Schaper Courant. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. DE HOFDAME. P.SLUIb De dingen om ons heen. ZATERDAG 27 MAART 1915. 58ste Jaargang No. 5563. „MAN VAN INVLOED". ...'t Trok, in café-kring, dadelijk zeor de aandacht, lat de nog onLokcnde nieuwe stamgast door Jan Doukor# zoo buitengewoon eerbiedig gegroet werd. Dat was een saluut, gelijk men maar zelden ziet.... Jan Donkers vloog, als door een electrisoh schokje vewogcu, van zijn stoel aan de leestafel, zoodra hij Uen vreemden, nieuwen meneer 'in het oog kreep. Hij legde z'n hoed naast zich neer, glimlachte ui- terst-deferent en zoetelijk; waagde een paar stap jes naar oen meneer, boog opnieuw en stamelde 'u paar woorden. De ander keek, met strak-boutain gelaat, even op z'n lorgnet wat vaster op den neus drukkend. En zei toen, met minzame-hoogheid, waarin een tikje verbazing over de familiariteit van 't hem zoo maar aanspreken: „Ah. meneer... meneer... O, juist, meneer Donkers, gelooi ik?... Gaat 't goedi?" „Dank u zeer, meneer zéér dankbaar voor de goedheid. Maakt meneer 't ook wel?" „Best. dank u... Nou, adieu, meneer Donkers!" En de onbekende knikte eventjes, een klein beweginkje makend naar hoedrand. Stapte, van-den-weeromsluit ook al eerbiedig-knipmessendeai „ober" voorbij zonder notitie van den man te nemen. Keek, met knorrigen trek om de lippen, eventjes rand. Bestelde een kop bouillon en ook een van de groote buitenlandsohêi bladen. Neen, de „Temps" was er niet. De „Daily Telegraph" evenmin. De „Neue Frede"?.... Ober werd er veiiecon onder. Somde ©en aantal andere 'bladen en tijdschriften op... „Neen, dank je wel!", zei de me neer ontstemd. Vergenoegde zich met de „Matin". Vouw de het Parijsdie blad met iets-minachtends open, den blik vluchtig latend gaan, snel en oppervlakkig, over de kolommen. Als man, die aan zéér-serieuse lectuur gewend is, ook op het gebied van periodieken. Jan Donkers had 't gehoord. Liep met weifelend- schuchtere pasjes naar den slocl van meneer roeg, of hij, aan ae kiosk, misschien'even mocht .uien iets van wat meneer zocht?.... „Neen, dank u! Dank u! Zeer vriendelijk. Wél be dankt, meneer Donkers!" En de meneer hervatte zijn lectuur. In het clubje waartoe Donkers behoorde, was het stil geworden. Men keek naar den vreemde met het gouden lorgnet en het rosetje in een knoopsgat. En een van Donker s naaste huurlieden aan den anderen hoek van de leestafel fluisterde: „Wie is dat?" Maar Jan wenkte van: j,Zal je straks wal vertellen. Wacht maar!" En zij spraken over koetjes-en-kalfjes terwijl hun gedachten waren by de vraag, wie cue blijkbaar-deftige sinjeur kon wezen... Hy bleef niet lang, Zocht onder den voorraad lectuur nog even... Was blijkbaar zeer teleurgesteld. Tikte om af te rekenen. Gaf zagen zij een dubbeltje fooi. Vertrok wederom diep eerbiedig gesalueerd door Jan Donkers... En toen kwamen zij los. Jan kon hem dus blijkbaar goed. Welnu wie 't was? „Tia I" zei meneer Donkers, de wenkbrauwen hoos- optrekkend. en met een geheimzinnig lachje, „dat is niet de eerste de beste. Een oud-burgermeester. Heeft een erfenis gehad! en zijn vrouw wou met alle geweld in een groote stad wonen. Zy is geparenteerd aan jé aller-ecrste families.... Hij is niet bepaald toeschiete lijk..." „Neen!" zei een van de club. Jan met jaloersche ispot oogjes aankijkend s.dat heb-jij' pas kunnen mer ken!" ,.'t Is iemand van fameus en Invloedging Donkers voort, doende of hij den-steek-onder-water niet snapte I „die heeft al menigeen aan een baantje geholpen. Maar... Maar... Jo moet 'hom goed kennen, ae-je..v Waór meneer Van Klingen 't op begrepen heeft die is goed-af. t Is „au-fond" een beste kerel. Wat stug wat gereserveerd.. Nou-ja, hü is trotsch in z'n doen. Maar toch kan ik jelui verzekeren, dat diezelfde man met mij gepraat heeft; mij goeden raad heeft gege ven, den weg gewezen... Enfin, ik kom er eerlijk voor uit.- Ik heb aan zijn protectie veel te danken. Hij heeft me aanbevolen bij' een paar kennissen... Dat doet-ie om den duiker niet voor iedereen, hoor! Maar hij heeft mijn vader nog gekend. Enfin, als je wat rökening houdt mot zijn eigenaardigheden, dan kan. diezelfde 1 Van Klingen iemand nog genoeg van dienst zijn. Ten minste. als hij overtuigd is, dat 't aan iemand besteed is^ hé?... Iemand, van zeer-serieuse levensopvatting..." „Zou hij mij niet binnen een week of wat hoofd commies kunnen maken?" vroeg een eerste klerk, die altijd in geldnood zat, en van uiterlijk den 4en ot 5eo oener maand bij de vrienden en collega's poging tot tijdelijke versterking van zijn 'beurs-inhoua proefde „neen, waarachtig, één woordje van zoo'n hooge-oome en morgen^den-cLag ben ik' boven Jan!... Ik zal niet onder mij laten, amice Donkers!" voegde eer- ste-klerk er, beseffend, dat hij hilariteit uitlokte, bij. En inderdaad, het gejoel van vroolijkheid barstte los. 't Was al over den 20en van de maand, en de meesten be- 10. I 1 r „Den ouden Bodenhausen is er 'waarschijnljki nog minder aan gelegen, dat zijn zoon zich met Ilse ver bindt. hij ziet de omstandigheden op 'Roode bosch zeer zwart in. Hij drong aan op verkoop. Als hij in dat opzicht kon helpen, dan was hij tot uw dienst." „Van de hypotheek komt-tius niets?" „Geen denken aan!" Krochert antwoordde! slechts door een diepen zucht. is toch zeker tegen hagelslag [verzekerd, va der?" vroeg Hans 'Henning. „Zeer gering. Een nieuwe -slag! Het helpt niets, ik moet niet alleen veel boomen laten vellen, maar ook een deel van het bosch verkoopen." „Het bosch verkoopen? Wat blijft er dam nog over voor ons? Velden, 'die ieder jaar overstroomd wor den en dan niets opleveren! Uit het bosch trok u do voornaamste inkomsten." „Tk kan niet anders,- jongen.",Het klonk als moei lijk onderdrukte vertwijfeling. I De wind ging buiten steeds heftiger te keer en spoedig brulde er een orkaan-om het huis. De boomen in den tuin bogen -zich en scheur den. Groote takken knapten als luoifers af, krakend stortto menige oude stam neer. Tegen den avond gingen mijnbeer Von Kroohert en Hans Henning samen door het dorp, om den omvang dor 'schade te leer en kennen. Toen zij van hun weinig vreugde brengende'wandeling terugkeer den, kwam hun de boschwachter met ontbloot hoofd tegemoet.l Het gezicht van 'den man zag 'zeer bleek. „Is er wat bijzonders, Krüger?" vroeg deoude heer von Krochert haastig. „Een storm, zooals ik nog nooit beleefd heb, mijn heer. Het grootste :deel der boomen is weg." „Mijn God!"'riep Hans Henning verschrikt uit. De oude Krochert zeide niets. Hij greep met bei de banden naar zijn hals, alsof 'hij vreesde te -zul len stikken. Zijn gezioht werd grauw. „Zoodat is het laatste!" 'zeide hij eindelijk dof voor zioh heen. hoorden tot „veste beertjes" van klerk... Zij schater den 't uit. „Noen, jongen", ad Donkers, toch blijkbaar 4ikje- gepoissoerd, gqpikeerd, dat er zoo luditig-onoerbiecüg over meneer Van Klingen werd gesproken, ontstemd dat zyn mededeel ing zoo weinig ernstig werd opgevat. „Neem. jongen, dan mot-jij nog hoel anders worden. Zulke schuins-marcheerders als jij. zijn bij meneer Van Klingen niet aan 't goede adres f" „Heeft die recommandatie van dien machtigen sin jeur je veed duiten gekost?" kwam eensklaps do bru tale cynicus .van de club. Hein van Straten, uit den hoek... Maar Jan Donkers werd nu ernstig boos. Echt nijdig, zagen zij. Hij werd rood van opwinding. „Dat [ij soms poenig kunt uitvallen van Straten", stoof hij op, „dat weten wij allemaal. Maar ik verdraai 't eenvoudig aan te hooren, dat je dagelijke schun nigheden verkoopt ten koste van mensohen, die te hoog staan om jouw... Jouw..." Zij susten 't opkomend ruzie-partijtje. „Soedahl Al goedl" riep Van Straten, die niet gauw overbluft werd en de aardsche dingen met zekere wijsgeerige onverschil ligheid opvatte... En er werd een ander chapiter aangeroerd... Maar de ionge Van Vugt had zeer stil, zeer oplet tend zitten luisteren, met zijn peinzende, wat droevige, treurige oogen. Jan Donkers was 't niet ontgaan. Hij had best gemerkt hoe geen enkel woord, dat hij sprak, den ander ontging. En toen op het gebruikelijke uur de stamclub zich gaandeweg oploste, schoof nij naar Van Vugt toe. „Wat scheelt er aan, Tom? Ben je niet lekker kerel?" „Jawel" zei de ander... En Donkers bespeurde, dat hij niet durfde uitkomen voor wat hem naar 't hart drong.. „O!" riep Jan uit. „ik snap 't. Die Liebel... Die Lie- be!.... Het oude liedje. N«ly is toch niet boos op jel" De tranen sprongen den iongen in de oogen. Zoodat hij bang dat ae menschen aan leestafel 't zouden merken snel de handen over de oogen streek. „Kom", moedigde Donkers aan, „maak van jo harl geen moordkuil... Wij zijn oude vrinden, hé?,.. Wat scheelt ie?" Van Vugt haalde de schouders op. Is 't dan ook niet om wanhopig te worden!" zei hij, nicht naar Don ker; overbuigend „je weet. Nel en Ik houden ziels veel van elkaar. Mnar trouw eens op zeshonderd poe en een toelage van een kleine n «derd!... En n i er nog hij, dat ve leden we-k een am«o-k i> g4.o om liaur Ih-md... Een kerel me da.i n; me. oc.t tu. die klinkt als 'n klok. Verdient me efieties hy heeft het haar vader bewezen bij do vier duizcind gulden per jaar. Ze hebben NeUy bij d'r thuis gedreigd, dat ze naar eigens naar buiten zullen sturen.... Ze is nog geen twintig!... D'r vader heeft opgespeeld, dat het kind er een week-lamg riek van is geweest. Hij heelt geschreeuwd, dat-ie wel afdoende maatregelen zou ne men om dien armoedzaaier... Dat ben ik dan, hé?... Van .de baan te krijgen. Haar moeder heeft 't op de zenuwen gehad. Haar oudste broer heeft gezegd, dat ie mijn armen en beemeh zal stuk-slaan, nls-ie mii' ooit met haar ontmoet... Donkers, kerel, ik houd t niet meer uit. Terwille van Nelly gaf ik dé zaak op. En teeken voor de Oost, of ik neem 'n pil in... Zonder Nel kan ik toch niet leven..." De ander had met ernstig-meewarig gericht zitten luisteren. Nu en dan knikkend dat-ie de lamme situatie volkomen begreep. „Zoo mag-je niet praten, kerel!" zei hij eindelijk, „je moet den kop ophouden. Doorzetten, energie toonen Wel sapristi, en vent van vier en twintig jaar, recht van lijf en leden, nuert een goed verstand en een aardige dosis kennis... Je hebt toch maar altijd je anddiploma H.B.S. in je zak!... „Drie-Jarige 1" zuchtte de ander. „Goed. Best. 't Is altyd iets. Je moét Carrière maken Als jelui elkaar trouw blijven, dan kunnen geen duizend vloekende en razende vaders en 't op de zenuwen krij gende moeders .Jiet zaakje beletten!..." Van Vugt glimlachte flauwtjes. Baapte eensklaps al z'n moed bijeen. Fluisterde, met hevigen blos van ver legenheid, Donkers in het oor: „Zou die meneer van straks... Je weet wel... Waar je van vertelde... Zou die nu niet.. Als jij je er eens voor interesseerde... Kerel, ik zou Zoo gelukkig riinl" En weer sprongen de tranen van wanhoops-verdriet den jongen in do oogen. Van Klingen!?" riep de ander, heel-verbaasd uit Lik moet zeggen 4 *I" L!J' „■a. uwct ocggoiA je bent er als de kippen bijl. l^a dat is een moeilijke vraag. Als ik niet wist, ho beroerd je er momenteel by-staat... Als ik je positie niet volkomen begreep... Eerlijk gezegd, amice, aan zou ik je wel wat indiscreet... Maar daar is geen kwestie van... Heelemaal niet... Als ik kans zag om je van dienst te zijn waarachtig Van Vugt, beste jongen... Ge loof-je dat?..." En Jan Donkers stak hem de hand toe. die de ander met een enthousiaste erkentelijkheid drukte.. Voor het ©erst na langen tijd licht ziende in de duisternis... ..Laten we dit afspreken, Van Vugt". zei Jan nog „ik beloof ie. op eerewoord ik zal ernstig over de zaak nadenken. Op den voorgrond stel ik: makkelijk gaat 't niet. Jij hebt, geloof ik. wel een optimistische voorstelling van do zaak. Maar ik voel, ik besef die per dan jij misschien op dit moment aanneemt dat jij geholpen moet warden. Meer kan ik niet zeggen. Ik doe mij wel eens... Wij! praten nu streng-confidentieel, als vrienden Ik zeg: 'k doe me wel eens wat luchtig en onverschillig voor. Maar als je denkt dat het levens- I HOOFDSTUK 5. De houthandelaar'gaf voor het'gebroken hout na tuurlijk veel minder. Krochert nam met stompe over gave de onaangename berichten in ontvangst, die c'agc-'i.jk8 binnenkwamen in den -vorm van opgezeg de hypotheken of wissels. Hij sprak heel weinig. Meestal bromde hij wat voor zich.' Ilse '.iep met beschreide oogen rond. 'Met koorts achtige ongerustheid ging zij dagelijks den brieven besteller tegemoet, telkens een brief van Hilmar ver wachtende, die maar niet kwam. Hij verwachtte in ieder geval een tegemoetkomende houding van haar. Ilse waagde het, na 'de woorden van haar broer, niet, om eerst te schrijven, 'maar zij werd haast ziek van verlangen'en onrust. Hans Henning dacht weer aan oom Heinricb te Malchow. Alleen het uitdrukkelijk verbod zijns va ders verhinderde -hem, zich in vertrouwen tot hem te wenden. Hij dacht ook aan de verzekeringen van vriendschap van den erfprins. Maar deze was zelf afhankelijk van den ouden hertog, wiens gierigheid te'Glückstadt spreekwoordelijk was! Buitendien stuit te het hem tegen de borst-een dergelijk verzoek te doen aan zijn gebieders. Denheelen voormiddag zat hij aan de schrijftafel, boeken en papieren nareke nend tot het hoofd hem pijn deed. Zat hij daarna aan de smaakvol gedekte tafel, tegenover zich zijn zusters in elegante toiletten, zijn vader opgewekt, door den goeden wijn en uitmuntende spijzen'opge monterd, over allerlei-babbelend, terwijl de bedien den geruischloos bedienden dan kwamen hem zijn angsten en zorgen van den voormiddag 'als een woesten droom voor. Zou het mogelijk zijn, dat deze solide huishouding, waar 'alles als op gummiwielen liep, uit het'Spoor kon geraken? Alles maakte hier den 'indruk van onmetelijken rijkdom, van orde en stiptheid en 'tooh stond 't op het punt van ineen te storten. 1 Hans Henning bad het gevoel, op een hellende baan langzaam, maar zeker naar beneden te glijden en zonder houvast in het onzekere weg te zinken. Hij was ook bezorgd over de gezondheid Van zijn vader. Na ieder zaakrijk onderhoud kreeg de oude heer een aanval van physieke maohteloosheid, ge paard gaande-met beangstigende hartkloppingen, die dikwijls'in een pijnlijke kramp overging. Hans Hen ning liet hem derhalve ongaarne alleen op jacht gaan. Maar de oude heer hield eigenzinnig vol, dat geluk van mijn vrienden me koud laai, dan vergis-ju jo loch.... Néén. zoo ben ik niet... Enfin laat mij over de zaak rijpelijk nadenken. Kom dan Woensdag-middag... Neen, niet hier, de an deren hoeven er niets van te weten. Dat zijn zaken, waar derden absoluut niet mee te maken hebben. Kom bij mij, op m'n kamers. Dan kunnen wc rustig verder praten. Zie ik geen kans, heelemaal niet nou dan krijg je voor dien tijd bericht. Adieu! Tat Woensdag dan!" En zij scheidden. ...Bevend van angst en I hg was Van Vugt dien Woensdagmiddag in Jan Donkers zitkamer. Hij had twee dagen van ellendige spanning doorgebracht sidderend, dat Donkers hem zou opschellen. Of briefje sturen. „Ik zal ronduit met Je praten" zei vriend-bescher- mcr, zittend voor z'n schrijftafeltje de beenen lang- uitgéstrekt, de vingertoppen tegen elkaar, den Mik van beschermeling ontwijkend, „een jaar geleden heb ik iemand een zeer belangrijken dienst bewezen, waar door ik zelf in de grootste ongelegenheid ben geraakt. Volmaakt onbaatzuchtig heb ik iemand... Doet er natuur lijk niet toet wien... Enfin, ik heb duizend pop geleend Zonder bewijs... Dat vraag-je niet aan een vriend, hé?... Ik vertrouwde op een restitutie zoo zeker als op een rots... Om kort te gaan de vent is geduikeld. Ik ben m'n duiten kwijt. En de geldschieter... Ik heb de duiten zelf tegen hooge rente moeten opnemen, na tuurlijk... De geldschieter dreigt me mot faillissement, als ik niet voor aanstaanden Vrydag tien uur het wis seltje honoreer. Luister nu goed Van. Vugt. Ik kén ie mand met bij na-wiskundige zekerheid... Ja, daar is geen twijfel aan... Menschelijkerwijs gesproken.. Ik kén iemand zeer waarschijnlijk aan een positie helpen, door middel van meneer Van Klingen begrijp je wel?... Aan een betrekking van dadelijk-vijflienhonderd, met prach tige vooruitrichten. Nu is er een sollicitant met een tante, die hem wil helpen met alle plezier... Aan duizend gulden. Die hij mij wil leen en... Op de makkelijkste voorwaarden en met de grootste dankbaarheid. Dat zal jc wel duidelijk rijn. Maar ik ben begaan met je verdriet. En nu ben Ik bereid je een vriendendienst te bewijzen, waarvan je zult erkennen, dat-ie waardeering verdient. Kijk, Van Vugt. ik ben bereid om bij mijn directie vijfhonderd pop voorschot te vragen Meer gaat niet. ik doe 't zeer ongaarne, want 't m-nak' mii positie werkelijk niet sterker. Die vijfhonderd kan xe' krijg-"», -en <1* grldsrli'e'e- wi! tegen hoogc rente begrijp ie, maa*- d it heb k ook n >g voe- je ov e n Ie I gu!den talen stam Dat rege! ik dan wel. Maat'... voor do resteerendo twcehoncl'-rd pop mot-jij dan zorgen!..,. Vóór Vrijdag! Zeg nu liever, wal ik je bidden mag: neen, Jan, dat kan ik niet. Dan bewijs 'y uiij 'nog grooler dienst dan ik jou... Maar een man eetn meer opgezocht. En ook meneer Donkers vertoont zich slechts bij zecr- hooge uitzondering nog in riin voormalige café-stamclub. MAITRE CORBEAU. VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER Verkrijgbaar bg JOH. W. GOVERS. Molenstraat. t gaat de tante met centjes, om bij Van Klingen te recom- mandeeren voor het baantje van de vijftienhonderd. Ik maak me sterk, '4 te bezorgen. Anders zou ik er natuurlijk! tafel over graten. Enfin wat zqg-le er \an? Gaat niet, hé? En voor het eerst, nadat hij rijn toelichting was aangevangen, durfde Jon Donkers opkijken maar het jonge gelaat van. de openhartige, naïeve, enthousiaste trekken... Naar den jongen man, die hem smeekte alles in 't werk te mogen stellen om door het leenea (*t ging natuurlijk om voorschot I Zijn protectie gaf Jan gansch onbaatzuchtig) van de tweehonderd gulden mogelijk te maken, dat via den zoo-invloedrijken meneer Van Klingen... Een kwartiertje later ging meneer Jan Donkers haastig uit. Hij liep naar een niet-ondeftige buitenbuurt Schelde ergens aan. De meneer van het rosetje en het gouden lorgnet die lectuur aan leestafel te „vulgair" had gevon den voor rijn fijneren, intallectueelen smaak deed hem zelf open.. ..En in ffijkamertje „smoesden ze langen tijd. 't Was al donker, maar de invloedrijke meneer stak geen licht aan Zuinig man, als hij is. „Dus vyT en zeventig voor mij?... Niet meer?„.. Neen, Donkers, jongen" zei de voornaam-Énvloedrijke. „dat gaat; niet. Geüjk-op-deeden. Anders zeg ik dien jongen dat er niets van de »>«k komt..... Even laaide ruzietje op, met gesmoorde woed e-woordjes Éindelijk werden ze 't eens. Bonjour!" zei Donkers, het huisje verlatend. „Adieu!" zei deftig-voorname. Van diens minzaam- houtaine manieren tegenover „protégé" was nu niets meer over... De behandeling der treurige zaak van den jongen, die diefstal 'en verduistering had gepleegd om aan geld te komen, teneinde heer Jan Donkere te helpen aan de tweehonderd gulden, welke hem, via den invloed rijke... De lezer weet nu de finesses der zaak... De behandeling dier strafzaak heeft nog geleid tot een ondervragen van den deftigen altruïst met het gou den lorgnet... Doch 't was vruchteloos. Ook ditmaal was hij niet in het net te krij'gen. En meneer Donkers ontboezemde .voor rechter-commissaris rijn gloeiende verontwaardiging over de zedelijke verdorvenheid van den jongeling, me hem belasterde voor al rijn goedheid, rijn .dwaze goedhartigheid" zooals hij 't zelf noemde, om dien Van Vugt ook met geld te steunen... Bewijzen noch getuigen waren er!... Wat niet wegneemt, dat na dit geval de „invloedrijke" toch nog wat voor zichtiger is geworden. De slechte leestafel in café, dat hij eenmaal met rijh komst vereerde, heeft hij niet hij in de frissche 'lucht nooit van 'die aanvallen kreeg en ging dikwijls 's morgens vroeg alleen uit, om wild te schieten. Het huis, dat hem zooveel zor gen baarde, baatte hij menigmaal, hij ontliep het graag 'buiten in de -vrije lucht was alles beter te dragen. I 1 1 Hilde en Jlse 'maakten zich daarom niet bezorgd, dat hij vandaag bij het tweede ontbijt nog niet te rug was. Als vader op jacht was, vergat hij wel fhecr een maaltijd. Hans Henning werd echter door een onverklaar bare onrust aangegrepen. „Ik-ga hem na!" verklaar de bij. „Hij wilde naar de tweede open plaats in het bosch gaan." „Neem mij mee!" verzocht 'Ilse. „Het is 'al zoo lang geleden, dat ik eens flink gewandeld heb." „Goed, kom maar mee! Maar het wordt een lan ge weg. Als hij niet is, waar ik hem verwacht te vinden, dan moeten wij - vader elders zoeken." Ilse was spoedig gereed. In een k9rten grijs-groe nen mantel, een zacht vilten hoed diep op het voor hoofd gedrukt, zag zij er geheel In overeenstemming met de weide uit. „Ik zal het eenden ander mee nemen. Vader zai wel hongerig zijn." Hans Henning zette er 'flink den pas in. Ilse kon hem nauwelijks volgen. In het 'bosch aangekomen bleven zij een paar minuten staan, om adem te scheppen. Hans Henning legde beide handen aan den mond en riep luid den naam zijns vaders. -Maar de echo gaf het woord langgerekt terug en een op-; geschrikte vogel stiet een schreeuw uit, toen hij zich klapwiekend naar den kroon van den naasten boom bewoog. .1 „Misschien is hij toch nog 'op de open -plek, zoo Zy gingen verder. Hans Henning'trad onwillekeu rig voorzichtig op de manier-van een jager op. Er kraakte geen takje onder zijn groote •schreden. Ilse volgde dicht achter hem. De'mooie, frissche wan deling door het bosch stemde haar onwillekeurig °PD|Wopcn plek -was bereikt. De zot wierp haar schijnsel over de groene weide,'en sidderende blad schaduwen onder de spaarzame boomen. Hans Henning zag ^plotseling zeer verschrikt. Aan het andere einde, naar het veld 'toegekeerd, zag hij een mensohelijke gestalte op den 'grond liggen de armen wijduitgestrekt* alsof zU naar iets wil- dea grijpen. NOG EENS CONTRABANDE. In mijn artikel in dit blad van 4 Maart heb ik gepoogd bet begrip „contrabande" ietwat te'verdui delijken, vooral in zoover ons land als doorvoerler- rein by deze kwestie gemoeid was. Immers dit staat vast bij al hetgeen wat in deze dagen op het gebied van volkenrecht wankelt, dat contrabande alleen goe deren kunnen zijn-die over zee naar den vijand go- zonden worden. Zoo was het tot voor enkele-dagen en sedert de Overzeetrust door zich als geadresseerde te laten aanwijzen, de garantie op zich nam, dat de aan baar geconsigneerde goederen voor Nederland zelf bestemd waren en niet hun weg naar -Duitschland zouden vinden hadden handel en scheepvaart althans van de zijde der gealliëerden weinig of geen last. "Het bleef by aanroepen 'en opvragen van de scheeps papieren en 'ladingbrieven en daar -alles vóór in scheping gecontroleerd was en het vervoer gedekt werd door onze vlag en de ken teekenen der Over zeetrust, was -ook deze formaliteit in do weinige gevallen waarin zij werd 'toegepast spoedig en zon der verdere moeilijkheden'gedaan. Thans echter is met een oogwenk de geheele toe stand-veranderd. En wel doordien Duitscnland, waar schijnlijk uit weerwraak over het zoogenaamde „uit- hongeringssysteem" van de gealliëerden, schijnt be sloten te hebben ook levensmiddelen als contra bande tv beschouwen en wel als absolute'contraban de, om het 'even of zij voor de Britsche regeering en haar leger, dan wel -voor particulieren bestemd zijn. i Immers, zoo men te Berlijn deze meenfhg niet is toegedaan, komt de aanhouding van Batavier V en Zaanstroom in 'nog vreemder licht. Van een werkelijke blokkade, waarbij geen enkel sohip pasBeeren mag onder welke vlag en.met welke lading dan ook, op straffe van te worden geconfis- ceerd, is immers geen sprake. En zoowel de Decla ratie van Parijs'als die van Londen eischen dat een „yrU schip" vry blijven zal, ook al heeft het „vij andelijke goederen" aan -boord. Die goederen kun nen, zoo zij contrabande zijn, worden'verbeurd ver klaard, doch alleetf in geval van een werkelijke blok kade -of indien bewezen wordt geacht dat do lading grootendeels, metmedeweien van den eigenaar, voor denvijand T>estomd is, kan .verbeurdverklaring van het schip door een Prijsgerecht 'worden uitgespro ken. Zulk een 'Prijsgerecht 'behoeft geen permanente instelling te zijn, doch moet natuurlijk zijn zitting houden op het grondgebied van cfengene die ver beurd wenscht'te verklaren, terwijl bij deze proce dure de eigenaars van sohip en lading of hunne-ver tegenwoordigers in de gelegenheid moeten worden gesteld zich te verdedigen >en de zaak van hun zijde te'belichten. Dit geldt reeds voor „vijanden" in wier plaats dan bijvoorbeeld'een bevriend gezant of con sul kan optreden of een advocaat aanstellen en dus plus forte raison voor neutrale eige naars evenzeer. Verbeurdverklaring zonder die han deling heeft geenerlei rechtsgrond 'tusschen onder teekenaars der desbetreffende declaraties, al be hoeft ook bijv.'Duitschland er zich niet aan to hou den tegenover andere oorlogvoerende mogendheden, wijl Engeland de Declaratie van Londfen-nog niet had doen aannemen'door het Parlement. Daarmede is met een letterlijke 'uitlegging wel te beweren 'en te verdedigen, dat die Londensche declaratie 'nu ook niet geldt 'tusschen Duitschland en bijv. Frankrijk of Rusland, 'die de acte -wel tee kenden, doch geen spitsvondigheid of draaierij kan verdedigen, dat tusschen-de „bevriende" mogendhe den Duitschland en Nederland, beide 1 onderteeke naars, dat 'verdrag niet gelden zou. Wij weigeren althans te gelooven dat -'ook dit verdrag als „een vodje papier"'zal worden beschouwd in de Wilhelm- strasse. Al was het'alleen maar wijl in onze havens, vooral in de'koloniën zoo vele Duitsche schepen een toevlucht gevonden hebben, zoodat een bloole 'ken nisgeving: wilt u alstublieft'maar uitvaren, heerenl aan de Duitsche zeevaart een schade zou doen, waar- by het opbrengen van Batavier en Zaanstroom kin derspel is. Voeg daarbij de nimmer eindigende 'po gingen van allerlei Duitsche persorganen om Neder land gunstig te stemmen voor de zaak wan Duitsch- 'land, dan zal elkeen het 'met ons eens zijn, dat het opbrengen dezer schepen met 'een sisser, dus met vele excuses en een behoorlijke schadevergoe ding'zal afloopen. Veel'erger achten wij het bommengooien naar 't 8.8. Zevenbergen, geladen nog wel met -een cargo regeeringsmais van Rosario naar Rotterdam. 'Hier was niet de allerminste aanleiding om op te treden „Wat is er?" Ilse wilde vooruit storten, maar Hans Henning hield haar 'aan den arm vast. „Je blijft hier staan en je ^verroer je niet, voor ik je roep!" beval hij kort. r Ilse bleef als door 'schrik verlamd aan 'den rand van het bosch staan, terwijl Hans Henning op de beweginglooze gestalte toefiep. Hy wist, wien hij zou vinden. Dy knielde'naast den liggende neer. Zijn vader lag languitgestrekt op den rug. Zijn pet was afgevlo gen, het geweer, met den loop naar boven gekeerd, lag naast hem. De oogen staarden naar boven, als zagen zij diep 'in den zomerblauwen hemel. De mond was half geopend, de onderkaak hing slap naar be neden. De handen, welke Hans Henning betastte, waren ijskoud. De 'dood moest reeds verscheidene uren geleden ingetreden zijn. Of de doode gestruikeld en tengevolge van dien var een hartader was gebroken, of dat de vaj een gevolg was van den hartslag, zon wel nooit opgehel derd worden. Hans Henning richtte voorzichtig het bovenlijf op en steunde-het tegen den dichtstbijzijnden boom. Met zijn zakdoek veegde hij 'het zand en de voch tige grashalmen van het achterhoofd, 'dan legde hij den doek over het gezicht van den -doode en riep toen luid Ilse's naam. Zy had in sidderenden angst daarop 'gewacht en kwam nu 'zoo snel haar voeten haar konden dragen aanloopen. Zonder dat er een woord gewisseld werd, begreep zij 'uit de gelaatsuitdrukking -baars broe ders de waarheid. Met een 'snikkenden schreeuw wierp zij'zich naast haar vader in het gras en be dekte zijn koude hand met tranen en kussen. „Kom tot'jezelf, Usel" verzocht-Hans Henning. „Ik zal hulp halen!"i 1 1 Zij knikte slechts. Zacht legde zij 'haar arm om de schouders van den doode, zijn hoofd zonk aan haar borst. Bewegingloos bleef zij zitten, de koude stijve handen in haar 'jonge, warme vingers hou dend. In precies dezelfde houding Vond Hans Henning haar - weer, toen hij met Hilde, tdie geen oogenblik haar bezinning verloren had, ih het rijtuig terug kwam. 'De koetsier bleef -op eenigen afstand op de weide staan. Sprakeloos stonden'zij met hun-drieën bij het lijk huns vaders. Alleen "het onderdrukte snikken 'van Ilse was hoorbaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5