Schager Courant. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. VRIJHEIDSDRANG. De Veldslag in Polen. ZATERDAG 13 EEBRUAR1 1915. oösle Jaargang No. 5539. „ALS Z.E A. BEGRIJPT..-" Er waren dagen in hun leven geweest, dat het heel erg spande, drukte. Hij reisde op provisie, en er braken perioden aan, waarin ze zich vruchteloos afvroegen, hoe 't eindje van een maand te halen. In het blikken spaartroromeltje, dat zij in de lin nenkast bewaarden, lagen een paar „stukjes" lootjes, die zij van moeder-zaliger had geërfd. En telkens wanneer de nood heel hoog was gestegen, dachten zij wel aan dat trommeltje, 't Gebeurde, d at hij de steel van zijn uïtgebluschte pijp tusschen de lippen hield en net deed of-ie rookte. En dat zij nog een scheutje water goot op den reeds tot zeer lichtbruin mengsel geworden inhoud van den koffiepot. Dan haalde zij haar oud, versleten beursje voor den dag en zat zachtjes zorgend, dat de enkele zilver- en koperstukjes niet tegen elkaar rammelden na te tellen. En trok wel eens een erg-bezorgd, strak gezicht. Dan zwegen ze allebei!.... En 't kon gebeuren, dat hij een beweging maakte of-ie 't een of ander wou gaan zeggen. Maar dan zoog hij weer heviger aan de pijpsteel en tuurde voor zich uit. Hij wist best dat ook zij dacht aan het blikken trommeltje... Maar ze durfden er niet over reppen. Dat gevoelden ze beiden zoo heel sterk wanneer die paar „lootjes" ook weg zouden we zen. dan was er heelemaal niks meer. De paar scha mele meubels in de etages-woning, zijn zilveren hor- lego, de trouwringen, haar „.knipje" en de bloed koralen ketting met gedeukt gouden slootje. Al hun bezit!... Ze hadden toen de zaken nog beter gingen en hij „op de fabriek" was gedroomd van gouden, heerlijke dagen. Hun Wiesje zou een „ster" worden. Een groote beroemdheid. Pianiste van den allereer- sten rang.... J Daarvoor hadden zij alles uitgespaard. Dure les sen, muziekboeken, een huurpiano van_ eventjes 8 pop in de maand. De meneer, waar "Wies privaat les voor een daalder per uur had, verzekerde dat zij een Clara Sohurmann zou worden.... Al het uit gespaarde, opgeofferde zou met woekerwinst terug komen.. Dan zaten zij in dien goeden tijd lucht- kasteelen te houwen. „Zoo'n beroemdheid," zei vader dan, terwijl Wies naar d'r privaatlos was, „smijt met de lapjes-van duizend. Bij wijze van spreken, hè!... Onze Wies zal verstandiger zijn. Daar zit de soliditeit, het sparen in het bloed!" En zij bespiegelden voort- Niet dat ze ooit een cent van haar zonden willen „trekken". Kun-jo begrijpen!... Oome Sander was er toch nog. Dat stond vast, als een paal boven water. Oome Sander had op z'n minst tien duizend gulden kapitaal. Als ze dat op lijfrente zetten... Op „twee hoofden"... Op hun leeftijd... Meneer Van Merken had 't eens voor hen uitgerekend. Dan kon den ze er best komen hoor!... Dan schafte vader zich een fijn, Zondagsch, zwartlakensch pak aan. En moeder kreeg een zwart-zijden japon, waar ze altijd van gedroomd had.... En dan zouën ze bij hun Wies op visite gaan. Ergens op een villa. Misschien was ze dan wel getrouwd, met een of anderen groo- ten ineneer?.... Of zij stond aan het hoofd van een uitgebreide muzikale inrichting. Ze zouden bij haar komen op bezoek, als deftige, welgestelde ouders. Die geen centime van hun kind profiteerden, hoor! En 's avonds zou er speciaal concert wezen. Va der on moeder zouden op de eere-plaatsen zitten. En in den schemeravond om gas uit te sparen zaten zij dan deze luohtkasteelen te bouwen. Zij zagen zonder ze met vleeschelijke oogen voor zich te hebben hun blij-gelukkige, vergenoegde gezichten. De dunne rookwolkjes kronkelden uit z'n toen nog steeds-gevulde pijp. En op den tast tik- kelde zij de pennen van haar breiwerk. Dat was al jaren geleden. De jonge meneer van de fabriek was ook zeer muzikaal. En hij interes seerde zich bijzonder voor Wies d'r studiën. 't Was gebeurd op een middag dat een me neer was gekomen om Van Helder te spreken. Een vroolijke, heel-chique meneer.... Toen hij met vader alleen was, had-ie zonder iets te zeggen, 'n bankje van duizend uit z'n zak gehaald. „Wat zeg-je daar wel van?" vroeg de meneer, Van Helder aanziend met spotterige oogen, wondervlug een sigarette rol lend. Vader begreep 't niet. „Nou-ja, waarde heer," zei de ander, „we hoeven er niet veel woorden aan te verspillen. Je snapt 't best... Kijk eens hier. Van Merken is gek cp je dochter, hè?.... Dat heb-je toch wel gemerkt. Ze zijn op het oogenbük met elkaar op reisNaar N'izza of naar Schotland... N6en, ik geloof naar Pa rijs.... Enfin, doet er weinig toe. Van Merken stuurt je dit lapje. En je kunt er misschien nog wel zoo- eentje krijgen... Een fortuintje, waarde heer. Nou pak dan aan!" 20. Het was 23 September een warme, zonnige Zon dag. Ella kwam uit de kerk. Zij bezocht meermalen de godsdienstoefeningen; het was in geen geval alleen gewoonte, daar zij bij haar tante om de veer tien dagen ter kerk moest gaan, .maar het was haar een behoefte geworden. Zij droeg haar eenvoudige, zwarte kleed, waarin zij haar woonplaats had verla ten, een donkerblauw, eenvoudig gegarneerd hoedje zat op baar aschblond haar, het vroeger bleeke ge zicht had kleur bekomen, vrijer blikten de donkere oogon. Toen Ella voor de gangdeur stond en in haar zak naar den sleutel zocht, hoorde zij stemmen in het atelier. Er was zeker bezoek, zooals bijna dagelijks gebeurde. Zij sloot de deur open en trad in de gang. Juffrouw Schmidt kwam uit het atelier. „Het koml goed uit, dat je er bent, Ella, wij hebben bezoek, bekenden neom mjin plaats voor eeri oogenbük in." „Is er een telegram gekomen?" De gewone vraag als Ella thuis kwam. „Neen, kind." Juffrouw Schmidt was reeds ver dwenen en Ella hoorde haar aankloppen bij het ate lier, dat op dezelfde verdieping naast het hunne lag. Toen sloot zij de gangdeur en wierp een blik in den garderobespiegel. Wie zou er wezen? Het was haar tamelijk onverschillig, nu er weer geen telegram was bezorgd. Waarom hielden zij hem ook zoo lang vast? Haar ongeduld vermeerderde iederen dag, on willig krulde zij de lippen en bleef hoogmoedig staan Doch zij mocht niet meer aarzelen, dat zou onbe leefd zijn geweest. Dus opende zij de deur van het atelier als vastgeklonken bleef zij op den drem pel staan, zij kon nauwelijks een kreet onderdruk ken. Peter l'aulsen stond daar, leunende tegen het venster. Zijn blik viel op de gestalte van het meisje, dat ter wille van hem en op zijn roep eens woonplaats en familie had verlaten. Daar stond zij op den drem pel in het eenvoudige zwarte kleed; haar hoofd was iets naar yoren gebogen, en in haar oog, dat op den Maar vader was van z'n stoel opgestaan. Met heel-bleek gezicht en met trillende lippen. Hij stond den meneer al-maar aan te kijken... Zonder iets te zeggen. Met trillende handen. Totdat de bezoeker er ongedurig onder werd, de schouders ophaalde, zijn hoed greep en wegging.... Na het bankje weer opgeborgen te hebbeu. „Kunsten," dacht-ie, „trucs, waar ze mij niet mee te pakken zullen krijgen 1 Die had zeker tienduizend willen hebben voor dat zaakje. JawelI nous verronsl" Maar toch haastte bij zich weg. Want de groote, verschrikte, niet-begrijpende oogen van den vader gaven hem een onbehagelijk, angstig gevoel Een kwartier later vond moeder hem daar zitten - het hoofd tusschen de heide handen. Hij had 't voor haar willen verzwijgen zoo lang mogelijk. Maar dat ging niet. Toen doorleefden zij den treurigsten avond van hun heele samenleven. De huurpiano van acht gul den stond daar zwijgend in de kamer. En zij luis terden, luisterden, of ze niet hoorden den vluggen tred, op de trap van Wies, die thuis kwam. Met haar inuziektasch.... Vader en moeder een kus ge vend. Vertellend van al de nieuwe glorie. Van wat de meneer der privaatlessen nu weer voorspeld had over haar schitterende toekomst- Maar ze kwam niet. Een paar dagen later kwam cr een aangeteekende brief uit Brussel. Met het bankje van duizend gul den erin... En een opgewonden, gevoellooze brief van Wies. En een „kiek", waarop zij stond naast Mr. A an Merken, met het blondgelokte hoofd tegen e'n schouder. Toen was hun armoe-leven begonnen. Vader had het bankje en de „kiek" teruggestuurd. Naar 't hotel, vanwaar 't was afgezonden. En voor dat hij er iets van gemerkt had, stopte moeder in de enveloppe een klein portretje, voorstellend Wiesje op den schoot van moeder, zittend. Jaren lang had het gestaan op oen kastje in de huis kamer. En moeder had ook nog kans gezien om op een beduimeld stukje papier iets te schrijven Vader wist er niets van. Do brief was verzonden. En ze hoorden niets meer ....'t Was op dien middag, dat hij niet in z'n ouden armstoel was gaan zitten, maar bij de tafel. Al-maar strijkend over het vettige, gekleede jasje, dat hij 's oohtends had aangetrokken om naar den notaris te gaan. Dat zij over elkaar zaten. En zij begreep... Het verschrikkelijke, allerergste was nu over hen gekomen.... Van oome Sander. Hij was gestorven. En het allerlaatste uit geheim spaarpotje behalve de „lootjes" hadden zij gespandeerd voor een krans. Toen was hij opgeroepen als mede-erfgenaam. De vreugde van het vooruitzicht, dat hem jaren lang achtereen had getroost en opgehouden 't was toch al weg. Maar toen kwam 't ontzettende. Oome Sander had legaatje van vijfhonderd vermaakt. Geen cent meer. Ze hadden 't na het met Wie3 gebeurde gevreesd... Oome Sander had indertijd gewaar schuwd. Allemaal niks gedaan met die „meziek" had hij gezegd; „laat de meid een of ander behoorlijk vak leeren. Voor de verpleging, bijvoorbeeld dat is respectabel en daar kan ze, met wat goeden wil, centen mee verdienen. Of wat anders 1... Maar in-de- meziek is geen droog brood te verdienen. Of ze gaat de breede baan op!... Let op m'n woordenl...." Zij hadden zich met groote kracht beheerscht. Terwille van 't vooruitzicht... Van als oome San der eenmaal.... Nu dit En 't tikte aan de deur.... Tikte nog krachtiger, nog heviger. Ze zagen elkaar aan met hevig-verschrikte oogen. Zij was 't.... Wies Ze kwam binnen. Met een grooten bontman tel, om zich heen verspreidend aura van patschoeü- parfum.... Zij schrikten ervan. Deinsden terug... De arme, kleine menschjes van armoe-lèven. Maar zij was er. Plotseling... Gansch-onverwachts. Zij sloeg plots haar armen om moeders hals heen. En stopte haar een pakje toe... „Bewaar 't.... Hou 't bij je in Gods naam!" stamelde zij. Toen verdween zij Hun Wies!... In de schemer-doDkerte van 't armoe-kamertje zaten zij daar... Nadat het groote ongeluk de schrikkelijke teleurstelling ever hen was gekomen. De deceptie van oome Sander's legaat... En zij, moeder, hield het pakketje in haar armen. En Wies was weer weg... „Waar is ze?" vroeg vader, verwezen zittend in zijn stoeltje. Maar 't was weer stil, onheilspellend stil, eenzaam en zwijgend in armoe- en ellende-kamertje.... Er was over de twaalf honderd gevonden in het kamertje, waar vader en moeder samen vaak had den gezeten hij, met de uitgebrande en niet meer te vullen tabakspijp. Zij, moeder, met de tikkelen de pennen, zonder dat er wol was om te breien. „Waar kwamen die dan vandaan?" vroeg de rech- ter-coramissaris nog altijd niet overtuigd, dat de vader der „cocette" niet medeplichtig was aan het misdrijf van berooving gepleegd op jongeling van zeer gefortuneerde familie, die „ervan-door" was ge gaan met juffertje.... „Waar kwamen die bankbiljetten dan vandaan?" vroeg Z.EA., scherpen bük vestigend cp 't smalle, bleeke, heel-bedroefde, heel-verbaasde, weinig-be - grijpende gezichtje van oud-mannetje, in hechte nis genomen, nadat op aanklacht van Mr. Van Merken zoo'n hoog bedrag aan geld bij hem was gevonden.... En hij richtte de door smart uitgemoorde, uitge- bluschte wanhoops-oogen tot den rechter, die hem ondervroeg.... En die bük drong door tot diep in de ziel van dien rechter. En hij haalde een dikke streep door dc zaak... „Deponeerde" de aanklacht. Want Z.E.A. had begrepen. MAITRE CORBEAU. geliefde gericht was, lag een gelukkige verwarring. Daar kwam haar de man tegemoet. Zijne hooge gestalte maakte zich los van het raam en met snelle schreden werd het atelier doorgeloopen. „Ella" toen zonk zij aan zijn borst. Zijn sterke armen leg den zich zoo stevig om haar heen, alsof zij van ijzer was. Maar zij voelde geen angst, geen smart, zij lag immers aan zijn borst. En toen hief hij zacht haar hoofd op, teeder leg de zijn hand zich onder haar kin. „Ella, mijn lieve bruid" zij hoorde het nog, door een stroom van geluk sidderend, terwijl haar lippen zicb op zijn mond klemden. Eindelijk lieten zij elkander los. „Geliefde!" Warm zag haar oog in het zijne, als wilde het zich geheel verliezen in het oog van den geliefden man. „Hier ben ik nu, Ella." „Ik heb graag gewacht." „Zijt ge bezorgd geweest?" „Bezorgd neen „Maar?" Zij zweeg. Toen vroeg hij: „Verlangde je?" Zij knikte en verborg sidderend haar hoofd aan zijn borst. „Je zult nu de mijne zin, Ella," fluisterde hij. „Dat ben ik, Peter." Nog richtte zij het hoofd niet op. „Mijn goede vriendin, mijn bruid, mijn vrouw!" Nu zag zij hem recht in de oogen. „Ik wil het voor je zijn." Dan maakte zij zich diep ademend vrij. „Maar nu moet ik toch eerst mijn hoed afzetten," zeide zij, ,hij zit reeds min of meer scheef." Hij lachte vroolijk. „Het zou ook niet in den haak zijn, als dat niet het geval was." Zij trok de naald uit den hoed en nam hem af, waarna zij moest gaan zitten; hij trok een stoel naar zich toe en nu babbelden zij van alles door- elkander. Eindelijk voerde de schilder zijn beminde, den arra om haar schouder, naar het raam. „Daar ach ter, ver hier vandaan, is mijn atelier, dat nü niet langer leeg zal zijn. Men kan het van hieruit niet zien, maar daar is de richting." „Ik weet het, reeds dikwijls ben ik er voorbijge gaan. Maar nu moet je het mij laten zien heel spoedig." Ferdinand Tuohy, een oorlogscorrespondent van de Daily News, aldus de N. R. Ct., seinde den Bden dezer uit Zyradow, bij Bolinow in Polen: „Het genie van veldmaarschalk von nindenfcurg schijnt zich te hebben uitgeput en de regelen der strategie in den wind te hebben geslagen in den grooten slag bij de Bzura, die onder mijn oogen is geleverd. Op Woensdag (3 Febr.) namen de Duitscherg op nieuw hun toevlucht tot hun in discrediet geraak te gesloten formaties, bij de eerste ernstige poging, die sedert Kerstmis is beproefd om zich een weg door te hakken naar Warschau. Het resultaat was een afgrijselijk bloedbad aan bet front tusschen So- chaczew en Boümow. Ik, kan daarover als werkelijk ooggetuige spreken; want ik was van hieruit 'op drie mijl afstand) beter in staat het gevecht gade te slaan dan nidien ik in de vuurlijn had gezeten en mij in een loopgraaf had verstoken. Ik schrijf dit telegram uit een verlaten loopgraaf, die thans een Poolsch boerengezin tot woning dient. In een hoek verzorgt een meisje onder den blooten hemel een zuigeling. Haar bed is niet meer dan wat stroo; vlakbij ligt de vader van het meisje te kreunen van pijn. Hij was gc-wond, terwijl hij voor anderhalven gulden per dag aan het werk was in de loopgraven. Een oudere vrouw, die dolblij is weer wat te koken te hebben, maakte een brij gereed met vleeschextract, dat ik uit Londen had meege bracht. Het martelaarschap van België is niet tragischer of hartverscheurender dan het martelaarschap van Polen, welk land thans voor de vierde maal in de zen oorlog door den vijand overstroomd wordt. Dan is er de afschuwelijke ras-tragedie: dat,honderddui zenden Polen, die onder Oostenrijksche of Duitsche vlag leven, thans genoodzaakt zijn het bloed te ver gieten van hunne broeders die vechten voor den Russischen adelaar. De sneeuw büjft vinnig vallen, terwijl het onaf gebroken gedreun van den veldslag in de verte ons jammerlijk aardhol doet schudden. Het gevecht is een van de bloedigste uit den geheelen oorlog ge weest. Een voorzichtige raming stelde hedenavond het aantal vijandelijke gesneuvelden gedurende de laatste twee dagen op li.000. En het netto-resultaat is geweest, dat de Duitschers op alle punten zijn teruggeworpen. De vijand viel over een front van twee mijlen voor Humin allerfelst aan. Hier zijn geen rivieren meer over te trekken om in Warschau te kunnen komen, en hier lagen de lijken der Duitschers vier tot vijf diep, neergemaaid door de Russische artil lerie. De slag, die nog niet tot een beslissing heeft geleid, kan in drie fasen worden verdeeld: den strijd rechts van Syyradow, de overwinning bij Hu- min en de verdediging van Volia Shidlovska. Mijn verhaal berust op waarnemingen gedaan door mijn kijker, en op de mededeelingen die ik inwon bij gewonden, gevangenen en vluchtelingen, die in een onafgebroken stroom en in reusachtig aantal uit de vuurlinie terugkeerden. De eerste Duitsche aanval werd geleverd van uit Skiernowice, een van de steunpunten der Duitschers. De Russen hielden dat eerst voor een demonstratie om de aandacht af te leiden van den een of ande ren coup des vijands, verder zuidwaarts. Zij kon den niet gelooven dat de Duitschers na de les, die hun met Kerstmis was toegediend, opnieuw zou den overgaan tot een aanval en masse op de tal rijke loopgraven, die met zorg en volledigheid wa ren gereedgemaakt en op de versterkte posities, die Warschau dat slechts drie dagmarschen verwij derd is beschermen. Tooh moeten de Duitschers tot woede en haat zijn opgezweept want voort rukten zij, terwijl zij uitzwermden tegen het vitale punt van de stelling, den spoorweg van Skierniewice naar Warschau. Heele compagnieën werden in hun stormloop door het open veld vernietigd. Zes uur lang was Woens dag om Grabina (aan den oostelijken oever van de Rawka, ten N.O. van Skierniewice) het handgemeen voortdurend gaande. Heele bataljons chargeerden tegelijkertijd tegen elkaar, toen de Russen bekend werden met een nieuwe Duitsche krijgslist „een bliksemhinderlaag". Een aantal vijanden hielden zich dood en vuurden daarna in den rug van de Russen. Prins Woronisky, van het Roode Kris, dien ik hier 's middags ontmoette, zeide mij, dat de slach ting de afgrijselijkste was die hij aan het geheele oostelijke front aanschouwd had. Tusschen deschan- .Zeker, en wij krijgen daar onze woning ook bij, drie vriendelijke kamers in hetzelfde huis. Dat weet je nog niet." „Neen."' „Ik heb erom geschreven. Je mocht het eerst van mij hooren." Zij zweeg en vlijde zich tegen zijn schouder. Zij schrokken op, de gangdeur werd opengesloten, maar juffrouw §chmidt kwam niet dadelijk binnen, bleef nog een oogenbük in de gang bezig. „Kom maar binnen, Schmidtje," riep toen de schilder en keerde zich om, den arm niet van Ella's schouder afnemend! De deur werd geopend. „Kom maar binnen, de eerste kus is gekust. Mag ik u mijn bruid voorstel len?" „Ik feliciteer u van harte." Het eerlijke gezicht der kleine dame straalde, toen zij hen beide handen bood, die hartelijk gedrukt werden. „Je gaat toch met ons mee eten?" vroeg de oude dame. „"Van middag bij Weltevreden eten? God bewaar ons, dat is voor onzen verlovingsdag niet goed ge noeg. Wij gaan naar Schleich. Schmidtje, je bent natuurlijk onze gast de eerste gast van een jong paar, die ons geiuk zal aanbrengen." Na een goed diner zaten ze 's^ middags met hun drieën in juffrouw Schmidt's atelier. Paulsen rookte en zag naar Ella, die koffie zette. „Ik mag het je wel zachtjes zeggen, Paulsen," zei juffrouw Schmidt tot hem, luid genoeg dat Ella 't kon hooren, „je krijgt een voortreffelijke huisvrouw. Gloeiend rood wordend zag Ella haar met een smeekenden bük aan, maar de kleine dame ging onvervaard door: „Hoe knap beheerscht zij hier al les, en door haar heb ik eerst gemerkt, hoeveel bij mij niet in orde is. Zij heeft een goeden kijk op alles." „Ook voor u, lieve Schmidtje, wil ik hopen," wierp EUa ertusscben, „babbel toch zoo niet over mij." Zij nam een groot pak met koek, dat zij on derweg gekocht hadden, legde alles netjes op een porseleinen schotel en diende rond. Men dronk kof fie en at koek, gekruid door een levendig onder houd. Na een poosje trok juffrouw Schmidt zich terug, zij kon haar oogen nauwelijks open houden. „Jullie weet, dat ik aan mijn middagslaapje gewoon ben." sen lagen, zeide hij, geweldige massa's dooden en stervenden. „Eerst vielen de "Duitschers aan; daar na werden zij door de Siberische troepen terugge dreven. Elke aanval voegde honderden bij den hoop slachtoffers, die zich in een regelmatige lijn van Boümow tot Socbaczew (ten Z. van Wyzegrad aan den oostelijken oever van de Bzura) uitsrtekt. „Ons werk," ging hij voort, „is belemmerd door de laat- ste duivelscbe uitvinding van de Duitschers de vermenging van hun ontplofbare stoffen met een preparaat, dat de wonden vergiftigt en een zuren geur achterlaat". Het schouwspel bij het station Boümow tot Sochaczew (ten Z. van Wyszogrod) aan Warschau, 15 KM. ten N.O. van de eerstgenoemde plaatsf was verschrikkelijk. De tegenstanders bra ken de dwarsliggers op en vochten met stukken van de spoorstaven, nadat de lijn door een Russische mijn vernield was. Op dit oogenbük kwam de „stoom wals" in werking en werd de vijand, die nog meer dan een divisie 16.000 man( sterk was, in betrek kelijke wanorde naar de geduchte verdedigingswer ken, die hij aan de rivier Rawka in gereedheid ge bracht had, teruggedreven. De Russen hebben nog niet beproefd hem daaruit te werpen, daar ieder beschikbare man noodig is, om maarschalk von Hindenburg's bloedige aanvallen 8 K.M. noordelijker, te Humin, af te slaan. Een Russisch officier, die nu mijn ragout met mij deelt en die aan de hel te Humin met een kartetskogel in zijn dij ia ontkomen, vertelt zijn verhaal volko men kalm: „Ik heb gehoord wat er voor Luik gebeurd is. Vleesch en bloed mogen zulk een slachting kun nen uithouden, maar niet het geboorte-getal. Er moet spoedig een einde aan komen. De aanval der Duitschers kwam onverwacht. Beide legers hadden aarden werken opgeworpen en brachten sappen voor uit tot het gevecht Dinsdagavond op zijn doodepunt was gekomen. Maar toen schijnt de Duitsche bevel hebber, onder dekking van de duisternis en een sneeuwjacht, die vliegtuigen en zoeklichten onbruik baar maakte, Hindenburg's vermaarde stuk te Thorn te hebben willen nabootsen en versche legercorpsen met treinen, auto's en alle mogelijke transportmid delen langs den spoorweg van Lies naar War schau snel vooruit te hebben gebracht. „Ongeveer de helft van deze troepen werden ver strooid. De vijand deinsde voor geen opoffering die denkbaar is, terug. Wij hadden te Humin uilgelezen troepen, die tot op de hoogte van hun oogen toe verschanst varen, maar nog rukten de Duitsohers voort, het eene regiment na het andere, onder den kreet: „Op naar Warschau!" Enkelen kwamen i5 M. verder nadat zij zich blootgegeven hadden; an deren üet men diohterbij komen, maar nooit dich ter dan 90 opdat de schootsverheid van onze maxima niet veranderd behoefde te worden. Een bataljon van de Pruisische garde liep storm onder den kreet: „Pruisen boven alles!" Arme kerels, zij zagen er zoo kranig uit. „Er waren ook Oostenrijkers, of ten minste Oos tenrijksche uniformen, wat in dezen corlog van lis ten niet hetzelfde is De man die deze heldergekleur- do, glinsterende uniformen heeft uitgevonden, moest doodgeschoten worden. Het was eenvoudig moor den. De slachtoffers in deze uniformen kwamen ten slctte op het denkbeeld, om de Duitsche dooden hun onzichtbare grijze uniformen uit te trekken en zich te midden van de hoopen lijken te verkleeden. Het was een echt doodstoilet. „Op een punt kwamen de Duitschers aan, twin tig gelederen diep, elk gelid een meter van het an dere, maar slechts honderd van het heele bataljon van duizend man brachten er het leven af. Zoo dra wij in een naburige loopgraaf in veiligheid wa ren, werden zij door onze mijnen aan stukken ge scheurd. Overal langs den weg naar Warschau zag men hetzelfde. „Vele Duitschers droegen damesbonten, die zij geplunderd hadden uit Poolsche landhuizen en die in miütair snit waren bijgewerkt. Een van mijn kameraden, een officier, werd stapelgek van het werk in den vroegen ochtend. Hij had het comman do over een maxim en vuurde als hij maar teeke nen van beweging zag of hoorde. Toen de dage raad aanbrak zag hij hoopen petten en een ware bank van mannen, die lagen te stuiptrekken. Hij lachte bij dit schouwspel en lacht nu nog altijd." Ons gesprek gaat de correspondent voort werd afgebroken door het oprukken van versterkin gen naar het front. Zij zongen, zooals Russen alleen kunnen doen, mooie liederen. Over een uur zouden die mannen voor hun land sterven. De wegen zijn bezaaid met gewonden en uitrustingsstukken. Soms vüegt een granaat over je hoofd, maar het is on mogelijk om in de dichte duisternis uit te maken of die afgevuurd wordt door een kanon tegen een vliegtuig of door den vijand. De Duitschers waren, naar men thans verneemt, zeer onthand door een plotseüngen dooi, die hun zware kanonnen hinderde; maar vanavond bulderen deze wapens van den anderen kant van de Rawka en werpen projectielen tot binnen 900 M. van mijn schuilplaats te Zyradow. De drie dagen van het bloedbad bereikten hun top punt op Donderdag op het landgoed Volia Shidlovska, 3 K.M. van Humin. De uhlanen bezetten het kasteel en dwolngen den huismeester een maaltijd voor hen te 'koken. Zij waren midden in een orgie, en de Russen hadden het huis beslopen, toen men hen plotseling hoor de schreeuwen: „Kijk eens, de schoorsteen rookt, wij zijn veriaden". Daarop schoten zij" den huismeester dood. Het landgoed, dat gedeeltelijk aan prins Radziwil toe- Zij wilden haar dwingen in den schommelstoel te gaan liggen. Ella trok hem naderbij, maar zij wei gerde. „Ik ga een poosje naar bed het schijnt, dat ik het drinken van veel wijn niet verdragen kan." Eet bruidspaar bleef alleen. Paulsen ging tegen over Ella zitten. „Nu ook eens een ernstig woord, üeve," begon hij hij boog zich in zijn stoel wat voorover, zette de ellebogen op de knieën, de vingertoppen tegen elkaar, zooals hij dat bij gewichtige gesprekken graag deed. „Ik ben je nog verantwoording schuldig ik heb je daar reeds over geschreven en nu mag je geen dag langer wachten waarom ik alles zóó wilde, juist zooals het gebeurd is. Ik bedoel natuur lijk niet die schieterij, die zou heel goed achter wege hebben kunnen blijven, maar dat je zoo plot seling uit het warme nest moest wegvliegen. Ziet eens, ik had mij natuurlijk geheel in den vorm hebben kunnen verklaren een blauwtje had ik niet geloopen, denk ik. „Jou schelm," kijk niet zoo, ik moet ernstig blijven, ja, dan had ik naar je tante moeten gaan, wij waren een officiéél, door iedereen gefeliciteerd verlovingspaar geworden, jij daar in je wereldvergeten stadje, ik ergens anders, meermalen een formeel bezoek, ieder woord onder de oogen van üeve verwanten, hoogstens eens eenige maar halfbeluisterde oogenbïikken toegestaan, een kus bij het binnenkomen, terwijl tante u de hand reeds vol verlangen toesteekt, om den plotseling zeer beminden neef welkom te heeten, de afscheids kus beneden aan de deur is weliswaar toegestaan, maar dat mag niet lang duren, want hoven staat tante en telt de minuten nu, Ella, vertel mij eens, wanneer had ik je dan moeten leeren kennen voor de bruiloft? En daarna is het te laat, als bet paar'je langzamerhand, eerst met verwondering, dan met ergernis en tegenzin erkend: üeve hemel, wat voor een wezen heb ik nu aan mij verbonden 1" Hij zweeg. Ella zat nu geheel ernstig neer en zag hem rustig aan. „Geef mij een hand, waar je mij een trouwe ka meraad wilt zijn," zeide hij, haar de hand toeste kend, waar zij de hare in legde. „Ziet eens," ging hij verder, „daar wordt eensklaps een armzalig menschenkind in een onbekend stil stadje verslagen en vindt een meisje, dat hem be valt. Hij trekt weer heen, de rustelooze, en reist

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5