Qphanop fniirant P. SLUIS. VRIJHEIDSDRANG. UÜIlUljUl UUUlUllli ZATERDAG 9 JANUAR11915. 56ste Jaargang No. 5519. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. „JUBILEUM". DE „DETAILS" Zij' wisten 't allemaal op het kantoor, op 1 November zou 't uit zijn met meneer Waanders. Hij was dan veertig jaren in dienst van de firma. Wa9 al minstens een paar jaar ziekelijk, krukkig ge weest, 't Ging niet langer. Hij zit nog op z'n oude plaatsje, aan do groote schrijftafel bij het raam. Hij mócht nog orders geven, instructiën uitdeelen. En ?ij gehoorzaamden hem 't moet erkend uit een soort van kassian. Hij was afgetakeld, suf fig. onbeholpen geworden. Telkens vergiste meneer Waanders zich.... Moest meneer Willem, de adjunct, hem te-hulp komen, 't Was eigenlijk een naargees tig schouwspel. Als de oude man dan zat te blade ren, te zoeken, met z'n bevende vingers in het dikke boek, dat jongste klerkje hem had moe ten brengen, keken ze met oogen van medelijden, naar den aftandscben stumpert. Hij was geraakt buiten den kring van hun belangen. Ze wisten, dat meneer Waanders er welhaast uit zou wezen... Voor goed, Alleen, 't duurde nog wat lang. En op een ochtend was er plotseling een eind aan geko men, uog vóórdat iemand 't verwachtte. De jongste patroon, driftige, kort-aangebonden figuur. was or toevallig getuige van. hoe meneer Waan ders tobde met 't vinden van iets... Door de pre sentie van patroon nog schichtigor was geworden dan gewoonlijk. Z'n pen liet vallen, een inktvlak maakte... Klerkje hield hand vóór hét gezicht, om 't mot uit te proesten. Toen was jongste-patroon kersrood geworden van oplaaiende drift. En tot be jaarden' chef-van-kantoor gezegd: „Waanders, kom 's even bij me, op de eerste verdieping!"... Toen begrepen zij allen. Dat 't uit was. Finaal- afgeloopen. Een kwartiertje later was meneer Waanders te ruggekomen, nog wat meer gebogen; wat blee- kor, valer, het toch-al vaalgrauwe gezicht. Hij had zijn ja? aangetrokken, geholpen door klerkje, dat nu den moed niet meer had om te grimlachen Oók al begrijpend... schrikkend van het trillen, be ven, der stokkige handen van den oude.Den vol genden ochtend zat meneer Willem aan de schrijf tafel hij het raam... Voorloopig! Aldus was 't aan het personeel bekend gemaakt. De definitieve regeling zou nader worden gemeld... Meneer Willem was de waarnemende-chef. En er was een, aan de groote, lange tafel, waar de employés zaten op krukken, afwachtend de orders uit 't hoekje bij het raam, die nu en dsn een oogje van zonderlinge-expressie wierp naar den tijdelijken-chef.... Naar mannetje van schraal gezicht, brilleglazen heel dicht hij de oogen ge schoven. Met een rug, gekromd door al het ploe teren van vele jaren... Een was er, onder het personeel, die hem vrijwel negeerde. uit de hoog te behandelde. Den moed daartoe had. Nu-ja, dat wa? de jonker", neef van mevrouw. „Jongen van centen"... Die alles wist. Oo"k van.... Zij waren samen opgeloopen, na kantoortijd, de „waarnemende" en de dikke, die 't toch nooit ver der zou brengen dan z'n baantje van achthonderd pop, dat hem bezorgd was door een van dé heeren, die „met geld in de zaak zaten". De dikke, onge trouwd, volmaakt beseffend zijn intellectuëele min derwaardigheid, stelde zich tevreden met zijn zes tien gulden per week. Had geen hoogere aspiratiën. Had, in dë veertien jaren van zijn op 't kan toer-zijn, al de dingen, die zich daar afspeelden, doorschouwd, begrepen. Trok er zioh niets van aan. Liop met meneer Willem dan op, dien mid dag En hoorde hem vertellen van z'n plannen. Het ideaal van „ad-interim" was altijd geweest: een mooi serafien-orgeltje te hebben. Maar 't had er nooit op kunnen overschieten... Zelfs een orgeltje- op huur had hij moeten wegdoen, 't Was te druk kend. 't Ging niet... Maar nü werd 't eene andere situatie. Toch minstens vierhonderd opslag, om te beginnen, hè?... En de „waarnemende" praatte over het genot, dat voor hem komen zou. Hij had al over huurkoop van een piekfijn-orgeltje gesproken. Als r»u maar November in het land was... Zijn posi tie geconsolideerd. Hij goed-en-wel in de plaats van Waanders, hè?... De dikke had 't aangehoord, met stijgende verba zing. Wist hij dan heelemaal-nilcs?... De dikke had al ten paar maal z'n tabakspijpje leeggeklopt tegen palm van hand... „Maar... Beste vriend"... De dikke hield er weinig ceromoniëel op na... „Beste vriend, ik snap toch niet..." Do ander stond stil. Bogreep de interruptie niet. Keek hem aan met groot-verbaasde oogen. Wist geen woorden te vinden om te vragen, wat hij eigen lijk... Toen noodde „de dikke" hem een cafe binnen, waar ze juist vóór stonden. Hij was niet ongoedhartig, de dikke. En in z'n hersens, schoon niet zeer-snelwerkend. was toch geboren, nu, de gedachte, dat meneer Willem waar achtig niet wist, snapte... Toen zijn ze gaan zitten achteraan in het cafe- lokalileitje. En „de dikke" vertelde. O, 't was een heel-gewoon, alledaagsch ver haaltje. Een, zooals er telkens gebeuren in de krin gen \an minimum-lijders uit kleineren'middenstands kringen... En, zooals velen zeer gewoon en „.begrij pelijk" zullen vinden. En anderen, de toestanden niet zoo goed kennend, verrassend, verbluffend, onbegrijpelijk... Van een blond, koket-trippelend vrouwtje, dat ook wel 's middags naar patroons-kantoor kwam, dooi portier onmiddellijk doorgélaten.... Die de heeren employés, als ze haar ontmoetten, zeer-eerbiedig lie ten i asseeren, met diepe ibuigingen 7 op de ge laatstrekken het glimlachje, dat zich geweldig op drong. met mannekracht onderdrukkend... Nóg scheen meneer Willem niet goed te begrij pen. En toen nadat hij z'n pijpje deugdelijk-versch gestopt had en er formidabeie rookwolken uitblies werd „de dikke" nog-duidelijker. Zat hij een heelc poos te fluisteren... Terwijl meneer Willem met slrak-starende, verbaasde, ontdane oogen luis terde.... Toen, eindelijk, begreep hij. Waarom, waardoor, langs welke wegen, door welke oorzaken die van het sarcastische grijnslachje en de spottend-loerende oogjer, aan de groote tafel van de „mindere employés", de klerken, hem telkens had begluurd gedurende zijn periode van „waarnemend chef"... Aan de tafel bij het raam zat, sinds drie dagen, na de definitieve regeling van werkzaamheden, noo- dig geworden na het vertrek van meneer Waan- di-rs. niet de „waarnemende" van zeer-tijde- lijkcn aard, meneer Willem. Maar de ander. Van het glimlachje en de spot tende „afwachting". De kantoor-pendule nad al acht minuten geleden de tien slagjes geping-pingd, die het sein gaven dat „alle heeren" aan den arbeid moeten zijn- De wijzers van de kantoor-pendule kropen voort, 't Ging naar tien minuten vóór halfelf.... En meneer Willem, ex-lijdelijk, nu weer terug gebracht tot liet „gewone personeel" was er nog mét, dien ochtend. De pendule wees 10.40 ure, toen hif verscheen. Bleek, hijgend, bezweet, sidderend van opwüiding... „Beer tje" had hem opgehouden. Gedreigd, mee naar het kantoor te' gullen gaan... Moest z'n centen hebben... 't Was hem gelukt, de ramp nog af te wenden. De definitie-benoemde chef zat roerloos aan de lesse naar hij hiel raam... Zieï niets. Keek slechts even naar de pendule. Toen op z'n 'horloge. De pennen krasten. Er was spanning in 't vertrek... Meneer Willem wischte zich ral-maar zweetdroppels van hgt voorhoofd. Toen wendde defitnilief-benoemde zich even om. Keek, wenkbrauwen-fronzettid, naar meneer Willem. „Dat is bijna een half uur te laat, Van Bergen!" zei hij. Hard, snerpend-luid, pp aulorilairen toon, dat 't klonk door heef het vertrek. Even wachtte eoc-tydelijke chef. Die nog na de pas-doorleefde emotie de kracht miste om de pen te manipuleeren. „Dat kén wel!" kwam 't, voordat hij eigenlijk zelf rechl-notie had van wat-ie zei, van K'n lippen. „Dat antwoord is ongepast, begrijp-je dat?" zei de- finilief-benoemde chef, zich op zijn piepend-krakend «doeltje nu heelemaai omwendend. De pennen krasten, krasten, gestaag, maar wal zachter, toch, óók om geen woord te verliezen van wat er nu gebeurde. Zij stonden tegenover elkaar. Die aan den hoek, bij Ihet raam, de chef, opgestaan uit zijn rieten fauteuiltje, met hou&in-bevelend gelaat... En de ander. De oude. Bleek van wanhoop, inspanning, doorstanen angst. „Als dat weer gebeurt, Van Bergen, schors ik je voor acht dagen. Begrepen?... Je werk is in den Iaatsten tijd toch al... Toch ai...." En nog had hij de woorden hïet gezegd, of *t was op het kantoor alsof er, plots, bommetje was neergevallen... Stoelen vlogen tegen den wand. Inkt- po! ten smakten tegen den grond. Handen grepen om zich heen... De ex-tijdelijke, arme meneer Willem, was den ..deftnilief-benoemde'aangevlogen. Zijn ma gere. knokige schrijfvingers klampten 'zich vast aan den boord van den gehate.... Zijn oogen, gloeiend van haat en wilde overspanning, puilden uit hunne kassen. En hij gilde, hij krijschte 't uit, dat de kantoorknecht, de oude schoonmaakster van het kan toor kwamen aanvliegen, schreeuwde 't uit, schor van wilde woede, wééraan de „defmi'.ief-benoemde" zijn plaats, zijn promotie te danken (had,.. Dat de schande, tot-dusver befluisterd, luide werd verkondigd lot in de uiterste hoekjes van kantoorgebouw... Totdat óók de deuren van het patroons-kantoor wer den opengerukt... Meneer Willem me» „d«rt sterken arm" werd ver wijderd.... Het O. M. is tegenover den veelgeplaagde clement geweest. Voor de mishandeling en beleediging, hein ten laste gelegd, was heef wat hooger requisitoir kunnen gevorderd znn dan eene betrekkelijk kleine geldboete. Maar bet O. M. begreep. En nam den be rooiden, wegge jaagden stadsreüager, die eenmaal gezeten had aan de |essénaar-bij het raam in kantoor van zecr-solidc firma als tijde!ijk-waamemend chef, zelfs niet kwalijk hot spottend-scharapere grijnslachje, waarmee hij aanhoorde, ter terechtzitting, wat hen ten laste vyerd gelegd... Zeer zeker zijn er gevallen, waarin ook de Edelacht- baren der zwarte toga's „begrijpen" wat er schuilt on der de bijzonderheden van een geval, waarvan men de „détails", de zeer-fijne, moet welen, kernion, om.... MA1TRE COKBEAlf. VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER VerkrUgbw bij JOB. W. GOVEUS. Molenstraat. FEUILLETON. li. Eila paf geen antwoord, werd niet boos, langzaam wilde zij heengaan, geheel in haar eigen gedachten verdiept. Zij had nauwelijks gehoord, wat de neef gezegd had. Was het zooals zij het plotseling gedacht had? Moest zij den ongewonen man zóó begrijpen?" „Ella, je blijft, je moet mij aanhooren!" „Je moet hem aanhooren je blijft!" herhaalde de moeder. „Laat mij gaan." Met twee stappen was de adjudant hij haar en greep haar hij den schouder. „Je blijft." Toen keerde zij zich snel om. „Raak mij niet aan of ik zou mij kunnen vergeten." Hij week terug voor haar plotseling wild flikke rend oog, maar in zijn woede mengde zich een ander gevoel, toen zij daar voor hem stond, de heerlijke gestalte van het schoone meisje, gereed voor den strij'd in gloeienden toorn. En nu moest hij krenken, in het diepste beleedigen, vernie tigen. „Ga dan, eerlooze, ga naar je liefste." „liever dat" zij lachte schel en snijdend „dan hier i nhuis de geliefde dochter zijn." Ongehinderd ging zij heen krakend vloog de deur achter haar in het slot. Verstond zagen moeder en zoon elkander aan. „Je bent toch wel wat te grof geweest, Julius." „Och wat dat begrijpt u niet!" kreeg zij ten antwoord. „Als zij nu wegloopt?" „Zij zou er zeker toe in staat zijn." „Dat zou mijn dood wezen wat zouden de mensohen daar niet van zeggen!" Plotseling kwam er leven in mevrouw Heller, zij ijldo naar de deur, die in de gang uitkwam, en rukte die open. Goddank, Mina was er niet, die had niet geluisterd en Ella was er ook niet. Mevrouw Heller had langen tijd allerlei in de gang te doen, uit vrees, dat Ella zou wegloopen. Naar haar toe- kaan waagde zij niet te doen, met dat meisje kon 2ij toch niet meer klaar komen. De adjudant liep in de kamer op en neer, om zijn woede en opgewondenheid meester te worden. Rij was belejedigd, beschimpt in zijn eigen huis, daaraan twijfelde hij niet meer. Dat was een door Brieven uit Engeland. Londen, 2 Januari 1915. We hebben dus een Kerstfeest gevierd zonder Vrede op aarde. Ook de een- ol tweedaagsche wapenstilstand, waarover werd gesproken, is een Illusie gebfevesn. Eer meerdere dan mindere activiteit gaven de Eerste Kerst dag en do dag er voor te zien. Voor velen zal het niet doorgaan .vajn het wapens t i Is ten dplan een grooe teleurstelling zijn. geweest. Niet het minst voor de 1 twee volken, die thans het meest vijandelijk tegeno\e j elkaar staan, die EngelsChen en de Duitschers. Want, hoeveel redenen, werkelijke of ingebeelde, tot haal tus- schen beide naties mogen beslaan, hierin althans komen ze overeen, dat het Kerstfeest een groo'e rof speelt in beider bestaan. En zou er dan dit jaar geen Kerstfeest zijn, althans geen vroolijk, ongestoord Kerstteest, vroe I gen zich de Engelsche en Duitsche soldaten af,, op een paar honderd Meter afstand van elkaar in de loopgra- ven liggend? Geen officieele wapenstilstand? Wel, dan een me" officicele, werd gedacht, en verschilfende Engelsche ou ders, die met angst en zorgen gedurende de afgeloopen j Kerstdagen aan. hun afwezige zoons gedacht zullen 1 hebben, werden eenige dagen later verrast door brie ven, waaruit bleek, dat ver weg in. Frankrijk of België, aan het front, toch Kerstfeest was gevierd, en vijand- I schap en haat voor eenogen tijd hadden plaats ge- maakt voor vriendschap én verbroedering. Verschei- 1 dene van die brieven zijn de laatste dagen door ouders aan xie redacties van do dagbladen gezonden, en door deze gepubliceerd. In een van deze lezen wij het volgende: „Ongeveer half vijf op den vier en twinligsten hoor den wij muziek, en leidden daaruit af, dat de Duit schers een muziekkorps hadden in hun loopgraven. Onze artillerie bedierf evenwel liet effect, 'door er een paar .granaten precies middon fa. te werpen. Wat er van het muziekkorps werd, kun je nagaan, als ik je zeg, dat we geen toon. meer hoorden. We vroegen ons af, of de Duitschers er voor te vin I den zouden zijn, de wapens voor een paar dagen te laten rusten, en zoodra het donker was, zagen we tot onze verbazing Kerstboomen boven op hun loop graven, met aangestoken kaarsen en soldaten er om heen. Wij waren *in een oogenblik eveneens onze loop graaf uit, riepen naar de Duitschers, en noodigden ze uit bij 'ons te komen, en samen een glaasje te drin ken, en een pijp te "rooken, maar in het begin ver trouwden we elkaar nog niet erg. Na een poosje evenwel, gingen van onzen kaait drie officieren op weg, die halfweg tusschen de loop graven drie Duitsche officieren tegen kwamen. Hel tooneel werd verlicht door een Duitsoh zoeklicht. Het was een eigenaardig gezicht de zes officieren elkaar fce zien ontmoetten, elkaar de 'hand te zien drukken, en elkaaris sigaretten te zien rooken, daar in het helle zoeklicht. Wij werden er opgewonden van en juichten zoo luid we konden. Na eei^ poosje kwamen onze officieren terug en brachten souvenirs mee, die ze van hun Duitsche col lega's hadden ontvangen. Toen was .het onze beurt, en wij en de Duitschers liepen naar elkaar toe, druk ten handen en gaven elkaar kleinigheden. Hun indruk van ons, zeiden ze, was heelemaai ver anderd .na deze visite. Ze vonden ons nu wat aardig. We spraken af den eerjlen Kerstdag een partij voetbaf te spelen, en we kregen een bal te passen, maar rij mochten niet van hun kolonel, en toen hebben wij uiaar alleen gespeeld. Enz., enz." Ren ander schrijft: „Gisteravond, toen ik dc wacht hact in de loopgra ven, een twee of driehonderd Meiers van de Duitschers af. hoorde ik ze zingen, meest Engelsche liedjes, van. allerlei soort. Om 12 uur zongen ze ons vofkslied ges'okon kaart en zijn nicht was zoo mooi, zoo mooi! Hij begon milder over haar te denken. Was zij wel zoo schuldig als hij meende, was het alleen een 91 uw in elkaar gezet plan van den schilder hpl was allemaal mogelijk tegenover een meisje als Ella. Ella was naar de slaapkamer gegaan, waar Toni uit het nevenvertrek, op het juiste moment heen- gevlucht was. Zij had alles afgeluisterd, maar zij zeide nu geen woord. Ella had ongelijk met haar schilder. Toni gaf haar moeder en broeder volko men gelijk, maar zij waagde het toch niet iets over deze geschiedenis te zeggen, uit schuwheid voor baar nicht, die zoo doodsbleek zag, en ook omdat zij niet verraden wilde dat zij geluisterd had. Zij rommelde wat in haar kast, waarin alles bont door- elkander lag. „Ik zoek mijn roode sleep," zeide zij onbevangen: „Weet jij, waar die is?" „Zij zal wel terecht komen." Ella sprak het toonloos en wierp een blik in de oneindige wan orde der schuiflade, waarin Toni's handen alles 'nog meer door elkander woelden. Dat was nu precies een beeld van het huis der familie Heller inwendig mocht het er uitzien zoo als helt wilde, als slechts uiterlijk alles vlak was en voor de menschen schitterde. Daar zorgde moe der voor, dat nergens een stofje op kleefde en alle laden en kasten netjes gesloten waren. Wat achter •do sloten lag, deed er minder toe. Ella klemde de hand tegen de borst, zij had daar zoo'n pijn. Zij ging naar het venster. Beide ramen opende zij met langzame bewegingen. Eerst leun de zij ver naar buiten, dan liet zij zich in een stoel noer, de frissche Maartlucht inademend. Zeo staar- idte zij den grauwen dag in. „Het wordt zoo koud," klaagde Toni na een poosje. „Wees niet boos," sprak Ella met oneindig wee- ke stem, „de frissche luoht doet mij zoo goed." „Ben je niet wel?" „Toch wel „Heb je weer wat met Julius gehad?" vroeg Toni heel onschuldig.. „Ja," antwoordde Ella en wilde er aan toevoegen: „Dat weet je toch, want je hebt immers voor luis tervink gespeeld." Zij hield het echter terug en wilde haar niet beschaamd maken. „Wat is er dan gebeurd?" Een oogenblik zweeg Ella. dan zeide zij: „Niets, zikibIs gewoonlijk of alles," voegde zij er ach ter en staarde weer naar buiten. Het werd Toni spoedig wat onaangenaam in de slaapkamer, de lucht kwam zoo koud naar binnen. Zij perste alles weer stijf in de schuiflade, schoof die weder dicht, sloot haar af en legde den sleutel in een vaasje. Zoo scheen alles goed in orde, ten minste van buiten, indien moeder soms mocht bin nenkomen. Daarop ging zij de kamer uit. In de gang liep zij onmiddellijk haar moeder tegen het lijf en schrok daarvan. „Is Ella binnen?" vroeg mevrouw Heller bij- ma angstig. „Ja, zij zit voor het open venster en kijkt naar buiten." Een oogenblik aarzelde mevrouw Heller, dan vroeg zij: „Heeft zij wat verteld? Zij is weer zeer om riendelijk tegen Julius geweest." „Zoo? Neen, daar heeft zij niets van gezegd." M 0% rouw Heller was gerustgesteld. In haar eerste woede zou het stijfhoofdige meisje in staat ge weest zijn, uit het huis weg te loopen, en indien ionand haar had gezien zou dat natuurlijk weer tot' allerlei praatjes aanleiding hebben gegeven. Goddank, .zij was hij het venster gaan zitten, en nu zou ze haai- verstand wel laten spreken. Er viel de goede vrouw een steen van het hart. Maar het was toch een kruis, zooals die meisjes zich aan stelden! Men kon ze waarachtig geen stap meer alleen naar Luiten laten doen. Waar hadden zij dat toch vandaan, en in het bijzonder Ella, die tegen woordig zoo rebellisch was. Toni was veel volgzamer en hoorde een aanmerking of berisping rustig aan. - Lang zat Ella in gedachten aan het venster. Hoe kwam Paulsen ertoe, een aanbod te doen, dat door tante stellig afgewezen zou zijn geworden? Wat be doelde hij daarmee wat beteekende dat? En zijn laatste handdruk, zijn blik, die scheen te wen ken en te roepen! „Zoudt gij op een toovermantel mede/vliegen de wijde wereld in?" had hij eens ge vraagd. Zij herinnerde zich dit nog duidelijk. En zij had toen niet eems een schertsend ja durven zogpon. En als zij nu een ernstig ja zou uiten? De wereld in, naar buiten hij had de deur van haar kooi reeds lang geopend. "Vandaag had hij aangewezen, waar zij heen kon vliegen. Was het zijn bedoeling, dat zij weg zou vliegen, daarheen waar hij haar een nestje bereid had? Was zijn laatste blik, zijn laatste handdruk zoo uit te leg gen? Indien zij tot hem vluchtte, hem bad: mijn familie laat mij niet gaan, maar ik moet naar bui ten. Breng mij, waarheen je meent, dat het goed voor mij is, jou vertrouw ik volkomen meer, duizendmaal meer dan wie ook. God Save the Ktng, In het EiMelscfa, m daarna hun eigen volkslied fax het Duitsch. Toen hield em van hen een redevoering, die herhssMefijk onderbroken werd door gejuich. Dcxen morgen kropen versche«lt»i<ai van uil loopgraven, en de Duitschers uit de hunne, en half weg kwamen wij elkaar tegen. Ik sprak met verschei dene van hen (door middel van gei*»ren), en een Duit sche officier drukte me de hand ea gaf me een sigaret met verguld mondstuk. Een van ons vroeg aan de Duitschers hoe lang zij dachten, dat de oorlog nog zou duren. Zij zeidenzoo- wal tot Taschcn, en we konden a:tn ze ranken dat ze dachten, dat hij in hun voordoe 1 zou eindigen. Dal is dus net andersom aLs wat wij denken". En dan. een derde: „Donderdagmiddag om een uur of 5, toen wij in de loopgraven aan huis begonnen te denken en hel Kerst feest. zetten we een 'paar Kerstliederen in. Dit scheen du Duitschers op te wékken, want zij begonnen ook te zingen, en riepen ons „Een Vroolijke Kerstmis" toe. Geen schot werd er den heelen nacht gelost, noch door hen, noch door ons, en het scheen, alsof de oor log voorbij was. Eerste Kerstdag *>aaai?n we era korte godxhens'ocfe- nin de Joopgraven, en daarna gingeq we er uit en uitscbers tegemoet. Een half uur daarna waren we in druk gesprek met zo gewikkeld, en. merkten, dat ze hard verlangden naar het einde van den oorlog. Me! twee van de Duitschers raakte ik in meer intiem gesprek, 't Waren heel nette jongens, broers, e>i van wat beteren stand dan de anderen. Ze wam en uit Saxen, en behoorden tot de reserve. Een van hen had om kaartje voor Londen bij 'zich, en hif vertelde me, dat hij juist van plan was met vacanlie. naar Londen tc gaan, toen liij werd opgeroe pen. Beiden zeiden, dal hel hun erg speet tegen ons ie moeten vechten. De rest van de troep was, zooais Ik al zei, van wat minder soort, en zag er uit, alsof een goed maal ze wei eens op zou knappen. Over het algemeen waren ze van middelbaren leeftijd, tamelijk goed gebouwd. Een van hen had een IJzeren Kruis, dal hij in zijn portemonnaib bewaarde". Op deze wijze vierden tenminste eerrrgen van de honderdduizenden, nu ver van familie en kennissen in loopgraven, forten cm op slagvelden, hun Kerstfeest. En vreemd als een degelijke verliouding tusschen mannen, die "elkander gister beschoten en morgen weer zullen beschieten, ons moge toeschijnen, we gunnen hun de kleine yerpoozing van harte. Ver als wij, hier in* Londen, van het oor logs touneel afzitten, kunnen we ons onmogelijk voorstellen, wal aan bckic zijden wordt geleden en doorgestaan in die loopgraven. Een veldslag ui vroegere porlogcn was iels vrees el ij ks, maar eindigde in een dag, soms m enkele uren. Veel erger moet, dunkt mij, dit langdurig loopgiavengevecht zijn, deze onaf gebroken belegering. E11 terwijl dit alles wordt geleden en doorstaan, en geleden en doorstaan met moed en opgewektheid, leven wij hier nog steeds veilig in de groote wereldstad, wachtend op de Zeppelins, die, ho- En we, nooit zullen komen. Wie zou zeggen, die in >nden woont, dal Engeland oorlog voert? Slechts een onaangenaamheid ondervinden we, en wat is ze, vergeleken bij wat thans op de we reld wordt geleden? 't Is deze, dat alles doorloo pend duurder wordt, zooals thans in alle landen. Aanstaanden Maandag gaat het brood weer met een farthing (=1% cent) in de hoogte. Suiker is twee maal zoo duur als vroeger. Steenkool is duurder, gau wordt duurder, 't zou moeilijk zijn iets te noe men. dat niet in prijs is gestegen. En daarbij komt voor ons, Hollanders, die gewoon waren in de Krrstvacantie over te komen, de onveiligheid van de Noordzee. Wij hebben het er niet op gewaagd, we Lebben het* Kerstfeest in Engeland gevierd. En zoodoende missen we allerlei dingen, waarmee we anders, vóór de terugreis, onze koffers volla den. Mijn sigaren zijn bijna op, ik heb mezelf op Zondagsrantsoen gesteld, en vergenoeg me in de week met een pijp. Want de Engelsche sigaren zijn me te duur, wat gemakkelijk na te gaan is, als ik zeg, dat de tabak 22% cent een Engelsch ons kost, dus vier gulden een Hollandsch pond. Toch is dat voorloopig het eenige, wat er op zit. Misschien kunnen we rnet Pascben weer nieuwen voorraad meenemen. Laten we het hopen, en niet in de eerste plaats om de sigaren. Want wie zou niet, evenals ik, graag voor goed sigaren en pijp er aan geven, als daardoor het Paaschfeest een vredefeest op aarde mocht wezen? Binnenlandsch Nieuws. GOEDERENVERVOER VAN EN NAAR DLTTSCH- I.AND. Uit Winterswijk meldt men aan de N. Ct.: De resultaten van het goederenvervoer van en naar Duitschland over de maand December kunnen, in aanmerking genomen de abnormale omstandig heden en in verband daarmede ook de vermindering van het aantal beschikbare arbeidskrachten in de kulenmijnen zeer hevredigend genoemd worden. Het was te verwachten, dat de aanvoer van kolen, cokes en friquetten, tengevolge behoefte, die in Duitsch- land zelve bestond, enkele meerdere rustdagen en de stille week tusschen Kerstmis en Nieuwjaar ook in vergelijking met November jl. geringer zou zijn. Zij zag geen gevaar, zij had lief. Zij kon weg. zij wist waarheen zij behoefde slechts te willen. Zij kon hem vinden, die haar zou beschermen: zij kon weg, de wijde, groote. mooie wereld in! Hij wilde het zoo, waarom had hij anders met zulk een nadruk gezegd, waar hij te vinden was? Een kort, onwrikbaar besluit en de keten was verbroken. Maar maar wat zou men overal babbelen! Zij hing toch nog eenigszins aan deze gedachte, hechtte er waarde aan. En als zij het niet deed vanmiddag reeds zou in huis alles zijn als altijd, de weken zouden voorbijgaan, de maanden, de jaren zij zou zich misschien nog een paar maal verzetten, maar steeds minder, steeds zwakker, en zij zou oud worden, verwelken, hier eeuwig vastgeklonken aan tante, haar neef en Toni, die zouden verdor ren evenals de anderen. Zij kromp ineen. Toni opende min of meer verlegen de deur. „Ella, of ja komt eten." Zij draaide zich naar haar toe. „Zoo is het al zóó laat? Wie heeft er dan gedekt?" „Ik. Mama zeide, dat ik je niet moest sturen je zoudt wel hoofdpijn hebben." „Goed ik kom In het eerst merkte men bij den gemeenschap- peli.iken maaltijd iets gedwongens, maar mevrouw Heller en haar zoon waren toch blij, dat men weer bij elkander zat. Het onderhoud was, zooals meestal, weinig levendig. Men at... Eindelijk vroeg mevrouw Heiier: „Ben je weer geheel wel, Ella? Eet dan toch. Of heb je geen eetlust? Maar men moet zichzelf dwingen." „Ik heb reeds wat genomen." „Dat kleine stukje! Je moet ook niet mokken, dat is niet goed. En eet nu flink, dat is de hoofd zaak. Een mensch kan alles wat hij wil." De neef voegde er niets bij, zijn moeder mocht alleen spreken. .Hij keek tamelijk donker, maar deed toch nu en dan een onverschillige opmerking. Avonds was het reeds weer, alsof er niets ge beurd was. En de krankzinnige man, die mooi op weg geweest was, om ook Ella krankzinnig te ma- Jben, was vertrokken. HOOFDSTUK 7. Toen Toni den volgenden morgen binnenkwam om koffie te drinken, vroeg moeder: „Waar is Ella jtoch?" „Tk dacht, dat zij hier was." meende Toni, zoo- als altijd nog slaperig. „Ja, zij had de tafel reeds gedekt, toen ik bin-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5