorde zij moest voorbijgaan. Het moest! En hij maakte zich zoo warm hierover* dat hij hijna te laat kwam bij die familie Cottle. Cottle heette hem hartelijk welkom en stelde hem voor aan mevrouw Cottle, (een dame wier opgeruim de, hartelijke manleren niet zoo heel veel verschil den van, die van Juffrouw I.ane) en aan zijn schoon- zuster, juffrouw Archer, een slanke. Jonge dame, die rillend bij den open haard zat, en die de voor stelling met een koele buiging beantwoordde. Blijk baar deelde zij niet in de denkbeelden van haar broe der ten opzichte van vreemde gapten, „Als ik gisteravond geweten had, Weston, dat Je verkwisting zich in deze richting uitstrekte," zeide Cottle vroolijk, „dan had ik mij tweemaal bedacht, eer ik je te hulp was gekomen. Heb ik je a] ver teld, Ellen, dat je zonder mij die rozen niet gekre>- gen hadt?" „Ik flank u wel, mijnheer Weston." zeide mevrouw Cottle. „Het was allerliefst van u. Ik hoop. dat wij de bloemen volgens uw bedoeling verdeeld hebben. Ik heb de rozen genomen, zooals u ziet. en mijn zuster zeg Bets, waar is Jouw bouqut?" „Ik dacht dat ze wel aardig zouden staan op ta fel." zeide de kouwelijke Jonge dame bij het vuur. Haar stem en do arme Weston was zoo gevoe lig voor geluiden! was heesch en nauwelijks hoor baar. HU voelde een zenuwaohtigen lust om te 'achen bij de gedachte, dat zijn veelzeggende bouiuct In, handen was gekomen van zulk een onvriendelijk schepseltje. In leder geval was het mandje goed te recht gekomen, en daar was hij blijde oin, heel bïijdef! Opeens voelde hij de kracht om allen, te tarten, al zouden zij hem ook voorgoed de deur wij zen. Dit nieuwe gevoel van vrijhedd veroorloofde hem zelfs, vroolijk te praten. „Als de romansheid, die altijd onverwacht, zijn, bëurs aan een bedelaar toewerpt, had ik mijn geld stuk In den ijzeren pot van het Heilsleger geworpen." zeide hij. „Maar in, mijn geval was het erger dan om- verwacht; het was onwetend gebeurd. Daardoor be vond ik mij in de finapciëele moeilijkheden, waaruit de heer Cottle mij redde." „Die Heilslegerpotten moesten niet op straat mogen staan," zeide Cottle hefbiig. „Het is zuivere bedelarij. Hot werkt de mor aj ieeerejn ld Mevrouw Cottle maakte een, ednd aan de dreigende rede, door aan haar zuster te vragen: „Bemoeit Katie Lane. zcih nog met het werk voor het Leger des H6ilB?" Weston"s hart begon zoo te bonzen, dat zij het naar hij meende, wel ketnden hooren. „Ja, dat geioof ik wel," antwoordde juffrouw Ar cher onverschillig. „Zij was tweede meisje bij ons legde mevrouw Cottle uit tegen Weston. „Een uitstekend meisje met aangename manieren en een lieve, zachte stem. Ik vond. dat zij voor eten dienstmeisje al een heeJ mooi stem had, nietwaar, Bets?" „O ja, voor een dienstmeisje," anwtoordde juf frouw Archer uit de hoogte. Weston .was inwendig woedend. Wat een onbe schaamdheid! Zij had de stem en het hart van een «pugel! Wie gaf die vrouwen het recht, haar te be oordeel en? Een dienstmeisje verscheen ini dg deur. „Er Is een politieagent in de hal, die mijnheer Cottle graag zou willen, spreken," zeide zij op een toon van ontzag. Met verbaasde waardigheid ging Cottle naar den man toe. Zij hoorden, hoe hij beun in de bibliotheek, liet „Ja, Katie was een goed meisje, met een warm hart," ging mevrouw Cottle voort, ofschoon zij blijk baar meer belangstelde in, bet gesprek aan den an deren kant van de bak „Zij hielp graag aLle armen die zij kende. Daarom is rij ook bij het Heil» wat komt hij doen, Hórace?" Cottle stond op den drempel. Weston had hem nog nooit verbijsterd gezien en hij begreep, dat hier een bijzondere aanleiding voor moest zijn. Cottle keek ontsteld eerst zijn vrouw en toen juffrouw Archer knaap 1», laat hem dan maar loopen» want dat goud stuk was een Kerst- en NieuwJaar»g»eohenk voor hem van mij." De politieagent luisterde met aandacht «n kwk toen nadenkend Juffrouw Atcher aan „Als u het zegt, zal het we! zoo wezen. Ik herin nier mij, dat u er gisteravond bij waart." „U rookt zeker?'" vroeg Weston. „Nu, het is vandaag Kerstmis," meende de man. Toen de deur achter hem dicht ging, keerde Juf frouw Archer zich om, en stond met opgeheven hoofd voor haar zuster en haar schoonbroeder. .Wel Bets!" zeide haar zuster. „Wat beteekent dit a'lcmaal? Verklaar het ons in 's hemelsnaam!" „Er valt niet veel te verklaren, Katie was ziek, en toen heb Ik voor een uur haar plaats ingenomen-" „Welke plaais? Wat moest Je doen?" „Wel, op een van de IJzeren potten passen, die, zooals je weet. op de hoeken van de straten staan. De menschen gooien er hun klein, geld in» omdat het nu eenmaal "bij het Kerstfeest hoort» net als het koo- pen van marentakken," „Daardoor heb Je die erge koude gevat! Geen won der, dat je geen geluld kunt geven!" Begrijp ik het goed?" vroeg Cottle, die verbij sterd van den een naar den ander had gekeken. „Heb je geld gezameld tn een van die potten op straat?" „Ja. Ik heb nog al veel ontvangen." „Droeg je die uniform?" „Ja. Dat was zoo iets als een Kerstmtemoskerale, zie Je. Ik heb er niet over gesproken, omdat, lk bang was da* jij en Ellen er misschien iets verkeerds in zoudt vinden." Lieve hemel!" HIJ keek naar zijn vrouw, maar die zweeg. „Hadt Je een tamboerijn in de hand?" „Neen, ik tikte met een stok tegen dep pot-" Zijn lippen bewogen zich, doch hij zeide niets. Ge lukkig viel mevrouw Cottle's blik Juist op het dienst meisje, dat bij de deur stond te wachten. „Het eten ie klaar," meldde zij. En Cottle had zoo'n haast om te weten, hoe zijn vrouw er over dacht, dat hij tegen alle regelen der etiquette haar ara nam en haar meetrok naar de eetzaal. Weston maakte onmiddellijk gebruik van de gele genheid, om haastig, verwijtend en verheugd te vra gen: „Zou u het mij niet verteld hebben?" „Nooit" „O, wat ie het dan gelukkig voor mij geloop en! Ik zou u zeker niet herkend hebben." .Ik wilde ook niet herkend worden, door niemand». Ik bleef iin de schaduw Btoan en de hoed was groot. En da uniform was afschuwelijk gemaakt-V Zij lachteh beiden. „Uw &tem „Ik hen werkelijk verkouden, maar lk maakte het erger, om niet door u herkend te worden." „Wist u het dan? Hoe kwam dat?" „Toen u weg waart, las lk den naam op de chèque en zag dat het de gast was. waarover Horace ge sproken had. Ik was bang, dat u „Natuurlijk zou lk dat» dat wist u wel. Vanmorgen vroeg heb tik bloemen gebracht in Lafond-street. Ik sprak Juffrouw I»ane uw moeder, had lk bijna gezegd. Zelfs dat verhelderde mijn hersens niet." Weer lachten belden heel onzinnig. „Wat moet u wel van mij denken?" vroeg zij, met een poging, om het verloren terrein te herwin nen. Hij begreep, dat mevrouw Cottle op hen wachtte. Dus trok hij haar hand onder zijn arm door, maar eer zU bij de deur waren, fluisterde hij haar in: „Als u van Katie Lane gedaan kunt krijgen, dat zij u mijn eersten liefdesbrief laat lezen, zult u dat wel zien." „O!" zeide rij met gesmoorde stam. „Bets, wil Je even hier komen?" Bets verroerde zich niet. Zij staarde haar schoon broeder even strak aan, als hy haar. „Wat is er, Horace?" vroeg mevrouw Oottle nog maals. „Die man de politieagent wil Bets spreken. Het is Iets over Katie Lane,'" zeide hij langzaam. Juffrouw Archer sprong op uit haar lagen, stoel bij bet vuur. Toen keerde zij zich om, en keek Wes ton, dien zij tot dusverre nauwelijks met en blik ver eerd had. „Kom anee," zeide ztfji gebiedend. En Weston. iets vermoedend, maar nog plets be grijpend, ging mee naar de bibliotheek. De heer Cottle, en natuuriyk rijn vrouw ook. volgden. ..Wat is er? Wat verlangt u?" vroeg juffrOuw Ar cher haastig. De forsche agent keek haar nieuwsgierig en, be langstellend aan. „Katle Lane vertelde my. dat u gisteravond in haar plaats by den ijzeren pot van het Heilsleger In Aberle street hadt gestaan, omdat zy ziek was." „Ja," zeide zij „Wat zou dat?" „De kleine rakker, die he>t geld wegpakte en weg liep ik bedoel, den jongen» dien ik bij u bracht» en dien U niet herkende ik hieDd hem in het oog. en vanmorgen vond ik hem met een gouden twintig dollarstuk in rijn zak. Naturlyk nam ik. hem mee naar het bureau. En nu wilde ik weten, of er een goudstuk van twintig dollars in den pot was, toen u bestolen werd. Dat weet u natuurlijk wel." Juffrouw Archer had hem al dien tyd styf aange keken, doch nu wierp zy een snellen blik op Wes ton. „O, hier moet ik een woordje meespreken." viel deze haastig in „Ik heb gisteravond voor Sinterklaas gespeeld zooa's u weet, heb ik hier geen familie. Ik zag, dat die jongen by zUn kraag gepakt we<-d die havelooze siumperd. Waarschijnlijk had ik be ter gedaan, voor die twintig dollar het een en an der voor hem te koopen, in plaats hem het geld op zyn eigen manier te laten bestedten. maar het was Kerstavond, nietwaar? ALs er anders niets tegen den CARROSSERIEFABRIKANT. ALKMAAR. ertegenwoordtger der beroemde etv 0$èT\an&-^u\omo\>\e\en. Levért aUe soorten Carrosserieën, desgewenscht op elk verlangd Chassis. Een gebruikte PROEFWAGEN billijk te koop. TELEFOON 672. VOGEL EN PLUIMVEEVOEDER VerMtel«u»r bij JOH. W. OOVERS, HotelMtrMt. Bot eruit voer iyvu- Engeland. In Frteglacd wordt nog boter opgekocht voor En ge'and. Zaterdag wordt te Haxllngen een Engelsahe vrachtboot verwacht om de boter over te brengen» In Friesland is de prijs der boter thans f 1 por kihx VEE-UITVOER NAAR DUITSOHLAND. Gisteren is de eerste zending levend vee van uit Winterswijk naar Duitschlaad verzonden. In 20 Jaar Is dit n^et het geval geweest Zboals bekend la, war ren. de grenzen voor den invoer van levend vee Be sloten. IN OPTOCHT NAAR HET RAADHUIS. Een stoeit van ruim 100 werkloozcsi trok gister ochtend te Velsen naar het gemeentehuis, waar hun werd medegedeeld dat zij aan, het werk konden! gaan voor de Vexeenjging Steun, in, werkloosheid, tegen 1 per diag. De mannen vonden dót te weinig en eischtem hooger loon» Waar het een particuliere veree nt ging betrof, kon de burgemeester geen. toezeg - ging doen in deze. ln, optocht trokken de mannen, daarop terug. VLUCHTELINGEN. Men meldt uit '8-HertdigenboBch dd. 10 dezer aan de Tyd: Heden kwamen hier een karavaan doorgetrokke(n» die zeer veel beldjks had, nj. een lange sliert woon wagens. Het was een verzameling rafn allerhande ty pen, mannen, vrouwen en kJurifiren, in allerlei toilet, ten. Sommige wagens werden getrokken door paarden, andere door van de zon, gebruinde ïtignnan. Al hun hebben en. houden voerden ze mee in, hun rollende woning en tin dijt opzicht waren ze beter ai, dan hun andere lapdigenooten, die België rijn uitgedreven dn daar prachtige en bloeiende n, hebban moeten a^- terlaten en aan vqrniiejiing prijsgeven- Het waren woonwagenbewoners van Duitsche af komst, wien het „partir" in België in die ooren hajd geklonken en die maar onmiddellijk waren afgemar cheerd. Waar ze elkaar hadden onjtmoet om zich in zoo grooten getale samen te rotten, mag Joost we ten. Denkelijk tin de een of amdere grensplaats. De gezinnen waren la volle actie. Vrouwen cateta. aardappelen te schillen, gore kinderen! vermaakten zich met spelen, terwijl mannen een of ander beroep uitoefenden, zooa's muizenvallen vlechten, kJeerhan- gera maken en dergelijke. Ze nomen van de Bossche burgerij, die den door tocht langs de straten stond gade te slaan, gosn no titie, gelijk wëreld burgers dat beta-mt. Ze thana naar hun vaderland' terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1914 | | pagina 5