Sphanpp Tniipant TWEEDE BLAD. Het Borstbeeld. VRIJHEIDSDRANG. De dingen om ons heen. Uuiiuijui uuuiunii ZATERDAG 16 JANUARI 1915. 58sle Jaargang No. 5523. I Hr t Fransche departement Gers is lang onder Bo- napartistischen invloed gebleven. Tot kortelings nog behaalde do candidaat aer imperiale reactie er in ettelijke arrondissementen de meerderheid. En zelfs nü nog zijn er plaatsjes, waar de gemeenteraad al leen uit Bonapartisten bestaat. Bij de vorige algemeene verkiezing werd het dorp Pelougat, om in de taal der plaatselijke couranten te spieken, „eindelijk aan de reactie ontrukt". Deze groote gebeurtenis was toe te schrijven aan den persoonlijken invloed van een zekeren heer Dela touche, oen grooten brander en likeurstoker, die zich kortelings in het land gevestigd had, waar hij noch n et geld, noch rnet handjes geven zuinig was geweest. De lieer Delatouche stond met het regee- rmgspersoneel te Parijs in vriendschappelijke betrek king. Door zijne bemiddeling ontving de gemeente Peiougat, zoo bonapartistisch als zij was, vijfdui zend lrans van den minister van eeredienst om hare kerk te restaureeren, schoolkaarten voor hare schooi ,van den minister van onderwijs, en vijfduizend franc voor hare verhagelde velden van den minister van landbouw. Deze stortvloed van weldaden bracht de Pelouga tanen tot inkeer en deed voor hen de ster van Napoleon merkbaar verbleeken. Zij droomden nu nog van een spoorweglijntje, dat bij uitnemend heid geschikt zou zijn tot het vervoer van hunne eieren, hoenders, vruchten en wijnen naar Parijs en Bordeaux. Fn de heer Delatouche beloofde hun ook dit spoorweglijntje,, als zij hem maar in den ge meenteraad hielpen. Het resultaat was, dat hij met een flinke meerderheid gekozen word, en met hem de gonsche republikeinsche candidatenlijst. Men be noemde hem tot burgemeester. Hij had tot eersten adjunct een metselaarsbaas, Bergeot, en tot twee den ndjunct den herbergier Nicasse. Met kalmte en waardige voldoening redeneerden de gouvernementeele bladen over .de bekeering van Pelougat. De roaclionnaire pers daarentegen be weerde, giftig, dat die slimme Pelougatanen slechts hun spoorlijntje wilden, en dat zij, terstond na hun eerste bezending producten geëxpedieerd te hebben, hunne republikeinsche gezindheid weder over boord zouden gooien. Inderdaad, behalve de maire, stond de nieuwe gemeenteraad alles behalve vast in zijn republikeinsche schoenen, en de meeste leden waren met hunne nieuwe politieke geloofsbelijdenis wel" wat verlegen. Een zeker incident deed dit hij de eerste do beste raadsvergadering aan het licht ko men. Op den schoorsteenmantel van de vergaderzaal prijkte namelijk een borstbeeld in pleister, geheel vergeeld door den tijd. En dit borstbeeld was - zou men het gelooven? van Napoleon III!.Ta, van den keizer! Het konterfeitsel van den „tiran was op den grooten vierden September ge spaard gebleven, omdat het aan niemand in de ge meente aanstort gaf. Men had het ook in het ver volg eenvoudig laten staan waar het stond. En daar IMougat rranr een heel klein en afgelegen dorpje was, waar geen hoogere ambtenaar ooit heenkwam, zoo had niemand ooit deze onbehoorlijkheid verklapt Aldus geschiedde het, dat na een ruim vijf-en- twintigjarig bestaan van de officiëele Republiek, het beeld met het groote voorhoofd, den krommen neus, de puntsnor en den bokkebaard van den derden Bonaparte nog presideerde bij de municipale beraad slagingen van een kleine gemeente van Frankrijk. „Mijne heèren en waarde medeburgers," sprak de heer.Delatouche, zoodra de zitting geopend was „wij moeten, vóór alle dingen, deze stilzwijgende be- leediging van onze dierbaarste overtuigingen doen verdwijnen!" Dit debuut werd matig toegejuicht en onmiddel lijk stemde men voor de verbanning van Napole- on's borstbeeld naar de vliering van het raadhuis, Maar toen de maire nu voorstelde de noodige gel den toe te staan tot het aankoopen van een buste der Republiek, stiet hij op een algemeene tegenkan ting. „Bon Diou! Honderd francs voor een pop van pleister!"' riep Nicasse. „Daarvoor is de gemeente niet rijk genoeg, moussu en dan nog wel na dien hagelslag!" „Als de regeering wil dat wij zoo'n pop in onze vergadering hebben, dan moet zij ons er maar een present doen!" liet Bergeot er op volgen. Geprikkeld door dit verzet en wel ziende dat hij het geld niet krijgen zou, eindigde de maire met te verklaren, dat hijzelf, Delatouche, het borstbeeld uit zijn eigen zak betalen zou. Hiermede had de gan- sclie vergadering vrede. Meu nocdigde den onder-prefect uit om persoon lijk de inwijding van het beeld te komen bijwonen, en men bestemde een som van vijftien francs om in den avond van den feestdag het dorpsplein te illu- mineeren'en de muziek te bekostigen, bij welke men dansen zou. Het beeld werd onverwijld bij een Pa- rijsche firma besteld, en iedereen was tevreden. Des avonds kwam er van den onder-prefect het volgende telegrafische antwoord op de uitnoodiging van den burgemeester: „Het zai mij eene eer en een genoegen zijn, met u te komen feestvieren in de schoone gemeente Pelougat, die nu eindelijk aan de klauwen van de reactie ontrukt is." Ongeveer vijf dagen later kreeg de burgemeester bericht, dat de kist, die het kostbare borstbeeld be vatte, aan het naastbiigelegen station te Gabarret was afgeladen. Van Pelougat naar Gabarret is der tien kilometer. De burgemeester bood zijn adjuncten zijn rijtuig aan, om de kist te halen. Zij gingen rnet hun drieën. Tc Gabarret aan het station gekomen, zagen zij zich geplaatst voor een langwerpige kist, op welke met leusachtige letters het woord „breekbaar" te lezen stond. Reeds wilden zij die in het rijtuig la den, toen de stationschef hun beleefdelijk in over weging gaf, oor af eens den inhoud der kist te veri- ficeeren, aangezien do maatschappij na aflevering geen aansprakelijkheid daarvoor meer aanvaardde Misschien werd de n.an daarbij slechts door een licht verklaarbare nieuwsgierigheid gedreven. Mis schien ook had hij een voorgevoel van een in de lucht zwevend ongeluk. Hoe dit zij, men volgde zijn raad op en opende de kist. Zij bevatte een aanzienlijke hoeveelheid hooi en papier, vermengd met een massa vormelooze brok ken pleister. Hei beeld was bij het transport door ruwe behandeling in honderd scherven gebroken. On geschonden bleek slechts het voetstuk, versierd met bet monogram R. F., in een halven lauwerkrans. Nicasse was pijnlijk getroffen. Bergeot lachte in zijn baard, in stilte zich over het ongeluk verkneu kelend, want hij v as jaloersch op den burgemees ter. De heer Delatouche echter zeide heel kalm: „Dat komt terecht. De spoorwegmaatschappij is aansprakelijk. Mijnheer de stationschef, ik verzoek u eono verklaring op te maken." Gedurende ae volgende acht dagen was Pelougat het tooneel van levendige discussiën. De reactionnai- ren jubelden. De pastoor deed, van den kansel, in deze gel evrtenis den vinger Gods opmerken. Ber geot wenschte heimelijk dat de maatschappij bezwa ren zou maken en dat het beeld niet komen zou. Hij weid echter teleurgesteld. Een vrachtbrief uit Ga- bairet kondigde weldra de komst van een tweede kist aan. Opnieuw begaven zich de drie autoriteiten naar 't station. Opnieuw werd de kist geopend. Toen men 't hooi en het papier verwijderd bad, kon zelfs de stationschef een kreet van bewondering niet onder drukken. Het vrdieven borstbeeld verscheen, onge rept, met het aangezicht hemelwaarts, verblindend vau blankheid. Het. was niet een van de zoetsappige Republieken, die, met een onnoozel gezicht, even gced de vnjl.eid, cf den landbouw, of de stad Rou- aan kunnen voorstellen. Neen, het was eene Repu bliek met energieke gelaatstrekken, trillende neus vleugels en glidnden mond. Zij droeg op haar in oid de phrygische muts, en baar half geopende pegluin liet een ronden boezem doorschemeren, die scheen te zwellen van revolutionnaire geestdrift. „Sakkerloot!" riep de stationschef wat een mooie vrouw!" De heer Delatouche triomfeerde zediglijk. Men bedekte het beeld weer met papier en hooi, droeg het in het rijtuig en transporteerde het naar de raadszaal van Pelougat. j Maar toen de burgemeester, in tegenwoordigheid van oen ganschen raad, het beeld uit de kist haal de, om het op den schoorsteenmantel te plaatsen, I toon gebeurde er iets ongehoords, iets ontzettends. Het beeld verdeelde zich onder zijn handen in drie I stukken. Fijne scheuren, die niemand bemerkt had. j doortrokken het pleister, de eene dwars over hei i voorhoofd, de andere juist door den hals. Roerloos en sprakeloos aanschouwde de heer De latouche de drie fragmenten van zijne Republiek. Welü een fataliteit was hier in het spel? En wat te doen? De spoorwegmaatschappij zou vergoeding weigeren. En bovendien, zou een derde exemplaar het er beter afbrengen?... Het beste was van de inwijding dan maar af te zien, aan den onder-prefect te schrijven, de zaak te laten liggen zooals zij lag. Bergeot echter, de metselaarsbaas, die evenees he beeld aandachtig beschouwde, krabde zich het hoofd en zeide: „Kijk als u mij liet begaan, dan zou ik dat wel weer in oreb brengen.' „Zou u dat kunnen doen, Bergeot?' riep de maire, hem beide handm drukkende. „Wel ja!... De stukken zijn kompleet. Er mankeert er geen een... Ik zou ze tegen elkaar plakken, me: een stokje van binnen, en er dan pleis ler in gieten. Dan zou het ding nog steviger zijn dan tevoren." Men gif bu het 1 osatb ed aan Bergeot, di; he. m e naar huis nam. Dienzeifden avond nog kwam hij be richten dat zijne operatie geslaagd was. D_* barsten waren volmaakt onzichtbaar. Het beeld: werd tentoon gesteld in de vestibule van het raadhuis, waar de gan- sche gemeente het kwam aanstaren. De bewondering der dorpenaren werd verdeeld tusschen den heer De- FEUILLETON. 13. Precies op den tijd, als de schilder verwacht had, kwam de adjudant te Berlijn. Thuis was gedaan wat mogelijk was, om een schandaal te voorkomen. Voor loopig was Ella voor het dienstmeisje ziek; alleen mevrouw Heller en Toni mochten bij haar komen. Hot schoen nog niet noodig om een dokter te ha len. Dan hadden moeder en zoon afgesproken, om zoo het eenigszins mogelijk was, de geschiedenis zoo Ie leiden, dat Ella dadelijk mee terugkwam, Julius zou beginnen met zoo voorkomend mogelijk tegen Ella te zijn, het overige zou dan later wel terecht komen of als dat niet meer kon men had op alle eventualiteiten gerekend dan wilde men zich tenslotte toch bereid verklaren, om alles roet den mantel der liefde te bedekken'. Het meisje 'zou men op verzoek naar München hebben laten gaan. Maar daar moest dan ook werkelijk heengaan, men nam l ocwei noodgedwongen het aanbod van den schilder aan ja, het was wel zeer plotseling opgekomen, een verre, vermogende bloedverwante die zich opeens herinnerd had dat zij nog familie had dat had men niet kunnen afwijzen en zoo voorts. Dan was aan het voornaamste gebabbel den kop ingedrukt. Gemompeld zou er natuurlijk toch worden, maar daarvoor kon men allerlei uitvluchten te haat nemen en voor de rest zou de tijd wel zor gen. Ook nam min zich voor, om nog dit offer te brengen, dat men over eenigen tijd Ella's bruiloft, ten huizo der familie Heller zou vieren. De schilder zou llaar toch vrij zeker huwen als zij dan 'ater met den hongerlijder zou verhongeren, was dat haar rechtvaardige straf. Eenige verplichting ten opzichte van een uitzet of bruidsschat, had men in dit ge val niet, en in den grond der zaak waren moeder en zoon daar zeer tevreden over. Dat kon men spa ren en daardoor Toni's vooruitzichten verbeteren. Luitenant Heiier kwam dus in een rustige stem ming en een tot verzoening geneigd gemoed te Ber- rlijn aan. foen hij den portier naar mijnheer Paulsen vroeg, was hij toch min of meer verbluft, toen deze hem zeide: „Nummer zes-en-twintig, tweede verdie ping mijnheer Paulsen verwacht u reeds, luite nant." „Dat is toch eigenlijk wel wat naïef maar, ten slotte kon hij ook wel denken, dat ik zou komen," dacht de officier, terwijl hij, licht met de sabel rin kelend. de trap opging. „Ella vind ik dan in ieder geval niet meer bier." M'H kletterende sporen ging hij door de gang en klopte bij Ne 20 aan. „Binnen Hij trad binnen. De schilder, die in een' fauteuil zat, wierp een Mik naar de deur, stond op, legde een beek, waarin hij gelezen had en zijn sigaar neer en trad den bezoeker tegemoet. „Luitenant Heller, ik had u om het zoo te noe men, verwacht, en het doet mij genoegen dat u ge komen is. Wilt u plaats nemen?'" De luitenant had bij het binnentreden toch een sneller blik door de kamer geworpen, of hij zijn ont vluchte nicht ook ergens kon ontdekken, maar da delijk daarop moest, hij zichzelf bekennen dat zulk een gedachte dwaasheid was. Hij deed nog een paar 6chreden naar binnen, en zag den schilder scherp aan. De uitnoodiging om te gaan zitten, liet hij onbeantwoord op zoo vriendschappelijken voet stonden zij toch waarachtig niet. „Daar u mij verwacht hebt," begon hij, „zult u wel niet onwetend zijn, waarom ik kom." De schilder knikte toestemmend. „Derhalve wilde ik eerst weten, waar ik mijn nicht kan vinden." „Juffrouw Wolfers is op het oogenblik in Leipzig. Jawel in Leipzig. Tien minuten over zes is haar trein daar aangekomen." voegde Paulsen erbij, in antwoord op don verbaasden blik van den luitenant. „Dezen nacht reist zij door naar München, waar ik juffrouw Schmidt telegrafisch heb gewaarschuwd." „Hoo moet ik dat begrijpen?" vroeg de luitenant. Dat de geschiedenis zich zoo snel ontwikkelen zou, had hij niet kunnen verwachten. „Zouden we niet liever gaan zitten?" herhaalde de schilder zijn uitnoodiging. Maar weer weigerde de ander. Ella was dus wer kelijk gevloden zij kon niet meer terug! Hij beet zich op de lippen. „Welnu, dan zullen wij staande onderhandelen," vervolgde Paulsen op wat kouder toon. „Het aanbod, dat ik gisteren uw moeder deed, was volkomen ern stig geineend, ofschoon ik tevoren wist, dat het zou afgewezen worden door uw moeder. Maar des te meer was ik er van overtuigd, dat uw nicht het zou aannemen." „Mijnheer „Ik verzoek u mij aan te hooren, tot ik ten einde ben met wat ik u te zeggen heb. Op mijn- woord I latouche, die het kunstwerk betaald, en baas Bergeot, die het gerepareerd had. Alleen maakte men de opmer king, dat het verschc, in he inwmdi/se van het masker gegoten pleister een zonderling zwavelachügen geur ver spreidde. „Zij riekt niet lekker, die Republiek van u", ver klaarde schamper de pastoor. Den volgenden dag was die geur verdwenen. Maar tecen den avond bespeurde men een wonderlijk ver schijnsel. Het aangezicht en da boezem der Republie. bleken geheel doorkruist van talloooao kleine barst ies, die langzamerhand grooter werden. De secretaris, hevig ontsteld, ging Bergeot halen. „Wees maar gerust!" zeide de metselaarsbaas. „Da komt door het pleistor van binnen, dal bij hel drogen wat uitzet. Laat het maar zitten, tot hef heelemaa. droog is. Dan zal ik de scheuren wel dichtstoppen De mare van het ongeval verspreidde zich door de gemeente on do Bonapartisten zwollen van leed ver maak. „Hun Republiek kraakt al!" zeide de pastoor, zich de handen wrijvende. „Ze zullen haar niet inwijden' Intusschen hield Bergeot zijn woord. Het onheil werd spoedig hersteld. Wel hieven er op het gelaat eenig' zonderlinge lijnen zichtbaar, maar ow<r h«'t en niet ai te zeur op den keper bekeken, haa men nu eene zeer aannemelijke Republiek. De dag der in. wijding werd bepaald op den volgenden Zondag. Ten einde deze plechtigheid te indrukwekkender te maken bedekte men voorloopig hel borstbeeld met een witte, doek. De onderprefect zou het eigenhandig onthullen Maar op den morgen vóór de plechtigheid kwam Bergeot, nog niet geheel gerust, den burgemeester op zoeken „Het zou toch niet kwaad zijn, als wij onze Re publiek nog eens bekeken, mo'ussu zeide hij. „Mis schien zijn er nog enkele scheurtjes in gekomen De heer Delatouche verklaarde zich bereid, en me hun beiden begaven zij zich naar de raadzaal en ver wijderden den doek. Een afgrijselijk schouwspel bood zich aan hunm oogen. Het gansche gelaat der Republiek, haar hals haar boezem en hare phrygische muts, waren overdek met zwarte vlekken en groenachtige puis'en. Het leel wel eene figuur uit een anatomisch kabinet, dat een vorm van hevig en huiduitslag voorstelde. De burgemeester en zijn adjudant keken elkaar me vervaarde blikken aan* „Kan er dat niet af?' 'vroeg de heer Delatouche „Onmogelijk", antwoordde Bergeot, „Dat komt v«i binnen, net als bij een vochtigen muur". „Maar, sacrebleu. dan zitten wij aan den grond Wij kunnen toch zulk een monster niet inwijden' Dat zou al te belachelijk zijn!... Het is alles uv schuld, Bergeot! U hebt het mooie beeld 'o'aal ver knoeid' Nu is er geen üjd meer om een nieuw te be stellen 1" Bergeot keek droevig op zijn neus. Maar eensklap kreeg hij een inval. „Wat die Republiek betreft, hebt u gelijk, moussu Daarmee is niets meer aan te vangen.. Maar ÓL- wij eens dat andere portrét van den zolder haalde" dat van den keizer zaliger?... Dat is nog best in orde hoor!" „Het borstbeeld' van den keizer? Bent u dol9 Wilt u een borstbeeld van Napoleon III laten in wijden door een onder-prefect van de Republiek9" „Wel neen toch, wel neen toch! U laat mij nie uitpraten... Ik zou dien keizer wel opknappen II zou hem zijn sik en snorren afnemen en hem een wol len muts op zijn hoofd zetten, zooals deze... Dat zou ik wel klaarspelen 1" De burgemeester maakte bezwaren. Hij had geen ver trouwen meer in het talen' van Bergrot. „Hoe kan ooit het borstbeeld van Napoleon, z~lf njet een phrygische muts op, gelijken op een borstbeeld van de Republiek?" „Wel. bon Diou!'" antwoordde Bergeot „wie heef haar ooit in levenden lijve gezien, aie Republiek? L". of ik, of de onder-prefect? Eene Republiek kan toch elk gericht hebben, dat men maar wil". Ten einde raad. gaf de heer De'a'ouche zijne toestem ining. Alleen drukte hij Bergeot een strikte geheimhou ding op het hart. En Bergeot ging nu aan den arbeid Den san schen dag fatsoeneerde hij het borstbeeld van keizer Napoleon III tot een borstbeeld van de Republiek. Des avonds was hij klaar, ging naar den burgemeester en toonde hem het werk zijner handen. Inderdaad was het een merkwaardig grnotneuzige Republiek, die Bergeot daar zoo gefabriceerd had. Maar de phrygische muts. die precies naar het mo del was, 'redde gelukkig alles. De burgemeester sloeg een gat in de lucht. „Wel, kijk!" riep hij: „dat is volstrekt niet kwaad uitgevaren! Je hebt talent, Bergeot! Ik maak je mijn kompliment!" „Een mensch doet wat hij kan." gaf Bergeot be scheiden ten antwoord, en tegelijkertijd stopte hij den burgemeester een in papier gewikkeld pakje in de band. „Bewaar dat maar, moussu lou maire. Dat kan ons misschien nog wël eens dienen." „Wat is er in?" vroeg de beer Delatouche ver wonderd. „Wel, de snorren en de sik van den keizer, mous su. Die heb ik er voorzichtig met een scheermes afgenomen. Want ziet u als bij geval eens de tegenwoordige Republiek op hare beurt naar den van eer geef ik u de verzekering, dat geen enkele afspraak tusschen uw nicht en mij heeft bestaan. Innerlijke betrekkingen gaan niemand iets aan. Juf frouw Wolfers verslond de roepstem, die tot haar kwam, en ging hierheen. Ik ben slechts op ridder lijk-beleefde wijze tot haar genaderd." „Daar begrijp ik niets van. Geen afspraak? Dat geloof ik niet. En innerlijke betrekkingen een mooie uitvlucht." „Ik moet u verzoeken, luitenant ik wil het laten pa°secren, dat u mij beticht van een onwaar- held. U is begrijpelijkerwijze wat uit uw humeur, voelt u overrompeld of wat dan ook, ofschoon u met open oogen had kunnen zien. Innerlijke betrekkin gen echter, zooals ik mij heel nuchter uitdruk, kunt u evenwel nauwelijks begrijpen, want u is een rea list, door en door. Daarom kan ik u ook niet ver klaren, waarom alles zoo gebeurd is en zoo komen meest. U zoudt het voor haarkloverij houden. Ten gevolge daarvan kan ik u slechts zeggen, dat ik juf frouw WMfers als mijn bruid beschouw, ook, al is het beslissende woord nog niet gevallen met een bepaalde bedoeling is dat nog niet geschied, wanl wel met 'n vreemde jongedame, maar niet met mijn bruid ik dénk op dit punt zeer streng kon ik tot uitvoering brengen, wat ik gedaan heb. Te München zal ii< het jawoord balen, waar juffrouw Wolfers onder de bescherming van mijn moederlijke vriendin staat. Dan zullen wij ook graag uw moe dei goed 1 urgerlijk om haar zegen vragen en zal ik meedeelen hoeveel mijn vermogen bedraagt, dat wel niet veel meer zal zijn als we ons ingericht heb ben maar waarvoor ik zorgen kan en zorgen zal aan de zijde van e< n vrouw als Ella Wolfers, zoo dat het wel voor dc huishouding van twee personen voldoende is." Wat hij hoorde ging den neef ongeveer als een molenrad door het hoofd. Was dat ernst of scherts moest hij alleen maar gehoond worden? De boos heid beving hem weer, maar hij bedwong zich nog. „Mijnheer, ik begrijp u niet. Uw woorden wel, maar anders „Daarvan ben ik overtuigd," zeide Paulsen rustig. „Ik heb het u immers reeds gezegd: u kunt hier werkelijk niet:: begrijpen." „Moet ik dat als een beleediging opvatten?" „In bet geheel niet," verzekerde de schilder be leefd, „alleen maar de constateering van het feit, dat aan de eene zijde juffrouw Wolfers en mijn nederig persoontje, en aan de andere zijde uw fami lie van te uiteen'oopende natuur zijn, om zich óóit mot elkander te kunnen verstaan, te begrijpen." kolder ging, en als men kan niet weten de Bonaparjtes er weer bovenop kwamen, wel, wat doe ik dan?.... Dan neem ik doodeenvoudig v»n dit portret de slaapmuts af, ik plak de sik en de snorren er weer aan en ziedaar!! dan heb ik mijn keizer weer regelrecht op zijn schoor steenmantel, zonder dat het aan de gemeente een centime gekost heeft!" N. R. CL FLNAXCIëEL UITSTAPJE. Herhaaldelijk wordt in de Laats.e maanden de finan- cieele kracht der vursdiiltemte landen ter sprake ge bracht. Niet alleen die der oorlogvoreiwlo naties, waarop dan een beloog gebaseerd wordt, boe lang zij een *r>jg „nog wel' of „nog maar zouden kunnen vol houden, doch eveneens die der neutrale s aten, o«n up grond der verkregen gegevens te komen tot een nasis om te voorspellen, op welke wijze en in welke mate zij de thans geleden en nog te lijeten schade zullen kunnen te boven komen. Het sproekt van zelf. dat zulke cijfers en dus de .-cdeneering, die men er op baseert, alleen dan van waarde kunnen zijn, wanneer vaststaat, wat men „tinón- cieele kracht" noemt. Zoolang dit begrip vaag is, hangt natuurlijk elke redeneering in de lucht. Dc neus van Piet is groot, zegt A. En B. beweert, dat die van Klaas klein is. Het is mogelijk hieruit een oncJusie te trekken, wanneer A en B hetzelfde begrip lebben omtrent de maal die een gewone, normale icus moet hebben. Doch als A zelf een heel klem, stomp .vipneusje heeft en B gezegend is met een reukorgaan, vaarin een halve snuifdoos tegelijk oen garage vindt, is het duidelijk, dat wat A groot noemt, voor B eigen- ijk gezegd heel gewoon en wat B kléin vindt, voor v n<>g reusachtig kan zijn. Wat moet men dus verstaan onder „fmanckda ;racht" van een land? De rijkdom van al rijn burgers te zaïnen? Wij gclooven van niet en zeker niet wanneer het zoo verkregen cijfer zou moeten dienen als grondslag eener vergelijking. Want die gezamenlijke rijkdom kan samengesteld zijn uit zoo verschillende factoren, dat een nulhoen. bij het eene land totaal verschil 1 van :en millioeu. bij het andere. Een voorbeeld: Streek A heeft zich langen tijd toegelegd op he! voortbrengen van een artikel, waartoe bodem of klimaat zich bij zonder leenen, laten wij zeggen: wijn. In gewone om- landigheden brengen de verkregen producten vijf mil- lioen netto-winst op en zou men dus ruw weg altoos de waarde van die streek op circa hondera tnHüoen mogen schatten. Door en omstandigh.kloor log, financieele crisis of iels anders neemt de vraag af en blijft dus de streek met het product zitlen of moet hel onder de gewone waarde opruimen. In beide gevallen is dus dé financieele kracht der-streek afge nomen. Streek B daarentegen fabriceert een artikel, dal een levensbehoefte uitmaakt en normaal een gelijke netto winst geeft. Door dezelfde oms_andighedeii wordt de koopkracht van het publiek minder. Het kan voor alles te riunen minder bestoden, doch. het ar ikel B moet het toch hebben. Resultaat is een stijging van winst. !>och het is duidelijk dat de rijkdom van slre.-k A niet achteruit en die van B niet vooruitgegaan is, al heeft het netto-inkomen een verandering ondergaan. De rijkdom der burgers kan zelfs afnemen terwijl dio van den staat toeneemt. Neem bijvoorbeeld de Nedcr- tancfische Staatsschuld, de 3 pet. Icening. Oorspronke lijk leende het land duizend gulden en vergoedde daar voor 30 gulden huur per jaar. Doo" allerlei omstan digheden, die buiten het bestek van dk artikel liggen, daalde de prijs van het schuldbewijs ter grootte van duizend gulden, zoodat men thans zulk oen papier voor even zevenhonderd zestig gulden koopen kan. Ilij, die dus bij uitgifte zulk een stuk kocht, heeft bijna 25 pet. verloren. Als hij het niet behoeft je verkoopen, is rijn inkomen onveranderd gebleven, doch verreweg de meeste obligaties zullen in den loop der jaren van eigenaar ver.inderd zijn, zoodat bier wc! degelijk van een aanzienlijk verlies voor de houders mag worden gesproken. De rijkdom der burgers is a hieruit gegaan, doch die van den Staat steeg belangrijk. Wamt om het schuldbewijs dat eerst duizend guldu bedroeg weer in te lossen, behoeft de staat thans slechts 7G0 gul den neer te leggen. Hieris dus het finanüeel belang van, staat en bur gerij lijnrecht het tegenovergestelde. Wij moeten de financieele kracht van een staat dus op andere wijze trachten te vinden. Geeft de Staats schuld soms een vingerwijzing? Slechts gedeeltelijk De Aimanach Hachette van 1910 vergeleek de staatsschul den van 21 landen en de vermeerdering of vermindering in elk tusschen de jaren 1890 en 1909. Voor het laatste jaar staat ons land1 op dat lijstje met 39 milliocn voor jaarlijksche kosten, a.w.z. driemaal zooveel aLs Zwe den, ruim zooveel als Bulgarije en Griekenland, samen bijna één elfde van Duitschland, een negende van Groot-Britaïuiië. Valt uit zulke cijfers nu iets to con cludeer en Immers neen. Het verschil in berit moet zeer zeker ook in aanmerking worden genomen en even eens de wijze waarop de schuld ontstaan. Wanneer b.v. groote bedragen worden geleend voor werken van al gemeen nut, voor he'. droogmaken dor Zuiderzee b.v., aanleg van spoorwegen, havens of kanalen, woningbouw voor staatsindustrie en dergelijke, staat tegenover de De adjudant tastte hoe langer meer in het duis ter, hij begreep er totaal niets van. De man voor nem moest krankzinnig zijn, kompleet gek. En aan hem zou zijn nicht ten offer vallen, het mooie, lieve meisje, die heel wat andere partijen kon krijgen, J'ij zou zijn familie, die hoog aangeschreven stond, u- voorwerp yan spot en gebabbel maken, voor altijd. Fijne familie, zou het heeten. de nicht ver- ,J nn('kt eB ontij met een landlooper, „Mijnheer, u bazelt," sprak hij in opkomende woede. „AJoet ik dat als 'n beleediging beschouwen?" her- naaide de schilder spottend de woorden van den luitenant, van zooeven. „Dat laat ik ter beslissing aan u over." De oogen van den adjudant schoten vonken. „Luitenant." antwoordde de schilder zeer rustig, „het was misschien toch niet goed. dat u geen stoel helt genomen. Als men zit, wordt men niet zoo spoe dig warm, en wij wilden toch rustig onderhandelen." „Wilt u mij de les lezen?" „Ik leer zelf altijd nog graag," sprak Paulsen hem dit wapen uit de hand slaand. ..Overigens kent u nu de feiten. Zij zijn ongewoon, doch niet met de eer m strijd. Met eenigen goeden wil, zult ge er gemak kelijk en zonder opzien te baren, mee tevreden zijn, dat juffrouw Wolfers binnen enkele dagen mijn ver loofde en na een paar maanden mijn vrouw zal worden." „Als /ij de toestemming daartoe krijgt," zeide de luitenant grof. ..I'ie is niet noodig, hoewel wij er prijs op stellen, die to hekomeu. Ik zeg: wij -ik veronderstel na melijk bij inijn toekomstige bruid dezelfde meening. J< ifrouw Wolfers is meerderjarig, en behoeft dus niemand? toestemming om te huwen." De officier dacht na. Hier was niets meer te be ginnen, elke macht was hun eenvoudig ontnomen. Men had .alleen te doen, wat de voor hem staande man beliefde. Hij had het spel geheel in handen. Krankzinnig was bij niet, neen, zelfs zeer sluw. Hoe mooi was dat alles afgesproken, ofschoon hij het pp zijn woord van 'eer loochende. Maar had zoo iemand wel eergevoel? En telkens kwam de vraag terug: waarom toch zoo? Hij had toch, zooals het behooide, om Ella's hand kunnen vragen. Ja, als zij bcm geweigerd was, als hij dan zulke 'maatre gelen bad genomen? Maar nu was alles volkomen onbegrijpelijk. De man moest toch krankzinnig zijn. Of was alles wat hij hier gezegd had. over bruid en vrouw, maar elleidig gezw ets? Steeds meer ver warde zich alles in bet hoofd van den luitenant, en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5