Schager Courant. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Erfgraaf Udo. Brieven uit Engeland. ZATERDAG 3 OCTOBER 1914. 57ste Jaargang No. 5465. GEBREK AAN BEWIJS. "T BRANDMERK. ...Dat waa au enkele maanden geladen, dat de kan toorknecht hem op dien schouder tikte. En hem Ia 't oor fluisterde: Er ls iemand, die u dringend moet spreken, meneer Via,n Dam- Ik heb al gezegd, dat u 't druk had en dait-ie maar moest schrijven, waUé te vertellen heeft Maar de man houdt zoo aan... Daan van Dam werd bleek en de pen viel uit z'n vingers. Z'n overbuurman merkte het dadelijk ssag hij. Aan de koel-spiedende oogen, van ambitieusen Rogmans onifelng niets..' Schijnbaar werkte hij door... Maar in werkelijkheid luisterde hij scherp. De slan ke, blanke vingers streken even over den blondfen knevel. Er verscherpte zich iets in de trekken, van intrigant-collega. „Ik zal wel even komen," zet Daan en mom pelde, dat Rogmans 't toch goed hooren zou: „Weer een bedelpartij. Ze laten Je niet met rus^ tegenwoor dig" Collega reageerde niet op het zeggen. Wachtte af... Van Dam ging naar beneden. Honk de knecht wachtte, hem al. ,,'n Rare sinjeur," flutoterdé de man,; ..hij zegt een boezemvriend van u te z5jn Pas maar op,, hoor! Wil ik soms aan de deur lui», teren en a's 't noodig1 mocht wezen..." „Neen!" riep Daan. ontstellend van de woorden, want vage onrust kroop al in hem op. „Neen. Hqni blijf maar in Je hokje hoor. Ik ben er zelf bij, moet Je denken, hé?" pogend lustigen toon aan te nemen. „Nou ja," hernam oude, trouwe HenkEn hij schudde het hoofd. Had al zooveel in zijn leven bij gewoond. 't Avontuur beviel hem niet. Waarom, kon-i zelf niet goed zeggen- Hiji mócht meneer Van Dam. Een nette. In-fatsoenlijke, bedaard soliede, werkzame man. Heelemaal niet gierig. Als Henk eens 'n bood schap voor hem moest doen, schoot er altijd iets over. De hospita, van meneer Van Dam had als Henk, in afwachting van, een pak, dat-ie moest ont vangen voor het kantoor, of zoo een kopje koffie bij haar zat te genieten,, «WJdi geprezen met ufltbumr digen lof haar coimmenpaal. Echt n]ette man. Prornp van betalen. De laatste der maand kon niet in, bet land zijn, of meneer Van Dam zei: .Juffrouw, denikt u om 't boekje.?" En den len 's morgens, voordat hij Ti»Ar kantoor ging: de centjes uitgeteld, hoor... Nooit een kwitantie van de deur. Hij had hospita f 25 kan gegejven voor kleine vorderingen Menner wilde niet dat iemand zonder reden tweemaal om z'n geld moest koonen. Eens had de juffrouw... 't Ge beurde toen haar zuster zoo haar was,- dat de dokter elk oogenblik 't ergste wachtte... Nu, in zoo'n om standigheid kon Jo iemand toch niet kwalijk nemen als 'm iets ontschoot, hé?... Eens had hospita ver geten voor meneer de belasting te laten voldoen. Was er een .Aanmaning" gekomen. En ze had toch echt niet de durf gehad1 't meneer te vertellen! Zij had het dubbeltje boete in vredesnaam er maar liever bijgelegdIn zoo'n geval weet je zoo'n dub beltje toch wel weetr te vitoden op 't een of ander zei de juffrouw gemoedelijk-vertrouwelijk. .maar 'k wil Tnflar zéggen: om hem 't verdriet te besparen, niet waar?... Neen, ik heb allerlei heeren in pension gehad. Er waren losse klantjes ook bij. waar ik een hoop last mee beleefd' heb. En nette fatsoenlijke meta- schen ook... Maar zoo'n, model-mensch als meneer Van Dam neen, die ls eenig! Ik zal het hem altijd nageven!" En oude Henk voedde steeds meer eerbiedige be wondering voor de uitstekend10* Wat kwam die schooy er... Want een echte verloopen ploert leek bezoeker, geen haar beter... Wat kwam die vent bij meneer Van Dam doen? En waarom liet meneer hem niet afschepen?... Daarover zat Henk te. piekeren, terwijl Van Dam 't spreekkamertje binnenging. „Ik wist 'H wel. Ik wist 't wel!" riep een rauwe, schor krakende stem. En, Van Dam voelde een Jo- vdialen duw ftegéH z'u schouder. Zijn rechterhand' was, voor hij recht besef had van den toestand, omklemd door een klamme, hartige, ruwe vuist... Tegenover hem stond het kleine, buikige ineenge drongen kereltje. Dubol» zag er nog gemeener uit dan vroeger... Veel gemeener. De roods, borstelige knevel bad een grauwig-grijzig kleurtje gekregetn,. En de breede mopneus gilom. terwijl de knobbelige punt ervan karmiJn-gettot was... De feleeren van het bui kige mannetje waren schamel; verspreidden een wee makende aum-niengeUng van ib®edröo@déii| regefe, J0110 ver, slechte tabak... J Dubols stond te lachen. De gMnsteerende valsche oogjes beloerden meneer Van Dam* Hij wist wat er 22. „Hoe oud ben Je. Maxlnia?" vroeg de beambte. „De volgende maand word ik zestien Jaar, mijin- „Heb Je hier in de nabijheid ook! familie of ken nissen, waar ik Je brengen kan?" „Mijn oom Rassek woont to Nehaf, mijnheer. Maar wanneer ik naar hem moet, kan ik evengoed naar do houtvesterij terugkeereo.; Want hij wil er mij bepaald morgen weer heenbrengen en lk krijg voor mijn wögloopen bepaald nog een frisch portie op mijn rug." „HJü zal Je njot Bhm Martoka* nadat ik met hem. gesproken heb. Er blijft ob.8 niet» ander» orver, dan dat ik Ja naar hem breng, want bij mij kan Je niet blijven en ik ben htór itn do omgeving zoo vreemd, dat ik werkelijk, niet zou weten, waar Je onder dak te brengen. Maar Je staat toch onder mijn bescher ming en ik zal mij, als er niet» andiers overblijft, tot het gerecht wenden om Je voor verdere mishande lingen tei sporen- Wees verzekerd dat Je niet tever geefs mijn hiulp1 hefbt togproelpen." Het getokte Krieger maar to zekere mate de on rust van Marimka's gepiekt, weg te redeneeren, maar zij was veel te schuchter om nog wat te durven) in brengen en zoo schikte zij zich met een bekommerd gezicht in het lot, dat haar onafwendbaar toescheen. De koetsier kreeg de opdracht zijn weg over Neha.t ra nemen en Krieger wap gedurende) den rit naar alle krachten, bezig om den, moed er bij het meisje een beetje ln te blaaeto en naar uit te hooren over alles wat zijl van den, boschwachtér Post», en zijn dochter wist te vertellen. Dat juffrouw Wan,da de wreedie na tuur van haar vader had geërfd, kon voor de ver dwijning van den graaf wel van belang zijn) <to haar liefdesavontuur hadi voor den politiebeambte evengoejd befteekenis. Jammer genoeg kon Martoka over den persoon va|n den vrijer, dien zij met juffrouw Waada to 't bosch gezien had, zoo gioed als geep bijzonderheden vertel len. In, baar eersten schrik hadi zij moa,r even naar hen gekeken en zij wist over zijn uiterlijke verschij ning niets verder te zeggen, dan dat hij groot en slank geweest was en een spits toeloopende donkere baard had- Ook verder bracht het ondervragen van het meisje niet veel belangrijks. Zijl kon zich. niet herinneren dat de boschwachter en zijn dochter ooit in haar tegen- V'-oordKhelfi over grarf 1v,o hadften. gesproken, Vsn bet vi «t>. der f»«i w»*!i, Ms.rirVa vfatz omging in het kogelronde schedoltje van, oud-kame raad... HIJ voelde dat de felle haait, de wraaklust nog altijd even gloeiend waren.Van Dam rilde van wanhoop en angst. Eto hij worstelde met de woedo, die in hem opBteeg... „Patent zie Je er uit, Daantje," schreeuwde Du bols, zoo hard-ie maar kon. „Prachtig! Om door eafx, ringetje te halen!... Tjonge, tjonge, wat heb JJJ ge boft!..." Het mannetje bekeek hem van top tot teen. Do van haat gloeiende oogjes beloerden alles het nette overhemd, 't fraaie Cnntaale-vest* den Bolleden duren pantalon. de splinternieuwe laar zen, De echt-gouden horlogeketting... Alles. Dubol6 ging zitten. Van, Dam fluisterde, dat hij t zoo eeuwig druk had... Ze konden eikaar vandaag of morgen elders ontmoeten> hé?... Maar het buikige mannetje deed. of hij doof was, schrikkelijk doof. „Heb Je Bigaren hij Je," schreeuwde hij, met z'n grove, heesehe stem. De ander zou ze boven gaan halen. „Dat ifl goed," zei Dubois, genoegelijk grinoekend. „voor een ouwen vrind mag je dat ook wel doen-'" Henk' ging intusschen ia het spreekkamertje. Er lag op den schoorsteen wat geld voor de Schoon maaksters van het kantoor. En Henk verdraaide 't dien schii nntgen, kerel alleen te latjen. ,,'n Brave kerel, die van Dam, hé?" zei Dubols tegen kantoorknecht, „een, juweel van oen vent, hé? O, we zijn boezemvrinden. Als broers met elkaar!" Henk antwoordde niets. Tastte in raadselen. Bleef in de kamer rondscharrelen. En Dubois praatte, praatte al-maar door... Merkte best, hoe Van Dam schrok, toen hij. terugkeerend, merkte dat Henk" al dien HJa met Dubois alleen was geweest.... Buikig kereltje stak og z'n dooie geraak sigaar aan. Bleef maar zitten... Als Van Da ra zéi, dat 'z'n werk hem wachtte, deed-i.e alsof de woorden hem ontsnap ten. 'Hiji genoot van de marteling. Kende z'n macht... Eindelijk sarong hij op. „Nu mot-je me effetjes aan tien gop helpen" zei hij ,,dan ga ik". „Merci"... „Jawel zoo is 't goed. Tot van-avond dus. In „De 'Kroon"... Precies half negeu. Vergeet het niet. Anders kom ik je jwel halen. Ja, lij .bent zoo ver geetachtig... Ken ik immers van-ouds. Noen. ze hoeven mij Daantje van Da'mi niet te Ieeren kennen..." Weer omklemde z'n klamme vuist de koude, bevende hand van den ander. De spottende valsoh' glinster oog Jes. keken hem aan... Ze zeiden: Nou, heb ik je een fijn half uurtje bezorgd?... Ja of neen'? Maar de krakende keelstem sgjrak.„Kerel, *t aaad me toch zoo eeuwig veel plezier, je weer te ontmoeten. Zoodra thuis was gekomen dacht ik: Dién Van Dam moet il; zien op te scharrelen!... No, adjuus. Tot van-avond, dan!..." En hiji vertrok. Van Dam zag, voelde de matelooze verbazing in ouden Henk's houding. Hij. ging weer aan den lessenaar zxi- lega Rogmans schreef nog altijd. JE ven sloeg hij de boelsluwe oogen op... En Van Dam ontweek dien blik... Had niet den moed dien te weerstaan... Trachtte vruch teloos te beheerscben de gen in zjjn kille hand.... In het huis van den oudsten firmant zat Van Dam enkele weken er na tegenover den bejaarden pa troon.. Hij had de handen vóór de oogen gedrukt. En hij snikte zachtjes Van mateloos verdriet, voelde zich te afgemarteld om eri nog iets tegen in te brengen. Be sefte trouwens dat '1 toch niet baten zou. „Daar ginds, in (het verre land", zei de oude pa troon, die alles wist van zijn antecedenten „kun je een nieuw leven, beginnen. Waar ik je 'helpen kan. zal ik het doen, Daniël .Ik heb toch' getoona vertrou wen in je tte hebben. Ondanks die hfdorie van... Van toen... Van jaren geleden en nóg zou ik er we! een mouw aan hebben gerost, misschien.... Waarachtig, jongen, misschien wel. ik heb als Brugmans voor je gepraat. Maar meneer Hel wig is er niet toe te brengen. Zoolang wij -er samen iets van wisten ging alles bos:. De historie was in het vergeetboek geraakt. De Recht bank heeft je toch indertijd vrijgesproken Wegens ge brek aan bewijs. Daar zit 't 'm juist... Meneer IToIwig redeneertzoo'fi vonnis neemt de blaam niet weg... Weet wel! Ik redeneer zoo niet. Maar meneer Hclwig is mijn compagnon eenmaal. Ik ben -hiel jong meer. Ik moet op Heiwig Steunen. Hij gaat mei m*n dochter trouwen, zooals Ie weet. Bij mij-thuis maken ze 't mij moeilijk... Waarachtig Daniël, ik zou je laten blijven. Maar nu het geheele kantoor van de zaak weet, kunnen we zegt meneer Helvig niets anders doen... Dan..." „Ik ben toch vrijgespjoken". zei van Dam, eigenlijk tot zichzelf... „Je kunt van mij reisgeld krijgen", zei de oude palroon „en aanbevelingen. Ik zeg je doet...." Maar de ander was reeds opgestaan. „Je moet begrij pen" zei_ oudste firmant „die Hagel ijk schc visileB van dat individu, waar je mij van verteld hebt... Jk geloof graag, dat die kerel jo ongeluk' gewild heeft. Het is Verechrikkelijik voor je, Daniël. Er was niets op. je aan te merken... Maar stél je ïiu eens in onze plaats!.... Die vent had alles, van haver tot gort aan Henk verleid. In vertrouwen!...." „Ik was toch vrijgesproken", herhaalde de wanhopige man. die z'n ontslag had gekregen. „Tj&". herhaalde oude patroon, „wegens gebrek aan bewijs! Meneer Hel wig zegt..." Maar de audcr was reeds vertrokken. Eveu was '1 in hem opgestormd. Had hij z'n zelfbedwang bijna verloren... Maar Oude patroon was goed voor hem ge weest. Daan zag de echte deernis, smarten op het ouue. rimpelig gelaat met de witte bakkebaarden" Hg ijlings vertrokken. Vloog de avondstraat op... Waa kille regen hem over het lichaam stroomde.... In het luguber-cafétfe zat Dubois te wachten op een van z'n kennissen, ole naar de zitting der. recht ban was om de uitspraak te hooren in de zaak van Daantje van Dam. die samen met een nieuw direeteur-pitroou- tje een goedgcloovigen provinciaal van niet ganschf- onbeduidend bedrag haa ontlast door sluw-lislig be drog, echt samenweefsel"... Dubois zelf had ér den voorkeur aan gegeven om de boodschap maar af te wachten. Hij vond ei iets onbehagelijks in, zich zóó ver ln het hol van den leeuw te wagen... Kijk. dien kerel eens 'n pret hébben I"', zei een van de kennissen. En hij had gelijk. Dubois zag er buitenr gewoon-vroolijk uit. „Asjij Daan Van Dam 't schavot zag beklimmen, dan gaf je een rondje, wed lk", 2ei een. die wist van Dubois' gloeienden haat en wraakzucht. „Best moge lijk", zei Dubois. gHnnekend. „Allemaal om die zwarte Bet, die bif je Indertijd heeft afgekaapt?" vroeg eerste kennis. En inderdaad vonkte, vuurde, .gloeide 't in de valsche oogjes van manne ken. „En Daan werd toen in Den Bosch vrijgesproken, terwijl onze hooggeachte vriend, meneer Kareitje Du bois. daarentegen werd yeroo...." „Sstt Genoeg hoor!" vermaande «kastelein, die van zulke zeer duidelijke herinneringen van „anïecedtsi ten" riiet hield. En zij zwegen. Toen kwam de man binnen, die de uitspraak was gaan hooren oo de Rechtbank. ..Raden jullie eensl". zei hil. Dubois zat op "heete kolen. „Een jaarl", giste een. „Zes maanden!" doelde boodschapper mede. Ze heb ben hem met fluweelen pootje behandeld.-hoor!.... De ander, de directeur van de keet, kreeg nolabeue acht tien maanden 1..." Karei Dubois bonkte, van woede, met de harige, klanx- me, gebalde rechterhand op, 't tafeltje. „Voor den...l" vloekte hij. De kennissen schaterden 't uit. „Dat valt je tegen vader I" werd geroepen. Dubois zag wit als 'n doek van teleurstelling. Zes maanden!... Een schandaal.... „Dat noemen ze rechtersmet permissie!" riep door wraak geprikkelde boef. „Wabliefl?". werd geroepen... En Dubois voelde dat- ie zich verpraat had. „Een recidivist I". zei hij nog ver blind en overmand door zijn haat. „Vrijgesproken, vader!... En jij kreeg toen negeti maanden aan je pantalon, amiceI" „Wegens gebrek aan bewijri" riep Dubois minach tend uit „'t beduidt bok wat!...'* Maar hij voelde, dat het zaak voor hem Werd om 1e Vertrekken. Want het vooroordeel, dat in de ge wone maatschappij nog brandmerk achterlaat, werd in boevenkring niet gedoogd... MAITRE CORBEAU. meer don hetgeen de Jagetrsjongpn, KHosatc haar daar over had! verfceM. Al dj,t had. voor heit arme gepij nigde schepsel weinig belang gehad: en haar geest wo» niet scherp genoog om al datgene wat haar niet diirect zelf aanging in zich op te nemen. Maar zooveel meende de beambte toch wel nit haar mededaelimgen te kunnen opmaken, dat die heime lijke avondwandelingen van Juffrouw Wanda, eerst kort geleden, begonnen waren. Een samanhonjg met de 'gébeflirte/nfls die hij hoopte te kunnen, opklaren, scheen hem. dus niet onmogelijk en hij nam rich voor om onjder ajle omstandigheden scherp te letten op dezen mijnheer met de spitse baard en te probeeren aan de weet te komen, wie of dat toch wel kon zijn. In Nehat lag alle» schijnbaar in diepe rust. Maar toen, het rijtuig stil hield voor het armzalige huteje dat Martoka had' aangewezen als de woning van haar oom, zag Krieger toch idat er door de naden van de gegoten tolken JichtatpaJen, vielen. Hij legde «djn. hand op dén fcmofp van do deur, maar zo we» gesloten en ook op zijn herhaald klop pen werd er miet open gedaan. Eerst toen hij energiek op de vensterluiken bom bardeerde, werd/ aan de aS/dere zijde epn booze stem hoorbaar en, een, oogenbÜk later knarste er een gren del van de döur. Door een kleine kier vroeg dezejlfdo booze stem: ,Wat ia er aan de hain|dl? Brand soms hiter of daar?" „Neen. brand is er njeit, maar lk breng Je Jé nicht Mariniko, die zal Je toch zeker den toegang tot Je huifl niet weigeren." „Martoka heeft op dït uur van den nacht bij mij niemendal te zoeken. Maar wie ia toch die Ik, die haar bij mij brengt" „Dat zal ja wel hooren, zoodra wij maar binnen zijn. Door da reet van de deur kunnen wij samen niet verder onderhandelem, „Ik laat midden to den nacht geeuj enjkelen.vreemde to, mijn huis. Eerst moem Je mij je naam en vertel mij hoe je aan het meisje komt" Jk heet Krieger en je hebt van mij niets te vreezen, wees maar niet bang dat lk je zaj doodi- slaan of Je zal bestelen» lk kom als goed vriend en wil je een voorstel doen. waarmee je als voogd over Martoka bepaald wel tevreden zult zijn." Voor een oogenblik werd de deur weer geheel ge sloten en het leek wel alsof twee personen achter de deur halfluide opmerkingen wisselden. Dan eerst deed de' heer! des huizes de deur open en liet de late bezoekers binnen. Hij stond op de smalle, vuile deel, tusschen allerlei rommel) en, scheen' d^n) beambte met de lantaarn scherp ln het gezicht. Daarbij viel 't lichtschijnsel ook over eigen knokige geetalte en zijn groot blond hoofd van atetootelijke leeWjkhejid, stond op ecu. sterkeu stierennek. TTHt kleine schérpe vor- kenronrje» word de bezoeker terdege opwr^uo-c-n Londen, 26 Segtember 1914. Holland geniet in dezen tijd van oorlog hel voor recht herhaalde malen genoemd te worden in de En- gelsche bladen. Ongetwijfeld zou Engeland 'niets lie ver wenschen, dan ons in den oorlog betrokken te zien. natuurlijk niet aan de zij van Duilschland. Of dat van Hoilandsche zijde een wijze daad zou zijn, is een vraag die niet ter sprake komt. De Groene Amsterdam mer heeft deze vraag verleden week te berde gébracht. Ln den flinken. „Open brief aan onze Engelschc v icn den", een brief, die in het Engeiseh wns gesteld. JJon goed idee c zoover als 't gaat. Eén doel is hier mee bereikteen Engeischmaji kan den b ief lezen. Maar leest hij den brief? Ik leen hem uit aan al mijn kennissen, maar wat beteekent dal eigenlijk nog Waarvoor is Engeland eigenlijk bang? Wnarom houd! het onze schepen aan? De reden is natuurlijk eenvou dig deze: men vreest, dgtt wij-het voedsel, dat we in voeren, zullen doorvoeren haar Duilschland. Wij we ten. natuurlijk, dat hiervoor niet de minste vrees be hoeft te bestaan, dat we, om wat fe noemen, meel zelf veel te hard moodig hebben, om het aan den T)uit- schen buurman te leveren. Maar da! wordt hier ge woonweg niet geloofd. In elk geval, men neemt liet zekere voor het onzekere, en wij ondervinden daar van de schade. Ook hiertegen wordt door de Groene krachtig geprotesteerd. Hedenmorgen werden onze Hoilandsche oogen aan genaam getroffen door een waardeerend bericht ovet de manier, waarop, wij onze neutraliteit handlioven Het was van den yolgenden inhoud: „De krijgswet is afgekondigd langs de Oostgrens van Holland. De voornaamste reden hiervoor is. naar men zegt, de smokkelarij op groote schaal van voedsel „Nu wat wil Je?... Maar waar is do deern nu?' „Kom Mer, Martoka!riep Krieger het meisje toe. Het kind had z;eh buiten angstig tegen den, muur gedrukt. ,„Je behoeft niet bang te zijn»' hier zal je geen kwaad gedaan worden." „Dat kan zij weten," knorde de oude, terwijl een afschuwelijke grijns over zijn gezicht trok. „Maar kom binnen. Ik ben waarachtig nieuwsgierig te hooren wat je wilt." De sidderende Maxtaika bleef vlak naast haar be schermer, terwijl zij door een lage deur rechts de huiskamer binnengingen. Daar zag het er niet veel beter, to elk geval niet rijker utt dan ln de andere rufcmtft. Rassek was bepaald schoonmaker, want bij het raam stond een klein tafeltje met schoenmakersgereedschap en eeni- gH oude schoënen er op. O.p een groote houten, tafel ln, het midden van de kamer brandde een groote lamp. Ji*.u-eek, <Ue zijn lantaarn, op idJe doel had! laten,staaja plaatste zich breed voor zijn reed» angstig snikken de nicht en schreeuwde haar toe: „V&nwiaar kom Je met dezen wildvreemden man? Waarom ben Je niet to je dienst? Hebben ze Jo daar soms de deur uitr gefcchopt?" Het van vrees half onmachtige ktod! was bepaald wei niet to, Btaat geweest om hem tq antwoorden, maar Krieger liet het ook niét tot verdere vragen koman. In korte woorden deelde hij den, schoenmaker mede wat Martoka hem zelf had meegedeeld en hij voegde er uitdrukkelijk bij: „U behoeft maar naar het gezicht van uw nicht te kijken om u te overtui gen, dat zij niet gelogen heeft. Dergelijke brutale mishandelingen doen een dienstverband, ©ogenblikke lijk ophouden en als haar naaste bloedverwant zult u niet weigeren Martoka zoolang bij u op te nemen, totdat zij een anderen en beteren dtenpt gevonden heeft." „Dat komt mij zelfs ndet in den kop. Hoe zal men zulk een jong ding anders opvoeden als met een puk ransel. Alll/een jammer van eiken slag doe niet goed aankomt. Bij' mij heeft zij ook wel eens een gezond pak ransel gehad en als zij morgenochtend vroeg niet gewillig naar den boechwachter teruggaat, zal ze aan de weet komen, dat ik nog goede knuis ten heb, hoe groot en lang of ze ook aj is gewordlen,. U hadt zich de moeite werkelijk kunnen sparen, mijnheer! Wanneer u hier bij ons bekend was, zoudt u geweten hebben, dat het hier geen mode is zdch te bemoeien met de zaken vajp anderen voordat men daar om verzocht wordt." De beambte moest zichzelf bekennen, dat hij hier al bij een heel onaangenaam persoon terecht geko men waa en hij was ondanks de beslistheid waarmee hÖ optrad, niet wolnilg vertegen om een middel, om ton raaa tot wat moor menachaUjkheidi te dwüvgvu en andere verboden dingen over de Duitache grens. Dit b een zeer belangrijke daad van de Nedcrland- sche Regeering, en bewijst opnieuw, dat de» beslo- leu is. haar neutraliteit strikt te hancDmven. De Ro* peering heeft verboden den uitvoer van een groote hoeveelheid goederen, niet ftifoen voedsel, maar ook ijzererts, steenkool, cokes, petroleum en veie andere. Er wordt strenge wacht gen ouden op de groote han delswegen tusschen Holland en Duitschlana. Zeker is het, dat niets uit Holland Duilschland kan beroken langs den Rijn of per spoor. m de stolen langs de Oostgrens evenwel wenden goederen gekocht, en dan per auto, vrachtwagens of karren, 's nachts over de grens gebracht Voor sommige menschen in Holland vras .de verlei ding om aan dezen handel deel to nemen zeer groot aannezien de Duitschere het dubbele Weden van de Hoilandsche prijzen". Dit alles klinkt zeer waarschijnlijk, cm heel vwï men schen zijn natuurlijk wel te vinden voor een winst van honderd percent. Maar zeer verstandig ls hot van onze regeering. „om tusschenbeide te treden. Neutraliteit kan niet plleen in woorden bestaan, aa moet to daden be wezen worden. En het doet goed te zien. dat dit dan ook wordt gewaardeerd. Trouwens. <je stemming fe ook in andere opricbhn nogal gunstig tegenover Holland, na het ongeluk, de drie Engelsche kruisers Abouldr. l{ogue and Cressy in de Noordzee overkomen. Lange verhalen over de ont vangst van dc geredden in IJmuiden, staan to de En gelsche kranten, en voor de Hollanders is daarbij niets aan lof .Een zeer aangename indruk heeft vooral het feit cema3kt dat de geredden niet 'als gevangenen zui len behandeld worden, maai voorloopfg als -gasten der Hoilandsche regeering, om binnenkort weer naar het vaderland terug te keeren. Natuurlijk ls er geen enkele reden, ons hiervoor dankbaar te wezen. Holland volgt ook thans weer strikt de beoalfngon dfe voor derge lijke gevallen zijn gemaakt. Maar dit bewijst alweer, hoe een land zich strikt onzijdig kan houden en des niettegenstaande zich zoowel de onwil ah do gunst van een of moer der oorlogvoerende mogenhedeo op den hals kan halen. 1 Is zeer wd mogelijk dat Duitsche bladen zich over ditzelfde yrijlaten der Engelsche ma trozen verontwaardigd uitlaten natuurlijk eveneens zonder reden. Niemand der Jn Holland gelande Ehgelschcm". zoo luiat een bericht uit Amsterdam aan de Chronicle. „zal ooit de gastvrijheid der Hollanders to d ?zen tijd kunnen vergeten. Alle mannen worden o "er stelpt met giften. De Engelsche consul is naar hij zegt (Sop ge troffen door ae onnoemelijke hoeveelheden sigaren en andere 'dingen, die hem voor do Brilsche zeelui jiJn gezonden." Zoo zijn we dus ineens in do pas gekomen. Waren het toevallig Duitsdhe matrozen geweest, die in IJmuiden waren geland, en van sigaren voorzien <jan weet lk ze ker dat we er uit waren geweest. Want tijdens den oorlog heb ik gemerkt, wat ik vroeger nooit *had ver moed, dat het Engelsche volk verbazend kleingeestig kan wezen. Jjoe flink 'ook de Regeering mag zijn en de autoriteittai, geloof ik, wel in 't algemeen. Laai ik hiervan nog een voorbeeld geven. Eenigen tijd geleden verzoent me een Oostenrijker, die een gpar huizen van me afwoont, eon brief voor hem naar Holland te willen zenden, met het verzoek er bij aan m ij n familie, den brief verder te willen zen den aan zijn familie in Oostenrijk. Laat ik zeggen, dat <le man geen vriend van me was. zelfs geen kennis. Ik had nem nog nooit gesproken, of zelfs gegroet. Tk wist ook volstrekt niet, of tk het recht had, iels der- "ijks te doen, en hield de zaak voorloopig in beraad. gelSche kennissen, die ik er over raadpleegde, zeiden eenstemmig: Niet doen! Maar, bracht ik daar legen in, de man wifalleen maar aan zijn familie schrijven, dal hij veilig en wel is. En dit fe de Qeniga kans. die hij heeft. Toch niet doen! iHoe meer ze het mij afraadden, hoe grooter mijn lust werd. ijel w e I te doen. Maar aan den and ren kant bad ik niet de minste lust een onwettige daad te ver richten. Ik nam een besluit ten slotte waa-mee lk eigen lijk had moeten beginnen: ik bracht een bezoek aait het politiebureau. Een Inspecteur ld fk het geval voor. De man hoorde mijn verhaal nauwelijks lot het einde aan. Natuurlijk, zei ;hïj. Wat natuurlijk, yroeg fk. mag ik dien brief opzenden naar Holland? Natuurlijk, zei hij, nu nog veel ongeduldiger, cn dra schrijf je er bij. <lat ze daar tiet adres voor je veranderen, en dan sturen ze hem daar voor ja op naar Oostenrijk. stond op straat, ging naar hufs, en stuurde den brief. Gister is er, lamgs denzelfden omwegOostenrijk- Amsterdam:Londen, antwoord op gekomen. Tk heb het antwoord gelezen, want zooals alle brieven, kwam ook deze aan met de mededeeling: Geopend door den Cen sor. De brief was geschreven in het Duitsch. en kwam. zooals er boven stond uit Oostenrijk. Toch had zoomin de Censor, als de Inspecteur van Politie, blijkbaar eenige bezwaar tegen de briefwisseling. Niet waar. dat ls een flinke manier van handelen. Je krijgl eerbied voor een land. dat dat doet, dat vreed zame Duitsche of Oostenrijksche burgers, dje ér wonen, niet belet, iets van h'un famflje te hooren langs een indirecten weg, omdat het nu eenmaal on ©ogenblik niet langs een direct en kan. Nehat lag ln Bohemen en ael& warneer het, hean door de ddensfcen, die hij a/hs geheime rechercheur moest verrichten, niet verboden geweest was om zich als politiebeambte te doen kennen, zou hij met het bekend maken van zijn ambt den Boheemeciien schoft weinig daarmee hebben geïmponeerd. Zijn goed hart had hem een poets gespeeld, want hij kon zich op een gedachten uitbrander prepareereo, als dit zijn optreden bij zijn superieur bekend wend. Maar hij ha/cfc to zijn onaangenaam en, onbarmhartig vak nu eenmaal een warm-voelend hart behouden, wat hem niet toestond om bU toe te zien, als zwak ken en weerloozen voor zijn oogen groot onrecht werd aangedaan hij had dit ongelukkige kind zijn, woord gegeven, om haar niet zonder bescherming aan de handen van haar pUnfc^r over te late®. Die belofte moest hij onder olke omstandigheid houden, zalf» al kwamen «r voor hem onaangenaam heden tilt voort „U kunt toch niet met ernst het voornemen, heb ben, mijnheer Roseeli,, om: uw nicht nog langer aan zulk een wreed® behandö".tog bloot te stellen." zeide hij, een toon van vriemdeHjkQ overreding aanslaande. „Reed» het verstand moet het u verbieden, want wanneer Iemand u bij de rechtbank aanklaagde over uw verwaaxlooztog van dein plicht als voogd, kon en- voor u zeer gemakkelijk een leelijke straf op vol gen. Laat daarom met u praten man en houdt Ma rtoka voorloopig bij u. Zij ka/n u in de huishouding behulpzaam zijn, totdat u wat anders voor haar hebt gevonden." „Mijn huishouding doe ft zelf en voor onnutte vre ters heb ft geen broodi Spaar u dus allé nutteloos gebabbel en laat uw rijtuig buiten niet langer wach ten. Ik wil ook liever slapen gaan." Toen moest Krieger tegen zijn zin wel tot het laatste middel besluiten, tot een, middel dat hem zuur genoeg smaakte, want hij wan ook geen man met geld en moest van een klton salaris een groot huisgezin onderhouden. Hij haalde sdjn portamoninate uit den zak en legde een glinsterend tlenmarkBtuk naast de lamp op tafeL „Dan zal ik u kost en inwoning voor Marinka be talen, vooropgesteld dat a mij als eerlijk man be looft, haar goed te behandelen en haar over haar wegloopen geen verwijten zult maken. Ik zal in Rel- chenbprg naar een ondieren, dteinst voor haar kijken, en zal u een boodschap zenden, zoodra het mij ge lukt ls Iets te vinden." De schoenmaker scsheen' nog te aarzelen, maar aan het tokken van het geld kon hij toch geen waaratand meer Meden- Hij sloop om de tafel heen en to zijn oogen was een begeerfg fonkelen, terwijl hij de be haarde hand naar het ©2>ld uitstrekte. Wordt verrojgi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1914 | | pagina 5