ilitiiu Nitus-
DONDERDAG 14 JANUARI 1915.
58ste J aar gang. No. 5522.
UitgeversTliAPMAN Co.
Met andere oogen.
VRIJHEIDSDRANG.
SCHAGER
COURANT.
Dit blad versohijnt viermaal per weekDinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
den ADVERTENTIES in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
SCH1GEN, LAAN D 5. - Int. Teleph. No. 20.
Prijs per jaar f 3.Per post f 3.60. Losse nummers 5 cent
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ot
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
i.
Eduard was, om zijn oom te bezoeken, naar buiten
gegaan. Hij w-as daar slechts eens geweest, toen hij
nog een kind! was; in tien jaren had hij zijn bloedver
wanten txiet gezien en men ontving hem recht har
telijk.
Reeds des morgens na zijn aankomst nami zijn oom
hem mee om hem. zijn landgoed te laten zien. Zij
bezichtigden de sdh'uren en de verschillende gebou
wen, de heerlijke groene weidein en de golvende koren
velden. Daarna kwamen zij in een akenboschje, Sin
welks midden een open, met heerlijk geurende woud
bloemen begroeide plek; in 't midden verhief zich
een heuvel, die door een machtigen eikenboom over
schaduwd werd; oen zilveren beekje kabbelde er naast,
kortom, een schoon landelijk partijtje, waarop de ge-
heele familie van den landheer trotsch was.
„Niet waar, Eduard, is dat niet een heerlijk plekje?"
Eduard gaapte. Daar nu eenmaal op het plittelind
de bespottelijke gewoonte heerschte, om vroeg op te
staan, was hij tegelijk met de anderen tijdig uit de vee-
ren geweest en zoo slaperig was hij nu nog, dat hij
alles door een nevel zag.
Overigens vond hij de vraag van zijn oom hoogst
aanmatigend. Het was immers algemeen bekend, dat
hij, Eduard, verre reizen gedaan en landstreken ge
zien had!, waarbij dit kleine plekje in verhouding stond
als een molshoop tot een heg,
Aardig", zei hij, „maar anders niet zoo heel bijzon
der'.
Toen zij terugkeerden, was het middagmaal gereed.
Gedurende het diner toonde Eduard zich reeds veel
opgewekter, terwijl hij naast zijn aardig nichtje Daly
zat, dat hij' met geestigheden zoo onderhield, dat he'
jonge meisje bijna voortdurend lachte.
Na den maaltijd deed oom zijn middagslaapje en
zoo viel aan de mooie Daly de opdracht ten. deel om
neef dén tuin te laten zien. Eduard was daarvoor op
recht dankbaar. Hij' drukte haar ten minste van tijd
tot tijd de hand, die hij ten slotte in 't geheel niet meer
losliet.
Of zij het zelf wisten', dat zij zich reeds in het veld
bevonden? Zij wandelden steeds verder en schenen de
wereld om zich heen te vergeten. Eindelijk kwamen
zij in het eikenbosch je, klommen op den heuvel en gin
gen op de daar geplaatste bank zitten. Hier was het
aai Eduard zijn nichtje voor 't eerst kuste.
„Waar zijn jullie toch zoo lang geweest?" vroeg oom
toen zii eindelijk terug gekeerd waren.
„ik neb Eduard mijn lievelingsplekje in het eiken-
boschje laten zien", sprak Daly blozend en zich tot
Eduard wendend, vroeg zij: „Niet waar, is het niet een
heerlijk plekje?"
„Hët is de schoonste plek die iik in mijh leven ge
zien heb", antwoordde hij' vol geestdrift en uit den toon
waarop hij sprak, kon men opmerken, dat hij' de waar
heid! zeide.
Adolf kwain in slechte luim van het station. Hij
had daar een daVne moeten afwachten, doch was te
laat aan den trein gekomen.
Nu zat hij in den tram en ergerde zich dat dit hem
ook juist nu moest overkomen. Altijd zijn oude pech'
En bij de groote ergernissen van het leven, moesten
natuurlijk ook nog de kleine komen, die op zich zelf
wel niet veel te beteek enen. hebben, maar die het iémand
in zulk een geval toch duidelijk maken, welk een onge
luksvogel men is.
Daar zat b.v. tegenover hem in de tram een dikke,
oude vrouw met een soort van gezicht dat Adolf nu
eenmaal niet kon uitstaan. Die hangende onderkin en
de bijna tandelooze mond, die opdringerige glimlach
en die hatelijke gelaatstrekken dat de politie zoo
iets kon dulden!
Als de revolutie weer eens uit mocht breken ën ik
heb dan iets te zeggen, dacht Adolf in zijn wrevelige
stemming, dan verwijs ik alle oude, löelijke vrouwen naar
het schavot.
Te huis gekomen moest hij zijn vrouw natuurlijk
verslag van zijn mislukte zending doen en haar ver
wijten aanhoor en. Zij was een jonge, mooie vrouw en
FEUILLETON.
12.
Het jonge meisje volgde hem de tamelijk lange
donkere gang door, aan welker einde hij een deur
opende en baar verzocht binnen te treden. In de ont
bijtkamer. waar het licht door zware portièrres ge
dempt was, bevond zich niemand, de langwerpige
taf cis waren afgenomen, en op de witte tafellakens
lag hier en daar een krant. Een halfgeopende bal-
oondeur voerde, naar een klein terras, dat het uit-
ziehl bood cp een smal, door muren omringd tuintje.
EUa zag, toen zij alleen was, verlegen om zich
heen. In de kachel brandde 'n zwak vuur. Zij voel
de do warmte, en dat deed haar weldadig aan,
want een huivering ging haar door de leden,
Ailoeu geheel alleen! Zou zij zich in den man,
dien zij nog zoc weinig kende, niet vergist hebben?
Wat zou hij zeggen, als hij haar zoo plotseling zag?
Had zij niet gedwaald, zijn wezen, zijn woorden ver
keerd begrepen? Telkens kwam de twijfel terug.
Daar hoorde zij snelle schreden, de deur werd
opengeworpen en reeds bij het binnentreden stak
Peter Paulsen haar beide handen toe. En zij legde
beide handen in de zijne, er niet op lettend,
dat zij tusschen de vingers van haar rechterhand
nog haar parapluie vast hield. Met groote, innige
oogen zag ?'j hem aan, zijn oogen vlamden. Dat
was een handdruk, trouw en hartelijk wat hin
derde het, dat hij haar vingers met den knop van
de parapluie bijna verpletterde!
„Ik wist, dat u zoudt komen," sprak de sterke
man, met wonderlijk bewogen stem.
„Ik moest ik kon niet anders."
,N u komt alles goed," zeide hij. Onderzoekend
rustte zijn oog op het meisje, dat in stijgende ver
warring voor hem stond.
Dan rukte hij zich los, ging naar de deur en
drukte op de electrische'schel. Toen de kellner ver
scheen, bestelde hij een middagmaal. Daarop sloot
hij de balccndeur. „Het trekt wel wat koud naar
toch was Adolf het met zich zelf nog niet eens toen hij
weer aan zijn revolutierechtbank dacht, of hij haar zou
laten leven of onthoofden.
Zijn vrouw was inderdaad boos.
„Je wist immers" keef zij, „in welke benarde gel
delijke omstandigheden wij ons bevinden. Er is nau
welijks een cent in huis. En nu wij juist weer hoop
mogen koesteren om geholpen te worden, haal je. een
streep door de rekening, door den trein mis te loo-
pen.
Zij zou zeker nog veel langer gesproken hebben als er
niet een dame in de deur verschenen was, welke de jonge
vrouw onder den uitroep: „Tante, lieve tontel" om den
hals viel.
Adolf kromp verschrikt ineen. Dat was dus de erf
tante! Zij was dezelfde dame, tegenover wie hij in
de tram had gezeten.
Merkwaardig! Nu kwam zij hem volstrekt niet zoo
leelijk meer voor en toon zij zeide: „Beste kinderen,
ik had jullie graag wat meegebracht, maar ik wist
niet wat hier hebt je vast een bankje van 300 gul
den, koopt daarvoor wat ie wilt", toen greep Adolf
de hand der oude dame, bedekte die met kussen en
riep uit: „Beste tante, u bent een
Binnenlandsch Nieuws.
een verdwaald kaartje.
Een Nieuwjaarskaartje voor iemand' te Amsterdam
belandde, verscholen tusschen couranten, bij onze land
weermannen te Moergestel (N.-Br.). Uit de grap schre
ven deze er een aardig wenschje op en verzonden het
vervolgens aan den overigens geheel onbekenden ge
adresseerde. Deze, humoristisch aangelegd, verrastte daar
op de landweerjongens met een groote peperkoek, waar
in een rijksdaalder en natuurlijk vergezeld van een
leuk bijschrift. Gisteren oïitving onze Amsterdamsche
heer uit Moergestel een dankbetuiging met den wensch,
dat meer voor hem bestemde kaartjes bij hen mogen
verzeild geraken. N. v. d. D.
hazelaars-koorts.
Verleden voorjaar schrijft het N. v. d. D.
deed zioh het volgende verschijnsel voor. Verschil
lende meisjes uit éénzelfde klasse werden ongesteld.
Deze ongesteldheid ving aan met veelvuldig niezen en
zette zich voort in sterke temperatuursverhooging, zoo
dat de kinderen, het bed moesten houden. Na een dag
of acht of tien, waren, de meisjes weer op straat.
Toevallig kwamen gelijke ziekteverschijnselen ook voor
onder de volwassen leden van een gezin, waarvan een
der meisjes behoorde tot bovengenoemde klasse. Was
de ongesteldheid uit de school overgebracht op de
huisgenoot en, of waren, in school en in huis dezelfde
oorzaken werkzaam geweest?
Een onderzoek braoht aan het licht, dat de schul
digen zoo goed als zeker zijn geweest de hazelaars, die
in school en. in de huiskamer van bedoeld gezin ston
den te stuiven.
Een stuivende of bloedende hazelaar brengt enorm
veel zeer fijn stuifmeel voort; als men tegen een bloeiend
takje likt vliegt een wolk van stuifmeel op. Dat zet
zich vast op de slijmvliezen in den neus en veroor
zaakt terstond: een hevig niezen.'Als tweede gevolg treedt
een verhooging van lichaamstemperatuur op, die doet
denken aan koorts.
Het verschijnsel loopt dus parallel met de hooikoorts,
die meestal optreedt in den tijd dat de grassen bloeien,
(Mei, Juni of begin Juli). De grassen zijn ook windbloe
men en bezitten eveneens fijn stuifmeel, dat door den
windl gemakkelijk wordt verplaatst. Mooi kan men dit
zien als de rogge (die ook tot de grassen behoort) stuift.
En mu begint van lieverlede de hazelaar weer te
bloeien en verschillende onderwijzers en onderwijze
ressen zullen weer bloeiende takken in de school halen,
om de jeugd op het inderdaad interessante verschijn
sel van deze windbloemen te wijzen. Wij zouden nu
wel wat voorzichtigheid: willen aanraden. Het is on-
noodig een grooten tak in school te halen; aan eeai
klein takje is het verschijnsel evengoed te zien en
zoodra het stuiven van een paar katjes is waargenomen,
verwijdere men ze uit de klasse.
Wat voor de hazelaars geld is ook van toepassing op
andere windbloemen, die men wel Sn school brengt: els,
berk, taxus, den, spar en andere. De wilg valt hier
buiten; die stuift niet, want zijn bloemen zijn insecten-
bloemen; daarom brengen deze honing voort, wal de
windbloemen niet doen.
de toestand van de kaasmarkt in
duitschland.
Over dit onderwerp onhemt het Ned. Landb.-Week
blad aan een gezaghebbend vakblad, de Hiidesheimer
Molkereizeitung, eexuge beschouwingen, die onzen zui-
velbereiders, voor wie de Duitsche markt in de laatste
jaren een voortdurend grooter wordend afzetgelwod is
geworden, belang kunnen inboezemen. Daarbij mag
wel in het oog worden gehouden, dat de Hiidesheimer
Molkereizeitung jaar en dag bezig is aan te toonen,
dat de Duitsche zuivelbereiding zeer wel in staat is om
in de behoeften van het groote Rijk te voorzien en dat
alle uivoer van buiten feitelijk overbodig is.
„Tot aan het uitbreken van den oorlog", schrijft het
blad, „hadden de Duitsche kaasbereiders er helaas veel
onder te lijden, dat de buitenlands che kaassoorten boven
het Duitsche product werden verkozen; niet omdat de
vreemde kaas van betere hoedanigheid is, maar ais
gevolg van de ongelukkige gewoonte, dat de meeste
Duitschers nu eenmaal bij voorkeur altijd naar artikelen
van vreemden oorsprong vragen. De oorlog heeft hierin
een grondige verandering gebracht. Afgezien van het
feit, dat de kaas invoer uit de meeste vreemde landön
geheel opgehouden heeft of tenminste belangrijk be
perkt is moeten worden, zijn de meeste Duitsche bur
gers tot het bewustzijn gekomen, dat het een va der-
ken ds che plicht is het eigen product boven hel vreem
de te verkiezen".
Allereerst wordt dan uiteengezet, dat aan de Zwit
sers che Emmenthalerkaas volstrekt geen behoefte .is;
de Duitsche „Allgauer", welke de Emmenthaler in be
reidingswijze zooveel mogelijk navolgt, doet in kwaliteit
niet voor de Zwitsers che kaas onder.
Ook aan de Frans che dessertsoorten, als Bnc, Ca
membert, Gervais, enz. bestaat volstrekt geen behoefte.
Iin Duitschland zelf wordt tegenwoordig kaas bereid,
die in fijnheid voor deze delicatessen niet behoeft an
der te doen.
Dan komt het blad) tot de Holiandsche kaas,
wel met het volgende:
„Voor Holiandsche kaas bestaat thans een gedeelte
lijk uitvoerverbod'. Allen belanghebbenden zal het nog
versch in het geheugen liggen, hoe einde Augustus,
toen het invoerrecht op kaas opgeheven werd, onze
markten op onverantwoordelijke wijze met minderwaar
dige Holiandsche kaas overstroomd werden. De „me-
derrheinsche" fabrieken konden als gevolg daarvan haar
product niet kwijtraken. De overstrooming is thans
voorbij en de „niederrheinschë kaas, die onder vol
maakt dezelfde condities bereid wordt als de Holiand
sche zvee, wedde, klimaat en bereidingswijze zijn
dezelfde zal de markt weer gaan beheerschen".
Italië heeft den uitvoer van harde kaas verboden
en van Engelsche zijde is niets te verwachten. Bijge
volg, aldus het blad, is Duitschland op zichzelf aange
wezen, en het land is ook zeer goed in staat zijn bur
gers een voldoende hoeveelheid kaas te verschaffen.
De bezwaren daarvoo rontgaan den schrijver echter
niet geheel en al.
„Door den oorlog", zoo lezen wij, „is een zekere
melkschaarschte ingetreden. In de eerste plaats is door
den inval der Russen in Oost-Pruisen, een landstreek
waar de melkproductie en zuivelbereiding zeer ont
wikkeld is, de aanvoer van een belangrijk produc
tiegebied opgehouden, waarbij nog komt, dat met de
Russen het mond- en klauwzeer weer over de Ooste
lijke grenzen gekomen is en zich snel naar het Westen
verbreidt. Aan den anderen kant is er een tekort aan
aan krachtvoeder, terwijl verschillende veehouders ge
dwongen zijn melkkoeien op te ruimen, aangezien er
handen te kort zijn om de melkerij, de verzorging van
het vee, enz., "waar te nemen. De hospitalen vragen
uit den aard der zaak tegenwoordig veel meer vers che
melk dan in gewone tijden, terwijl ook het uitgevaardigde
verbod om kalveren te slachten een aanzienlijk kwantum
voor het opfokken der jonge dieren vereischen zal".
De redactie van het Ned. Landb. Wkbl. is het met
den schrijver eens, dat de hier vermelde bezwaren niet
te licht moeten worden geacht, en, als wij nagaan dat
Duitschland in 1913 nog eventjes 26 millioen K.G.
kaas uit het buitenland betrekken moest, waarvan 1 'i
binnen," zeide hij.
De kellner dekte. Zij onderhielden zich, bij de
balcondeur &taande, over nevenzaken, ook klonken
etenigo schertsende woorden.
Er kwam een Engelsche familie binnen, die reeds
l'angcn tijd in het hotel woonde en daar iederen
middag kwam eten. Meestal gebruikten de gasten
van het hotel hun middag- en avondmaaltijden in
de stad.
Gedurende den maaltijd deelde Paulsen het tegen
over hem zittende meisje het een en ander mede,
voor de naaste toekomst. „Om drie uur vertrekt er
een trein naar LLeipzig, hoewel niet met directe
aansluiting op München. Maar ik heb liever niet,
dat u hier langer in Berlijn blijft als noodig is.
U kunt in I.eipzig overnachten of 's nachts verder
reizen. In dit geval hebt u daar ongeveer zeven uur
oponthoud. Wat doet u het liefste?"
Een oogenblik dacht Ella na. „Ik ga liever dadelijk
verder, als u dit ook voor het beste houdt." Zij zag
hem vragend aan.
,,Flink zoo," zeide hij, „u hebt moed. Doch hoe
kan ik dat nog zeggen u hebt het immers reeds
glanzend bewezen."
Ella gevoelde zich langzamerhand behagel'jker, een
glas schuimenden rijnwijn trok door haar bloed
eeuwig zou zij zoo hebben willen blijven zitten met
den man, in wiens krachtige hand zij haar lot ge
legd had. Doch veel tijd was er niet meer over.
Nadat zij gegeten hadden werd een kop koffie ge
dronken, waarbij do schilder een sigaar had aan
gestoken, en waartoe hij op aardige wijze verlof had
gevraagd. Nu moesten nog allerlei inkoopen gedaan
worden; een reisdeken, een fleschje cognao en een
doo3 met chocolade.
„Wacht asjeblieft een oogenblik" Paulsen. liep
een bloemenwinkel binnen en kwam met drie prach
tige rozen terug. Hoe verheugd was Ella met deze
bloemen!
„Wij hebben nog tijd genoeg zullen wij te
voet gaan?" vroeg hij.
„O graag," antwoordde Ella. Hij bood haar den
arm, zii legde den hare erin. Als een electrische
schok doortrilde het haar. Zij moest glimlachen,
nadenkend, verward, stil voor zich heen. Hoe dik
wijls had zij in de balzaal, op partijen reeds zoo
met hem gewandeld, en toch had zij nooit een ge-
vce' over zich gehad als nu zoo eigenaardig.
Op weg naar bet station verstrekte hij haar ver
dere inlichtingen over de reis. de aankomst in Mün
chen, in alle bijzonderheden lichtte hij haar in.
„Groet ook juffrouw Schmidt van mij. Reisgeld
heb ik bij de chocolade gedaan," voegde hij erbij,
alsof het de natuurlijkste zaak van de wereld was.
„Dat geeft u mij later wel weer terug."
Ella schrok. Daaraan had zij in haar innerlijke op
winding, die slechts onder de uiterlijke rust, veroor
zaakt. door overspanning der zenuwen, verborgen
was, nog in het geheel niet gedacht, zij had geld
noodig. Het was maar weinig, dat zij nog bezat.
„Maar ik heb toch onderweg niets noodig."
„Kind, dat begrijpt u niet. Ën op dit punt wil ik
geen tegenspraak, en geen grappen. Ook voor het
plaatsbewijs zult u mijn schuldenares worden, en
ook dat betaalt u mij eens terug."
„Ik wil werken
„Natuurlijk ziet eens, daar komt de keizer aan.
in een rijtuig Dat treft mooi, dat u hem ziet. En
nog wel reet de keizerin. Front maken arm los
laten huigen!"
Ella deed alles wat haar bevolen werd, toen gin
gen zij verder.
Weder bood hij haar den arm. Zij kwam onwille
keurig onder der. indruk van het groote stdsleven,
het was haar iets nieuws, ongewoons. Zij moest
oplettend uitzien, om door de zich haastenden en
dringende menecben te komen, hij het oversteken
van een straat, of om door de bijna eindelooze rij
van voertuigen door te glippen. En dan die vele,
reusachtige, prachtige uitstalkasten. Het sleepte haai
bijna als in een warwinkel mee.
Eindelijk waren zij aan het station, en spoedig
daarna zat Ella in den trein. Paulsen stond voor de
open wagondeur. Maar nu kreeg zij een gevoel van
weekheid over zich. Zij had zich zoo goed gebor
gen gevoeld onder de hoede van dozen man, ondanks
alle vormelijkheid, die hij op ridderlijke wijze in
acht genomen had. Doch nu ging zij werkelijk de
wereld in, alleen, geheel alleen een volkomen
onbekende toekomst tegemoet. Hij zou eenige dagen
millioen K.G. uit ons land kwam, dan gelooven wij dat
het verlangen, om «Jf in de behoefte aan kaas te kun
nen voorzien, wei altijd tot de „vjome wenschen"
zal bcbooren.
Het bericht, dat er dit jaar veel Kaas van fhinden-
waardige kwaliteit uit ons land is ingevoerd, verdient
echter de aandacht. Wij hebben daar een goede markt
te verliezen en wij zijn niet de cetiigo leveranciers.
hoogwoud.
Op 1 Januari 1914 1056 m. en 980 vr., totaal 2036.
Geboren in 1914 30 m. en 18 vr„ totaal 48. Gevestigd
in 1914 57 m. Cn 53 vr., totaal 110. Goheele vermeer
dering alzoo 87 m. en 71 vr., totaal 158.
Overleden in 1914 13 m. en 12 vr., totaal 25. Ver
trokken in 1914 48 m. en 67 vr., lotaa! 115. Gehecle
vermindering 61 m. en 79 vr„ tolaa) 140.
Op 31 December 1914 bedroeg de bevolking dezer
gemeente alzoo 1082 m. en 912 vr., totaal 2054.
In 1911 zröi gesloten 14 huwelijken. Levenloos zijn
aangegeven 3 kinderen. In het register huwelijkstoe
stemmingen is ingeschreven ééne akte.
barsevgerhorn.
Omtrent het mogelijk op te richten Gemeentelijk
ElectriciteMsbedrijf is, na persoonlijk onderzoek van
een daartoe aangewezen deskundige, vastgesteld, dat
er over Hsringhuizen, Barsirigerliorn en Kolhorn
zijn toegezegd 285 aansluitingea
rreezand.
Dinsdagavond vergaderde in het lokaal van den
heer G. Eerst de Vereehiging van Oud-leerlingen
van den Tuinbouwcursus.
Da voorzitter, de heer S. Spigt, opende de verga
dering, heette de aanwezigen welkom en betreur
de d=* geringe opkomst, waarna de secretaris, de
heer G. Schilderman de notulen las, welke onveran
derd werden goedgekeurd.
Aan de orde was thans, de uitkomst van de door
sommige leden aangelegde proefveldjes. Vooral door
den mgen prijs van de groenten, was het resultaat
ntet schilt erend.
Een proefveld van den heer M. Cornelissen, groot
2% Ar.- (oen snees) met slaboonen beplant, bracht
op 357% KG, welke voor f 20.62% verkocht wer
den. Een half snees van den heer Van Genderen,
i i den l ak waren vooregteeld, bracht op f 13.74,
tervijl de kosten van bemesting ongeveer f 2 be
droegen. Een snees aardappels van den heer Boel-
suii'8 tiacht f 23J25 op. Ko6tec van bemesting f4.
Zeer klein was door de lage prijzen de opbrengst
van liet j roefveld met roede kool. Cijfers werden
niet goge\ en.
Nadut de voorzitter de proefoemers heeft bedankt
vo-.c d< genomen moeite, vraagt hij den heer W.
Komen, of deze ook eenigs inlichtingen kan geven
over do aan de Kleine Sluis opgerichte bibliotheek.
Do heer Komen deelt daarop mee, dat voor het
inrichten van die bibliotheek meer uitgaven zijn
gedaan, dan er gelden waren toegezegd. Door vrij
willige, bijdragen tracht raen nu dat tekort te dek
ken. Men steunt reeds door de aanschaffnig van
een catalogus. Het ligt in de bedoeling ook boeken
ter leiiDg te geven, o.a. aan de leden dezer veree
nig r.g.
Na-lat tle voorzitter den heer Komen bedankt heeft
voor de gegeven inlichtingen, vraagt hij. of er ook
stnin verleend zal worden, bijv. door den aankoop
vaiï catalogi. Besloten wordt er 20 aan te schaffen
en die voor den kostenden prijs voor de leden be
schikbaar tc stellen.
Medegedeeld wordt verder, dat er Donderdag
avond in eerburg een lezing zal gehoden worden
over „Zwavelzure ammoniak of chili in verband met
de tijdsomstandigheden". De leden worden opge
wekt de lezing bij te wonen .De niet aanwezigen
zullen per briefkaart bericht ontvangen.
Mededeeüng wordt verder gedaan van een schrij
ven van den heer v. d. Slikke, over de bij de hoe
ren v. Genderen, Pennekamp en.Spigt aan te leg
gen proefvelden.
Aan de orde komt thans de gezamenlijke aan
koop van tuinzaden, elzen boompjes enz.. Besloten
wordt de tuinzaden te bestellen óf bij Gebr. Sluis,
óf hij Boot en Kluft en wel bij diegene, waar aap
koop het voordeeligst is.
De heer M. Cornelissen informeert, of het geoor-
latrr komen, hij had hog verschillende dingen te
Berlijn in orde U brengen, had hij gezegd.
„Instappen!" riep de conducteur. De deuren klap
ten dicht.
Ella kwam een traan in het oog. Een hartelijk
woord verwachtte zij nog, een enkel inaar. dat uit
het hart kwam en tot het hart sprak dat over
een zou komen met de gevoelens, waardoor toch al
les, alles zoo gekomen was. Moest zij zóó schei
den alleen ir.et beleefdheid, ridderlijkheid? Als
een centenaarslast lag het op haar borst.
Toen steeg hij nog eenmaal op de treeplank, hij
nam haar hand. „Reis gelukkig, geliefde!" Diep boog
hij het hoofd en kuste haar hand, vast en innig.
„Voor eeuwig!" murmelde hij.
Dan sprong hij terug. Tranen drongen er in Ella's
oogen. heete tranen van vreugde, van het grootste
geluk. Die tranen omfloersten haar blik, toen zij
den geliefde, uit het raampje leunend, nog toewenk
te, zijn fladderenden zakdoek zag.
HOOFDSTUK 8.
Paulsen ging langzaam door de straten terug. Wat
hij nog te deen had, bestond alleen daarin, dat hij
Ella's familie oen en ander had op te helderen. Zij
wisten waar zij hem konden vinden. Ei la's verwan
ten hadden haar verdwijning natuurlijk reeds lang
bemerkt, en nu sprak het vanzelf, dat de eerstvol
gende trein neef Julius zou meebrengen. Voor een
afgedane zaak geplaatst, zou hij de zaak wel kalm
opnemen, en geen onaangename dingen doen, het
eerste was trouwens ten allen tijde het beste.
Om zes uur kwam de trein binnen zoo tegen
half zeven was de adjudant wel te verwachten.
Paulsen kwam, nadat hij verscheidene uren doel
loos rondgeloopeu had, kort na vijf uur thuis. Hij
zeide den portier, dat, indien er een heer, een offi
cier naar hem kwam vragen, dezen direct naar
boven te zonden. Daarop schreef hij een brief naar
jufrouw Sclimidt te München, welken hij dadelijk
op de post bracht, opdat bij den volgenden dag
reeds in banden van de geadresseerde zou komen.
Wordt vervolgd.