Alitiiti Niius-
DONDERDAG 29 OCTOBER 1914.
57ste JAARGANG No. 5480.
Uitgevers TRAPMAN Co.
Erfgraaf Udo.
SCHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
den ADVERTFNTIEN in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
SCHAGEN, LAAN D 5. - Int. Teleph. Nd. 20
Prijs per jaar f 3.Per post f 3.60. Losse nummers 5 cent.
ADVERTENTIES van 1 tot 5 rogels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 27 October 1914.
EEN ZWERVELIN GE.
De eerste beklaagde was een tamelijk net gekleedé
zwervelinge, een vrouwtje, Jantje Scheffer genaamd,
wier eerste man overleden is en die van haar tweede
man wettig gescheiden is, terwijl zij nu nog, gaasch
onvervaard, met een derce, in vrijen wille samenleef
de. Maar op een goeien dag liep deze levensgezel met
een boos humeur weg... En hij kwam niet weerom.
Zoo was zij weer zonderI Radeloos, zonder voedsel, dak
of verdienste, ging zij: ten slotte de straat op, kocht bij
xnej. van Berkum in de Magdalenastraat een paar ge
bakken botjes en stal daar vervolgens een koperen ge
wicht. Van dit feit, dat op 28 September plaats vond;
werd werk gemaakt. En nu stond Jantje terecht. Hel
bleek dat zij1 den laatsten tijd zonder bestaansmiddel
Was en ze had 'zich dan ook zelve voor opname aange
meld bij de politie. Zij beeft al verscheidene jaren
doorgebracht in gevangenis en krententuin. De v.
J. achtte baar, in spijt van bare vroeger gedane beloften
van braaf oppassen, enz., onverbeterlijk. ZJS.G. eischte
wegens den diefstal 3 maanden gevangenisstraf, en voor
de landlooperij 3 dagen hechtenis en 3 jaar rijkswerk
inrichting.
Mr. Stap, haar verdediger, zou, indien een terecht
zitting niet altijd een ernstig karakter droeg, voorstellen,
daar, waar riji nu eu 13 maal veroordeeld is en al 11
jaar gezeten heeft in cel en rijkswerkinrichting, Jiaar
nu eens vrij te laten, dat zou misschien, meer helpen.
Maar spreker weet 't wel, dat zou niet gaan. Intusschen
voert Z.Ed. toch het een en ander aan tot verlichting
voor zijne cliente, om ten slotte het schepseltje in de
clementie der rechtbank aan te bevelen.
VERZET TEGEN DE POLITIE.
Van de beklaagden J. J. de Jong, Willem Bostels en
Willem Kok was alleen de laatste verschenen, 't Zijn
Alkmaarsche werkluidjes, de laatstgenoemde nauwelijks
21 jaar oud, die in den avond van 9 September j.1,
meer hadden gehad als koude thee. Vooral De Jong
was stevig aangezet. Toch zou hij nog goedschiks zijn
meegegaan, toen de politieagent Tin hem in de Lange-
straat te Alkmaar zag en het noodig oordeelde, den
dronken patiënt over te brengen naar 't „bero". Maar
de twee anderen waren sterk tegen dat transport en lie
ten niet na, dat door dadelijk duidelijk te maken, 't
Was
een rukken, legen werken en belemmeren van belang
en hoewel Tin een lange, forscthe baas is, werd het
zoo toch een heeie toer om baas te blijven. Vooral
omdat De Jong door al dat geporrel ook meer on
handelbaar werd en erg begon te trekken en te rukken.
Tegen elk der drie klantjes werd wegens hun optreden
een maand gevangenisstraf geëischt.
POGING TOT OMKÖOPING.
Jaeob Bood van Oudkarspel, 59 jaar en groente-
venter van beroep, was op 18 September te behagen met
ket en groentenwagen en had dat stelletje onbeheerd
op den openbaren weg staan. Wat in strijd was met de
daarop betrekking hebbende bepalingen. Jaap werd door
den agent van politie K. Douwsma aangesproken over
deze overtreding, waarop Jaap hem een potje bier
aanbood en later nog wat snijhoonen. om er dan maar
geen werk van te maken. Jaap is al 13 maal veroor
deeld en dus niks nieuwsgierig naar de vierschaar.
Wegens de overtreding zal het Kantongerecht hem
wel onder handen nemen of al genomen hebben
maar het ging hier om! de poging van Jaap om den
ambtenaar met hier en met waar van den groente
wagen, te bewegen, geen werk van de zaak te maken.
De O. V. J. eischte tegen Jaap f 25 of 10 dagen!
hechtenis.
EEN JlMiKAPFAIRE.
Cornelis Hoogeboom, een landbouwertjeonder Alk
maar, bad in den laatsten tijd herhaaldelijk de rare
gewoonte om vóór melktijd 's morgens eenige koeien
FEUILLETON.
29.
Hét schemerde HaJefaBtein: voor de oogen, toen
hij de tweede helft van, dien, afscheidsbrief doorvloog.
Een verschrikkelijke angst, zooals hij dat nog nooit
In zijn leven had ondervonden, loög hem de kamer
uit en de trappen a,f. Overal oim hem heen heersohta
hier diepe »tilte, want de meeste slotbewonere lagdu
ln diepen slaap. Beneden in. de vestibule kwam hij
echter den bediend» togen, utt wiens handen hij zoo
even Editha's brief had1 ontvangen.
„Wanneer heeft de freule u dezen briief gegeven,?"
riep hij hem bevend van opgewondenheid toe, „en
wat heeft zij u daarbij gezegd?"
„De freule gaf mij den brief, zoodra, ik mij door
haar kamermeisje gewekt en hij haar geroepen., haar
bevelen afwachtte. De, freule ïreeft mij, gezegd, dat
Ik hem n na het ontblijft Zou overreiken. Toen u ech
ter reedis nu om mij: scheelde, dacht, ik dajt het wel
licht beter was,, u hem direct, maar te overhanJdiii-
igen.'"
„Weet u, waar de freule heen gereden is?"
„Neen, dokter; de fireule heeft dlaar geen woord
over geuit."
„Ik moet een paard hebben, Wilkens, dadelijk
moet ik het hebben. Het behoeft niet eerst gezadeld te
worden".
De lakei trok een zeer verbaasd gezicht, maar het
was een te goed gedresseerde knecht, alsdal hij zijn
verbazing in woorden zou hebben durven uitdrukken.
„Wanneer er zooveel haast bij Is, neemt mijnheer
misschien Caesar, die juist voor den luitenant gezadeld
wordt".
„Ja, ja, dat is mij: onverschillig maar vlug een
paard. Er is geen minuut te verliezen".
tHij snelde, gevolgd door den bediende, die hem nau
welijks bij kon houden, naar den tegenover gelegen
stal. Onderweg hoorde hij dat ook luitenant von Stahl
het bevel had gegeven om een paard voor hem te za
delen. Dat hevel was ongeveer tien minuten geleden ge
geven.
„Hij heeft ook op grooten spoed aangedrongen'',
voegde de bediende er.aan "toe, die bepaald voor den
gast van zijn meester niet veel vriendschap voelde.
van boer Klaver mede aldaar; uit te melken. Dat be
gon Klaver te vervelen en hij klaagde hij de politie.
Agent Overeem stelde zich daarop in den nacht van
17 op 18 September j.1. verdekt op en had bij zijn
moeite deze voldoening, dat hij ons baasje snap.e.
Kees zich bespied ziende, maakte dat hij weg kwam
over en door slooten en al. De agent, die ook aanhield,
ontmoette hem echter al spoedig- Kees was natuurlijk
druipnat en de politieman zag dat het water in zijn klom-
E;n stond.De melkdief torste een juk met een paar
eine zinken emmers, waar de roof m was. Het was nu
natuurlijk met Keesjes melkgappen gedaan en vandaag
mocht hij zich daarover verantwoorden. Hij kon er
niet veel tegen inbrengen toen de E.A. heeren hem ovér
het .voorgevallene onder handen namen, dat iemand
als hij die 't nergens voor noodig had te doen, bij nacht
melk van anderer koeien stal. De O. v. J. eischte een
maand gevangenisstraf.
Mr. Prins, verdediger, wijst er op dat beklaagde van
eene gedegenereerde moeder afstamt en dat hém ont
breekt de strafrechterlijke toerekenbaarheid. In dit op
zicht zou hij geestelijk abnormaal zijn. Pleiter conclu
deert tot lichtere straf of onderzoek naar de toereken
baarheid.
'T BLEEF ZOO.
Willem Leegwater, visscher te Broek op Langendijk,
had zonder de vereischte vergunning gevischt in een
sloot onder Oudorp, toebehoorende aan P. Blom eh
aan de Ned. Herv. kerk aldaar. Willem meende dat
het een poldersloot was van de Banne en dacht dat hij
er wel in mocht visschen. In die stellige meening was hij
zelfs in hooger beroep gegaan van het Kantonrechler-
lijk vonnis tot f 9 boete subs. 3 dagen hechtenis, dat
hij had opgeloopen. Het hooger beroep werd heden
behandeld, maar Wim vond er niet veel baat bii, want
de O. v. J. vroeg heden wel vernietiging van t Kan-
tonrechterlijk vonnis, doch dal was slechts om een
vormgebrek, Wat de strafzaak betrof, eischte do Offi
cier bevestiging.
EEN ONEERLIJKE BAKER.
Aagje Admiraal, de echtcenoote van Gerrit Kuijs
te Castricum 'had in Juni j.1. een beetje te lange vin
gers gehad. Ze was toen baker in het gezin van Arie
Vennik en diens ega Jacoba Oudhuizen. Ze ontzag
zich niet van die menschen een gouden vingerring, i
gouden oorbellen en een paar kinderkousen te ont
vreemden. Jacoba was anders best tevreden geweest
over het mensch en over haar werk. Maar dit staaltje
was voor Aagtje toch geen aanbeveling. De O. v. J.
eischte tegen de dievegge f 10 boete of 10 dagen hech
tenis.
EEN ONEERLIJKE SNUITER.
Een gedetineerde varensgezel uil Alkmaar, Petrus
Smit genaamd, was nu aan de beurt. Zijn drie straf
zaakjes werden gevoegd tot een zaak. Hij had zich te
verantwoorden wegens diefstal ten nadcele van C. Kayer
te Hoorn, wegens verduistering van een rijwiel te Rot
terdam gepleegd en wegens een diefstal in Viissingen.
In een pakhuis van Pietfs vader, in de Nieuwstraat te
Alkmaar, mocht Kaijer eenige kisten met goederen
bergen. Piet had den sleutel van het pakhuis op 6
September j.1. bij zich en wou een mand zoeken, waar
hij een en ander in wilde pakken, daar hij vertrekken
wilde. Toen hij echter de kisten van Kaijer in het
pakjhuis aantrof, kon hij: niet nalaten daar verschil
lende dingen wederrechtelijk uit mee te nemen, als:
2 flesschen champagne, 3 flesschein rooden wijn, 2 thee
bladen, een glazen blad, 2 theelichtjes, een messenbak,
1 koekscliotel, 2 inktpotten, 2 Chineesche bladen, een
ketel, een sLel dameskammen, een spiegel, 2 stel over
gordijnen, 1 klok en slinger en een tooverlantaarn met
kartonnen doos. Een en ander verkocht Piet later te
Amsterdam. Daarna zocht hij Rotterdam op, waar hij
onder voorwendsel van op een dag heen en terug naar
Gouda te zullen fietsen, een rijwiel huurde en niet te
rugbracht, doch voor f 4 beleende. Vervolgens ging
hij naar Viissingen waar hij van zekeren Anten Koek
een koffer met 45 aan geldswaardig papier en wat
„Maar u mijnheer de dokter gaat in elk geval voor en
er zal voör den luitenant niet veel anders op zitten,
dan dat hij rijn morgenrit een uurtje later onderneemt/'
De rijknecht scheen van hetzelfde gevoelen geweest
te rijn, want die was met alle omslachtigheid bezig met
het paard te zadelen, toen de beide anderen aankwa
men. Toen Hallenstein zelf de handen uit de mou
wen stak, was het werk in korten tijd gereed en
de jonce arts sprong in zijn wandelpakje en zonder
hoed of pet op, in het zadel. Pe vraag van den bediende,
die aanbood om zijn hoed te halen, scheen hij niet
te hooren, want met geen enkel woord hierop antwoor-
dend, stoof hij weg .En het waren bepaald wel vreem
de gedachten, die de beide achtergebleven bodiendén
over dit overhaastig vertrek hadden.
In de overtuiging dat Editha naar het paviljoen
gereden was, had ook Hallenstein die richting inge
slagen e.n luj zag tot rijn blijdschap, dat hij daarbij
een zekeren wegwijzer had. De regen had het pad en
het park dermate doorweekt, dat hij duidelijk de spo
ren van Editha's paard zag afgedrukt. Zoolang dit
spoor zich vertoonde, kon hiji geen oogenblik twijfelen
dat hij ,den rechten Wieg had, en dezen weg voerde
hem, zooals hij[ tevoren gedacht liad naar die zijde
van het park Waar het eigenlijke bosch begon, de straat
weg overschrijdend in de richting van de plek waar
de boschwachter Posta woonde.
Zijn paard tot de uiterste snelheid aandrijvend, ga
loppeerde Hallenstein over den weeken bodem. Welk
een verrukking zou dezen heerlijken tocht hem onder
gewone omstandigheden hebben bereid en hoe wei
nig oog had hij nu voor de duizende schoonheden van
de natuur. Het verlangen om zijn geliefde te berei
ken, voor dat het gruwzame, ondenkbare geschiedt was,
waarop rij in haar brief zoo duidelijk had gewezen -
dat verlangen dreef hem voort en gaf geen plaats
voor welk ander gevoel of gedachten ook.
Te hopen, dat hij, haar zou inhalen voor zij1 het doel
van haai- tocht bereikt had, durfde hij niet. De voor
sprong die rij. had was te groot en de diepe indrukken
welke de hoeven van haar paard hadden achterge
laten, was voor hem het bewijs, dat ook zij in wilde
galop gereden had. Maar hij rekende er op dal rij eerst
na een onderhoud met den ellendeling, gedreven tot
het uiterste, haar ontzettend voornemen zou uitvoeren.
Des te grooter was zijn schrik, toen hij bemerkte dat
zijn gedachte dat rij, naar het paviljoen was gereden,
verkeerd bleek te zijn en dat rij, naar een andere plaats
kleeren er in heeft gestolen. Toen is hij Leeuwarden
gaan opzoeken en vervolgens in Harlingcn terecht ge
komen. waar Piet gearresteerd werd.
Beklaagde bekende het hem ten laste gelegde. De O.
v. J. eischte voor alles te zamen waarvoor hij hier
terecht stond, 7 maanden gevangenisstraf en als het
afzonderink moest, dan voor den diefstal der goede
ren van Kaijer 3 maanden, voor de rij wiel ve rd u is tering
2 maanden en ook 2 maanden voor den diefstal te
Viissingen.
Mr. Moens, de verdediger, achtte bij beklaagde ver
minderde toerekenbaarheid aanwezig en concludeerde tot
schorsing der zaak en benoeming van een deskundige
tot onderzoek van de toerekenbaarheid van beklaagde.
En anders zou pleiter toch nog gaarne clementie zien
toepassen voor zijn cliënt.
De rechtbank vond," zonder te raadkameren. geen
termen tot onderzoek der geestvermogens van beklaagde.
AANGEHOUDEN.
J. G. v. d. Bosch, verpleegde in de rijkswerkinrichting
te itooru. vroeger souteneur te Rotterdam, stond nu
"weer terecht naar aanleiding van het onderzoek naar
rijn geestvermogens. Als eenige getuige werd gehoord
Dr. Keizer uit Hoorn, die tijdens de afwezigheid van
Dr. Mensonides de behandeling dei' patiënten nad waar
genomen. De zaak werd thans nog weer aangehouden
tot de volgende week. Van den Bosch heeft, zooals men
zich zal herinneren, op 8 Juni j.1. mishandeling ge
pleegd op een verpleger der rijkswerkinrichting, waar
voor hij onlangs terecht stond.
IN HOOGER BEROEP.
Cornelis Duin, arbeider te Hoorn, die den 5 Juni,
aldaar den agent Steneker belemmerde bij de arrestatie
van een beschonkene en daarvoor een vonnis van de
rechtbank opliep, stond dagawan in verzet thans terecht.
De O. v. J. vroeg thans bekrachtiging van het vonnis.
BELEEDIGING VAN KEIZER WILHELM.
M. L. v. d. Es, goudsmid te Hoorn, had aldaar
den 14en Augustus j.1. gedrukte biljetten verspreid. In
die strooibiljetten, die betrekking liadden op den oorlog,
kwam ook voor dat Keizer Wilhelm is aandeelhouder
van de firma Krupp. De billetten werden in beslag ge
nomen en v. d. Es stond heden terecht. Beklaagde zó,
absoluut niets tegen den Keizer te hebben en in 't
minst niet de bedoeling te hebben gehad den Keizer
te beleedigen. Het doel was geweest uit te laten komen,
hce iemand als Keizer Wilhelm, aandeelhouder kan
rijn van een zoodanige affaire, die oorlogsmateriaal
maakt. De O. v. J. eischte tegen v. d. Es een week ge
vangenisstraf. Beklaagde zou wel willen vragen waarom
een week geëischt wordt voor een beleedigmg die niet
feschïed is. De President verklaarde dat het Openbaar i
liuislerie niet verplicht is rijn eiseh te motiveer cm. En
hiermede werd het onderzoek gesloten.
GEEN ZUIVERE MELK.
Arie Kleijn, een boertje te Oostwoud, had gecontrac
teerd zuivere melk aan de fabriek te Hoorn te lever
ren. En toch vervalschte hij rijn melk met water, zoo-
als na scheikundig onderzoek door den heer Wanna
van Alkmaar ingesteld, bleek. Op 100 deel en melk
kwamen 14 deelen water voor. De O. v. J. vorderde een
maand gevangenisstraf. Beklaagde vroeg genadig recht.
GEROOKTE PALING.
Jan Deern een ouwe jongeheer van 35 jaar te Boven-
karspel, had den 20sten September LI. de brutaliteit
an N. v. d. Werf te Enkhuizen eenige
fuiken, waarin dan slechts het paüngschuim was ach
tergebleven. Hij waarschuwde ae politie, die -in den
vroegen morgen van 23 September zag, dat Olt een
fuik van Wagenmaker lichtte. Er kwam juist volk aan,
zoodat Ott er de visch niet uitnam maar de fuik weer
stilletjes neerzette. De O. v. J. eischte tegen Ott f 25
boete subsidiair 10 dagen hechtenis.
A.s. Dinsdag uitspraken.
Staatsloterij.
om van den koopman
gerookte palingen te stelen. Toen Jan werd nagezet, sraéèt
hij het gestolene weg. De O. v. J. eischte tegen Jan
een oude bekende bij de Justitie f 25 boete of
f 10 dagen hechtenis. Jan verklaarde dronken te rijn
geweest en er niets meer van te weten.
NU LEVENDE PALING.
J. Ott, schilder en visscher te Oostwoud. had fuiken
staan in dezelfde sloot als de visscher S. Wagenmaker
aldaar. Deze laalsto miste nogal eens paling uit rijn
gereden was. Daar waar het bosch pad, dat hij tot dus
ver met zulk een groote Zekerheid bad gevolgd, in tweeën
zich splitste, wezen de hoefsporen niet meer in de
richting van hel paviljoen, maar naar de andere rijde.
En tegelijk met deze waarneming stond het in schrik
kelijke helderheid voor Hallenstcins geest; rij is naar
het meer gereden.
Vanaf dat oogenblik had hij het laatste restje van
bezonnenheid en zelfbeheersching verloren. Hij scheur
de een neerhangenden tak van een boom en sloeg
daarmee het reeds dikbeschuimde paard onbarmhartig
over den nek. Het aan zulk een behandeling niet ge
woon zijnde dier, stormde met vooruitgestrekten kop en
snuivende neusgaten als een dolle voorwaarts. Hal
lenstein keek nu niet meer naar de hoefsporen fca
den bodem. Hij had geen wegwijzer meer noodig en
hij zou het ook niet meer hebben kunnen zien, want
voor rijn oogen was een nevel en als vormelooze scha
duwen zag hij nog slechts de links en rechts aan hem
voorbijschietende hoornen. En het mag een wonder
genoemd worden, dat rijn paard niet over den een
of anderen boomwortel struikelde en Hallenstein zoo
doende zich in zijn val den schedel verbrijzelde.
Hallenstein «wist niet hoe lang hij: noodig gehad
had om den kleinen heuvel te bereiken, aan welles voet
het meer lag. Maar op hetzelfde oogenblik dit hij den
heuvel bereikte, trof zijn oor een vroolijk geluid. Hel
was de groet van het paard van Editha aan zijn stél-
genoot Caesar. En dat geluid klonk den dokter als de
eerlijkste muziek in de ooren, want hij beschouwde
hel als een teeken dat hij niet te laat gek oma: was.
Maar in het volgende oogenblik was rijn ontgoocheling
en schrik weer des te grooter Hij zag dat het paard hem
zonder berijdster tegemoet kwam en dat de teugel "langs
den grond sleepte.
Bliksemsnel was ook Hallenstein uit het zadel en
zonder zich pm zijn paard te bekommeren, liep hij
den heuvel langs. Daar lag de schitterende watervlakte
aan zijn voeten en rijn oogen dwaalden over den oever
om het geliefde meisje te zoeken. Nog zag hij haar
niet, maar hoornen en struiken verhinderden hem ook.
om alles te kunnen overzien en daarom gaf hij de hoop
nod niet verloren.
Hij stormde verder, alles neertrappend wat hem in
den weg kwam en toen hij het eind van den heuvelrug
had bereikt en daarmee het uitzicht had verkregen
over het geheele meer en omgeving, werd rijn bijna bo-
venmenschelijke inspanning beloond. Want daar be
5de KLASSE, Se TREKKING.
HOOGE PRIJZEN.
f 1500: 15571.
f 1000: 596 1189 4416 6839 9264.
f 400: 586 8167 15249 18048.
f 200: 3771 19002.
f 100: 2609 6348 8852 9228 9876 11241 18817,
13762.
Prijzen van f 70.
118 8082 5919 8082 10476 18621 16786 19719
245 253 929 148 697 764 746 776
474 845 6110 866 864 949 829 816
488 438 128 399 881 966 17146 988
603 476 143 440 989 14180 279 996
678 624 842 565 11043 281 639 20095
679 625 430 769 268 494 628 137
1023 701 666 781 822 685 746 157
66 4165 696 838 845 936 907 170
152 666 878 927 867 16327 983 229
874 619 899 980 861 896 18165 647
448 794 7043 931 612 497 249 572
689 900 179 963 962 590 829 602
841 932 190 9019 12189 675 415 867
848 6077 206 284 280 730 435 886
877 96 206 841 293 789 647 912
2412 330 891 409 660 954 681 927
416 412 422 896 691 16164 934 948
667 607 637 971 696 187 19032 985
815 718 719 10101 18034 291 111 1
933 749 798 287 224 468 200
3064 794 806 800 396 498 462
5de KLASSE, 8de TREKKING.
HOOGE PRUZEN.
f 1000: 16777 17579.
f 400: 3023 16993.
f- 200: 227 1819 6895 12016 1'812.
f 100: 4066 4688 6166 6222 6884 6339 18504
17958 19630.
Prijzen van f 70.
16 8274 4418 7837 9402 12493 16558 19045
376 316' 680 8128 578 542 596 181
397 457 925 180 698 715 951 272
455 881 843 169 686 607 733 268
624 481 6009 193 682 859 17329 442
540 627 600 224 927 872 843 480
869 706 689 802 10163 18687 415 662
894 713 607 360 225 799 425 820
1054 833 700 356 280 863 500 928
695 840 841 365 829 14110 563 971
603 856 6071 464 440 282 688 20048
622 913 141 468 477 637 689 131
781 4008 833 697 643 804 630 139
923 89 760 639 768 849 751 172
2177 114 857 669 879 870 841 273
282 167 863 696 938 16065 867 426
827 179 942 700 970 389 927 623
372 180 986 709 11046 451 976 646
682 216 998 912 837 617 19219 593
907 228 7466 9026 694 660 439 808
974 246 524 89 718 716 849 843
3134 392 741 110 12357 16270 926 987
Binnenlandsch Nieuws.
ZAANDAM.
De heer C. Th. Kamphuys heeft om gezondheidsre
denen ontslag genomen als wethouder en raadslid.
De heer Kjamphuys was het eenige Katholieke raads
lid en het eenige uiet-sociaal-democratischc lid van het
dagelajksch bestuur.
neden op de uiterste punt van een ver in het water
uitstekende landtong stond rij, om wie zijn hart en
al rijn hartstocht riep, over wie hy ach zoo doodsonge-
rust had gemaakt.
Editha nad niet alleen haar rijhoed je afgezet, maar
in een van die zonderlinge ingevingen, die anderie
menschen bij hen die moedwillig uit dit leven willen
scheiden, wel meer ontdekken, het haar los gemaakt, zoo
dat het naar in het zonlicht als een gouden mantel om
de schouders golfde.
Zij was blijkbaar bereid den laatsten stap te doen
en het was bepaald geen laffe vrees die haar nog aar
zelen deed. Want hoog en trotsch opgericht slönd
rij op de uiterste punt van der landtong en nu breidde
rij, met het gelaat naar de stralende zon gekeerd, haar
armen uit, als wilde zij plechtig afscheid nemen van
licht en leven en van al de heerlijke jonge schoon
heid rondom haar.
De buiten adem rijnden man, had" sedert het oogen
blik dat hij haar het eerst zag, gefen harer bewegingen
uit het oog verloren, maar eveneens was hij met als
werkelooze toeschouwer op rijn plaats gebleven, maar
met groote sprongen, de oogen onafgebroken op het
schoone en tegelijk zoo schrikwekkende Jieeld, was hij
de glooiing van den heuvel afgcsneld.
Hij had het met opzet vermeden te roepen, omdat
hij meende, dat hij zijn naderen niet te vroeg moest
v rraden en het gedruisch van rijn schreden op den
natten bodem drong niet tot haar door. Zoo was hij al
reeds betrekkelijk dichtbij, voor rij meer instinctief
al3 door het een ol ander geruisch rijn naderen be
merkte.
Met een beweging van schrik draaide zij zich om
en zonder een woord te uiten, keek zij naar hem.
Haar ontsteltenis was blijkbaar zoo groot, dat rij geen
besef had om iets te kunnen doen.
Maar ook Bruno Hallenstein sprak geen woord.
Hij .riep haar niet bij haar naam en hij brak niet in
blijden jubel uit, dat hij nog op tijd gekomen was. Hij
drukte naar alleen met groote hartstocht in zijn armen
en terwijl de sterke man, die vanaf de dagen zijner kinds
heid niet meer had geweend, de tranen over de wan
gen rolden, bedekte hij het haar, de oogen,- de mond
van het zoo teer geliefde meisje met vurige kussen.
Wordt vervolgd.