Schager Courant. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de RechtzaaL FEUILLETON. VRIJHEIDSDRANG. Binnenlandsch Nieuws. 1(1 ZATERDAG 30 JANUARI 1915. 58ste Jaargang No. 5531. „DOUCEURTJE". ..Hij had den knop van de deur ai in de hand. „Nou adieu, lot straks dan!" zei hij met schrik bemerkend dat dc i>eiuiule ai vijf minuten Vóór half tien wees... Een rats je voor de Lam kon er niel op overschieten. Het kadetje, in stuk-krant gewikkeld, dat hij.in. z'n achterzak had gestoken, was gauschelijk onbelegd en slechts met een 'heel dun laagje margarine bestreken. Op liet kantoor lag nog een klein „staartje1 'tabak. Voor sigaren had-ie geen dent. En het-was eerst den 20en van de maand... Toen hoorde by, achter zich, het geluid van snik ken. Zij ,Jet, lag niet !t lioo'd op eeri arm. Een soort van ladeloosheid steeg in hem op. De pendule gaf mei tergend-koe: geping-pang faallücn aan.... Hij moest loopen. Kwam minstens een kwartier te laat. „Wat mot 'k beginnen!" weeklaagde Jet, „die veni van de brandstoffen gaat niet van de deur af... En bij Wolters leveren zij nog niet een half ons suiker op krediet; Jij loopt maar weg. 't Kan jou niet schelen, of 'k hier zonder rooie duit achterblijf. Straks zil me neer met z'n collega's moppen te tappen... Terwijf ik hier in de misère achterblijf... Maar dit yertel ik je me', een woord van waarachtig, Karei..." En nu stond mevrouw Jet tegenover hem bleek van opwinding, met toonaglaais in de oogen de on opgemaakte haren .dwarrelden om 't hoofd „dal bezweer ik je, ais je straks met koffie-drinken geen geld meebrengt, dan zul-je wel eens zien wat ik doe..." Hij begreep wat ze bedoelde. Dat was 't groote „per manente dreigement. Zij zou naar tante Jane gaan... Die zich altijd verzet had tegen haar trouwen mei Karei van Rijn; die altijd geprofeteerd had, dat ze „nog op stroo zou sterven".... Naar. tante Jans, die ge weigerd had een voet bij hen aan huls te zetten...., Karei wist 't, hoe tante gezegd had, dat ze altijd bereid was om mei haar petekind, haar nieh'je Jet, de laatste boterham te deelen... Haar deur stond altijd voor Jet open bij dag en bij nacht. Maar van Ka rei wou tante niet weten. Hij zag vóór zich het kleine, bejaarde menschje met de geniepige valsche oogen en de malle kokette maniertjes van ouwe-vrijster. Die on rust, oneenigheid zaaien wil... Wier lust 't was om te „stoken" tusschen Jet en Karei, die „uit liefde' ge trouwd waren... Hij wist, dat. wanneer Jet tante had gesproken, haar tevredenheid weg wasze dieper dan ooit voelde 't schamele van haar bestaan; 't worstelen met do armoe, die onder zeikeren schijn zich verbergt, van uur tot uur.... De pendule wees acht minuten over half tien.... En hij miste den moed om weg te gaan zonder Iets te zeggen, 'te beloven... „Zóó houd Tc 't niet langer vol!' zei Jet, ziende dat haar woorden indruk op hem maakten... „dan is het nog beter om gewoon-arbeider te zijn". Ze 'plukte aan haar versleten, verkleurden „peignoir' en trok een gaatje nog wat verder open scheurend het ver lepte goed met driftige vingers... „Kijk 's, zóó moei ik me vertoonen. Geen schort kan de ellende meer bedek ken. Dat ik me dóódschaam voor de leveranciers.... Terwijl ik Griet niet naar de straatdeur durf sturen, omdat ze dan tegen haar beginnen uit te paktcen over de centen, die ze nog krijgen... Griel moet van de vorige week nog hebben... Welke man ter wereld blijft daar kalm onder. Ben-jij een kerel!..." ..Ik za! zien, misschien wil Weber... Ofschoon. ,,Je weet wat ik gezegd heb. Als je straks niks kunt geven... Zoo waarachtig als..." Maar hij was ai weg. Vloog de trap af. Snelde de straat op. Telefoneerde bij den stalhouder twee huizen verder naar kantoor, dat zijn vrouw onge steld was geworden... Hij haxl den dokter 'even moe ten waarschuwen.. Vandaar 't wat later komen. Maar hij was nu op weg. Arriveerde dadelijk....'" Meneer De Roo, de chef van de kamer, yaar hij werkte, had de telefoon aan den haak gehangen zon der iets te zeggen... Dat beloofde iets. t Hart klopte Karei in de keel. En hij piekerde: wienzou hij kun nen aanklampen? Al was 't maar om vijf pop?.... Jet had gelijk 't was om dol te worden. Hij ging het hcele stelletje na van de collega's... Wist zeker, dat-ie vruchteloos zou vragen. Van voorschot was geen sprake. Het maximum, dat weni toegestaan, had-ie at tien da gen geleden opgenomen. Van den stelregel werd nooit afgeweken. De 'orders van de Directie waren 'onwrik- baar en wie ze trachtte te overtreden, kreeg boeto hij tweede herhaling schorsing. Dan ontslag zon der pardon. Geen bidden of "smoêkea baatte. Hij had er de voorbeelden van gezien...Was zelf al eens gewaar schuwd... Een militair-streng regime. In vredesnaam, Weher nog maar eens pogen te vermurwen. Dat was zoo'r. goedzak.. Dien zou-ié misschien overhalen.Maar hoe hem ervoor te bereiken vóór koffietijd? Een brief- iV Dan merkten ze natuurlijk allemaal waar 't om ging.... Hij was nu vlak bij het kantoor-gebouw. He viger werd het kloppen in z'n keel. ,Zki beenen gingen trillen Karei voelde dat-de doodsbleek zag... De portier groette heel-flauwtjes. De marmeren tre- Het was voor de eerste maal dat Ella de oogen geopend werden zij zag om zich heen als een blindgeborene, aan wie plotseling bet licht der oogen verleend werd. Zij bad reeds veel gehoord en zich van allerlei dingen een voorstelling gevormd, maar nu zij het werkelijk voor zich. ziet, is het haar alles vreemd, moet zij er zich eerst aan gewennen, ver wonderd neemt zij het in zich op. Doch haar hart is ruim en verheugd, want zij voelt en weet, dat zij ziet het is leven, werkelijk leven en zij heeft den wil en het besliste gevoel: ik zal het leeren he grijpen. Wat Ella tot hiertoe gekend had. scheen haar nu dikwijls slechts als een poppenspel, waar alles en men zelf ook, aan een sterken ouden draad getrokken wordt hier gevoelde zij, dat zij stond tegenover het kloppende, wisselvallige, bonte le ven, waarin zij voor zichzelf een plaats had te zoe ken, te veroveren en te behouden. En als zij twijfel moedig werd, dan dacht zij oan den man, die haar in deze wereld had overgeplaatst en die nu spoe dig zou komen. In welke betrekking Ella tot Peter 'Paulsen stond werd geheim gehouden. Juffrouw Schmidt had het E'.Ja dodelijk, voor zij voor het eerst samen Singon middagmalen, aanbevolen, daar zij meende, at I'oulsen dit wel zou wenschen, en door zijn brief werd haar meening bevestigd. Het werd Ella eigenaardig te moede, als zij aan dan man dacht, dien zij liefhad. Dikwijls wenschte zij hem bij zich te hebben, wanneer zij niet recht haar weg wist te vinden in deze nieuwe wereld, en tegenover juffrouw Schmidt niet de juiste vra gen vond, zoodat zij slechts onbevredigende ant woorden ontving. Maar als zij eraan daol t, dat hij komen zou, dat zij hem tegemoet moest treden, dan werd hèt haar toch ook weer bang te moede. Kij was voor haar een vreemde, een man, tegenover wien zij zich juist in de positie, waarin zij zich op zijn wenk begeven had, als een vreemde moest be schouwen. En dan scheen hij haar weer zoo ver trouwd als geen ander zou zij hem blindelings dan m de vestibule leken ham ic draaien, te wanke len. Met loome schreden liep hij naar n kamer... Hoorde steinmen-gewirwar. Luid, vroolijk, opgewekt... Hij bleef verbaasd staan... In gewone omstandigheden was 't, nu, doodstil op de kamers. Achter de zware deur-links zaten de twee directeuren omstreeks dezen tijd. Hij hoorde de keelstem yan Weber nu pralen... En er werd gelachen... Hij onderscheidde ook de stem van den zeer-plechtigeai, zeer-deftigen meneer De Roo. 't Was hem of hij droomde... Hij trad da kamer binnen. Eb. Weef staan met groot-verbaasde oogen. De lui zaten niet aan hunne schrijftafels. Midden in het vertrek stond meneer De Roo, sigaar tusschen de lippen een. vroolijken trek op hel gelaat... Was 't werkelijkheid of xisioeu?.... Hij werd ontvangen met een soort van uitbarsting, gejoel... Meneer De Roo keek met kwasi-vergramd ge zicht op zijn horloge... Maar dadelijk kwam de jolige trek weer terug... „Als 't een gewone dag was, Van Rijn", zei de procuratie-houder, „dan kreeg je een uitbrander-eerste, klasse, 't Loopt waarachtig al naar tienen!... Maar afijn. Vandaag wondt alles vergeven. Kijk 's hier... Namens de Directie mag ik je, ter gelegenheid van het honderd jarig bestaan der firma, deze enveloppe overhandigen"!" En meneer De Roo hield hem een gele enveloppe voor, met zijn naam beschreven en een 'lakje er op. 't Moest een surprise voor de heeren blijven. Straks zal er gelegenheid zijn de directie te gaan lelkaieereu. En half een hebben de heeren vandaag vrijaf!" Meneer De Roo glimlachte over het verbouwereerde en tegelijk opgetogen© van Karei van Rijn. Die met een ruk dc enveloppe openscheurde... Lapje van veertig! Douceur, gratificatie... Hij schudde meneer De Roo de hand en dankte, dankte, met zóó groote erkenlelijkheids- vertolking, alsof l>e Roo de schenker was.... Hij gaf handjes aan de collega's.... „Valt op 'n gloeiende plaats, hé?" zei er $en, liohte- lijk-wreed aangelegd. Maar Van Rijn trok e rzich niks van aan... Het groene lapje rustte in zijn portemonnaie. En hij dacht aan Jet... Even kwam 't in hem pp om te vragen, met een trammetje heen en weer te mo gen gaan... Z'n vrouw te verrassen... Maar dat was toch aprés-coup alte gek, te vernederend... Toen kwam ae boodschap, dat de Directie de hee ren gaarne even zou ontvangen, op hun verzoek. Jassen werden afgeborsteld, boorden recht-getrok- ken. Gezichten in esnstigeai plooi gezet. Meneer De Roo voorop. Ai de anderen achter hem. De ruime kamer van de directeuren binnen met het hooge plafond, de enorme bureaux, de zwaar-fluweelen gordijnen, de fauteuils, de dikke tapijten het ontvangzaal!je, waar achter de soberder-ingerichte particuliere kantoren wa ren. Diepe buigingen, toespraak op respectueus-zachten toon... Antwoord van den oudsten firmant, yriendelijk- afgepaGt... Een voor.een kwamen de employés aan de beurt. Welwillend handdrukje van dief tot heef-nederig buigenden, enkele woorden van eerbiedig-gelukwenschen zeggenden employé, die ook zinspeelde op de verrassing, het personeel heden bereid... Wat minzaam-glimlachje uitlokte van groot-financier, die af haast niet meer denkt aan dat aardigheidje... Toen was 't uit. Gingen zij op de tcenen loopend, zachtjes en voorzichtig uit de statig-deftige weelde van ontvang-zaaltje... En ook in de gang bleef "nog de sta tige stemming hen beheerschen... Maar nu botte de joligheid weer los. Er kwam licht van pretlust in de dieneer De Roo zei, dat het hek nu tpch van den dam jvas. Hij had met de Directie alles afgesproken... Zelf "bleef hij nog "wat werken. Maar als de heeren er de voorkeur aan gaven... Hij 'was gemachtigd hen vrijaf te geven... En zij gingen. Karei van Ryn was in een om mezien op 'straat. Nou 's overleggen... Eerst sigaren koopen... Bij dien Holtman, die hem onlangs geweigerd had een kistje van vijf en twintig voor een week te „pat- Ten" zeggend, dat hij „in principe" niemand meer knediteerde. Meneer moest 't niet euvel 'duiden, maar de ervaring, en dan in dezen tijd... Daar stond Holtman zelf achter de toonbank. Lekker!... De vent trok al bij voorbaat een gezicht van: je weet 't. Doe maar geen moeite!" „Mag ik vijT van vier cent hebben, middensoort", zei Karei doodgewoontjes. En hij legde het groene lapje neer. „Hebt u terug van veertig?" Hij zag best, hoe Holtman met eigenaardige oogjes naar het „briefje" keek. ,,'k Zal eens /zien", zeï-ie. Ging met hel bankbiljet naar kamertje achter winkel. Bleef geweldig lang weg... Onderzocht zeker, met secure bedachtzaamheid, 't won der ba re lapje. Maar kwam terug en telde uit papier, stapeltje zilver. Karei wou nog iels koopen om Jet te verrassen... Maar wat? Hij had zoo'n drang om haar het groote geluk van „douceurtje" te vertellen. Wist '1 opeens. Van Wijk, de confiseur, die een kleine twee gulden kreeg, was een van de allerergste beertjes. De loopjongen ,met de pruts-kwitantie kwam altijd precies wanneer er geen duit in huis was... Stond te luiën te Slampen, met het papiertje te wapperen... Wacht 's even, Daar had-ie den winkel van Van Wijk. Anders stapte Karef er altijd met geweldige haastpassen langS doodsbang dat de juffrouw hem wenken zou... Nu trad hij binnen. De juffrouw groette hem nauwelijks. Keek Karei aan met nijdig-ramachtende oogen... Hij vroeg om zoo en zooveel dure taartjes. Legde muntje van tien neer. „U kriigt nog iets van mij, niet waar?" zei hif tege lijk. Genoot van haar verbazing en nu-ontluikende hof felijkheid. Snelde naar huis. Vloog de trap op... Jet was in de keuken. Hij hoorde haar praten met Griet... Zij had z'n thuiskomen niet gemerkt blijkbaar. Zachtjes hebben kunnen volgen, zicb geheel aan hem over geven, alles achter zich werpen om zijnentwille. Wat was zij voor hem, wat moest zij voor hem zijn? Er kwamen oogenhlikken, dat het haar eng om het hart werd, zij begreep zooveel om zich heen met steeds helderder blik. Maar spoedig rukte zij zich van zulke gedachten los, want zij had lief, beminde met de gansche kracht van haar frisschc. levenslustige jeugd, en in den grond der zaak kent die geen vrees; zij gelooft, hoopt en vertrouwt. „Ik kom binnen enkele dagen," had hij geschre ven, „ik heb nog bezigheden te Berlijn." Op den eersten brief was geen tweede gevolgd. Het was reeds Zaterdag en des Woensdags was Ella te Munchen aangekomen. Zij werd onrustig, maar juf frouw Schmidt vond daar niets bijzonders in. „Dat is zoo zijn gewoonte." zeide zij. Doch Ella was te leurgesteld en neergeslagen. Toen noodigde juffrouw Schmidt haar tot eene wandeling in den Engelschen tuin. Het was de eer ste mooie dag sedert Ella's aankomst. Warm lachte de zon van den blauwen hemel. Te ongeveer tien uur gingen beiden op weg. Ter zelfder tijde stonden Peter Paulsen en lui tenant Heller, met het pistool in de hand, tegen- oveï, elkaar. HOOFDSTUK 10. Als plaats van het duel was een boschje aange wezen, in de nabijheid van een station, waar de sneltreinen stopten, niet ver van Berlijn. De treinen uit beide richtingen kwamen een half uur na elkan der binnen. Paulsen en zijn getuigen kwamen het eerst aan. De legatieraad was in deze omgeving goed bekend, daar hij hier een jachtterrein gepacht had. De •ren wandelden te voet, hun sigaren rookend, naai plaats der samenkomst. Niemand zou aan Paul sen hebben kunnen merken, dat hem misschien nog maar een korte spanne tijds van den dood scheid de, maar nochtans was hij niet volkomen gerust. «Principieel was hij een tegenstander van het duel, het overblijfsel van een middeleeuwsch godsoordeel, waaraan geen verstandig mensch deze beteekenis meer zou toekennen, of van een lagere beschavings- trap getuigende, oud-ingewortelde zede, die in den verhelderde door betere wetten beveiligden nieuwe- legde hij op de tafel neer de beduimelde kwitantie van Van Wipt het doosje met taartjes ea een ,blauw papiertjeWachtte tot Jet kwam... Daar had-je Bleek, nerveus, ontstemd, verdrietig als een goed uur geleden. Zij schrok echt van zijn, tegen alle gewoonte, nu al thuis wezen... Maar hij straalde van vergenoegd heid. En rookte een sigaar... Plotseling vief haar oog op de tafel.... „Hél? Wat's dat Geluks-glansjc kwam nu ook op haar gezicht... En hij rinkelde met geld... Had rijksdaalders en gul dentjes in zijn broekzak gestoken. Hinkelde daar nu ex pres-protserig mee.... Zij' viei hom om den hals. Zoende hem in onstuimige blijdschap. Zat op jzrii knie. Hij ver telde haar haastig. En stopte haar handen vol met zilvergeld.... Jet was in de wolken. Ging gauw, gauw naar Griet in de keuken om haar boodschappen te laten doen. En te zeggen, dat zo haar loon kon afhouden... Zé liet wal extra-njns voor den boterliam halen. Telkens zeggend in haar opwinding dat ze nu toch vooraf zuinig, héél zuinig met dat geld moesten wezen.... Och, 't zou nu wel gaan. De kleine beertjes konden getemd. Wat 'n zali^ieidl... Zij stopte heon een stuk-taartje Sn den mond. En zat zelve heerlijk te snoepen. Toen gingen zij het „douceurtje" voor hen op tafel uitgespreid zitten cijferen... Er was nog een dikke vijf en dertig over. En 't viei niet mee... Als Jet 'n dood-goedkoop manteltje m ecu tweedehands hoedje zag te krijgen... En Karef z'n hoed kon niet langer mee.. Én z'n laarzen waren zoo schoei gefoopen... De brandstoffen-man, de melkboer, de bak kers-achterstand van hei kruidenierswinkeitie, nog een stuk of wat postjes... Ze hadden niet aan ai "die dingen gedacht... Hij telde op, nog eens... Driek en vijftig gulden acht en zestig.... J>e gezichten werden iets min der zonnig. Ze gingen schrappen... Begonnen haast te kibbelen. En opeens verscheurde Karei het heele lijstje. Ze zouden wel zien... Een dag van rust wilde-fe hebben. De stemming monterde weer op. Toen Sprak hij van het plannetje. Van-middag uit elen gaan... Dinertje van een-vijf-en-twintig met half fieschje wijn.. Jet stribbelde tegen. Somde oo wat 't kosten zou. Minstens een gulden of vier. En dan nog 't bioscoopje, waar hij heen wilde... Dat zou vijf, zes pop kosten.... Marraie moest nu verstandig zijn. Maar hij zag wef 'dat 't Jet moeite kostte hem tegen te stribbelen... Ze was in geen weken ergens heen geweest. En zwichtte... Straks zou ze een paar kleinigheden gaan koopen. En ?e spraken af, elkaar zoo en zoo laat te zullen vinden m het café-restau rant, waar ze zouden eten. En Karei haar zou wachten. Klokslag half zes uur was zij er. Dadelijk merkte JoL dat hij minstens drie borreltjes verschalkt had... Met collega Landman had-ie steentje gelegd. Was in oer- fideele bui. Pak van miezig-triestige zorgen heelemaal afgegooid. Voordat zij er iets kon tegen mbrengen, had-ie „advokaatje" voor haar besteld. Daar was Jet immers zoo dol op... En zij gaf zich over aan de zoete weelde van 't er nu eens van te kunnen nemen. Giste ren hadden zij brood met een ditje voor diner gehad. Eergisteren een heel klein varkenslapje met wat kool... Toen zij de menu van het restaurant inkeek, begon 't in haar maag te krimpen. "Hij bestelde ondankfc haar pruttelen en dreigen met „anders eenvoudig te zullen weggaan" hog eeh borreltje. Wipte 't in een paar teugjes naar binnen. Toen gingen zij aan tafel. Het halve fieschje wijn stond uitlokkend bij zijn couvert. Het soepje wierp verleidelijke dampgeurtjes uü... De smaak ervan gaf Jet de gewaarwording van uit armoe- ellende eindelijk te zijn overgebracht .naar de zaligheid van weel de-leventje... Karei zat met schitterende oogjes en roode wangen, gcüoegedijk te praten. Ze voel den zich heerlijk-veilig hier waar ze niet kondon opgeschrikt worden door het gesdhel van beertjes, die mïsére-maaltje kwam storen... Hij 'had nu allerlei pracht plannen. En praatte daarover met groot enthousiasme. Ze zou wel zien!.... Hij zou nu aanpakken. Natuurlijk eerst nog hel kantoor aanhouden... Hij had nu „kijk' gekregen op hetgeen hem te doen stond... O, jé nog maar even geduld... En de getrouwde luidjes klonken met elkaar op het succes. „PrositI" zei Karei, in wiens hoofd het wat doe- „Op je gezondheid!" zei een harde, grove stem. En een groote, zwaargebouwde sinjeur, met lodde rige oogen en bloedrood© wangen, ging aan hun tafel zitten terwijl het plompe lijf op een stoel half-neersmakte. De man schoof z'n hoed wat achter op z'n hoofd. En in de loome lodderigheid van zijn oogen was iels spottend-toosaardigs. Jet was krijtwit van schrik. En Karel's jolig-op- timisme verdween als bij tooverslag.... „Op je gezondheid!" herhaalde de dikke sinjeur, en hij bleef Karei met de roode, vettige vingers op hel tafelkleed trommelend strak aankijken. 't Was Leendertsde aannemer, die Karei ruim een jaar geleden aan zestig gulden had geholpen, waarvan er al veertig haddenn moeten terugbetaald. Terwijl hij slechts, op den kop af, zeven vijftig res titutie had gekregen. „Zoo mag ik 't zien!" zei Leenderst, die .juist uit kring van kennissen-collega's kwam, waar heel wat „rondjes" waren gegeven.... „zóó is 't patent." Zij zwegen. De vork trilde in Karel's hand. Hij ^mompelde iets En meneer Leenderts haalde, met onzekere tast- bewegingen, een zeer vette portefeuille uit den zak. Zocht er met zijn telkens dichtknijpende oogen in.... "Vond 't toch. Legde de kwitantie voor zich neer. „Astublieft, meneer Van Rijn!" En hij gaf met zijn forschen vuist een ren tijd toch nauwelijks noodzakelijk kon zijn. Even wel konden er zich omstandigheden voordoen, waar bij voor een man van eer geen andere keus over bleef, dan naar de wapens te grijpen, dat verheel de hij zich ook geenszins. Want niet iedere beleedi- ging laat zich door een verontschuldiging afdoen of met den persnon te ignoreeren, door wien men zich niet beleedigd kan voelen, omdat hij in verband met zijn positie of zijn beroep niet in staat is oni te beleedigen. Paulsen zag in zijn geval geen enkelen dwingende reden om te vechten, noch voor hem noch voor lui tenant Heller. Wat gebeurd was, was tenslotte niet anders dan het gevolg van een begrijpelijke opge wondenheid van den officier; hij zelf had alleen te ruggewezen wat noodig was, en door bezonnenheid een einde verhoed, dat lang in verhouding tot de oorzaak van het gesehil stond. Men had zich in een volgend, rustig onderhoud, zeker gemakkelijk heb ben kunnen verstaan. Dat hij nochtans de uitdaging had aangenomen, zoo was dit na rijp overleg terwille van Ella ge schied. Zij was In de denkbeelden van een officierskorps opgegroeid, hij vreesde, zij zou, hoewel zij moedig haar gansche verleden den handschoen had toege worpen, het toch smartelijk ervaren, als hij nu niet in elk opzicht voor haar in de bres trad. Zij zou haar blindelings vertrouwen in hem ver liezen. Hij beschermde met dit duel niet alleen zijne, maar veel meer nog haar eer, in haar bewustzijn althans, en \erder ook tegen het gebabbel in het garnizoen. En dan was er nog iets in de meermalen zoo scheeve redeneeringen der menschen zou een aan gelegenheid, waarover een tweestrijd plaats gevonden had, juist daardoor in een sfeer van gunstiger Ixsoor- deeling gedragen worden.En er was hem terwille van Ella veel aan gelegen, dat aan alle gebabbel van te voren den kop werd ingedrukt. Want dat, on danks de voorgenomen verdoezeling, do ware grond van het duel, dat ook niet verborgen kon blijven, zou uitlekken, daaraan twijfelde hij geen oogen- blik Maar juist in betrekking tot Ella was het hem ook weer niel licht om bet hart. Hij had baar uit een in elk geval geborgen positie losgerukt; op hem alleen was zij nu aangewezen. Zij stond hulp loos als een onervaren kind in een vreemde wereld. klap op het fijn-damast van het diner-tafeltje, dat aller oogen In het restaurant zich plots op hen richtten. „Astublieft I M'n centen," Jet die zag hoe Karei straks zou losbarsten in de stemming waar hij nu in was trachtte meneer Leenderts te vermurwen. Heuscb, meneer kon er zeker van zijn.... Morgen-den-dag zou Karei bij hem komen... „Centen!" schreeuwde de hevig aangeschoten cre diteur. „Menschen die hier fijn zitten te dinee- ren.„ met een potje-wijn liefstdie motte beta len.... Wat zeg jij ervan. Kees?",... Dit tot een kellner, die naderbij was gekomen, uitgezondendoor „ober" om eventuëele herrie te voorkomen. Meneer Leenderts bleef doorpraten. Jet zat te snikken.... De menschen in het restaurant lachten over het incident.... ,,Heb-ie geen cente?" zei meneer Leenderts „Kees, pas op, hoorf Die meheer schuift niks af, jongenI... Maar'" in opwekking van plotseling- uitbarstende verontwaardiging „dan ook geen /wijnl" En meneer Leenderts greep Karel's glas, goot er het restantje van halve flesch wijn in uitZette 't aan de lippen.... En toen barstte bet uit. Drie kellners grepen Karei vast.. Hij had zijn mes ge grepen en wilde in razende woede van wanhoop over schandaal A Leenderts naar tlijf.... Stak zelfs naar hem De Rechtbank alle „omstandigheden" in aan merking nemende was zeer clement voor beklaag de Van Rijn. Hij kwam er met geldboete af..., Mnar het schandaal had hem zijn betrekking gekost. En toen heeft meneer De Roo, de deftige procuratie houder, toch nog weten te bewerken, dat hij op voorspraak van een der directeuren 'n postje kree£ ergens op het platteland op eön steen fabriek. En daar wonen ze nu in een heel klein huisje aan 't „revierke".... Hij brengt Jet wekelijks zijn loontje zonder een cent af te houden. Hij is een somber, vroeg verouderend mannetje gewor den.... Zonder illusiën. En die wanneer zij iets in bem meent te ontdekken van den „ouden Adam", die tot hun ongeluk heeft gevoerd, hem even be hoeft aan te kijken.... Met oogen, die hem aan tante Jans doen denken.... En aan dat andere, verband hou dend met nasleep van rampzalig „douceurtje" MAITRE CORBEAU. DIKKSHORX. Woensdagavond .waren in de kolfbaan van den heer D. Bruin alhier velen samen gekomen, om te luisteren naar de lezing van mevr. J. Spoor van Amsterdam, die tot onderwerp had gekozen: „Hoe komen wij" tot den Vrede?" De vergadering werd geopend door den heer Damsté, die zijn vreugde uitdrukte over de opkomst van zoo'n talrijk publiek. Mevr. Spoor, vervolgens het woord erlangende!, be gon met een levens bes ei ïrijving van den grooten Rus, i'olstoï, den graaf, die zich onder het volk begaf, met dat volk meeleefde en werkte, ten einde het «les to beter te leeren kennen. Naar aanleiding van T «flstol's visioen: Europa in brand, en daarboven zwevende een deerne drie fakkels in Üe hand, voorstellende het kapi taal, de wetten en de kerk, hield de spreekster een schoone causerie. Zij dacht zich daar nog een vierde fakkel bij, n.i. die van de „Kunst", welke de menschen moet opvoeden tot 't mooie leven, doch zulks niet doet. Het tooneel wordt slechts aangewend om geld tc maken. Spreekster vlecht in haar 'rede voorts aanhalingen uit Mullatuii, Vondel, Zola, Dekens, ja zelfs de oude Griek- sche dichters worden besproken. Het tooneel staat het hoogst in Duitschiand. (Of de Duitschers nu ook de meest vredelievende menschen zijn, wordt in 't mid den gelaten). Mede als €en van de oorzaken van don tegenwoordigen oorlog wordt genoemd het Malthusia nisme. Na den oorlog zal "voorzeker het moederschap in hooge eere komen I Het kapitaal beneemt door het invoeren van ma chinerie den werkman het brood, terwijl de onverbreke lijke huwelijkswetten veel onheil stichten. Mevr. Spoor is voor een proeftijd. Ook met de Keak: is het volgens de spreekster lang niet in orde. De godsdienst moei meer leiden tot het betrachten van liefde tot den naaste. Dan Zat de maat schappij verbeterd, gezuiverd worden en de oorlog onmogelijk zijn, zoo besloot spr. haar keurige rede. De voorzitter brengt spr. dank voor haar schoone woorden, al is hij het niet in alle deelen met haar eens. Hij "wenschte alles nog eens op zijn gemak te kunnen overlezen, want de stof was te rijk, om zoo spoedig te verwerken. Mevr. Spoor voorkomt dien wensch, want zij biedt den heer Damsté de gedrukte rede in brochurevorm aan. Op( de vraag van den voorzitter of iemand de spreekster nog iets wenscht te vragen, zegt de heer Reuvers, dat hij nu wel iets heeft gehoord over de oorzaken van den oorlog, maar bitter weinig over de middelen om tot den vrede te geraken. Hij had verwacht, dat de spreekster hier de vereeniging „Vrede door Recht" onder de aandacht van het pu bliek zou hebben gebracht. Mevr. Spoor antwoordt hierop, dat zij zulks niet doen kan, omdat zij lid is van de „Vereeniging voor den Vrede", die is opge richt n3ast „Vrede door Recht", daar die vereeni ging niets doet. Dit is de heer Reuvers niet met spreekster eens en hij constateert met leedwezen ook hier alweer verdeeldheid. indien de kogel van zijn tegenstander hem doode- lij'k zou treffen. En liet zou er niet veel beter voor hem uitzien, als hij verminkt werd, misschien den rechterarm moest missen. Dan werd het hongerlijdei voor hem en de vrouw, die hij liefhad, en die hem, zooala hij vast geloofde, tot de volle hoogte van zijn kunst zou opvoeren. Evenwel mocht hij zich niet adn het duel onttrek ken. Het was een plicht het blindelings vertrou wen van de geliefde in hom mocht niet in het min ste geschokt worden, anders zou het geheele leven, dat nog beginnen moest, daarvan de sporen dra gen. Een tweede plicht was, reeds van te voren voor het meisje te doen wat hij kon. Hij' benoemde haar bij testament tot zijn universeele erfgenaam en alles in alles zou haar toch, na verkoop van het geen hem toebehoorde (meubelen, kostbaarheden, schilderijen en schetsen) nog een zesduizend mark ter beschikking staan, genoeg om niet te vertwijfe len. Hij schreef aan zijn oude vriendin den avond voor het tweegevecht een langen brief, dien hij aan graaf Hesch overgaf, om mocht hij vallen, aan het adres te bezorgen. Toen voelde hij zicb gerust. Hij had zijn plicht gedaan. Hij sliep ook goed, tot hij om vijf uur gewekt werd. Om zes uur kwam graaf Hesch hem balen en een balf uur later vertrok de trein. Op de kleine hoogte aan den zoom van het boscb aangekomen, welke het tooneel van den tweekamp moest zijn, zette Paulsen zich op een grenssteen en keek over het door de zon beschenen landschap aan zijn voeten. Rondom veld. en weiden in het teedere lentegroen, hier en daar onderbroken door de brui ne aarde van een omgeploegden akker, waaruit na de vele regendagen de zon een witte damp deed op stijgen. Met boomen beplante wegen slingerden zich daar tusschen door, hier en daar gleed vlug 'een rijtuig over den weg of kroop langzaam een zwaar beladen wagen voort, elders ging een voetganger op "riajn 'doel af. In schilderachtige omgeving lagen de huizen van het stadje om den kerktoren, terwijl hier en daar de blauwe rook recht omhoog steeg. In de verte zag men de grijze omtrekken van een heuvelketen, den horizon afsluitend. Het geheel wa3 een lieflijk beeld des vredes. En een beeld van stillen vrede stond ook voor het zielsoog van den man, een beeld, zooals hij het zich gedroomd had, sedert het wilde jagen in zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5