Schager Courant.
TWEEDE BLAD.
BRIEVEN VAN EEN ONBEKENDE.
Ingezonden Stukken.
FEUILLETON.
Erfgraaf Udo.
ZATERDAG 31 OCTOBER |1914.
57ste Jaargang No. 5481.
|ken. Misschien zelfs zuilen er geweest zijn .die he'
eerste schemerlicht van een nieuwe en betere tijd reeds
hebben vermoed. Maar allen (half- en heel- en hedo-
niaalniet-twijfclenden) allen gingen zij dezelfde oude
uitgesleten paden.
En aanstonds zal het Godshuis met zijn wijd-open
geworpen deuren, als oen moeder haar kinderen ine.
wijdgeopende armen omvangen en koesleren aan haar
hart- de éen vertroosten, de ander bemoedigen; hier
zonden, daar zorgen wegnemen, sommigen tot andere,
betere menschen maken, anderen van zich laten gaan
XL VII.
Do oude Dom trilde bij deze nieuwe
klanken en de raven schrikten op in hun
duistere torennesten.
H. HE INE van Luther.
Zijn woorden zijn halve veldslagen.
RICHTER.
is waard slaal
Wie in slavernij berust,
te zijn.
S.
De Idraug tot heldenveroering zit ons allen in het
bloed; het is een algemeen-menschelijke behoefte zijn
vereering en bewondering te geven aan wat de mensch
groot en verheven beschouwt.
Dezie drang openbaart zich in zijn elementaire vorm in
het bewonderen en vereeren van physieke kracht en
handigheid. De kolos met spierbundels als kabellou
\*en ïliju zijn tegenpartij „legt", de athleet, die een
bepaalde afstand nog weer een «rijfde seconde gauwer
aflegt, dan dat ooit door menschenbeenen geschiet!
is; die aanvoerder van een voetbalelftal, die herhaal-
Üe malen den weg weet te vinden naar het vijandelijk
doel zij allen zuilen kunnen rekenen op do enlhu-
siasto bewondering, ja dikwijls op de bijna afgodische
vereering Van honderden en duizenden.
Die larang tot helden ver eer ing is het ook. die ons
in Ideze dagen met graagte doet verslinden de helden-
episodes, die de couranten ons voorzetten, de verhalen
van hetgeen er op de slagvelden in Oost en West wordt
gepresteerd door mannen van ijzer en staal; daden
van onverschrokken moei en van edele zelfopoffering.
v Gewis! wie mogen den oorlog nog zoozeer verfoeien,
we mogen met droefheid en verontwaardiging consta
teeren, hoe de oorlog da dierlijkste hartstochten in
Vele menschen weet te ontketenen als we niet
onbillijk willen zijn, moeten we ook erkennen, dat
(de oorlog in .anderen de edelste hartstochten weet
Co iWekken, weet Je ontvlammen tot daden van liet
heerlijkste altruis me, van de edelste opofferingsgezind
heid, den tol! van onze oprechte bewondering wel
waard.
En dien geven we in deze dagen gaarne en ruim
schoots want... de heldenvereering zit pns in t bloed.
Maar meerder dan een beid van ijzer en staal is een
held des geestes.
En wie in zijn drang naar heldenvereering niet ver
der kjómt dan tot sport- en slachtveldhelden, die heeft
jhet edelste en beste niet begrepen.
Dat niiogen we in onze dagen, waar phvsieke kracht
en organisatietalent hot meeste opgeld doen en dus
de meeste bewondering oogslcn, niet vergelen. Want
in hoogste instantie worden de lijnen van de geschie
denis der menschheid niet getrokken op de slagvelden,
maar in de studeerkamers van dichters en denkers;
en niet het Oorlogszwaard, maar het zwaard des geestes
heeft de schoonste en verst-strekkende overwinningen
bevochten. Wie dat gevoelt, die kent de heldenvereering
in haar edelsten vorm.
En wie dat gevoelt, tot hem zal de dag van heden
spreken. Want wij' schrijven vandaag 31 October. Ai
wat waarlijk-Prolestantsch voelt en denkt, voelt op een
dag als deze het hart opengaan. Voor een oogenblik
rukken we onze aandacht los van de geweldige dingen,
die daar gebeuren, en de nog geweldigere dlie we ver
wachten orni die te richten op de voorzeker! niet
minder, geweldige dingen, die nu bijna 400 jaar gele
den zich hebben afgespeeld in het hartje van Duitseh-
land.
Het is mij altijd een bron van stille innerlijke ontroe
ring, wanneer ik op Allerheiligenmorgen de Roomsch-
Katnolieke geloovigen naar hun bedehuizen zien op
gaan. Dan gaan mijn gedachten onwillekeurig al die
eeuwen terug en dan zeg ik tot mezelvm: „Zie! zoo
zal het eens ook geweest zijn in dat stille stadje Wit-
tenberg. Ik hoor de klokken van de statige slotkapel
den geloovigen 'noodon naar het Godshuis. En van
alle kanten zie ik ze komen; van slraten en stegen: uil
deftige woningen en ellendige krotten, oud en jong,
geloeid en eenvoudig, gelukkig cn bekommerd. Wie zou
toen hebben vermoed, wal daar omging in veler harten r
Zij zeiven misschien niet. Onbewust gullen velen hun
ner met zich meegedragen hebben nevelen van twijfel.
Anderen zullen 't hebben ervaren als een vaag ge
voel van onbevrodiging. Tot weer anderen zal de slem
van twijfel reeds langer en duidelijker hebben ge,spro-
celiik ze gekomen zijn; sommigen sterker doen staan
m t geloof, anderen misschien sterker in hun twijfel.
Maar ditmaal wordt het voor velen anders dan ge
woonlijk, heel anders dan zij verwichten. Want daar
aan dé deuren van de slotkapel vinden zij aan genageld
een profetenboodschap, gedachten van ijzer gegoten
in woorden van staal. Luiiier's geut lens kreet! De stel
lingen waarin hij. al zijn twijfel heeft uitgeklaagd, maar
ook zijn zege heeft uitgejubeld. Een lied van (luister-
nis en licht; maar aan liet licht het laatste woord.
En de geloovigen lezen heteerst zooals ze alle offi-
cieele meaedeelingen zullen hebben jjclezen. Maar wel
dra wordt het anders; halzen rekken zich, en harten
kloppen en oogen schitteren en hoofden knikken toe
stemmend.
Is dat wat ze daar lezen niet de geschiedenis van
eigen hartf Ja! zoo is het!
Zoo hebben zij het allang gevoeld! Dit konden ze
niet meer geloovenl En dat k on niet waar wezen! Maar
zoo, als ze het daar zwart op wit voor hun oogen zien,
A66 is het! En nu komt hel als een grootc blijdschap
over hen. Wie, die in 't donker gaat, zal he( licht uitl
met blijdschap begroeten Wie die het juk der dienst
baarheid zoo lang heeft gedragen, tot hij 't bijna niet
meer voelt, zal niet opspringen van vreugd, als hij
de last voelt afgewenteld f Wie, die worstelt nat riger.
gevoelens, gedachten en taal, zal het niet ecu reden van
lijde verrukking zijn als daar, dank zij een gioote van
geest, klaarheid wordt geborenr Ja! terecht zegt Carlyle:
„Hel is een groot iets voor een volk, dat het irn dui
delijke stem krijgtdat het een man voortbrengt, die
„welluidend uitspreekt, wat 's volks innerlijk wezen
„bedoelt."
Die „duidelijke stem" was de stem van doctor Maar
ten Luther. En die stem heeft sindsdien niet opgehou
den te getuigen! En die stem klonk zoo luid en
zoo duidelijk, dat hij moest wonden gehoord. Het is
niet geweest de stem van „een roepende m le v oestijn".
Maar duizenden hebben er naar geluisterd. r.n vele har
ten zijn er voor opengegaan en hebben zijn profeten
woord aangenomen. En aal „nieuwe geluid heeft gewekt
een nieuwe lento Van geloof; geloof niet tiojr „dwang
van buiten", maar door „draag van binnen m vrijt: dè
aanvaard; eigen geestelijk bezit,
Ziedaar de „Hervorming"!.
Zïiedaar! het gezegende werk van Luthers leven,
de vruchten van zijn strijden en lijden.
Ziedaar! wat we op een dag als deze met blijd
schap en groote dankbaarheid willen gedenken.
Want wil voelen ons kinderen van die Hervorming!
En dat willen we ons blijven gevoelen; de geestelijke
schatten, die Luther met strijd en moeite voor zich-
zelven en ons verworven heeft, willen wij blijven be
zitten.
Als we dan maar bedenken, dat het met geestelijke
schatten gaat als met stoffelijke: wanneer we ze stil
laten liggen er nooit meer naar omkijken, dan komt
/de roest en de mot die ze verteren, en dieven als
geestelijke traagheid en onverschilligheid stelen ze stil
letjes weg en straks staan we als geestelijke bedelaars
Dat is de droeve geschiedenis van menig hart. Wie
niet-Katholiek is, wordt Protestant genoemd, ja' noem
zich dikwijls zelf zoo. Dat is iets wat ik niet best
kan verdragen. Wie geen bedelaar is, is toch nog geen
mültonnair, en wie niet dom is, toch nog geen gele. »<kt
Helaas! hoevele Protestanten zouden er in onze da
gen zijn, wier Proteslantisme enkel bestaat in niet
Katholiek, misschien wel anti-Katholiek zijn!
Wat dezulken ook ,zijn, met Luther hebben zij niets
gemeen, en geesteskinderen der Hervorming zijn zij
niet. Want wie iets van Luthers strijd verstaat, zal toch
nooit beweren, dat het voornaamste is hetgeen hij ver
worpen heeft, maar wat hij er voor in de plaats heeft
gesteld de Vaste Burcht van zijn gcloofsbezil. En hoe
kan er sprake zijn van „Hervorming bij nv-nv !v-"
niet verder gekomen zijn clan oude vormen afbreken r
En daarom is het een eerste elsch, voor een ieder,
die een geesteskind wil zijn en blijven van de Her
vorming, om zich telkens weer rekenschap ie geven
van wat hij bezit aan geestelijke goederen, opdat hij
zich stee is dieper bewust wordt van wal is de
rijkdom van zijn *hart.
Rentenieren in den goloove, mag gemakkelijk en daar
om voor velen aantrekkelijk zijn, als Protestanten kun
nen we dat niet dan ten. koste van ons gelootsbezit, dus
ten koste van ons Protestantisme. Ik meen. dal velen,
die zich Protestant noemen en hef ook mee tien te zijn
dit nog wel' ïens mogen overdenken.
Indien de herdenking van den Slslüi Ce'ober hen
daartoe kan brengen, zal die dag hun een rijken zegen
hebben gebracht.
X.
Wopium, 28 October 1914.
Aan da Administratie der Schaker Courant
te Schaften.
Naar aanleiding van, het verslag ln uw veelgelezen
courant van. 27 dezer heb Ik de eer u mede te doe
len, dat het niet mijn, schuld; is, dat de aangekon
digde Bioscoopvoorstelling in de kolfbaan van. deen
heer Groot to Veenhui»m niet heeft plaats gehad.
De schuld ligt geheel alleen bij den, heer Groot «elf.
want zoo als wij )de heer Groot en mijn persoon)
den 14 October tl- 's avonds hadden afgesproken zou
de hoer Groot mij tegen Zondag 17 October een brief
kaart sturen, of hot mocht van den, heer Burgemees
ter. Bedoelde briefkaart of eenig ander bericht heb
ik -an den he»er Groot nooit ontvangen (getuige de
brievengaarder alhier) en zonder permissie van Bur
gemeester kan ik geen bioscoopvoorstellingen geven.
Zoo de heer Groot mij verwittigd had, dat de ver
gunning or was van Burgemeester dan was ik beslist
g« komen, en had ik het bericht eerst ontvangen op
Zondagochtend waarop 's avondB do voorstelling ton
p'aats hebben, dan had Ik er voor gezorgd, dal het
voor mekaar was gekomen.
Ik verzoek u beleefd doch dringend dit protest in
uw geacht blad te willen plaatsen.
Hoogachtend»
P. H. WILMS,
Bioscoop- en Carousselhouder.
30,
Zonder tegenstand, willoos overgegeven,, liet zij
alles toe. Haar oogleden ware®; gesloten als van, een,
ln onmacht liggende. Zoo dicht; was zij reeds aan de
grens geweest, die dood: en leven scheidt, zoo geheel
hadden haar gedachte®, zich bereids va® al het aaird-
sche losgemaakt, dat zij in. deze eerste minuten wel
nauwelijks een helder bewustzijn had van wat Eij be
leefde. Z4j modht het meenemen a's een gelukkigen
droom, waaruit zij wellidht ®ooiit meer weuschte te
ontwaken, «n het duurde geruimon tijd voor zij vol
komen helder van geeet. werd.
Dan ook trachtte zij zich angstig aan den haar om
vattende, n arm van, Hallanptel® t,e ontwringen,. „Laat
mij toch lk bid. ui O, waaiv>m hebt wij dat gedaan-'
Waarom ia u mij gevolgd? Ik had nu reeds van, Alloe
afscheid genomen en mij losgemaakt."
„Gelooft u, dut lk u nog eens zal laten gaan-?"
fluisterde HIJ- „.Neen, thans behoort gd mij toe. wanit
lk heb u van den dood gered, an ik geef u niet meer
vrij, wie u ook op zou willen vorderen."
Iets zoo overweldigends ws® den gloed van zijn
hartstocht, dat zij haar tegenstreven op-gaf. Maar
terwijl nog haar hoofd tegen rijn ecboudter rustte en
zich tegen de hooge gestalte van den man vleide,
kwam het toch in gruwelijke, onbarmhartige zelfbe
schuldiging van haar liptpen: „G'ij ztult mij- uiit eige
ner beweging van u B-topten,, als gliji alles weetik
ben u in het geheel njet waard."
Alsof de gevaarlijke nabijheid va®, de glinsterende
watervlakte hem nog ajifiijd met vrees vervulde, trok
hij haar daar vandaan, tot een breede oeverstrook
hen van het meer scheidde. Daar was bij een boschje
op den heuvel een plaats* diie a's eqnj natuurlijke rust
bank uitzag, en hier, zonder haar ook maar een
Beoondc los te laten, noodllgde hij haar uit, naast
hem te gaan zitten..
„Ik zal alles weite®, mijn lieve, e® z®l u toch niet
van miji stooten indien ik slechts dat eene geluk
brengende woord van u hooren mag, het woord, waar
naar mijn zijel dorst. Zeg het mij,, Ediitiha heb je
mij een weinig lief?"
Zij verborg haar gezicht aan zijn borst, en wat
zij sprak was slechts als een zucht Maar met het
fijne gehoor van het verlangen verstond hij het toch.
„Ja, ik heb je lief onmetelijk lief."
Zij kusten elkander weder, lang en heet, a's wil
den zij elkander daarmee zeggen, dat zij voortaan
slechts voor elkander wiildeax leve®.
Dan, nadat zij zich een weinig losgemaakt had.
zeide Edltha: „Hoe wan het mogelijk, dat gij Juist
nu hierheen kwaamt? Hadt ge mij dan zien wegrij
den?"
„Ik yg u wegrijden, e® op hetzelfde oosrenblEk
ontving ik uw brief. Toen was bet niet moeilijk maer
voor mij, uw pla® te doorzien."
Zij bemerkte nu eerst boe ontoonbaar hij er uit
zag en hoe de doornige braamstruiken, waar hij zteb
tenslotte had moeten doorwerken, -zijn handen, ver
wond hadden. Voor hij het, kon verhinderen, had zij
haar lippen op de bloedige striemen; gedrukt.
„Jij liefste, eenügo!" fluisterde zij. En dan, als was
haar de last va® het schuldbewustzijn ondragelijk
geworden, begon zij met haastige woorden haar be
kentenis. terVJJI zij zeide: „Ge weet. wat uiij tot
slavin, van dien man maakt, niet waar; je hebt bet
uit mijn bVtof zeker wel geradenV
Zoo liefdevol en mild, dat zij gemakkelijk V-»rjj-
pen zou. hoe zijn, laatste rechtspraak zou hiiur.-n,
antwoordde hij: „lk geloof heit I® elk geval te weten,
Kdtthu-, Je bent. ln bet geloot' geweest, dat Je hem
Hof hadt, en Jo bobt hom- Indertijd oonig recht op Je
gegeven."
Zij wendde hot hoofd af en, knikte.
„Maar hoe kon dat gebeuren, mijn lieveling? Je
moet mij alles zeggen or mag au geen geheim
moor tusschen ,ous bestas®."
„Hij was de eerste man, dfe moeite deed om aan
mij te bevallen, en hij was voor mijn, dwaze meisjes-
phantas'e de rldderlijkst® persoon dier men zich ka®
denken, temeer daar hij met goed gespeelde besc-hek-
denheld van allerlei heldendaden, wist te vertellen,
die hij reeds volbracht had. Maar het zou hem des
alniettemin, moeilijk gelukt zij® mij te wieme®, als hij
toen, ook niet mijn, Liefhebberij voor al wat poëtisch
was had gebruikt, en, zich voor een, dichter had. ultr
gageven."
„Voor een dichter? De vroegere advocatenklerk!"
„Vergeet niet dat ik ham voor een baron hielden
een man va® opvoeding. Nu weet ik, dat de gedichten,
die hij mij heimelijk deed toekomen, uit eeh weinig
bekenden bundel overgeschreven ware®, en voor zoo
ver ik ze mij nog herinner, kome® ze mij ®u zoo
dwaas voor, dat ik ®let meer begrijp,, hoe ze mij
toen konden bevallen. Doch ik begrijp mij® gedrag
van toen e,venmi® meer. Het is mij, a'sof ik toe®
weken ltthg in ee® droomwereld! moet geleefd' hebben
of mijn verstand verloren hebben."
In de hoogste spanning luisterde HaUenstei® naar
haar woorden. Hij vreesde voor wat hij nog verder
zou hooren, en toch stond het voor hem vast, dat
het reine, jonge meisje, wier hart hij zoo luid bij
he® zijne voelde slaan, zich gern uur van haar leven
kon verloren hebben. Terwijl zij Beco®dnn lang zweeg,
drong hij haar niet; om verder te gaan. Hij wilde het
haar niet moeilijk maken. Het zou ee® vrij geschenk
van baar vertrouwen, zij®, wat zij h«m openbaarde.
Ediitha was hem dankbaar v-oor dit geduld, wo®t
Verschillende Oorlogsberichten.
OP HET LAATSTE PUNTJE VAN BELGIë.
Onder dagteekening van 26 October bericht de oor
logscorrespondent va® De Tijd M., uit de streek aan
de "V&er,. waar ook thans nog de strijd woedt:
Neen. dat is geen oorlog meer, maar ee® door
waanzin ingegeven slachting. Duizende® gewond-®
strompelen, met gebreke® ledematen weg van het
gevechtsterrein of liggen hoog „opgestapeld" in al
lerlei soort voertuigen, die I® trieste processie noord
waarts trekken. Duizenden, dooden Lfege® verspreid op
d-) velden. Ze worden ntfiet meer begraven, er is geen
tijd «n er ztjn geen menschep voor; wagens en artil
lerie rijden over de ongelukklgen hee® als vormde®
zij een hoop vuilnis. Niemand heeft op het oogenblJk
een flauw begrip van de on'zettende offers, die elk
oogenblik val'en in den krankzinnigen strijd.
in de ..Couronne" logeert en houdt zitting de ge
nerale staf en vandaag word.«m de orders gegeven en
worden de duizenden versche troepen. diO elk oogen
blik aankomen,, naar het gevechtsterrein gericht. „.We
moeten winnen, we moet,en, vooruit" is_ de algemeen.'
leus. Hoevele dooden er bij vallen, die overweging
komt pas in de tweedie pTta®ts.
De straten hier te Ostonde e® de omliggende ge
meenten rijn vol met gewonden,, die haast niet gaan
kunnen, die riet h®lf voldoende verbonden zijn. Alle
ziekenhuizen e® groote gebouwen liggen vol en voor
de nieuw aangekomene® is gee® plaats meer. Ze moe
ten maar zien hoe ze terecht komen» en het koortsige
lichaam maar laten rusten op een stoel in ee®. café
en de pijnen trachten te verdrijven met. bier of wijn.
Gistermiddag ben ik die omstreken weer af geweest
tot bij Leke en Middelkerke. Daar staat bet Duitsche
geschut, maar het werkt niet maer, de granaten, kun
nen slechts neerplofte® i® groepe®. waar Engelsche®
en Dultschers handgemeen zijn. Het is geen Btrijd
meer van kanonnen, maar van bajonetten. De offi
cieren drijven, hun manschappen naar voren en met
gevelde bajonet rukken ze in gesloten, geledere® op
de loopgraven der Engrelschen aa®. die hen in fleg
matische kaïmte afwachten en hen dan als honden
neerschieten. En als de lijken der Duiitschers barrica
den gevormd hebben, worden nieuwe troepen naar
voren gedreven om te trachten over hun makkers heen
naar vore® te komen. Naar Dui nkerken en Cal ais
moeten ze. Dat schijnt ee® ijzeren bevel, van hooger
band gegeven, en, hetwelk de officieren tot waanzin
drijft in het spele® met menpchenlévenp. En de man
nen. die daar den dood' tegemoet gaan. of zwaar ge
wond uit den strijd terugkeeren, ze zijn »Jet kwaad
op de officieren, allee geschiedt immers ten beste van
het vader'ard.
Die troepen, die naar het front trekken, hebben
alle kalmte verloren. De wegen en dorpen zijn door
de bewoners verlaten en als de soldaten mij,, den
eenigen civi'ist, tegenkomen, vrage® ze mij niets, be
moeien, zich niet met me, doe® alsof ik niet besta. Dn
ais ik me niet dikwijls o.p alle mogelijke wijzen, ach
ter toornen en in bermen van wegen beveilig, zouden
ze me oinvtrloopen of doodrijden, als ware ik een
stuk hout. dat in den weg lügt. Wie mij wel aanroe
pen. en smeeken. dat zijn de honderden gewonden, die
zich langs den weg 1® de richting va® Ostende voort-
slei>pen en op alle mo.-elijike plaatsen zijn neergeva>
'*m. 7e jammeren mij toe. ben toch te helpe®. te
verbinden, te drinken te geven of wég te voeren, uit
deze hel. Een paar heb ik in een woning gesleept en
op bedden neergelegd, voor anderen ben ik melk of
water uit de woningen, gaan. halen, voor de meesten
keu, ik echter, helaas, niets doen,
Op een plaats, ver van aJl« woningen verwijderd,
vond 'k oen ongelukkige, wiens beide beenen zwaar
gewond waren, cn hij kon niet verder van pijn, HIJ
smeekte mij hem weg te voeren, doch ik moest h'rm
te kennen geven, dat ik zou trachten elders hulp te
halen, maar op hot oogenblik niets doen kon. Dan
ziet hij mij woest aa®, grijpt zijn geweer, e® als ik,
zijn bedoeling radende, wegvlucht, kwt hij twoe echo-
ten. op mij, zonder te treffen, Ben, eind verder keer
Mc mij om en zie hem achterover stil op den grond
'iggeu.
Ik beklim oen boog duin, waar ik een vergezicht
heb. Achter Middelkerke werkte het Engebwhe g«*-
8'hut. De lucht beeft e® de honderden gratig te® die
elke minuut rondvlogen, vereenigen zdch ln hun sts-
^•cd geluid tot een gezang, begeleid door het boem-
boem van de ontploffingen, die hooge aard wol ken
''oen opwaaien en op de plaatsen, waar ze tuaschen
de aanrukk'nde Duitochens neerkomen, wie weet
hoeveel menschenleve®s vernietigen. De lintën der
Duitóchers zij® zeer gedund, als ze eindelijk bij de
Enge'scbo loopgraven kome®. die lk eerst ontdek als
de Dultschers er tot op korte® afstand van genaderd
zijn en de Engelschen he® met geweervuur ontvan
gen.
Zulk een episode uK den strijd duurt betrekkelijk
slechts kort, want reeds enkele oogenbllkkeax later
ziet men de gesloten groepe® zich ontbinden on de
mannen in veel geringer aantal terugtrekken uil de
omgeving dT moordkuilen.
Het Duttsche geechut achter mij davert slechts
enkele malen, wanneer Engeische kolonpps kome® op-
z>t'en om op hun beurt gevalle® makkers ln die loop
graven te vervangen.
Voortdur- nd zweeft boven het gevechteterrein een
Fransche vliegmachine op aanzienlijke hoogte, soms
in de wolke® verdwijnende c® op verrassende wijze
weer to voorschijn komend.
Eu terwijl het terrein bezaaid ligt met doode® an
honderden ongelukkige gekwetste®, welke laatste®
hier eu daar uit dtt doodènveld zij® teruggestrom-
peld. soms neervallend, da® zich verhrtffeml. deelt
ongetwijfeld de s<af ln de „Couro®n,e" nieuwe bevelen
uit aan versche troepen, die den gehealen dag door
aankomen e® al'le het consigne .voorwaarts" ontvan
ger.. Ze moete® ®a®r Calais.
Toen ik dit woe«te beeld een uur aanschouwd had.
trok ik door de duinen naar een binnenweg» die tot
Leke loopt. Daa® wilde 0r verder rijde®, doch ik kon
naast mijn fiets gas®, loopen, want elk oo.geenblik
werd ikk aangehouden, door Dultschers, die zich daar
op alle mogelijke wijzen verscholen hadden, 1® e®
achter woningen of in loopgraven» die zoo gunstig
verborgen waren, dat ik hei* eerwt ontdekte, toen de
soldaten eruit te voorschijn kwamen®. Soms echter
slaagde ik er i® een kilometertje te rijden en wist
zoo Leke te bereiken. Ook hisr is de atreek geheel
door de bevolking verlate®. Geheel© dorpen, trouwens
zijn tot puinhoope® geworden. In de buurt va® Leke
beerscht een verpestende lucht va® lijken, maax ge
lukkig zij® talrijke ma®®e-matrozen nu bezig deze
te begraven» Als waren het hoop jee vufl goed. too
worden de ongelukkige® S® de ondiepe kuilen gewor
pen. Er hing een ondraaglijke damp va® brandends
huizen en de scherpe, prikkelende lucht van kruit.
Des morgens hebben de Dultschers I® deze streek
voordee'cn behaald en op verschillende plaatsen wa
ren ze dan ook beziilg de kanonnen te vervoeresn en
naar vore® te plaatse®. Overigens gaat de strijd hier
op en af. Dan eens dringen de Dultschers naar vo
ren en een paar uur later moeten 7T$ weer texug. Bij
Leke hadden, de Dultschers reusachtige versterkingen
gekregen; de strijd was, zoo verzekerde® zij me.
gunstig geweest en de vooihoede vocht reeds drie ki
lometer van hier. Drie kilometer is niet ver, m®ar
toch kon ik niets zien. wegens den kruit- en rook
damp. Ik laat mij® flets achter bij een ambulance,
waarvan de leden, mannelijke e® vrouwelijke, op held
haftige wijze overal de gewonden weghalen, verbin
den en da® weer... laten loopen, of op den grond
leggen a's ze niet loopen kunsnen. „Neen, mijnheer,
zoo iets verschrikkelijks als ik. de laatste dagen be
leefde. heb ik me nooit kunnen indenken." verze-
keidfc mij een bevende, betraande ambulance-zuster.
Ik ga nog ee® kilometer naar voren an betreed
een balf-vernjelde boerenhoeve, waar ik uit het dak
raampje vaag een gedeelte va® de® roekeloozen
strijd volgen ka®. De geheele omtrek ligt, bezaaid met
dooden e® gewonden, e® ee® tweehonderd meter voor
me zie ik e°® Duitsche loopgraaf, verlaten door de
levenden,, maar nog bevo'kt met doode® en gewonden.
Zoo nu en dia,® st(eekt er ee® hoofd bovenuit, van een,
dia zich oprichten, wil, maar wper achterover neer
valt. En voor me m kruiftdamp gehuld hetzelfde
beeld, dat ik va® de duinen bij Middelkerke aan -
s bouwde.. Vooruitrukkende Duitsche eolermefi. be
stookt door granaten en later door het geweervuur
d=r Eugelsche®, en wijd verspreide, uit elkaar gedre
ven groepjes, waarvan er overal bezwijken of weg
vluchten van den dood. Zoo nu en dan valt in mijn
nabijheid ee® granaat neer, komende uit westelijke
richting; zij dioet me gelooven, dat de Dudtschere hier
ook van uit de richting Nieuwpoort bestookt worden.
Dan veTlagt ik dö schuilplaats, die me L gevaarlijk
met een t eed er warm lichte® zochten haar oogeD de
zijne voor zij vervolgde: „De waan verging ook su.e!
gevoeg. Het was slechts e~® roman van ee® paar
weken. Ik bewonderde i® baro® JelHtz^k ee®. •.vezen,
dat :k mij zelf gevormd had e® dat alleen, in mijji
verbeelding bestond. De buitengewoon overdreven
brieven, waarmee ik zijn in denzelfde® toon gestelde
episte's beantwoordde, had) ik met dezelfde vrijmoedig
heid aan een reeds lajng gestorven hetd kiunnen rich
ten. Toen hij bij het eerste heimöüjke samenzijn, dait.
ik hem ooit toestond, voor de eerste maal uit de
rol van een smachtenden troubadour vtel en de storm-
a htize verliefde wilde naar voren komen, kreeg ik
zoo'n vreeselljken schrik, e® werd ik door zulk een
tegenzin bevangen., dat ik vol ontzetting op de vlucht
gln^ en da: ik het zeker njet verdragen had met
dieu man onder- hetzelfde dak te leven. Indien, ntot
.-v de <ën der volgende dagen toevallig de ontdek
king bod gebracht, die ui)® verblijf op 8ambor een
»p«i dig einde bereidde."
linlienstein, ademde op. De last,, waar bij zoo zwaar
onder geledufi had, wuk v®n, zij® hart genome®, on hij
voelde' z'th bijna gedrongen luid to lachen over do
dwa/.o. ijverzuchtige vrees, die hem zoo hang l*>ang»
Rtkd had. „Dat was alles?" zeide hij op een toon,
die Editha geheel verbaasd op deed zien. „Wegens
deze onschuldige meisjeadwaasheid heb je zoo lang
ln rouw en vertwijfeling verkeerd, mijn arme liewe-
Un*ï? Laat mij vandaag eens met dien schavuit pra
ten, en ik zal hem er spoodlg over ingelicht hebben,
van welke soort de rechten zijn, die hij over u
heeft."
Dat Hallenstein de mededeeltogen va® freule. Edv-
th® niet zwaarder opnam, maakte haar ongetwijfeld
zeer gelukkig. „Je veracht mij dus niet? Je houdt
rafl dus uwer niet o®wa®rdig, Bru®o?"
„Wat een vraag1!. Alsof ik niet evengoed va® dae
Jongensdwaasheden zou hebben uitgehaa'd, zond r mij
daarom mijn lieve Edltha onwaardig te achten. Heb
je da® dien baron eve® lief gehad ®ls mij nu?"
„Moet ik Je daarop antwoorden? Zoo als lk
jou Hef heb. Bpjdo, bemint men zeker slechts een
maal In zijn leve®."
„Nu, wat hindert onp dan nog die oude geschie
denis? Je geeft mij toch de vrijheid, om met dien
„baron" af te rekenen?"
Toen kwam er over Editha's juist nog zoo zonnig
gezicht weer een diepe schaduw. „Hij bezit mijn
brieven," zeide zij zacht; „en hij heeft gedreigd,
mij n'et alleen aan mijn vader te verraden, maar ook
mij publiekelijk aan de kaak te steller.. wa®®eer lk
hem niet voor vanavond den PrÜ8 betaald heb, dl
hij voor deze brieven vordert. Begrijp Je niet, Bru-
no, dat ik zulk een smaad niet kon overleven?"
„Je vader weet dus van diie gesohledeivs nog niets
Af?"
„Ilfl heeft or nooit het geringste .van vernomen»
en ik geloof dat hij mij dooden zou als hij het ge
waar wordt"
„Maar zijn die brieven dan werkelijk zoo compro
mitteer nd? Zal Je verklaring over hun ontstaan, ®Jet
voor iedereen eve® voldoende zijn ale voor mij?"
Trer.rig schudde Edltha het hoofd. „Ik zou het
aan een ander niet zoo kunnen zeggen, als ik het
jou heb gezegd, ook mij® vader niet. E® daarbij, ik
heb je 'och te versta®® gegeven, dat de brieve® wer-
ke'ijk overdreven zijn. Ik meende de manier va® uit
drukken in Zijn gedichten te mocte-n navolgen, en
vermoedde in mijn onervarenheid niet, welke betee-
kenis men aan deze of gen® phrasei ko® hechten. Als
mijn vader een dezer kinderlijke epistel» onder de
oo.'en krijgt, zal hij daari® een onuitwlachbare schan
de xien. die ik de eer va® zijn naam heb aangedaan,
en ik weet stellig, dat er dan w®t verschrikkelijks
zou gebeuren. Het is immers ee® vroeger gevangen®,
aan wlen lk geschreven heb. E® da® wil doze
hud' tz. zoouls hij mij gedreigd heeft, ook nog een
ander gebrufje van do brieven maken. Hij hoeft mij
niet gezegd, wat hij va® pla® is. maar het zal in
ieder tevul wel !«t* vreeeelijks zij®"
„Wat hij ook bego®. hij zou daar moe slecht» zich
zelf In ae vingers snjjden. Of ben Je op dit oogen
blik niet meer va® meening. dat hij aan het verdwij
nen van Je neef mede schuldig is?"
„HU houdt Udo met rij® helpers gevangen of hij
heeft Ltm vermoord dat is mUn vaste overtui
ging."
„Heb Je daarvoor gee® andere aanwijzing da® zijn
eigen verzekering?"
„Het was drie dagen voor Udo's verdwijning, dat
Hudetz mij het eerste bericht, van zijn hierzUn liet
toekomen en mij tot ee® geheim onderhoud dwong,
om over de uitgave va® mijn brieven te onderhan
delen Toen was de som d3e hij voor hu® uitlevering
vorderde, belangrijk minder; maar het gi®8 toch
steeds om een voor mij niet te verkrijgen oom. Ik
ver vide hem overeenkomstig de waarheid. d®t ik
over geen middelen had te beschikken; maar hij ge
loofde inij niet e® dreigde, wanneer ik niet binnen
tweemaal vier en twintig uur zijn verlangen had. be
vredigd, dan zou er wat gebeuren, dat mij voor heel
landere offers zou plaatsen. De derde dag na deze
aankondiging was het verdwijnen van Udo. Zocdra wij
de zekerheid hadden verkregen, dat hem iets over
komen moest zUn, was natuurlUk mijn eerste ge
dachte, dat Hudetz de hand daarbij in het spel ge
had bad. Het was het onheil, waarmee hij mij be
dreigd had. en bU onze volgende ontmoeting ontving
ik de zekerheid, dat ik mij niet vergist had. Hij
zetde mij hooneade woorden rondweg, dat het tot
vaD mijn ongelukklgen neef alleen ln mijn hand lag;
voor <ten eerst gevorderden prija w! de hij natuuflUk
mijn brieven ®iet mger teruggeve®"
Woed*