Schaper Courant.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
DE HOFDAME.
P.SLUIb
De dingen om ons heen.
ZATERDAG 27 MAART 1915.
58ste Jaargang No. 5563.
„MAN VAN INVLOED".
...'t Trok, in café-kring, dadelijk zeor de aandacht,
lat de nog onLokcnde nieuwe stamgast door Jan
Doukor# zoo buitengewoon eerbiedig gegroet werd.
Dat was een saluut, gelijk men maar zelden ziet....
Jan Donkers vloog, als door een electrisoh schokje
vewogcu, van zijn stoel aan de leestafel, zoodra hij
Uen vreemden, nieuwen meneer 'in het oog kreep.
Hij legde z'n hoed naast zich neer, glimlachte ui-
terst-deferent en zoetelijk; waagde een paar stap
jes naar oen meneer, boog opnieuw en stamelde
'u paar woorden. De ander keek, met strak-boutain
gelaat, even op z'n lorgnet wat vaster op den
neus drukkend. En zei toen, met minzame-hoogheid,
waarin een tikje verbazing over de familiariteit van
't hem zoo maar aanspreken: „Ah. meneer... meneer...
O, juist, meneer Donkers, gelooi ik?... Gaat 't goedi?"
„Dank u zeer, meneer zéér dankbaar voor de
goedheid. Maakt meneer 't ook wel?"
„Best. dank u... Nou, adieu, meneer Donkers!"
En de onbekende knikte eventjes, een klein beweginkje
makend naar hoedrand. Stapte, van-den-weeromsluit
ook al eerbiedig-knipmessendeai „ober" voorbij zonder
notitie van den man te nemen. Keek, met knorrigen
trek om de lippen, eventjes rand. Bestelde een kop
bouillon en ook een van de groote buitenlandsohêi
bladen. Neen, de „Temps" was er niet. De „Daily
Telegraph" evenmin. De „Neue Frede"?.... Ober werd
er veiiecon onder. Somde ©en aantal andere 'bladen
en tijdschriften op... „Neen, dank je wel!", zei de me
neer ontstemd. Vergenoegde zich met de „Matin". Vouw
de het Parijsdie blad met iets-minachtends open, den
blik vluchtig latend gaan, snel en oppervlakkig, over
de kolommen. Als man, die aan zéér-serieuse lectuur
gewend is, ook op het gebied van periodieken.
Jan Donkers had 't gehoord. Liep met weifelend-
schuchtere pasjes naar den slocl van meneer roeg,
of hij, aan ae kiosk, misschien'even mocht .uien
iets van wat meneer zocht?....
„Neen, dank u! Dank u! Zeer vriendelijk. Wél be
dankt, meneer Donkers!"
En de meneer hervatte zijn lectuur.
In het clubje waartoe Donkers behoorde, was het
stil geworden. Men keek naar den vreemde met het
gouden lorgnet en het rosetje in een knoopsgat. En een
van Donker s naaste huurlieden aan den anderen hoek
van de leestafel fluisterde: „Wie is dat?"
Maar Jan wenkte van: j,Zal je straks wal vertellen.
Wacht maar!"
En zij spraken over koetjes-en-kalfjes terwijl hun
gedachten waren by de vraag, wie cue blijkbaar-deftige
sinjeur kon wezen... Hy bleef niet lang, Zocht onder
den voorraad lectuur nog even... Was blijkbaar zeer
teleurgesteld. Tikte om af te rekenen. Gaf zagen zij
een dubbeltje fooi.
Vertrok wederom diep eerbiedig gesalueerd door
Jan Donkers...
En toen kwamen zij los. Jan kon hem dus blijkbaar
goed. Welnu wie 't was?
„Tia I" zei meneer Donkers, de wenkbrauwen hoos-
optrekkend. en met een geheimzinnig lachje, „dat is
niet de eerste de beste. Een oud-burgermeester. Heeft
een erfenis gehad! en zijn vrouw wou met alle geweld
in een groote stad wonen. Zy is geparenteerd aan jé
aller-ecrste families.... Hij is niet bepaald toeschiete
lijk..."
„Neen!" zei een van de club. Jan met jaloersche
ispot oogjes aankijkend s.dat heb-jij' pas kunnen mer
ken!"
,.'t Is iemand van fameus en Invloedging Donkers
voort, doende of hij den-steek-onder-water niet snapte
I „die heeft al menigeen aan een baantje geholpen.
Maar... Maar... Jo moet 'hom goed kennen, ae-je..v
Waór meneer Van Klingen 't op begrepen heeft die
is goed-af. t Is „au-fond" een beste kerel. Wat stug
wat gereserveerd.. Nou-ja, hü is trotsch in z'n doen.
Maar toch kan ik jelui verzekeren, dat diezelfde man
met mij gepraat heeft; mij goeden raad heeft gege
ven, den weg gewezen... Enfin, ik kom er eerlijk voor
uit.- Ik heb aan zijn protectie veel te danken. Hij
heeft me aanbevolen bij' een paar kennissen... Dat
doet-ie om den duiker niet voor iedereen, hoor! Maar hij
heeft mijn vader nog gekend. Enfin, als je wat rökening
houdt mot zijn eigenaardigheden, dan kan. diezelfde
1 Van Klingen iemand nog genoeg van dienst zijn. Ten
minste. als hij overtuigd is, dat 't aan iemand besteed
is^ hé?... Iemand, van zeer-serieuse levensopvatting..."
„Zou hij mij niet binnen een week of wat hoofd
commies kunnen maken?" vroeg een eerste klerk, die
altijd in geldnood zat, en van uiterlijk den 4en ot 5eo
oener maand bij de vrienden en collega's poging
tot tijdelijke versterking van zijn 'beurs-inhoua
proefde „neen, waarachtig, één woordje van zoo'n
hooge-oome en morgen^den-cLag ben ik' boven Jan!...
Ik zal niet onder mij laten, amice Donkers!" voegde eer-
ste-klerk er, beseffend, dat hij hilariteit uitlokte, bij. En
inderdaad, het gejoel van vroolijkheid barstte los. 't Was
al over den 20en van de maand, en de meesten be-
10. I 1 r
„Den ouden Bodenhausen is er 'waarschijnljki nog
minder aan gelegen, dat zijn zoon zich met Ilse ver
bindt. hij ziet de omstandigheden op 'Roode bosch
zeer zwart in. Hij drong aan op verkoop. Als hij in
dat opzicht kon helpen, dan was hij tot uw dienst."
„Van de hypotheek komt-tius niets?"
„Geen denken aan!"
Krochert antwoordde! slechts door een diepen
zucht.
is toch zeker tegen hagelslag [verzekerd, va
der?" vroeg Hans 'Henning.
„Zeer gering. Een nieuwe -slag! Het helpt niets,
ik moet niet alleen veel boomen laten vellen, maar
ook een deel van het bosch verkoopen."
„Het bosch verkoopen? Wat blijft er dam nog over
voor ons? Velden, 'die ieder jaar overstroomd wor
den en dan niets opleveren! Uit het bosch trok u
do voornaamste inkomsten."
„Tk kan niet anders,- jongen.",Het klonk als moei
lijk onderdrukte vertwijfeling. I
De wind ging buiten steeds heftiger te keer en
spoedig brulde er een orkaan-om het huis.
De boomen in den tuin bogen -zich en scheur
den. Groote takken knapten als luoifers af, krakend
stortto menige oude stam neer.
Tegen den avond gingen mijnbeer Von Kroohert
en Hans Henning samen door het dorp, om den
omvang dor 'schade te leer en kennen. Toen zij van
hun weinig vreugde brengende'wandeling terugkeer
den, kwam hun de boschwachter met ontbloot hoofd
tegemoet.l
Het gezicht van 'den man zag 'zeer bleek.
„Is er wat bijzonders, Krüger?" vroeg deoude
heer von Krochert haastig.
„Een storm, zooals ik nog nooit beleefd heb, mijn
heer. Het grootste :deel der boomen is weg."
„Mijn God!"'riep Hans Henning verschrikt uit.
De oude Krochert zeide niets. Hij greep met bei
de banden naar zijn hals, alsof 'hij vreesde te -zul
len stikken. Zijn gezioht werd grauw. „Zoodat
is het laatste!" 'zeide hij eindelijk dof voor zioh
heen.
hoorden tot „veste beertjes" van klerk... Zij schater
den 't uit.
„Noen, jongen", ad Donkers, toch blijkbaar 4ikje-
gepoissoerd, gqpikeerd, dat er zoo luditig-onoerbiecüg
over meneer Van Klingen werd gesproken, ontstemd
dat zyn mededeel ing zoo weinig ernstig werd opgevat.
„Neem. jongen, dan mot-jij nog hoel anders worden.
Zulke schuins-marcheerders als jij. zijn bij meneer
Van Klingen niet aan 't goede adres f"
„Heeft die recommandatie van dien machtigen sin
jeur je veed duiten gekost?" kwam eensklaps do bru
tale cynicus .van de club. Hein van Straten, uit den
hoek...
Maar Jan Donkers werd nu ernstig boos. Echt nijdig,
zagen zij. Hij werd rood van opwinding.
„Dat [ij soms poenig kunt uitvallen van Straten",
stoof hij op, „dat weten wij allemaal. Maar ik verdraai
't eenvoudig aan te hooren, dat je dagelijke schun
nigheden verkoopt ten koste van mensohen, die te hoog
staan om jouw... Jouw..."
Zij susten 't opkomend ruzie-partijtje. „Soedahl Al
goedl" riep Van Straten, die niet gauw overbluft werd
en de aardsche dingen met zekere wijsgeerige onverschil
ligheid opvatte...
En er werd een ander chapiter aangeroerd...
Maar de ionge Van Vugt had zeer stil, zeer oplet
tend zitten luisteren, met zijn peinzende, wat droevige,
treurige oogen. Jan Donkers was 't niet ontgaan. Hij
had best gemerkt hoe geen enkel woord, dat hij sprak,
den ander ontging. En toen op het gebruikelijke
uur de stamclub zich gaandeweg oploste, schoof nij
naar Van Vugt toe.
„Wat scheelt er aan, Tom? Ben je niet lekker
kerel?"
„Jawel" zei de ander...
En Donkers bespeurde, dat hij niet durfde uitkomen
voor wat hem naar 't hart drong..
„O!" riep Jan uit. „ik snap 't. Die Liebel... Die Lie-
be!.... Het oude liedje. N«ly is toch niet boos op
jel"
De tranen sprongen den iongen in de oogen. Zoodat
hij bang dat ae menschen aan leestafel 't zouden
merken snel de handen over de oogen streek.
„Kom", moedigde Donkers aan, „maak van jo harl
geen moordkuil... Wij zijn oude vrinden, hé?,.. Wat
scheelt ie?"
Van Vugt haalde de schouders op. Is 't dan ook
niet om wanhopig te worden!" zei hij, nicht naar Don
ker; overbuigend „je weet. Nel en Ik houden ziels
veel van elkaar. Mnar trouw eens op zeshonderd poe en
een toelage van een kleine n «derd!... En n i
er nog hij, dat ve leden we-k een am«o-k i> g4.o
om liaur Ih-md... Een kerel me da.i n; me. oc.t tu.
die klinkt als 'n klok. Verdient me efieties hy
heeft het haar vader bewezen bij do vier duizcind
gulden per jaar. Ze hebben NeUy bij d'r thuis gedreigd,
dat ze naar eigens naar buiten zullen sturen.... Ze is
nog geen twintig!... D'r vader heeft opgespeeld, dat het
kind er een week-lamg riek van is geweest. Hij heelt
geschreeuwd, dat-ie wel afdoende maatregelen zou ne
men om dien armoedzaaier... Dat ben ik dan, hé?...
Van .de baan te krijgen. Haar moeder heeft 't op de
zenuwen gehad. Haar oudste broer heeft gezegd, dat ie
mijn armen en beemeh zal stuk-slaan, nls-ie mii' ooit
met haar ontmoet... Donkers, kerel, ik houd t niet
meer uit. Terwille van Nelly gaf ik dé zaak op. En
teeken voor de Oost, of ik neem 'n pil in... Zonder Nel
kan ik toch niet leven..."
De ander had met ernstig-meewarig gericht zitten
luisteren. Nu en dan knikkend dat-ie de lamme situatie
volkomen begreep.
„Zoo mag-je niet praten, kerel!" zei hij eindelijk, „je
moet den kop ophouden. Doorzetten, energie toonen
Wel sapristi, en vent van vier en twintig jaar, recht
van lijf en leden, nuert een goed verstand en een aardige
dosis kennis... Je hebt toch maar altijd je anddiploma
H.B.S. in je zak!...
„Drie-Jarige 1" zuchtte de ander.
„Goed. Best. 't Is altyd iets. Je moét Carrière maken
Als jelui elkaar trouw blijven, dan kunnen geen duizend
vloekende en razende vaders en 't op de zenuwen krij
gende moeders .Jiet zaakje beletten!..."
Van Vugt glimlachte flauwtjes. Baapte eensklaps al
z'n moed bijeen. Fluisterde, met hevigen blos van ver
legenheid, Donkers in het oor:
„Zou die meneer van straks... Je weet wel... Waar
je van vertelde... Zou die nu niet.. Als jij je er eens
voor interesseerde... Kerel, ik zou Zoo gelukkig riinl"
En weer sprongen de tranen van wanhoops-verdriet
den jongen in do oogen.
Van Klingen!?" riep de ander, heel-verbaasd uit
Lik moet zeggen 4 *I" L!J'
„■a. uwct ocggoiA je bent er als de kippen bijl.
l^a dat is een moeilijke vraag. Als ik niet wist, ho
beroerd je er momenteel by-staat... Als ik je positie niet
volkomen begreep... Eerlijk gezegd, amice, aan zou ik
je wel wat indiscreet... Maar daar is geen kwestie van...
Heelemaal niet... Als ik kans zag om je van dienst
te zijn waarachtig Van Vugt, beste jongen... Ge
loof-je dat?..."
En Jan Donkers stak hem de hand toe. die de ander
met een enthousiaste erkentelijkheid drukte.. Voor het
©erst na langen tijd licht ziende in de duisternis...
..Laten we dit afspreken, Van Vugt". zei Jan nog
„ik beloof ie. op eerewoord ik zal ernstig over de
zaak nadenken. Op den voorgrond stel ik: makkelijk
gaat 't niet. Jij hebt, geloof ik. wel een optimistische
voorstelling van do zaak. Maar ik voel, ik besef die
per dan jij misschien op dit moment aanneemt dat
jij geholpen moet warden. Meer kan ik niet zeggen. Ik
doe mij wel eens... Wij! praten nu streng-confidentieel,
als vrienden Ik zeg: 'k doe me wel eens wat luchtig
en onverschillig voor. Maar als je denkt dat het levens-
I
HOOFDSTUK 5.
De houthandelaar'gaf voor het'gebroken hout na
tuurlijk veel minder. Krochert nam met stompe over
gave de onaangename berichten in ontvangst, die
c'agc-'i.jk8 binnenkwamen in den -vorm van opgezeg
de hypotheken of wissels. Hij sprak heel weinig.
Meestal bromde hij wat voor zich.'
Ilse '.iep met beschreide oogen rond. 'Met koorts
achtige ongerustheid ging zij dagelijks den brieven
besteller tegemoet, telkens een brief van Hilmar ver
wachtende, die maar niet kwam. Hij verwachtte in
ieder geval een tegemoetkomende houding van haar.
Ilse waagde het, na 'de woorden van haar broer,
niet, om eerst te schrijven, 'maar zij werd haast
ziek van verlangen'en onrust.
Hans Henning dacht weer aan oom Heinricb te
Malchow. Alleen het uitdrukkelijk verbod zijns va
ders verhinderde -hem, zich in vertrouwen tot hem
te wenden. Hij dacht ook aan de verzekeringen van
vriendschap van den erfprins. Maar deze was zelf
afhankelijk van den ouden hertog, wiens gierigheid
te'Glückstadt spreekwoordelijk was! Buitendien stuit
te het hem tegen de borst-een dergelijk verzoek te
doen aan zijn gebieders. Denheelen voormiddag zat
hij aan de schrijftafel, boeken en papieren nareke
nend tot het hoofd hem pijn deed. Zat hij daarna
aan de smaakvol gedekte tafel, tegenover zich zijn
zusters in elegante toiletten, zijn vader opgewekt,
door den goeden wijn en uitmuntende spijzen'opge
monterd, over allerlei-babbelend, terwijl de bedien
den geruischloos bedienden dan kwamen hem zijn
angsten en zorgen van den voormiddag 'als een
woesten droom voor. Zou het mogelijk zijn, dat deze
solide huishouding, waar 'alles als op gummiwielen
liep, uit het'Spoor kon geraken?
Alles maakte hier den 'indruk van onmetelijken
rijkdom, van orde en stiptheid en 'tooh stond 't
op het punt van ineen te storten. 1
Hans Henning bad het gevoel, op een hellende
baan langzaam, maar zeker naar beneden te glijden
en zonder houvast in het onzekere weg te zinken.
Hij was ook bezorgd over de gezondheid Van zijn
vader. Na ieder zaakrijk onderhoud kreeg de oude
heer een aanval van physieke maohteloosheid, ge
paard gaande-met beangstigende hartkloppingen, die
dikwijls'in een pijnlijke kramp overging. Hans Hen
ning liet hem derhalve ongaarne alleen op jacht
gaan. Maar de oude heer hield eigenzinnig vol, dat
geluk van mijn vrienden me koud laai, dan vergis-ju jo
loch.... Néén. zoo ben ik niet...
Enfin laat mij over de zaak rijpelijk nadenken.
Kom dan Woensdag-middag... Neen, niet hier, de an
deren hoeven er niets van te weten. Dat zijn zaken, waar
derden absoluut niet mee te maken hebben. Kom bij
mij, op m'n kamers. Dan kunnen wc rustig verder
praten. Zie ik geen kans, heelemaal niet nou dan
krijg je voor dien tijd bericht. Adieu! Tat Woensdag
dan!"
En zij scheidden.
...Bevend van angst en
I hg was Van Vugt dien
Woensdagmiddag in Jan Donkers zitkamer. Hij had
twee dagen van ellendige spanning doorgebracht
sidderend, dat Donkers hem zou opschellen. Of briefje
sturen.
„Ik zal ronduit met Je praten" zei vriend-bescher-
mcr, zittend voor z'n schrijftafeltje de beenen lang-
uitgéstrekt, de vingertoppen tegen elkaar, den Mik van
beschermeling ontwijkend, „een jaar geleden heb ik
iemand een zeer belangrijken dienst bewezen, waar
door ik zelf in de grootste ongelegenheid ben geraakt.
Volmaakt onbaatzuchtig heb ik iemand... Doet er natuur
lijk niet toet wien... Enfin, ik heb duizend pop geleend
Zonder bewijs... Dat vraag-je niet aan een vriend, hé?...
Ik vertrouwde op een restitutie zoo zeker als op een
rots... Om kort te gaan de vent is geduikeld. Ik
ben m'n duiten kwijt. En de geldschieter... Ik heb de
duiten zelf tegen hooge rente moeten opnemen, na
tuurlijk... De geldschieter dreigt me mot faillissement,
als ik niet voor aanstaanden Vrydag tien uur het wis
seltje honoreer. Luister nu goed Van. Vugt. Ik kén ie
mand met bij na-wiskundige zekerheid... Ja, daar is
geen twijfel aan... Menschelijkerwijs gesproken.. Ik kén
iemand zeer waarschijnlijk aan een positie helpen, door
middel van meneer Van Klingen begrijp je wel?... Aan
een betrekking van dadelijk-vijflienhonderd, met prach
tige vooruitrichten. Nu is er een sollicitant met een tante,
die hem wil helpen met alle plezier... Aan duizend
gulden. Die hij mij wil leen en... Op de makkelijkste
voorwaarden en met de grootste dankbaarheid. Dat
zal jc wel duidelijk rijn. Maar ik ben begaan met je
verdriet. En nu ben Ik bereid je een vriendendienst te
bewijzen, waarvan je zult erkennen, dat-ie waardeering
verdient. Kijk, Van Vugt. ik ben bereid om bij mijn
directie vijfhonderd pop voorschot te vragen Meer
gaat niet. ik doe 't zeer ongaarne, want 't m-nak' mii
positie werkelijk niet sterker. Die vijfhonderd kan
xe' krijg-"», -en <1* grldsrli'e'e- wi! tegen hoogc rente
begrijp ie, maa*- d it heb k ook n >g voe- je ov
e n Ie I gu!den talen stam Dat rege! ik dan wel.
Maat'... voor do resteerendo twcehoncl'-rd pop mot-jij
dan zorgen!..,. Vóór Vrijdag! Zeg nu liever, wal ik je
bidden mag: neen, Jan, dat kan ik niet. Dan bewijs 'y
uiij 'nog grooler dienst dan ik jou... Maar een man eetn
meer opgezocht.
En ook meneer Donkers vertoont zich slechts bij zecr-
hooge uitzondering nog in riin voormalige café-stamclub.
MAITRE CORBEAU.
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER
Verkrijgbaar bg JOH. W. GOVERS. Molenstraat.
t gaat
de tante met centjes, om bij Van Klingen te recom-
mandeeren voor het baantje van de vijftienhonderd.
Ik maak me sterk, '4 te bezorgen. Anders zou ik er
natuurlijk! tafel over graten. Enfin wat zqg-le er
\an? Gaat niet, hé?
En voor het eerst, nadat hij rijn toelichting was
aangevangen, durfde Jon Donkers opkijken maar het
jonge gelaat van. de openhartige, naïeve, enthousiaste
trekken... Naar den jongen man, die hem smeekte alles
in 't werk te mogen stellen om door het leenea
(*t ging natuurlijk om voorschot I Zijn protectie gaf Jan
gansch onbaatzuchtig) van de tweehonderd gulden
mogelijk te maken, dat via den zoo-invloedrijken
meneer Van Klingen...
Een kwartiertje later ging meneer Jan Donkers haastig
uit. Hij liep naar een niet-ondeftige buitenbuurt Schelde
ergens aan.
De meneer van het rosetje en het gouden lorgnet
die lectuur aan leestafel te „vulgair" had gevon
den voor rijn fijneren, intallectueelen smaak deed
hem zelf open..
..En in ffijkamertje „smoesden ze langen tijd. 't Was
al donker, maar de invloedrijke meneer stak geen licht
aan Zuinig man, als hij is.
„Dus vyT en zeventig voor mij?... Niet meer?„.. Neen,
Donkers, jongen" zei de voornaam-Énvloedrijke. „dat
gaat; niet. Geüjk-op-deeden. Anders zeg ik dien jongen
dat er niets van de »>«k komt..... Even laaide ruzietje
op, met gesmoorde woed e-woordjes
Éindelijk werden ze 't eens.
Bonjour!" zei Donkers, het huisje verlatend.
„Adieu!" zei deftig-voorname. Van diens minzaam-
houtaine manieren tegenover „protégé" was nu niets
meer over...
De behandeling der treurige zaak van den jongen,
die diefstal 'en verduistering had gepleegd om aan
geld te komen, teneinde heer Jan Donkere te helpen
aan de tweehonderd gulden, welke hem, via den invloed
rijke... De lezer weet nu de finesses der zaak...
De behandeling dier strafzaak heeft nog geleid tot
een ondervragen van den deftigen altruïst met het gou
den lorgnet... Doch 't was vruchteloos. Ook ditmaal
was hij niet in het net te krij'gen. En meneer Donkers
ontboezemde .voor rechter-commissaris rijn gloeiende
verontwaardiging over de zedelijke verdorvenheid van
den jongeling, me hem belasterde voor al rijn goedheid,
rijn .dwaze goedhartigheid" zooals hij 't zelf noemde,
om dien Van Vugt ook met geld te steunen... Bewijzen
noch getuigen waren er!... Wat niet wegneemt, dat
na dit geval de „invloedrijke" toch nog wat voor
zichtiger is geworden. De slechte leestafel in café, dat
hij eenmaal met rijh komst vereerde, heeft hij niet
hij in de frissche 'lucht nooit van 'die aanvallen
kreeg en ging dikwijls 's morgens vroeg alleen uit,
om wild te schieten. Het huis, dat hem zooveel zor
gen baarde, baatte hij menigmaal, hij ontliep het
graag 'buiten in de -vrije lucht was alles beter
te dragen. I 1 1
Hilde en Jlse 'maakten zich daarom niet bezorgd,
dat hij vandaag bij het tweede ontbijt nog niet te
rug was. Als vader op jacht was, vergat hij wel
fhecr een maaltijd.
Hans Henning werd echter door een onverklaar
bare onrust aangegrepen. „Ik-ga hem na!" verklaar
de bij. „Hij wilde naar de tweede open plaats in
het bosch gaan."
„Neem mij mee!" verzocht 'Ilse. „Het is 'al zoo
lang geleden, dat ik eens flink gewandeld heb."
„Goed, kom maar mee! Maar het wordt een lan
ge weg. Als hij niet is, waar ik hem verwacht te
vinden, dan moeten wij - vader elders zoeken."
Ilse was spoedig gereed. In een k9rten grijs-groe
nen mantel, een zacht vilten hoed diep op het voor
hoofd gedrukt, zag zij er geheel In overeenstemming
met de weide uit. „Ik zal het eenden ander mee
nemen. Vader zai wel hongerig zijn."
Hans Henning zette er 'flink den pas in. Ilse kon
hem nauwelijks volgen. In het 'bosch aangekomen
bleven zij een paar minuten staan, om adem te
scheppen. Hans Henning legde beide handen aan den
mond en riep luid den naam zijns vaders. -Maar de
echo gaf het woord langgerekt terug en een op-;
geschrikte vogel stiet een schreeuw uit, toen hij
zich klapwiekend naar den kroon van den naasten
boom bewoog. .1
„Misschien is hij toch nog 'op de open -plek, zoo
Zy gingen verder. Hans Henning'trad onwillekeu
rig voorzichtig op de manier-van een jager op. Er
kraakte geen takje onder zijn groote •schreden. Ilse
volgde dicht achter hem. De'mooie, frissche wan
deling door het bosch stemde haar onwillekeurig
°PD|Wopcn plek -was bereikt. De zot wierp haar
schijnsel over de groene weide,'en sidderende blad
schaduwen onder de spaarzame boomen.
Hans Henning zag ^plotseling zeer verschrikt. Aan
het andere einde, naar het veld 'toegekeerd, zag hij
een mensohelijke gestalte op den 'grond liggen
de armen wijduitgestrekt* alsof zU naar iets wil-
dea grijpen.
NOG EENS CONTRABANDE.
In mijn artikel in dit blad van 4 Maart heb ik
gepoogd bet begrip „contrabande" ietwat te'verdui
delijken, vooral in zoover ons land als doorvoerler-
rein by deze kwestie gemoeid was. Immers dit staat
vast bij al hetgeen wat in deze dagen op het gebied
van volkenrecht wankelt, dat contrabande alleen goe
deren kunnen zijn-die over zee naar den vijand go-
zonden worden.
Zoo was het tot voor enkele-dagen en sedert de
Overzeetrust door zich als geadresseerde te laten
aanwijzen, de garantie op zich nam, dat de aan baar
geconsigneerde goederen voor Nederland zelf bestemd
waren en niet hun weg naar -Duitschland zouden
vinden hadden handel en scheepvaart althans van
de zijde der gealliëerden weinig of geen last. "Het
bleef by aanroepen 'en opvragen van de scheeps
papieren en 'ladingbrieven en daar -alles vóór in
scheping gecontroleerd was en het vervoer gedekt
werd door onze vlag en de ken teekenen der Over
zeetrust, was -ook deze formaliteit in do weinige
gevallen waarin zij werd 'toegepast spoedig en zon
der verdere moeilijkheden'gedaan.
Thans echter is met een oogwenk de geheele toe
stand-veranderd. En wel doordien Duitscnland, waar
schijnlijk uit weerwraak over het zoogenaamde „uit-
hongeringssysteem" van de gealliëerden, schijnt be
sloten te hebben ook levensmiddelen als contra
bande tv beschouwen en wel als absolute'contraban
de, om het 'even of zij voor de Britsche regeering
en haar leger, dan wel -voor particulieren bestemd
zijn. i
Immers, zoo men te Berlijn deze meenfhg niet is
toegedaan, komt de aanhouding van Batavier V en
Zaanstroom in 'nog vreemder licht.
Van een werkelijke blokkade, waarbij geen enkel
sohip pasBeeren mag onder welke vlag en.met welke
lading dan ook, op straffe van te worden geconfis-
ceerd, is immers geen sprake. En zoowel de Decla
ratie van Parijs'als die van Londen eischen dat een
„yrU schip" vry blijven zal, ook al heeft het „vij
andelijke goederen" aan -boord. Die goederen kun
nen, zoo zij contrabande zijn, worden'verbeurd ver
klaard, doch alleetf in geval van een werkelijke blok
kade -of indien bewezen wordt geacht dat do lading
grootendeels, metmedeweien van den eigenaar, voor
denvijand T>estomd is, kan .verbeurdverklaring van
het schip door een Prijsgerecht 'worden uitgespro
ken.
Zulk een 'Prijsgerecht 'behoeft geen permanente
instelling te zijn, doch moet natuurlijk zijn zitting
houden op het grondgebied van cfengene die ver
beurd wenscht'te verklaren, terwijl bij deze proce
dure de eigenaars van sohip en lading of hunne-ver
tegenwoordigers in de gelegenheid moeten worden
gesteld zich te verdedigen >en de zaak van hun zijde
te'belichten. Dit geldt reeds voor „vijanden" in wier
plaats dan bijvoorbeeld'een bevriend gezant of con
sul kan optreden of een advocaat aanstellen en
dus plus forte raison voor neutrale eige
naars evenzeer. Verbeurdverklaring zonder die han
deling heeft geenerlei rechtsgrond 'tusschen onder
teekenaars der desbetreffende declaraties, al be
hoeft ook bijv.'Duitschland er zich niet aan to hou
den tegenover andere oorlogvoerende mogendheden,
wijl Engeland de Declaratie van Londfen-nog niet had
doen aannemen'door het Parlement.
Daarmede is met een letterlijke 'uitlegging wel
te beweren 'en te verdedigen, dat die Londensche
declaratie 'nu ook niet geldt 'tusschen Duitschland
en bijv. Frankrijk of Rusland, 'die de acte -wel tee
kenden, doch geen spitsvondigheid of draaierij kan
verdedigen, dat tusschen-de „bevriende" mogendhe
den Duitschland en Nederland, beide 1 onderteeke
naars, dat 'verdrag niet gelden zou. Wij weigeren
althans te gelooven dat -'ook dit verdrag als „een
vodje papier"'zal worden beschouwd in de Wilhelm-
strasse. Al was het'alleen maar wijl in onze havens,
vooral in de'koloniën zoo vele Duitsche schepen een
toevlucht gevonden hebben, zoodat een bloole 'ken
nisgeving: wilt u alstublieft'maar uitvaren, heerenl
aan de Duitsche zeevaart een schade zou doen, waar-
by het opbrengen van Batavier en Zaanstroom kin
derspel is. Voeg daarbij de nimmer eindigende 'po
gingen van allerlei Duitsche persorganen om Neder
land gunstig te stemmen voor de zaak wan Duitsch-
'land, dan zal elkeen het 'met ons eens zijn, dat
het opbrengen dezer schepen met 'een sisser, dus
met vele excuses en een behoorlijke schadevergoe
ding'zal afloopen.
Veel'erger achten wij het bommengooien naar 't
8.8. Zevenbergen, geladen nog wel met -een cargo
regeeringsmais van Rosario naar Rotterdam. 'Hier
was niet de allerminste aanleiding om op te treden
„Wat is er?" Ilse wilde vooruit storten, maar
Hans Henning hield haar 'aan den arm vast.
„Je blijft hier staan en je ^verroer je niet, voor ik
je roep!" beval hij kort. r
Ilse bleef als door 'schrik verlamd aan 'den rand
van het bosch staan, terwijl Hans Henning op de
beweginglooze gestalte toefiep. Hy wist, wien hij
zou vinden.
Dy knielde'naast den liggende neer. Zijn vader lag
languitgestrekt op den rug. Zijn pet was afgevlo
gen, het geweer, met den loop naar boven gekeerd,
lag naast hem. De oogen staarden naar boven, als
zagen zij diep 'in den zomerblauwen hemel. De mond
was half geopend, de onderkaak hing slap naar be
neden. De handen, welke Hans Henning betastte,
waren ijskoud. De 'dood moest reeds verscheidene
uren geleden ingetreden zijn.
Of de doode gestruikeld en tengevolge van dien
var een hartader was gebroken, of dat de vaj een
gevolg was van den hartslag, zon wel nooit opgehel
derd worden.
Hans Henning richtte voorzichtig het bovenlijf
op en steunde-het tegen den dichtstbijzijnden boom.
Met zijn zakdoek veegde hij 'het zand en de voch
tige grashalmen van het achterhoofd, 'dan legde hij
den doek over het gezicht van den -doode en riep
toen luid Ilse's naam.
Zy had in sidderenden angst daarop 'gewacht en
kwam nu 'zoo snel haar voeten haar konden dragen
aanloopen. Zonder dat er een woord gewisseld werd,
begreep zij 'uit de gelaatsuitdrukking -baars broe
ders de waarheid. Met een 'snikkenden schreeuw
wierp zij'zich naast haar vader in het gras en be
dekte zijn koude hand met tranen en kussen.
„Kom tot'jezelf, Usel" verzocht-Hans Henning. „Ik
zal hulp halen!"i 1 1
Zij knikte slechts. Zacht legde zij 'haar arm om
de schouders van den doode, zijn hoofd zonk aan
haar borst. Bewegingloos bleef zij zitten, de koude
stijve handen in haar 'jonge, warme vingers hou
dend.
In precies dezelfde houding Vond Hans Henning
haar - weer, toen hij met Hilde, tdie geen oogenblik
haar bezinning verloren had, ih het rijtuig terug
kwam. 'De koetsier bleef -op eenigen afstand op de
weide staan.
Sprakeloos stonden'zij met hun-drieën bij het lijk
huns vaders. Alleen "het onderdrukte snikken 'van
Ilse was hoorbaar.