Schager Courant.
Erfgraaf Udo.
De dingen om ons heen.
ZATERDAG 10 OCTOBER 1914.
57ste Jaargang No. 5469.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de RechtzaaL
„TEERE ZIELEN".
„ONDER ONS".
't Was op den avond van dan dog, toen haar moe
der begraven was. Ze had maanden-lang getobd aan
het ziekbed, en alles was gaandeweg door de onkosten
verslonden. Lotje had al dien tijd geleefd in een soort
van roes. Ze nad gedaan gekregen op het kantoor,
waar z cvoar een klein weekloontje m do afdeeling
„annonces" werkte, want ze had geen hoofd meer
voor haar taak, en had al een paar mdlen een juf
frouw, die wat lang van stof was, afgesnauwd. Lotte
d'r hoofd gloeide en bonsde ze had tot dre uur
bij moeder gewaakt en was 's morgens naar kantoor
gegaan, zonder boterham te eten. Ze kon niets door
haar keel krijgen. Had, uit wanhoop, een glaasje ge
nomen van den cognac, die de zieke soms per thee
lepeltje moest worden gegeven als de pols heel erg
slap aanvoelde. De cognac had Lotte in de holle nuch
tere maag gebrand, en zij was in geprikkelde, mijdig-
opgewonden stemming op kantoor gekomen. Toen
kwam die juffrouw van de weggeloopen poes. Zulke
menschem moest Lotte helpen bij het retngeeren van
eöti advertentie. Anders deed ziji 't rustig, vriendelijk,
geduldig. Maar nu drukte de slaap op haar oogen
en hamerde 't in haar hoofd.
„Zóó dan?", had zij de juffrouw gevraagd.. Maar
de redactie van de annonce beviel nog niet. 't Was
geen zwart peesje, maar een wit met donkere vlekjes...
En van het halsbandje had Lotje vergeten.. Weer had
ze een kladje opgemaakt. Maar de juffrouw, toch al
overstuur vanwege de verdwenen kat, was nog on
voldaan...
„O, mensch, doe 't dan zelf!" had ze uitgeroepen.
Waarop de juffrouw schrikkelijk boos was geworden.
Meneer den chef te spreken had gevraagd. Haar be
klag deed... En Lotje kreeg een uitbrander. Op die
manier joeg zij1 de menschen weg. Dat ging eenvoudig
niet. Ze stoof op zei, dat ze voor oen paar ellendige
dubbeltjes slavin voor Jan Alleman moest zijn... Het
eind was dat zij ontslag nam. Op staande-voet. Met
wat haar aan salaris nog toekwam, vertrok ze ijlings
blij, dat ze in de buitenlucht was. In een mèlksa-
lon, waar nu niemand zich bevond, ging ze wat eten.
En naarmate ze kalmer werd, begon t haar duide
lijk voor den geest to komen wat ze eigenlijk gedaan
had... Het vaste weekgeld naar id!e maan... Dé toekomst
nog somberder gewonden... Maair zij was te moe er
over te piekeren. Ze sloot de oogen en dommelde
zachtjes in... En de juffrouw^an de melksalon, die zag
hoe afgemat Lotte was, liet haar er was toch geen
mensch in den winkel rustig slapen. Totdat er klan:
ten kwamen een half uurtje later en ze Lotte
wekte.
Thuis vertelde zij aan de verre nicht die moeder
meehielp oppassen dat zij veertien dagen verlof
op kantoor had gekregen. Ze had nti geld voor het aller
noodzakelijkste. Nog voor een week wel. En daarna
zotu ze nog „wegbrengen" wat eentoe waarde had.
Moeder besefte niets van wat er gebeurde. De be
roerte had haar bewustzijn vernield en het sterke
lichaam worstelde nog een dag of wat met den onver
mijdelijke® aansluipenden dood.
Toen was de begrafenis geweest. Het laatste geldje
was aan schulden betaald.
En Lotte nam haar intrek bij oom en tante Dalhof,
die haar voorloopig tante had heel sterk op
dat woordje gedrukt tot zich namen, 't Waren slijve,
peuterig-burgerlijke, aartszuinige mensjes,- Maar tante
had geredeneerd}: „Kijk, mannie, Lotje verdient toch
op haar kantoor zeven gulden vijftig in de week. Mien
heeft me verteld, dat ze haar een halve maand ver
lof hebben gegeven. Dus het schijnt daar nogal royaal
toe te gaan. Nu j ik heb zóó gedacht, als Lotje
mij in de huishouding wat helpt en dat kan ze bed
vóór en na kantoortijd.... Waarom niet, hé? Ze is
jong en gezond. Dan kan ik een beetje gemak* nemen.
En natuurlijk betaalt zij1 kostgeld. Vijf en twintig gul
den in de maand: vergoeding... Och Heere, Keeslier 't
beduidt niks, hé? Eten, drinken, vuur licht, logies,
huiselijk verkeer... Een ander zou op zn minst veer
tig gulden moeten geven.. Maar 't is een wees, mot-je
denken. Chris tien-zaliger was je bloed-eigen zuster. Jij
bent als 't ware haar vader, om zoo te zeggen, en
ik d'r moeder. Dat mogen wij niet vergeten. Kees.
Nou, dan houdt het meisje nog vijf' gulden per
FEUILLETON.
24.
In de plaats van die terughoudend! koele en, nu etn
dan misschien, wat gerüngschattemjdJei vriendelijkheid,
die Else hejn in de eerste dogen v'an hum kennisma
king had getoomd, was eetn, vm'lenideljjkej belangstel
ling gekomen een belangstelUög) die uitsluitend
zijn talenten, ato tooneelepeler Scheten te, gelde®!, maar
die hem toch, steeds weer gelukkig maakte. De uren,
In welke zij, hem de laatste dagen de aanrtekkelij lo
ste en vriendelijkste van alle dramatische onidieirwij-
zcroneen was geweest, beteékenden voor hem die
uren van het hoogste gdluk, Do tegenwoordigheid van
haar broeder had Dlrich merr qJb een geliukkige om
standigheid, dan «hr een,' storing ondervonden, omdat
do vrooltjko onbevangen van den tooneelspeler en
zijn echertswoorden. dio hij steeds bij de band had.
hem zoo gemakkelijk door de kritieke oogenWtkkc®
hoen hielpen, waar hem zijn buitengewone bewonde
ring voor vETlse'B schoonheid! hem schuchter en. omber
holpen. maakte.
De zekerhc-ld, dat hij dlfien, vrtondalijken, helper mn-
dn&g moest missen, vervulde hm nu reeds van te
voren met hangen anget. Het liefste had bb rlch In,
de vestibule van het hotel! omgewend, en slechts do
overtuiging dat de belofte aan een, damp gegeven niet
verbroken mocht worden, gaf hem dien, moed om naar
de kamers te gaan. die door broer en zuster werden
bewoond.
Het hart klopte hem In de keel, toén, bij op Elso'e
vriendelijk „binnen,!"' over dien drempel1 trad. Hij was
natuurlijk van meening dat zij hem verwacht hö,d,
hb kreeg echter tot zijn pijnlijke verrassing dlsn In
druk, dat, ziji nleit voorbereid! was op zijn kornet, Ja,
dat hb eigenlijk ongieitogen kWQ,m, wa®|t zij was Zeer
ver wand en wreef haastig met dien aakdoek over de
oogen, alsof zij: daar verraderlijke sporen van tranen
wilde doen verdwijnen,.
„Goeden morgen, mijnbeer Posta. Mijn broer heeft
u dus niet gezegd, dat hb door dan theaterbeddendo
voor een repetitie ontboden is?"
Ulrlch zag haar verwonderd aan. „Zeer zekefr
zoo even Is hb mij; ©ewceet om het mb te verhellen,
maar hb zelde mb ook, dat u mb verwachtte en
spoorde mb tot spoed aan."
Over het mooie gezicht, der toonoelepe^Jstrrs trok
een schaduw, en het trilde om haar mond, alsof zb
era onvriendelijk ap'-woordl gereod had. Maar een blik
op Ulrlch Fosta's verschrikt gezicht scheen haar
ongenoegen weder te verdrbven. Zb dtwong zich om
te lachen en wees uJtnoodi&cnd op ee^&töel.
„Wilt u uw hoed niet ophangen en phints nemen,
mijnheer Posta,? U zult met mijn geselschap tevreden
moeten tij® tot Heinz teerugkomt."
Hb aarzelde aan haar wensch gevolg te geven.
„Tndian u mb1 niet verwacht hebt. Juffrouw Else,
Als Ik u stopr
ninnnd over om zich te kloeden. 't Is eigenlijk veel
le veel. Maar wij moeten hier niet als vreemden ivdo-
n cc ren. Als Lotje zich verbindt om mij in alles te-
hulp Ic komen 's morgens In de vroegte met de
straatdeur open te doen, klaar te zetten voor het
ontbijt, 's winters de kachels, do huiskamer in orde
brongen 's avonds weer met vaten wasschen, etc....
En Zaterdagsmiddags met den boel aan den kant bren
gen wel, dan zouden we die vrouw: van de halve
dagen schoonmaak missdhk® wel kunnen missenI.... Ik
ben niet van plan te gaan luieren, dat weet je wel.
Zoo, mannic wat zeg je van het idee.
Oom Koes was ontler de toespraak van rijn vrouw
zachtjes .ingedut. En toen zij met wat schrille
stemverheffing zto oordcel vroeg, schrok hij wak
ker. deed een paar hevige trekken aan z*n schier-uit-
geblu-scht pijpje, en mompelde wat... Van heel aardig...
Dat ze 't zelf maar moest weten...
Lotte was gekomen. Uitgeput, verslagen, overrompeld
door verdriet. In het martelend besef dat ze straat
arm was afhankelijk verplicht om 't genadebrood
te eten.
Ze durfde van 't ontslag niet vertellen. Loog, dal
de chef haar nog een week verlof had gegeven. Een
broche en een puar dingetjes 't allerlaatste v..n
schamele kleanooaiën had zo verkochtl De lommerd
gaf er een paar kwartjes voor. Zells haar zilveren
horloge had Lotte verkocht met groote mobile ouii
guldon er voor gekregen. Haar wintermantel in ecu
huis van verkoop, enz. Bij elkaar met nog wat
voddige dinsigheden wist zij om en bij de tien
gulden te krijgen. Ze had tante vijf gulden gegeven.
zeggend dat ze de rest zou „bijspijkeren". Maar
't was of tante onraad rook. Ze drong al-maar adn
op naar kantoor gaan. Zei, dat werken de beste medicijn
was tegen verdnet.
„En dan", vermaande tante, „je raakt cr zoo uit.
hé? In den tegenwoordigen tijd kan een mensch niet
te voorzichtig wezen. Voordat je het weet heeft iemand
je plaats ingenomen. Je ziet hoeveel we van je houden
Lotie-lief. Ouders kunnen hun kind niet burger lief
hebben, hé? Maar je begrijpt: oom Kees moet er zelf
te hard ..voor werken. Op zijn jaren nog a' die huur
ders achterna-draven. En ac verliezen, die je vaak
hebt, de wanbetalers! Je woet niet op welke zorgen
we ziiten, kind. Hoe graag we ook zouden willen,
om-niet zouden we je heusch niet kunnen onderhouden.
Dat zou-je ook niet van ons vergen, daarvoor ken
ik je te goed!.... Wij zijn muar oude stumpers, en
het voorstel, dat ik je gedaan heb is toch van onzen
kunt, zooals je eigen vader en moeder is 't waar
of niet?...."
Lotje erkende 't. Sidderde bij de gedruhte .1 ze
op straat zou staan zonder g -ld, zonder dak, zon
der eten. Naar het Leger des Heils zou ze moeien
gaan of bedelen... Ze maakte zich geen illusie over
tante. Als die de waarheid wist van haar ontslag,
haar heelemaal zonder middelen of uitzicht zijn
dan zou tante, verontwaardigd over haar onoprecht
heid, en dat als voorwendsel nemend, haar wegjagen...
Dat stond vast.
Toen was ze naar het kantoor gegaan en had den
dief gesmeekt haar terug te nemen; geschreid, verteld
van haar waken bij moeder; haar overprikkeld zijn door
afmatting, 't Was nu voorbij. Moeder was dood. Ze
kon nu weer kalm en geregeld werken, ondanks haar
verdriet. De chef had met 'r te doen. Ging er zelfs
met de directie over spreken. Maar 't bleek onmoge
lijk. De vacature was vervuld. Men zcu haar op
„de lijst" plaatsen en dat was in dit geval nog een
hoele gunst. Wanneer ze aan de beurt zou komen?....
De chef zag Lotje meewarig-glimlaehend aan. Ze wist
't toch ook wel...
En de angst voor het zonder dak en zonder brood
zijn steeg heviger, al-marteiender in haar op. Ze liep
allerlei kantoren af. Den ganschen dag. Tot laat in den
middag... En durfde niet bij tante terug komen, be
grijpend, voelend, dat die de waarheid al giste... Ste-
keliger, lastiger zou wezen dan ooit...
En eindelijk' kwam! ze in een groot magazijn, mei
uitgebreid kantoorpersoneel. Een al-o--iaarde dame stond
haar te woord. Las met aandacht bet goede getuig
schrift, dat het vorige kantoor haar had verstrekt.
Hoorde geduldig naar hof relaas van haar ongeluk.
Schelde een paar emlplové's, informeerde of cr een
hoekje of gaatje was... Niets, absoluut niets!
En Lotje In, wier lenidénen 't erih roeide van
afmatting na aj het prate® en, dravensoebatte® van
dien, dog barstte in tjna®e® uit.
„Als de juffrouw voorloopig' aje volontair wil
komen," zei die employé tot de dames van de uitge
breide administratie, „tja als u dot goedkeurt..."
Maar de dame begreep wel, hoe moeilijk die vraag
voor Lotje was. Ze fluisterde tets met employé.
Besliste toen beseffend! 't echte en radeloo^e der
wanhoop va® de wees:
,Js*u weet je wat, als tegemoetkoming zulle®, wij
u tien gulden per maand toekennen, 't Is feitelijk ee®
exceptie, maar dat neem ik voor mijn verantwoordihjg.
Hij zag er zoo ontdaan en bevangen uit, dat zij
het oogenachijnltfk; betreurde, h m haar varrasstog
zoo duidelijk te hebben late® blijken. ..Toch niet
u stoort mij in het geheel niet. Een nieuwe rol heb
ik voor het oogenjbü'k niet te leetrea, ac, aan mjjr.
garderobe is niets te herstellen. Andere vrouwelijke
bezigheden heeft ©en, toonpelspeélster jammer gepo^g
niet Iaat ons dus wat babbelen, wlamjt repeteer*-n doe1
ik vandaag in elk geval niet.. Ik zou een slechte
partner voor u zijn au, zeer waarschijnlijk ee® nog
slechte® onderwijzeres.
Ofschoon, do jonge taaniee|lBpeelster zich alle moei
te bad gegeven,, om i® opgewekte® toon te sproken,
voelde Posta toch met bet fijne en zekere gevoel
der Uefd/a. dat zich achter haar laatste woorden Iets
diep treurigs verborg, en dOze zekerheid was wel het
minst geschikt om zijn bevangenheid; te vermdtndore®.
HIJ had de®, moed ntat haar Iets te vragen, en, nog
minder ko®, hij het, over zich verkrijgen een, onVeT-
flcblMJg onderworp aan to roeren. Zoo zat hij sma
keloos e® bedrukt voor haar. toornig op Helixz en
nog toornJger op zijn eUgén, oWWboJftehbeld.
En daarbij vond hij haar Juist vandaag boven allo
beschrijving lief en aanbiddelijk. ZIJ had zich tegen
over hem in en hoek van do sofa gezet, de kleine
voeten over elkander en het hoofd op <to hond ruf
tend naar zijn overtuiging het, heerlijkste
dat de fantasie vu® een kunstenaar zich kon, droo-
mon. Zijn hulpeloos zwijgen, scheen haar ni.' op te
vallen, want zij zag met heldere® blik eigenaardig no-
denkend en, onderzo kejod in hot gezicht.
Plotseling zei zij: „Mijn broer hoeft mU verteld,
dat u met uw faml'ie ongenoegen hebt.. Geschiedde
dat omdat u op het tooneel wilde gaan?"
HIJ was op eens gloeiend rood gewordien. ,.J«,
tonminsto in zekeren zin stamelde hij. ..Mijn fa
milie zou zich met zulk een stap nooit hebben vetr-
eemigd."
„Hebt u nog een vader?"
HIJ knikte bevestigend-
„En hij: zaj' zich niet mot u verzoenen zoolang u
bij het theater «Ut?"
„Neen dot geloof Ik ntet» Juffrouw Else."
„Dan moeit u toch nog eens eer ernstig mot uzelf
te rade gaan,, mijnheer Posta, of de prijs waarnaar
u streeft, werkelijk het offer waard Is, dat u daar
voor brengen wilt."
Verwonderd, bijna verschrikt zag Ulrlch op. „U
gelooft dus toch dat Ik geen talent heb?"
„Neen, zoo was het Juist niet bedoeld. Voor zoo
ver ik het kan beoordelen hebt u wel aaateg voor
het beroep van tooneelspeler. Maar dat ivv-mt u
mij niet kwalijk, wel o«n va® dUe grooten. die ge
nieën, die niet slechts het rteht. maar zelfs don plicht
hebben, alle bezwaren terzijde te stellen en zich m«-t
hun geheele wezen, aan de kuret te wijden é*-n
der zulken zJjt gij. nleV
„Er zijn maar weinig va® die grooten, Juffrouw
Else! En ik meen. dat naast hen ook voor beschei
den talenten nog plaats is in bet uitgebreide rijk
der kunst."
Zeker. U ziet het aan ons allen bier, dio van bet
kunt als n wlït morgeit koenen, Dun volon
tair, en ca de «erste maand krijgt u ti«n, gu'dwn. Er
is dau mogelijkheid u te plaateun wU zulle® ver
der zien. Is dat dan goed?
Lotje knikte met dankbaarheid, zonder eigenlijk
precies te wc-ton waarvoor en waarom... Ze vroeg
een bewijs dat ze geplaatst was bij do administratie
van hot magazijn. Mevrouw vond het wat vreemd,
maar gaf eindelijk het gevraagde. 9Nog even napie
kerend over het tragisoh-ttecompllcöerdö* geval
Maar: het getuigschrift va® het vorige kantoor was
best. Voor alle zekerheid schelde zij het kantoor
even op... Je kunt niet to voorzichtig zijn Sn de® te
genwoordige® tttd. Maar het antwoord was volkomen
naar wensch. En mevrouw bad ee® gewaarwording
van zelfvoldoening, dat ei] ekti nu eens niet, haxl
laten beheerachen door het wantrouwen, dat ere® in,
haar was opgekropen...
BIJ tante speelde Lotje de opgetogen-verblijde. Ze
had 't voor tante, als verrassing verzwegen, 't Kon
a'-tljd nog misgéloopen zijn. Er was een vloed van,
sollicitanten!... Maar nu had zij de benoeming In
bande®!... Hier had ta®te de offflciëeld brief vap het
groote, aartssol lede magazijn, dat zij mejuffrouw
Oh ar lot te Voorman met Ingang van den 12 Juni
was aangesteld bij de admintetratïe van tot
nadere beslissing omtrent haar al o< niet definitief
benoemd worden."
VoorloopigI", zei tante, met erg-lang gezicht.
"Maar Lotje schaterde haast van pret. Wist tanle'te
dat niet? Dat was in groote zaken altijd 't geval. En
formaliteit!... De hoofddirectie moest het nog bekrach
tigen. Dat was alles. Vüftig gulden to de maand! En
na een half jaar bijna de zekerheid van. zestig. Prach
tig of niet?" Tante knikte schoon nog met heelemaal
gerust.
„En hoe reken Je nf?" vroeg zij.
„Om de veertien dagen', zei Lotie werktuigelijk.
,,Msar ik kan wel voorschot krijgen ais een week oin
is. Dat is dan twaalf gulden vijftig. En ik betaal u
dan tien inplaats van zeven vijftig?"
„Zic-je", zei tante, „daarin herken ik nou het bra«e
kind van mijn goeie, lieve Mien-zaliger. Oom of ik
zouden het niet gevraagd hebben. Maar nou je zelf
begrijpt dat we er op toe hadden moeten leggen
en da» zal ieder mensch inzien véél op toe hadden
moeten leggen.." Waarop tante haar zoende, herhaal
delijk de oogen afwisschend. En oom. wuifde haar
vriendelijk glimlachend toe met de steel van zijn
Goudsche pijp. „Je bent een beste meid hoor" roemde
oom.
Tante Ihaalde wat anders alleen op Zondag gebeurde
het trommeltje met koekjes voor den aag. En
;lfs gebeurde 't, dat zij oom Kees overreedde 's avonds
het „staartje" wijn, dat nog berustte in de flcsch die
op tafel was geweest bij tantes jongste verjaardag,
toen zij visite hadden, uit te schenken. Lotje kreeg
een bokaal Bordeaux met water.
En de vaste afspraak in zulke dingen hield
tante altijd van den zeer-securen weg werd ge
maakt, dat Lotje eiken Zaterdag tien gulden zou af
dragen. Oom Kees presenteerde zijn vaderlijke diensten
van „het restant" als ze wilde veilig te beleggen...
En toen Lotie dien avond naar bed was. zei tanle
lot haar man, dat ze 't prachtig mooi vond, maar todi
dezer dagen in het groote magazijn met een bood
schapje zou aanloopen... Dat ..voorloopig" in den aan-
stelhngsbrief zat haar nog altijd dwars....
Stilte des grafs heerschte c.r eentoe weken na
de ontroering van al deze lieve hartelijkheid na hel
opdrinken van het staartje" verjaardags-wijn in
de huiskamer van oom Kees en tante Siena, nadat
hij, oom, had meegedeeld, dat zes maanden gevangenis
straf was gevorderd, zoocven, tegen de dievegge... Te
gen Lotje Voerman, hun rampzalige nicht, die tot drie
malen toe de kas had bestolen van het magazijn,
waar ze geplaatst wns als volontair met toelage vén
tic® gulden s maands... Gestolen had ze was uit den
mond der dievegge opgeteekend omdat ze zoo bang
wns. dat oom en tante haar op straat zonden jagm,
zonder dak en zonder brood, als ze geen kostgeld be
taalde...
De beide, hevig)ijk bevende handen hief tante Siena
omhoog. En oom Kees trok onderwij! hn de kop
van z'n Gouwenaar dezelfde p'jp, met welks steel
hij brave-Lotje eens Ihad toegewuifd met tabak
volstopte gelaat vain man met diop-gewonde, blank",
altrislische, miskende ziel...
^,Hoe kan de Heer 't gedoogen!" riep tante uit
wij. die de deern hebben opgenomen alsof het ons
bloedeigen kind was. Wij, die ons laatste stuk-brood
met haar gedeeld zouden hebben... Wij, die Kees.
zeg of 't waar is, ja of noen. Als ik er om lieg dan
zal ik zoo... Wij, die toen het schepsel ons uil eigen
beweging meer kostgeld aanbood, eerst weigerden...
Kees zei nog: ik zal 't voor je beleggen: tante m
ik zullen ons liever wat bezuinigen... JufPe-licf!. v
Dit tol boezemvriendin, die was komen troosten im
het zware ongeluk van de misdadige nicht, de *eh*n-
der f.i:niiie en ook naar het requistoir kwam tnfor-
meeren. „Juffie-lief, wanneer men zoo iets moet
ondervinden!..."
Maar boezemvriendin drukte vertroostend de mager-
dorre vingers van bedroefde, miskende tante to de
hare...
„Ik ken jelui toch 't best!" zei vriendin en hri
flikkerde van holsch leedvermaak in de groene oogen
der huichelende. En oom Kees die net sarcasme
van „het serpent" (zooals boezemvriendin „onder ons"
genoemd werd) snapte had bijna geknakt de ver
maarde steel vnn do blanke Goudsche pijp, waar oom
zoo zuinig op wns...
MAITRE CORBEAU.
tooneel spel leven, zonder in het gunstigste geval meer
dm eenvoudige komedianten te zijn. Neen. neen,
val mij niet in d© rede. om mij Iets vleiende te zeg
gen. Ik ben geen uitzonderling, hoewel heit u n® mi»-
hten voorkomt dat £k werkelijk een kun,gten^r«?
i 'n. Maar gelooft u, dat een, van ons zich gelukkig
of bevredigd gevoelt?? Het Is waarlijk niet de moeite
waard om de heiligste banden, te versdheure®* om
tot zulk ee® doel te geraken."
„U voelt u onbevredigd.. Juffrouw Else, omdat; de
omgeving, waarin u optreedt, u niot waardig Is. Ddt
is echter slechts het begütn, U zult spoedig ee® be
roemde, gevierde kunete®are« zijn, die de wereld aan
haar voeten vindt."
Het was zijn eerlijke overtuiging, de klank van
zijn stem en, het glinsteren van zij®, oogen beweszon
dat.
Over het getticht der tooneel speel ster gleed ee®
treurig lachje. -,En alfe Ik nu eens in het geheel geen
eergierigheid had, om het te worden?"
„Dat 1« onmogelijk! Dat J* u ook geen ernst. Is u
dar: niet met uw ganache zM de kunst toegerina®?"
„Neen. Er zijn zelfs oogmbülkke®, dat tk haar ver
afschuw. dat lk do armste fabrieksarbeidster, dl©
'n avonds oen vriendelijk thuis en oen lief do volle tor
mille vindt, om haar lot boneld."
„Ik ka® dat niet begrUpec, Ja. als u heel allee®
tusfehsn deze collega's was. die ook mij rul et be
vallen, dan w as er iets van» te begrijpen. Maar u hebt
to<b uw bro<-der
„'a, lk beb mijn broeder," herhaalde zij met bit
terheid. „mijn breder, na® wien lk het te danken
heb, dat lk den tooneel loopbaan moest inslaan, mi
die mij ajttfdi weet terug te houden wanner lk 1®
de ca tegenheid be® om deee met hopt beplakte el
lende te ontvluchte®, ik heb wierice'ljk reden mij ge
lukkig te achte®, dat ik onder zijn hond? sta."
Er was een bittere aanjkJtajoh't. te ge® d"n vroo'Ij
ken. vriendelijke®, Heinz In haar woorden, dat. Ingreep
Ulrlch Posta wol, maar het wns h-m n'et recht dhiir
tlelljk, waarvan, zij hem beschuldigde. Iets ajndletrs
was het ook goweeet. diait hem In haar uiting ver
schrikt had.
.X'enkt u er aan. uw kirastenaai-sberoep op te ge
ven?" vroeg hij. „Wilt u misschien, den een of ande
re® dag het gezelschap verlaten
„Den eerste® dag die mij da mogelijkheid biedt,
zal ik het zeker doen. Ach. Ik kon u ntet zeggen,
hoe vurig ik er naar verlang uifit d!t ruwielooze leven
weg te komen."
„Maar dan dan te u ook voor mij onbereikbaar.
Noen. juffrouw E's Z"o onvri-ndcJlk kunt u ujet
zij®' Om uwentwille toch heb ik
HIJ brak plotseling af, verschrokken over zijn eigen
koenheid, die hem bijna tot oon lijfdepve"klaring had
gebracht. Doch slechts de schrik, n'et e'm plotseling
opkomende moed was h t geweest, dto hem dfeae
woorden naar de lippen had gedrongen.
„Ik begrijp u njet, mijnheer Poste wat hebt u
om mijnentwille gedaan?"
„O, lk lk Wilde alleen zeggm. dat dan ook
onze oefeningen, moeten ophouden, en dat, dat lk
Een groot aantal medeburgers zijn door de huidige
omstandigheden en do slapte in zaken in ernstige
finanlieele ongelegenheden geraakt. Kooplieden, fabri
kanten, reeders, zoowel als winkeliers en -.«11110060,
hebben te kampen met een groote beperking hunner
verdiensten en allerlei oorzaken dragen er toe bij
om den toestand nog meer penibel te maken. Ge
brek aan grondstof, ofschoon hij bes telling en genoeg
heeft, verplicht den oen tot sluiting zijner fabriek.
Gebrek aan toevoer van zijn verkoopsartikelen dwingt
den ander weer te verkoopen, ook al zouden zijn
klanten momenteel wel meer willen betalen.
maakt 1
der
Dit alles heeft zijn weerslag op allo mogelijke be
drijven en op geheel ons nationaal leven, waarin nu
eenmaal „geen lid lijden kan, of alle leden lijden mee".
De kleine man, met zijn gering weersl.ntdswnnf>-
gen is aanstonds de dupe en slechts zij, die in jnar-
hetrekkingen of in openbare dtenst--rikken werkzaam
zijn, blijven van hun salaris verzekerd al is dan ook
de koopkracht ervan aanzienlijk verminderd.
De arbeiders, aan wier werkkracht zoo veel minder
behoefte is in verreweg de meeste bedrijven, loopen
werkloos rond of verdien en sJechts een fractie vnn
hun gewone loon.
Goéd gaat het niemand.
Dit beeld moge men pessimistisch noemen en me®
mag hopen dat spoedig een verbetering zal futraden,
dit neemt niet weg, dat het aaer zeker niet overdre
ven is.
Er heerscht thans reeds penarie, straks dreigt ge
brek I
o
Het is duidelijk, dit in "deze omstandigheid spaar
zaam met geld wordt omgeoaan en dat elke betaling
die niet allerhoogst noodta is, zooveel mogelijk wordt
uitgesteld. Natuurlijk in ae eerste plaats die betalin
gen waarvoor het grootst geldbedrag in eens noodig
is. Voor brood en melk, voor groenten, voóral die
uitgave® van* taemgo centen of stuivers tegelijk, is
eerder geld te vinden dan de guldens voor een ias,
voor schoenen en voor huur. De twee of drie gulden
huishuur maken een te gevoelig gat in het kleine
weekloon, dan dat men die betaling niet het liefst
uitstelt. Dat is te begrijpen, al staat daar tegenover
dat zeven maal zeven stuiver precies hetzelfde ia als
eenmaal f 2.45 huur.
In gewone omstandigheden staan den huiseigenaar
een reeks van middelen ter beschikking om zijn huur
binnen te krijgen of althans zijn schade zoo gering
mogelijk te doen zijn. In dezen tijd waarin zooveel
ontwricht is, spreekt het bijna van zelf, dat men hui
verig is die middelen toe te passen of ze toegepast
te zien. Doch te avond of morgen moet de huiseige
naar er todi toe overgaan. Hij toch moet zijn belasting
betalen, zijn assurantie, de rekeningen voor onder
houd. de rente, vaak ook aflossing van hypotheek.
Doet hij dit niet op tijd, dan brengt hij ach zelf en zijn
crediteuren in last en kosten.
Doch hoe is hem de betaling mogelijk, wan
de bron verstopt raakt waaruit het geld voor al
betalingen moet komen?
Dat er iets gedaan behoort te worden, maatregeler
roodig zijn om in deze® noodtoestand te voorzien
en »e helpen, is iedereen duidelijk en verschillende
methode® zijn "Oorgesleld. worden ten deole reeds
plaatselijk gevolgd om uit dit moeras te raken.
Een voor het geheele land geldende regeling is ech
ter nog niet getroffen. Het voorstel van het Kamer
lid Mr. Mandeis is een eerste poging daartoe. Waar
schijnlijk is dit reeds in deze kolommen gepubliceerd,
zoodat wij kunnen volstaan met de opsomming van
de hoofdpunten. Mr. M. wil den rechter de bevoejyl-
heid geven den eisch. tot ontruiming der woning te
ontzeggen (wanneer het niet-betalen van huur het ge-
\r»!g is van den huidigen crisis) en den huurder toe
te staan nog maanden te blijven wonen tegca»
wanneer
die
zoo gelukkig was over de vriendelijke bdaa«Btel-
littg. die u mfi bewijst."
Zfin verwarring en bevangenheid stemc naar weer
tot medelijden, en met een vriendelijk gezicht, celde
zij: „Nu, er is ook Jammer genoeg nog goe® kans
op. dat mijn wenpch*® reeds aoo r üg tn vervul-
Hng zullen gaan. Voor dezen zomer u>n lk terymin«te
nog door mij® contract gebondon e® ik geloof niet
dat directeur Delnlnger miji voor dien, tijd zal vrij
gave®. Een korten tijd ka® Ik dus altijd1 nog uw on
derwijzeres zij®, indien u werkelijk zoo vost besla
te® zijt ee®, toondeIspolér te worde®."
De hoop, die haar laatste wooreten; in hem wektejn.
deed hem verlicht o pad fine®. Hij. wiMe haar daar
hartelijk voor &a®ken, daar hJJ hiervoor geen, woor
den kon vinden, stond hfi ploteêting op en trad op
haar toe, om eerbiedig haar hand te kussen, dte over
de sofaleunjng lag.
Omdat in deze hulxtigiixg niets van een tot over
de ooron verliefde waa gelogen, Hat de toonealspeel-
«ter hët sül begaan. HUJ stond nog over haar ba®4
gebogen voor Etee. toen zonder te kloppen de deur
der kamer opengerukt werd.
„Zoo, zijn JulUe nog aan het repeteer en?" vroeg
do binnenkomende Heinz. „Dat noem ik ware® kunste
Ijver! Va® ouzo repetitie Is nl-ts gekomen, omdat
Mllani weer den br-xl had om zich ziek te mekten.
Heb Je lust, Ulrlch, een wandeling met mij te mar
ken?"
Ulrlch herinnerde zich de vroeger eanduid!n«en
van den tooneelapeW over. een vriendschapsdienst,
dien bij va® hem verwadhtte, e® hUl verklaarde zich
daarom dadelijk tot de voorgeslagen wandeling be
reid.
Toen zij op do straat waren, ae&dp Heinz zonder
omwegen,: „Natuurlijk heb ik niet het m toste verlan
gen, met Jou op d» straat rond te loopen. Het was
mij alleen daarom te doe® Je ondrr vl'ir oogen te
spreken. Als het Je goed ls. gaa® wij naar Je kamer
in. den Groenen Boom."
Terwijl hij vertrouwelijk zij® arm onder dbe van
den Joxgen vriend s<hoof, trok hij hem met zich
voort
HOOFDSTUK XII.
„Ik had eigenlijk reden om boos op u te zijn,
Heinz." zeide Ulrlch Foute* toe® sdj een paar dozijn
schrede® afgelegd hadden. „Waarom heb Jo mij
wijs gemaakt dat Je zuster mij verwachtte. terwlJJ
zij toch ln waarheid Je gezonden had* om de re
petitie af te zegg-m."
Het lachen van de® ander bewees, hoe licht hij
de tamelijk ernstig gesproken woorden o param. „Wat
voor een wonderlijke heilige ben Je toch. beste Ul-
rioh! WU Je me soms nog uitschelden, dat flt je ln
de gelegenheid! beb gesteld oen© een half uur met
Else alleën te zijn?"
„Maar het was toch tegen haar oJtdrukkeltjtan
wensch?"
Wordt vervolgd.