Schayer Courant. Naar de illuminatie. DE HOFDAME. „Vandaag over acht dagen 1" bracht winkelier eruit terwijl 't hem was, alsof een'van leveranciers reu- zenknuisten hem de keel dichtwrong. En de ander werd vuurrood- Balde de rechterhand. Keek kruidenier met groote, wild-woedende oogen aan. 'Wou uitbarsten.... Ween, nou zouen ze eens effetjes zien met wien zij te maken hadden. ....Maar glazen deurtje, winkel van kamer schei dend, ging'open. En juffrouw Kramer verscheen hem lokkend met twee vriendelijke handjes, al maar knikkend van: „ja 't is zoo...." Hem binnen noodend..... En meneer Van Dalen nog steeds in houding van man, die daar dadelijk alles op stelten zal gaan zetten.... 't Kon hem niet bommen, al zou er do grool ste herrie Van komen... Ging toch. Naar achterka mertje. Ér waren geen menschen in den kruideniers winkel, Kramer en z'n vrouw zaten vlak bij leveran cier. En vóór hem dampte 't echt-fijne kopje-kof- fio. En zij praatten, praatten.... Meneer Van Dalen had voortdurend de asch van zijn sigaar zitten strijken. Een versche hem mot grooten aandrang gepresenteerd weigerend. Ein delijk zwegen zij. Staarden hem in hevige span ning aan. Hij keek op z,n 'horloge. Dat was een goed toe ken... Hij moest weg. „Ik zal jelui eens wat zeggen," onderbrak leve rancier, eindelijk de pauze „voor de laatste maal luistert goed, want als Van Dalen zegt voor voor 't laatst, dan is 't voor het laatst.... zal ik wachten tot ancaag over een week. Tot klokslag twee uur. Ea geen minuut, geen seconde langer. Heb-.je dan geen centert al vertel je mij dat de keizer van Duitschland of dat Carnegie borg voor je wil zijn.... Al bezweer je me, dat over een half uur een looper van do Nederlandsche .Bank met een ton hij je komt om je in vollen eigendom af te dragen... Ik ga, zender een woord te zeggen van jou naar mijn advokaat, en denzelfden dag wordt je faillissement aange\raagd, Kramer. -Ie kunt 't eerlijk bedoelen of niet - ik mot m'n centen hebben, begrijp-je? Je kimt mij niet wijsmaken, dat je die negentig gulden zooveel niet had kunnen uitsparen of opne men... Of wat dan ook. Dat zijn mijn zaken niet. Dat raakt me niet. Dat laat me zoo koud als een botje. Met dat geleuter over de tijdsomstandigheden moe*-Je aan een ander adres wezen... Van Dalen laai zich door dié kletspraatjes niet beduvelen!... Cas - eD anders: over den kop. En al dadelijk bekend bij al wat grossier is. Ik wil je een laatsten kans geven. Jij geeft me je eerewoord, dat de centen er - andaag over een week zijn. Goed!... Zorg er voor. Ik heb je nou gezegd, waar 't op staat. En Meneer Van Dalen stond op, knoopte z'n overjas dicht cn stampkraalcte de deur uit. Ze lieten hem, met hun beiden uit. Hij tikte even aan z'n hoed. Juffrouw Kramer informeerde 'nog, en-passant, hoe 't mëi mevrouw Van Dalen ging.... Debiteur maakte de c pmerking, dat de oorlogvoerenden „toch maar r.ika opschoten"... Leverancier reageerde met blik ncch woord op dit alles. Stap-stampte de straat op,... I En dien avond tegen negen uur zat daar do me neer van 't briefje: „Geachte heer Kramer. Tot mijn voldoening kan ik u melden, dat het mij gelukt is, de door u gewenschte transactie een heel eind verder te brengen. Het vermoedelijk welslagen er van zal thans meen ik bijna te mogen zeggen van u afhangen. Hedenavond zal ik trachten enkele oogenblikken uit mijn overdrukke besognes te tre den, teneinde u nadere toelichting te verstrekken. Ben ik te halftien niet te uwent, wacht mij dan s.v.p. niet langer. Maar ik zal mijn uiterste best doer even hij u te komen voldoende beseffend, hoe zeer uwe belangen hier regeling behoeven. Intus- schen met achting...." Volgde het blauwe stempel 'van de „Informatie- en Assurantie-Maatschappij „Concordia". Te negen ure zat daar een tamelijk kleine, schrale meneer met keurige bontjas aan, die hij achter zich op stoelleuning had gelegd, zoodat het weelderige bont zich in'vorstelijke voornaamheid om hem plooide. De meneer droeg voor zijn donkere oogen een met ,'goud omrand lorgnet. Zijn toilet was onberispelijk. Op z'n prachtig fantasjevest blonk 'n fSjne, dubbele gouden ketting. In zijn zwartzijden foulard-das prijkte een'gouden parel. Aan z'n vin gers waren ringen va nallerlei soort. Zijn voeten waren gestoken in laarzen met slobkousen. En in het linkerknoopsgat van z'n jasje merkte men een lintje, zediglijk en bescheidenlijk slechts een uiterst klein randj van wat het distinctief eener ridderorde toch moest zijn, doende bespeuren.... Hij begreep de uooden van den „kleineren middenstand". Luis terde naar Kramer's relaas, over diens zorgen terwijl hij genoot van een geparfumeerde sigarette. De sigaar van kruidenier-geldzoeker had hij ver smaad. 1 t En ook naar juffrouw Kramer's relaas luisterde de chique meneer 'met vriendelijk-houtaine, vóór naam-medelijdende aandacht. Zij gingen rekenen. Of het mogelijk zou zijn vier honderd gulden op te nemen? Dan waren de Kramer's van alle 'mo- menteele zorgen af. Do meneer'van 't lintje keek hem glimlachend aan. Haalde een portefeuille een allerkeurigste! uit z'n zak en liet een bundeltje bankpapier tus- schen z'n dunne vingers doorglijden. Ze keken er met begeërige oogen naar. Als er even zweem van wantrouwen in hen wae opgekomen dié aanblik stelde hen gerust. Een fortuin!... Op z'n minst een paar duizend gulden.... als 't niet meer was... „Dat moet," zei de meneer, „van-avond nog wor den uitgedeeld. Er is'een honderd of wat van mij zelf hij. Inderdaad de nooden van den Midden stand zijn nu zeer groot... Zeer drukkend!" En er kwam een uitdrukking van hoog-altrulsti- sche deernis op zijn gelaat. „Ik begrijp uw toestand", ging hij voort met een weeken toon in z'n stem „U zijt niet de eenige. Wij moeten zooveel nooden stelpen!... Op alle moge lijke manieren!... Dit geval is zeer moeilijk. Wei nig vooruitzicht geen borg. Groot deel van den winkel-opstand buiten eigendom. Dringende schul- dea waarvan een niet geheel onbelangrijke Althans in'uw positie niet onbelangrijk.... Met fail lissement bedreigd.... Tja! Ik zou u van harte graag willen helpen... Maar..." En geurige wolkjes uit zijn sigarette zuigend begon de meneer het hoofd te schudden. Dat Kramer en zijn vrouw elkaar met doodelijk- verscbrikte oogen, verbleekte wangen aankeken, 't Was eenige oogenblikken heel ,gtil in kamertje ach ter'den winkel. Toen zei de meneer, na lang in z'n portefeuille gebladerd, gezocht te hebben... Zich met de bering de vingers bekrouwend do keurig-gecoiffeerde zwar te haren... 1 T „Zou je kans zien, binnen vier en twintig uren veertig gulden te producoeren?" Kramer zag hem met verbaasde oogen aan. ,.VVeertig...?" stamelde hij. Maar de meneer knipte blad van dubbel hekast zwaar-gouden hor loge cp cr greep naar peU „V....Veertig gulden!?" ,.Ocb neer, dat kun-j» niet," zei de meneer „anders,... "t Is een apart kanaal. Die heeren wil len nu eenmaal waarborg, dat 'de aanvrager niet behoort tol de menschen die heelemaal onder peil zijnDie 'helpen ze wel.... Tenminste op mijn vni rspraak. Al? de verdere informatiën niet ongun stig zijn. In moreelen zin. zie-jeL. Begrijp je wel? Nou. dat zou "bij u wel gaan, vermoed ik. Maar je kunt natuurlijk geen vijf en veertig of veertig pop prodpeeerenNeen, beste vriend ik kan je, tot mijn spijt, niet helpen. Sapristi ik had precies halftien bij het Comité moeten zijn...." Sn de meneer hulde zich m hevige haast in zijn pr-u htpels. Met bevende handen hield Kramer hem teFug. „M....Maar als ik nu toch eens?..." i „Als je maakt," zei de meneer z'n pels dichtstrik- kend, „dat ik -morgenochtend vóór twaalven die veertig gulden van je heb.... Dein leg ik er vijf bij. Die Icrijg-je van me cadeau. Daar geef je mij na tuurlijk bewijs van. En dan zal ik mijn invloed aan wenden... Dan geloof ik, dat je je hoofd gerust op het kussen zu't .kunnen neerleggen... Voilè.1 Je kent hei adres van mijn kantoor." Weg was de groote, fïjn-voorname sinjeur. En teen nog heel lang zaten Kramer en zijne vrouw te tellen, te rekc \an met stapeltjo rijks daalders en guldens voor zich. Ze hadden den winkel gesloten. Er kwam trou- vn«» toch niemand meer. Ze hadden al zoo'n groot tekort. En van de kas der tooneelvereeniging, waar Kramer al tien jaar penningmeester va nwas, had hfj, in penibel nood, al'over de honderd gulden af genomen... En zou hij nog veertig gulden afnemen van wat hij onder zich had van Wies d'r rente, als voogd... 'Van Wies, die over een paar weken meer derjarig werd. Met zijn aartsvijand neef Kees als toeziende.... Was 't niet alle gevaarlijk?.... Zij zaten, dien avond, hand in hand naast elkaar. Durfden elkaar niet zeggen, welke gedachten in hen opkwamen.... Maar ze praatten elkaar in, dat „'t geen kwaad kon"... Over eenige dagen was het geld ër immers.... En den volgenden ochtend, tien uur, deponeerde Kramer de veertig gulden ten kantore van den pers man. Teekende een paar stukken, waarvan de in houd hem abracadabra was... Toen meneer Van 'Dalen hem failliet had ver klaard. ontdekte de curator de verschillende fraudes, door Kramer in z'n nijpenden nood gepleegd. En het snikkende, gebroken kruideniertje zat als verdachte laan verduistering en diefstal te genover den rechter-commissaris. „Ik heb niemand willen benadeelen," riep hij uit, en hij hief''de sidderende handen omhoog „dat bezweer ik u. Edelachtbare i... Die meneer van -'de Bank heeft mij gezegd, dat ik door hem gered zou worden, 't Was maar een kwestie van een dag of wat!" J I Arme Kramer sloeg de handen voor het gelaat en kermde het'uit. Rechter-commissaris begreep het 'geval en liet het folterend verhoor niet langer duren, dan strikt noodig was. En toen ex-Middenstandertje was weggeleid, zei Z.E.A. tot den griffier: „Al brengen ze millioenen bijeen om de menschen te helpen, tegen die scha vuiten'van de kwasi-banken is toch geen sterveling opgewassen!" Griffier antwoordde niet. Knikte even. In jongste tijden had de ervaring ook hem sceptisch gemaakt. Oude kost, hè? MAITRE 'CORBEAU. Een aardiger Engelsch paartje op de huwelijksreis was er te Parijs nooit gezien. De kamermeiden van het hotel keken hen na over de leuning van de trap. Alphonse, de gar^on, reserveerde voor hen bij het ont bijt het beste tafeltje aan het venster an zelfs monsieur Leroux, de hotelier, kwam geregeld voor hen .zijne buiging maken, met een lachje en een praatje, wan neer zij uitgingen. Het was trouwens maar een klein eu tamelijk, afgele^n hotel, waar rij logeerden. Want rijk was Geofmoy niet. Maar dee te gelukkiger, met zijn vrouwtje, dat hij gewonnen had boven alle verwach ting, dat eigenlijk veel te mooi eai te fijn voor tuean was, zoodat hij zien nog altijd niet goed begrijpen kon, hoe hij dan toch onder alle mannen baar uitverkorene luid mogen zijn. Ja ja, als oeno zware veruuiwuor- dcLijkkeid voelde hij het, deze brooze, teere bloem te mogen, hoeden; en zijne schoonmama, voor wie hij wel een beetje bang was, had hem niet onduidelijk te verstatui gegeven, dat zij hem maar half goed /ge- noeg achtte voor het bezit van dezen schat. Zij waren naar Parijs gegaan, vooreerst vanwege de tentoonstelling, en Uai tweede omdat Eva niet sterk genoeg was om, zooals andere jonge vrouwtjes, zich in Zwitsersche diligencen over bergpassen te laten sloo pen. Daar mocht niet over gedacht worden. Maar een kalme veertien dagen te Parijs de Opera, de tentoon stelling, Notre Dame, Vcreailles, St. Cloud r zóó iets paste haar wel. Geoffrey kende Parijs. Hij er als vrijgezel dikwijls- geweest en wist er den weg. Hij biachtaus zijn jonge vrouwtje (raar alle bezkmsvvaardighedeiien zij, naiel, opgetogen, bewonderde alles als oen kind. Zóó was het Zaterdag geworden, de laatste van de veertien, dagen. Maar op hel laatste oogcublik beslo ten zij nog tot Maandag te blijven. Want zoo deal Alphonse, do gar^on, hen verwijtend opmerken mor gen was het immers Zondag, de avond van de groote ïduminatie in de Chtunps Eiysées en van bet prachtig- vuurwerk in het öois do Boulogno. Kwamen niet dui zenden vreemdelingen daarvoor alléén reeds naar Parijs Y Mochten Monuieur en Madame zóó iets nu toch ver zuimen? Eva bleef dol graag en dat was Geoffrey ge noeg. Het pakken van don koffer werd dus gestaakt, en aan MooJeur Leroux werd meegedeeld dat zij do ku...ier nog v«x»r twee nachten zouden benouden, Zij ontmoetten 's Zondagsmorgens eenige Engelsche kennissen, die hen uitnoodigoen om des avonds van tiet balkon hunner woning aan de Gbamps Elysées du illu minatie te komen zien. Dal was oene kostelijke gele- guaiiedd. Nu immers zou Eva veilig en zonder te veet vermoeienis het luisterrijke schouwspel kunnen genie ten. Dus, tegen negen uur begavca zij zich daarheen GeoLTey met Eva's doek over «ien armwant, zooais Monsieur Leroux gezegd had, de nachten werden al eeu beetje koel. Het was een heerlijke avond, na een warmen dag. De straten waren vol menschen, allen slroomcnde in de richting van de Gkarnps Elysées. Niet zonder moeite «ermeestu.de Geoffrey oen fiaker. die hen langzaam, voetje voor voetje, naai' de woning van de Langt ons brauit. De Place de la Concorde blonk reeds van verre als een reusachtige diadeem. De groote steenen leeu wen gloeiden op hunne voetstukken. De fonteinen spran- kc.den als kleurige vlammen. Het Palais de 1'Industrie prijkte als in een zee van vuur, en dc Are do Triompho sloot het perspectief af als met een boog van flonkerend3 diamanten. „Prachtig! Verrukkelijk!" riep Eva, in hare handen klappend, met groote oogen, scliitterend van genoL Maar weldra beduidde hun. de koetsier, dat hij door de dichte menschenmassa niet verder rijden kon. Zij moesten dus uitstappen en te voet hunnen weg naar het huis van hunne vrienden voortzetten. Nu, dat leverde gcea bezwaar op. Do menigte bewoog ach immers zoo rustig, en alles in dezelfde richting. Men had slechts mee te gaan dan kwam men er vanzelf. Eén oogenhlik slechts ontstond er eene opstopping en eene tegenstrooming, vergezeld van een dof gerucht, als grommen van een half ontwaakt roofdier. Dit was bij liet voorbijtrekken van eeai troep cavaleristen, die fakkds droegen, om zich; pan het hoofd te gaan stellen van de groote processie. Hot leger was namelijk juist in dezen tijd zeer onpopulair te Parijs. Vandaar de op schudding. die trouwens al spoedig weer bedaarde. Op het balkon vun de Langt ons hadden zij alles uit de eerste hand gezien. Het was werkelijk iets éénigs geweest. En nu was het reeds lang na middernacht gewonden. hoog tijd dus om naar huis te gaan. Ook de andere gasten mpakten zicb tot vertrekken gp- rec!. en dc Langt ons gaven niet onduidelijk te verstaan dat rij naar bed verlangden. Het stuk was uit. De menigte stroomde, eene onafzienbare aee van hoofden, uit het Bois naar de stad terug. Evs vond het alleraardigst, toen zij hoorde dat er in heel Parijs voor geld of goede woorden geen rijtuig te krijgen was. Met Geoffrey door de verlichte stralen te wandelen hoe avontuurlijk! Er werd dus af scheid genomen, en daar waren rij weer op straat, met nog een ander Engelsch paar, dat een eind met hen meeging. Arm in arm "wandelden zij voort onder de menigte, die nu al niet meer zoo dicht was als tevoren. Ilier en daar zwaaide een troepje gamins de hoeden voor oen regeringsgebouw, onder het zingen van de verboden Marseülaise, terwijl andere kleine benden, meer op gewonden, zich door het volk heendrongen met Chi nees che lantarens en trommen en fluitjes. „Nog niet moe?" vroeg Geoffrey elke vijf minuten, en hij trok het fijhe handje nog* wat steviger onder rijnen arm. Moe! Iloe bespottelijk toch van Geoffrey, om altoos te denken dat zij moe was en haar als oen poppetje van kraakporselein te behandelen. Den volgenden keer, als hij het nu wéér vroeg, zou rij antwoordden, enkel om hem 'eens te plagen. Maar in werkelijkheid was zij wel een beetje moe. van al de opwinding en het kijken en dat zoo laat in den nacht. ZATERDAG 13] MAART 1915. 58ste Jaargang No. 5555. Schetsen uit de Rechtzaal. BEDROGEN MIDDENSTANDERTÏJE!.., VAN KWASI-BANKEN. 's Ochtends niet de eerste postzending, was het briefje gekomen. En 't had dien ganschon dag op gefleurd... Den dag, waartegen zij met zoo grooten angst hadden opgezien, 't Allerergste was de visite van den leverancier uit Utrecht, die des Dinsdags, altijd in stad was, en die al stonden er menschen in den winkel niks gaf om de wenken, handge baren, smeekende fluisterwoorden van de juffrouw- Die met zijn kwitantie bleef staan zwaaien, en slechts met de allergrootste moeite de deur kon uit gewerkt worden... Van Dalen zou komen, ouder ge woonte, precies half twee. En juffrouw Kramer had een extra-fijn kopje koffie gezet ze zouen trach ten meneer Van Dalen naar het kamertje achter den winkel te krijgen... Maar Kramer stond met hangend hart en dichtgenepen keel achter de toonbank. Er was g< weest de oude heer Sanders, gepensionneerd ambtenaar een van zijn vaste en deftige klanten. Die altijd zelf inkoopjes kwam doen en dan uitvoe rige bespiegelingen hield over „the topies" van den dag. 't Was Kramer altijd een buitengewone eer hem met de meeste deferentie te bedienen. Hij luis terde dan naar de beschouwingen van den klant met nederig-eerbiedig glimlachje, al-maar knikkend van bewonderende instemming met wat hij hoorde. En ten bewijze, dat hij gespannen luisterde waagde meneer. Kramer 't nu en dan een zeer- besc heiden opmerking te maken, waar deftige, ge pen ionneerde klant dan weer bespiegeling aan vast- haakie.... Maar dien ochtend in het vooruitzicht Van Dalen's visite was 'kruidenier ver - v^ooid, deed alsof hij naar meneer Sanders luis- tëertf MfM&r z'n gedachten waren enkel en alleen bij A? "kornet wu leverancier met quitantie.... Of Van Dalen niet zou gaan opspelen, bulderen, schelden, kijven. Ondanks z'n nu toch eerlijke verzekering, dat ,de zaak gezond was": hij binnen uiterlijk een week alles zou kunnen afdoen. Meneer Sanders had 't over den oorlog. En Kramer, de kruidenier, hoor de hem praten over het Wester- en Oosterfront; do kansen, dat Italië mee zou gaan doen aan de groot? vechtpartij.... Meneer Sanders was pro- ruitseh. De dagen van '70 stonden hem, zóó helder voor den geest, alsof 't gisteren was gebeurd. Hij durfde wedden, om alles wat Kramer wou, dat de Duitscbers tenslotte zouden winnen „Om duizend gulden, ais je durft, Kramer!" riep gepensionneerde uit „ik zal ze bij een bank depo- neeren. Jij ook.... En wij zullen zien! Wie de twee duizend pop in z'n' zak krijgt als het vrede wordt.... 'S, Hindert niet, al duurt het tien jaar voor mijn part! Winnen zullen zei... Als je het durft ik ga op 't zaakje in!" Maar Kramer antwoordde niet. 'Pakte, plukte, drukte aan een zakje vijgen. Glimlachte, knikkend van zeker-zeker... Hij was 't eens. Begreep niet, wat meneer Sanders eigenlijk wilde... Keek klant met niet-snappende oogen aan... Haalde z'n horloge voor den dag.... Over een uur kon Van Dalen er zijn.... De angstdrukking in z'n keel werd nijpender. Zoodat meneer Sanders 't in de gaten kreeg. "En eoht-knorrig werd, dat men geen attentie had voor z'n bespiegelingen... Het gekochte, ouder gewoonte, in z'n zakken borg. En mot een nijdig „Nou, adieu 1" naar de deur slofte. In andere omstandigheden zou Kramer zich gehaast 'hebben, zeer-dringende ©xcu- 863 te maken. Kies- of hoofdpijn voor te wenden. Meneer Sanders eloeg^de winkeldeur met een smak SCI lier zich dient dat het kletterde en rinkelde. Maar Kramer lette er niet op Klokslag balftwee kwam de groote, barschel Van Dalen binnen. Hard stappend met z'n'grove laarzen snuivend uit do breede neusgaten met' bij voorbaat dreigende "oogen, In de pose van iemand, die aankondigt: „Probeer niet mij met praatjes af te schepen. Nou is 't uit!" Dadelijk z'n jas losknoopend'grijpend in binnen zak, naar portefeuille met paperassen.' „Goeien morgen!" zei meneer Van Dalen met zijn driftige, nijdige keelstem. Hij had lorgnet op neus punt geklemd, 't Was een koude winterdag en van zijn borstelige knevelharen steeg in warme winkelatmosfeer dampje op. „Asjeblieft!" zoi hij, van boven zijn knijpbril'krui denier aankijkend met zeer-dreigende oogen. En hij -zag het blij-glimlachend gezicht van Kra mer, die z'n uiterste best deed om den angsttrek te onderdrukken... Van kruidenier, die hem toeknikte met de expressie van iemand, die een groot, tot ver heuging stemmend nieuws heeft te melden. „Do centjes zijn er!" zei Kramer, maar z'n stem bibberde toch. „Waarachtig?" riep de ander uit'„dat is geluk kig voor jou. 't Werd tijd ook, hè?..." En hij wachtte. Z'n lorgnet wegbergend met iets minder barsch gezicht. „Ze zijn er!" herhaalde Kramer,'zeer heesch van toon „ik heb 't u toch gezegd, meneer Van Da len'...."- 1 Weer pauze. Leverancier keek naar geldbak in toonbank. Snapte niet FEUILLETON. 6. „Ik heb hem te Berlijn leeren kennen, toen ik da.ir indertijd een winter muzieklessen nam. Nadat hij met zijn familie verzoend is, heb ik hem ook menigmaal bij de Bodenhausens aangetroffen. Nu is natuurlijk, djiar vader zijn aanzoek afwees, alle verkeer opffen ouden. Maar wij schrijven elkander." „Zoo. Nu, dan zal ik eens met mijnheer Hilmar moeten 'spreken." „Dat zal je wel laten. Ik heb je niet in vertrou- wec genomen, opdat je mij nieuwe moeilijkbeden zou veroorzaken! Hans Henning,. zou jij je van je liefde laten afbrengen, alleen omdat je verwanten je keus niet goedkeuren?" „Dat is iets geheel anders. Ik ben een man en moot zelf beslissen, wat goed voor mij is." .W.elnu, dc2e vrijheid wil ik mij ook voorbehou den." Krochert antwoordde niet. Langen tijd reden zij stilzwijgend verder. Hij zag nadenkend over de land streek. Altijd hetzelfde beeld: verwoeste velden, doorweekte wegen, ingevallen huizen en schuren. Troosteloos: Het gezicht van Hans Henning werd steed8 ernstiger. De vreeselijke uitbreiding van 't ongeluk door deze laatste overstrooming werd hem eerst nu volkomen duidelijk. Een afschuwelijke reuk vervulde de lucht De watermassaas spoelden veel aan, dat met halfrijpe veldvruchten en verscheidene andere zaken te'zamen verrotte. Het rook naar ont binding, vuil water en modder. Hij 'zuchtte onwille keurig. Arm Roode bosch, hoe zwaar was het ge teisterd! En'het deed hem ook leed om zijn vader. Werkelijk er zou moeilijk een ongunstiger rao- mont voor zijne cn Ilse's huwelijksplannen gekozen hebben kunnen worden! „Wat zegt Hilde van je 'ideeën, kleine?" wendde hij zich nog eens tot Ilse. 1 „Och, Hilde! 'Zij beklaagt me, verwendt me maar begrijpt mij ook niet. Ik hoopte op jou, Hans Henning, zoo het schijnt tevergeefs." Zij sloegen een boschweg in. Hooggewassen beuken en eiken wisselden met roodachtig gekleurde pijnboomen af. Daartnsschen lagen verspreid staande dennen, open plaatsen be groeid met kreupelhout en gras, waar het wild des avonds heentrek. Blauwe vliegen met metaalachtig glinsterende vleugels zwermden over 't lange 'gras of stonden seconden lang bewegingloos in de lucht, ora bij bet naderen van het rijtuig om de paarden heen te vliegen. Hans? Henning wees op de vele afgehouwen boom stronken, waar zij voorbijkwamen. „Vader heeft heel wat om laten bakken, sedert ik weg geweest ben." «.Ta, en hij wil nog veel meer laten vellen." Hans Henning fronste het voorhoofd. '„Dat komt mij even praktisch voor, alsof men een koe slacht, inplaats van de melk te verknopen. Het bosch werd steeds minder dicht, tenslotte ging het over in goed onderhouden grasperken met en kele mooie boomgroepen zij waren in het park voit 't heerenhuis aangekomen. Een 1 reede laan van forsche kastanjes voerde naar het slot. Hans Hen- ning's oogen begonnen te schitteren, toen hij het oude statige huis door de boomen zag schemeren. Hoo dikwijls had het hart hem sneller geslagen bij het zien van zijn thuis, wanneer hij als scholier, later als 'student en officier de bekende muren en torens voor zich zag oprijzen.' Pe ponies vlogen den stijlen oprijweg op. De oude grijz» Kastellan trad met een lichte buiging op het rijtuig toe. 'De kamerdienaar, een jonge lakei, stond in den voorhal, vol met wapenrustingen, hertenge- weiën en dergelijke gedecoreerd. Hans Henning had nauwelijks zijn stofmantel af gelegd, toen de deur die naar de woonkamer voer de geopend werd en Hildegard von Krochert, de oudste van het drietal, snel "op haar broeder toe trad. Zij begroette hem met een van geluk stra lend gelaat. Zijn zeldzame bezoeken waren steeds echte feestdagen voor haar. Haar fijnbesneden ge laat on koele oogen leken op die van baar broer, maar in haar gansche verschijning lag iets moeder lijks en zorgends. De plichten 'die op haar rustten, hadden haar vroeg oud gemaakt. Men bemerkte aan da'rustige zekerheid van haar wezen, dat zij gewend was de rol van meesteres in dit groote huis te spe len, voor haar broer en zuster 'meer een moeder dan een zuster te zijn. Trots haar blijde ontvangst en hartelijke omhel zing, scheen Hans Henning toch iets te missen. Hij 'keek zoekend om zich heen, voor hij met Hilde in de woonkamer ging. Hilde voelde zijn gedachten. De vader was 'an ders steeds zijn zoon tegemoet gekomen. „Vader zit in zijn kamer met zijn advocaat en rekent." Dan trad zij aan de groote 'ronde tafel, waarop de thee gereed stond en schonk de kopjes vol. „Hij wil niet gestoord worden. Hans Henning. Hij verzoekt je, zoodra het onderhoud is afgeloopen, om bij hem te komen. Drink je geen thee met ons, Ilse?" Het jonge meisje aarzelde. Zij stond reeds bij de deur. „Dadelijk ik moet eerst nog zien, of de post wat heeft gebracht." „Jawel op j'e kamer ligt een brief." Hilde's toon klonk verwijtend. Ilse danste de kamer uit. 1 „Hoo kon je dulden dat zij met Hilmar Boden- hausen briefwisseling'houdt?" Hans Henning zette zijn kopje weer op tafel. „Weet vader dat?" „Neen." Hilde's gelaat werd ernstig. „Ik bespaar hem zoo mogelijk elke ergernis."' „Ik zal die aangelegenheid wel in orde brengen. Morgen rijd ik naar het oude Bodenhausen en maak aan deze geschiedenis een eind." „Doe dat liever niet. Hans Henning. Vader is op den ouden Bodenhausen toch al niet goed te spre ken." f „Waarom?" r >r „Vader wilde een opgezegde hypotheek weer plaat sen en verzocht Bodenhausen die te nemen of om zijn medewerking. Die echter weigerde botweg." „Dat is merkwaardig. Ik dacht dat men op een landgoed als het onze toch wel steeds een hypo theek kan krijgen." Hilde keek voor zich heen. „Mij is dat ook niet recht duidelijk. Vader laat zich daarover echter niet graag uit. Hij is zeer stil in zulke zaken. Hij heeft in den laatsten tijd zeer groote verliezen ge had dat weet ik bepaald." Ilse kwam met een stralend 'gezicht de deur weer binnen. Twee zwartbruine dashondjes volg den haar. „Ziezoo, nu "ben ik gereed om thee met jelui te drinken en andere schanddaden te plegen," voegde zij er vroolijk aan toe. Man en Peter blaften luid tegen Hans Henning, diën kenden zij nog niet. Het was een helsch lawaai. „Goede berichten gehad?" vroeg Hans Henning iro nisch. 1 „Dank je voortreffelijke." Ilse liet de beide dashonden onbekommerd naast zich op den met damast bekleeden sofa zitten. Zij gaf bun ieder een stukje beschuit. De honden blaf ten en gromden. Ilse lachte en dreigde afwisselend, want men kon elkander haast niet meer verstaan bij dit lawaai. „Om de vrouw van een dichter'te worden, heb je allerminst aanleg!" meende Hans Henning einde lijk vertwijfeld. „Rust en stilte schijnen voor jou onbekende begrippen te zijn." „Dan zal Hilmar moeten leeren ook bij rumoer en lawaai te dichten," antwoordde zij overmoedig. Zij sprong op, stiet de deur der veranda-open en liep, door de honden gevolgd, den tuin in. Hans Henning trad eveneens naar buiten. De tuin .die ook onder water had gestaan, was zooveel mogelijk weer in orde gebracht. Maar nochtans sche nen de grasperken, evenals de anders zoo goed on derhouden bloembedden zwaar te hebben geleden. Hilde volgde haar broer. „Houd Ilse niet voor den mal. Hans Henning, en plaag haar niet!" verzocht zij. „Dat versterkt haar maar in 'de gedachte, toch nog met Hilmar te kunnen trouwen." „Ik geloof, dat het beter is, dit plan bespottelijk te maken, inplaats van haar eigenzinnigheid te voeden. Zij gaat zich anders als een martelares be schouwen en wordt hoe langer hoe stijfhoofdiger." „Deze liefde laat zicb niet meer Vegjagen door spot, daarvoor zit zij te diep," zuchtte Hilde. „Ik kan echter :geen geluk uit deze verbintenis zien groeien. Denk je eens in: onze frissche, overmoe dige Ilse in een enge Berlijnsche satdswoning ge vangen, met een zenuwachtigen, humeurigen man dingen en een omgeving, waar zij absoluut geen be- waDt dat is Hilmar in hooge mate in verhou- grip van heeft." „Dat is 'wel te overwinnen. Maar de heele ge schiedenis lijkt mij niet passend 'voor mijn zuster.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5