BRIEVEN VAN EEN ONBEKENDE. klank. Zo zei iets. Onsamenhangende woorden waren 't. En haar eigen oogen glommen van valschen haat-scjiijn. Ze sprak nog oneer. Hóór neet!.... Stel je voor!.... Zyn zoon1?... En weg vluchtte zij. Snel, haastig een zijsteeg tn. Zij was bang voor het bliksemen in zijn oogen. Zooals hij nu was, had zij zich broer Doos nooit kunnen voor- Stéllen... x En zij zag hem voortsnellen, over de straat, naar huis... Toen vod de Na berouw over' wat zij gedaan had. Over den martelenden twijfel in hem gewekt. En zij wist nog niet eens wat er zou volgen. Hoe hij dol van bange jalouzie-twijfel zijn vrouw vragen zou... Zeggen zou... Iloe zus Na, die Jiij ont- moet had, zinspeelde op de mogelijkheid', dal hun Cor- nelis hun jongen, niet zijn kind... En hoe Griet hem getergd had.... Geprikkeld door het denkbeeld dat de gehate Na haar dien poets had gespeeld. En broer Doris omvattend, op dat moment in haar antipathie... „Kan wel!" zei ze, tartend, luid lachend hem, aankijkend met trotsch-uitdagende oogen. „Kón best! En dan-nog!.... vooruitWat dan nóg?.." Een kwartier later was er hevig tumult in burgermans- buurtje. Er werd gemompeld van moord.,.. Van hard- stikke-dood.... Zoo'n vaart heeft 't niet .geloopen. Maar wél moest Griet Hovens een paar weken in net gasthuis verpleegd worden. Want brave-Doris was een woesteling geworden. En de slag, die hij haar met een stuk-hout iliad loe- -iak" gebracht, was „raak" geweestI... Toen ik htm zag terecht slaan wegens zware mishan deling, op zijn vrouw gepleegd, was 't weer de oude. ineengezonken, krachtelooze Doris. 't Verdriet over wat hij berokkend had, was genoeg geweest om het laatste „ruggegraat" in hem te vernietigen. En de diep-minachtende blik, die de eerste getuige- ó-ciiarge het kokette weer-herstelde vrouwtje op hem wierp, beantwoordde hij met de stil-hulpe- looze smeeking van afgeranselden hond... Maar 't baatte niet. Zij had hem den rug toegewend. Voor-goed en altijd... MAITRE CORBEAU. Mr. ANTONIO. Ik ben een mensclv geef'mij wat rust. 1 Th. van Ameide. Wij zijn thans bezig al den 'rommel» om te halen. 11 P. A. de Genestet. Toch 'draag 'ik geduldig dó jaorlikse kruis. 1 s B. van Meurs. Het lied van de lente'kiinlct'steeds voller en lui der over onzo verjongde aarde. Koesterende zonne stralen, 't uitberstend groen, bloeiende heesters groenende velden en 't jubelend vogelenheir wor men te zamen het schoone koor, dat om dezen -tijd van 't jaar onze harten zoo blij kan stemmen. En zelfs de schrale wind. die in dat harmonieuss koor is als een schrille dissonant, vermag de blijdschap niet weg te nemen. Helaas! niets is volmaakt op deze'aarde! Ook niet onze lentevreugde. Want wat de schrille dissonant des'schralen winds niet vermag, dat gelukt maar al te goed aan de nog veel akeliger, wanklank der schoonmaak. Lezer 1 .vergeef me, 'dat ik u zoo plotseling van de toppen der verhevenste poëzie duw in de diepten van 't akeligst proza. Maar zoo is de 'werkelijkheid nu eenmaal. Zoo beleven we het thans allen in ons kleine landje, dat zoo beroemd is vanwege zijn schil ders, z'n zeehelden, -z'n molens, z'n wijde Volen- dammer broeken en z'n-serieuse schoonmaakwoede. Ik vraag u, in wiens hart wordt in deze dagen het lied van de lieve lachende lente niet versmoord door de litanie van groene zeep, dweilen, stofdoe ken en wat daar verder bijbehoort? Wie ziDgt, neen! wie klaagt thans niet met onzen zanger Sp eenhoff: 1 „We zijn aande schoonmaak, ons achtste gebod. De werkvrouwen werken mijn glaswerk kapot. De kachels ze worden op zolder gezet; Ai'ril je van de kou, er wordt niet op-gelet. Je boeken ze zijn uit de kasten gehaald;' Je'Shakespeare, die is in de gootsteen verdwaald. De deuren en ramen zijn opengezet. Dan vlucht je wanhopig enz." Jal kón men het'„duuveltje 'in huus", zooals een Betuwsch dichter de schoonmaak eens genoemd heeft, maar ontvluchten! Maar, och arme! waarheen te vluchten? 't Is een epidemie, die heerscht van kelder tot zolder, van voordeur tot verder dan de achterdeur. Waarheen te vluchten? Want hij buur en vrind heerscht het „duuvcltje" ook. En ieder 'ziet u liever gaan dan komen. Bovendien wie m ag'vluchten? Wie heeft geen schatten, die hij in kritieke tijden, gelijk die dor schoonmaak, zijn, in den steek laat? Want niets is heilig en'veilig voor handen, die geroepen zijn om „sohoon te maken". Ja'zelfs het plekske grond, waar ik het overige gedeelte van het jaar alleenheerscher ben, mijn heilige der heiligen, mijn studeerkamer, moet ik ontsluitèn 'voor en overgeven aan profane blikken en nog profaner handen. Ach! mijn boeken! die 'mij lief zijt, verbeeld ik het me of is het werkelijk waar, 'dat'ge om dezen Gelukkigerwijs kreeg mevrouw Van Hoogendalook een brief en daar zij zeer 'ijverig las, 'gelukte het Sitta om haar brief onbemerkt -in haar zak te schuiven en Mor ging zij onder het -voorwendsel' dat zij iets moest'halen, snel naar haar kamer, om den brief te lezen. Haar knieën sidderden, 'toen zij 'den aanhef las: „Mijn geliefde Sitta!" Ach, wilde hij dan nooit ver standig worden en voorzichtig zijn. „Eiken dag, neen elk uur wacht ik op antwoord van *je tevergeefs. Sleohts je verzoek om ontslag is ingekomen.'Denk je, dat ik mij bij dezen loop van zaken zal neerleggen en 'je uit mijn loven zal la ten wegglijden, mij stom'naar den loop der omstan digheden zal voegon? Nooit! Wanneer je dat hebt kunnen denken, dan onderschat je mijn liefde en oversohat'je mijn volgzaamheid. Ik sohend missohier de rechten van anderen 1dat geef ik toe. Maar men moet ook -'met zijn 'eigen reohten rokening houden, met de reohten van -zijn harten een drenkeling waagt er niet naar aan -wie of de 'plank behoort, waaraan hij zich vastklemt. Ik ben zon der jou als een schipbreukeling, ik drijf rond zon der vast'doel en ben willoos wanneer jij niet bij mij bent. 1 „Misschien is het onmannelijk om :het uit te spreken, maar ik kan niet anders! Mij is het leven dor zonder jou, waardeloos al het andere tegenover Jouw bezit.1Verschrik niet, Sitta. Ik heb open hartig met den hejtog gesproken, hem alles gezegd van onze liefde, van mijn plannen om afstand te doen van den troon en mij van de erfprinses te la ten'scheiden. Het ging er tusschen ons niet zacht' langs. Mijn verstoorde jeugd, mijn kindsheid zonder iets1 anders dan tucht, mijn nooit ontwikkelde kon nis, dat alles wierp ik hem in het gelaat. Hij ver- woet mij daarentegen gebrek aan plichtsgevoel, 'ja, -eerloosheid. Het was een hevig gevecht. Wat at'zijn toornen en verwijten niet klaar speelden, dat ge lukte aan zijn smoeken. Hij bezwoer mij nu geen beslissende stap te doen. De vreeselijke tooneelen die moesten volgen, zouden de gezondheid der erf prinses kunnen storen en 'alle hoop op een kind vernietigen. Dat zag ik in en-daarom beloofdo ik te wachten. Wanneer zij nu over korten tijd hier In tijd mij met uw ruggen zoo -smeekend'aanziet, alsof ge wilt zeggen: „Laat ons nu dit eene jaar eens met rust!" Maar neenl het geeft niet, ik kan u niet troosten, 'want ik heb in deze dagen nog niet zóó veel in tebrengen.'Want als ik beweer, dat het niet noodig is, wordt me'een stoffige vinger voorgehou den. En als ik beweer, dat'boeken, waarin do geest van eeuwen is neergelegd, toch wel -het stof van een jaar mogen dragen word ik uitgelachen. En dus, gij moet eraan geloovc-n evenals ik. 't Is nu in waarheid mobilisatietijd! Maar nu van het zooge naamde zwakke geslacht, Jdat zich in dezen zoo stork van wil en zelfs sterk van krachten toont. Ach, gij gemobiliseerdenl wat hebben -we u be klaagd, toen go in Augustus yan huis en hof -werd weggehaald1 Maar nu zeggen we bijna met afgunst: „Gij, gelukkigen, die huis-en-hof-in-rep-en-roer hebt mogen verwisselen voor kazernes, forten, enz., waar het akelig spook van den schoonmaak geloof Ik nog niet'onbeperkt heersoht en aldus 't bestaan Vergalt." Waamm hebben ook de organiseerders "Van de „Groote Sohoonmaak", die thans in Europa gehou den wordt, -daarvoor niet den traditioneelen schoon maaktijd, het voorjaar, kunnen-afwachten. Dan zou- don 'velen met mij in al de ellende nog een blij oogenblikje gehad hebben bij de gedachte, dat die Generale Schoonmaak-ons-althans voor eenmaal ver lost zou hebben van de'jaarlijkste particuliere dito. Of zou zelfs de Auguslfusschrik van 1914 de vrou wen niet hebben afgeschrikt? Waarachtig! kennen de de taaiheid, waarmee -Holllandsche huisvrouwen aan dit onbeschreven privilegie vasthouden, had ik gaarne eens de proef op de som gezien. En als devrouwen het afgelegd hadden neen! ik ben geen wreedaard, en ik erken, dat het een paardenmiddel is, maar je zou in verzoeking komen om jaarlijks zoo tegen het -voorjaar een wereld brandje te organiseeren. Ik zou me dan tenminste kunnen verdedigen door te zeggen, dat het met ideale bedoelingen geschied was, wat de aanstokers van deze wereldbrand-niet kunnen zeggen. Maar 't past over ernstige ddngien-met ernst te spreken. 1 r Hebt gij er wel eens over nagedacht,-lezer,'dat de schoonmaak een specifiek Hollandsch verschijnsel is? Ge moet 'maar 'eens zien, hoe buitenlandsc'he vrouwen, die hier hun -tehuis hebben gevonden, verwonderd staan, als ze voor het eerst -de voor jaarstrek naar water, bezem en boenders in hun Hollandsche zusters zien wakker worden. Die niet- te-bedwingen lust, om 'alles -wat los en vast is van zijn plaats te halen, en om-het huis van boven tot beneden, van/binnen en van buiten 'af te -stoffen, -te vegen, -te boenen, -te bezemen, -te krabben en :-te poetsen is haar geheel vreemd. De oor zaak? Misschien'omdat we in een waterlandje wo nen. Dat zien -van 'veel water prikkelt den lust om te gaan ploeteren en 'plafesen. Maar waarom dien lust gebluscht aan deuren 'en 'ramen, vloeren en zolders en meubels? Want dat is wel'het'treffende in'de zindelijkheidsmanie van vjele Hollanders en 'Hol- landschen, dat'die hoofdzakelijk, ja niet zelden uit sluitend gericht? 1s op woning en onderdeelen daar van. r Ons volk is een zindelijk volk,'buitengewoon zindelijk. Van de meeste viperen kunnen we wel eten; -in de 'meeste meubelen ons spiegelen; alles wat blinken kan, -blinkt; -'en het stof wordt nauwe lijks den tijd gegund om rustig neer te strijken maar.... ik heb eens gehoord van een Hollander, (neen! meer dan een!) die zich alleen wiesch wan neer hij uitging. (Ik wensch den man menig „uitje" toe.) 'En ik'heb eens gehoord van een gezin (neen! meer'dan'e e nl), waar de Zaterdagsche schoon maak der kinderen-nimmer'„ten voeten uit" plaats [had. En ik heb eens 'een 'oudrenpaar hun zoon, hooren laken, „omdat-i zich de weelde'veroorloofde zich minstens eenmaal, soms tweemaal per dag te wasschen". 'En ik 'ken menig gezin, waar op zijn tijd schoone 'kleeren 'worden aangetrokken, maar waar men niet schijnt te weten, dat schoone klee ren den mensoh nog niet schoon maken. En ik'heb eens gelezen van een vrouw, die met oen wond aan haar linkerbeen naar den dokter ging, maar'aan het verzoek van den dokter, om ook haar rechterbeen te laten zien, niet wilde voldoen, want.... daarop had-ze niet-gerekend. Ik geloof dat de titel van dat verhaal was „Een wit been en een zwart heen" en dat er tusschen haakjes achter stond „historisch". En ik 'zeker! 'ons volk is een zindelijk volk, buitengewoon zinld-eflijk, want -van de meeste vloeren kunnen we eten; en in de meeste meubelen ons spiegelen, enz. enz. zie" boven!) maar dat het goed zou wezen oin een deel van 't vele water, nu aan huis en onderdeelen verspoeld, aan den lijve te spendeeren; en dat badhuizen 'zeer 'nuttige en zelfs noodige inrichtingen zijn, zijn waarheden, waar van nog vele Hollanders, zoo mannen als vrouwen; weinig doordrongen - zijn. Ik geef toe; er is verbetering'in die richting te bespeuren, maar het gaatHollandse!}-langzaamVan landen als Engeland, Zweden, Noorwegen e. a. kun nen wij in dat opzicht nog wel iets leeren. En Haten velen dan maar-gerust hun muren, vloeren, deuren, meubelen enz. een 'halve beurt minder geven en 't voorjaar begroeten met een 'niet 'te onstuimige ''ac tie in groene zeep, dweilen, bezems, stofdoeken, enz. Mijn boeken en ik zijn er voor. i 1 X. Tweede Kamer. Den Haag, 29 April 1915. ,-Met overgroote meerderheid heeft het Parlement 't Glückstadt een troonopvolger hebben, moeten zij mij vrij geven en ook -de erfprinses zal zich dan troosten. Kan een huwelijk haar gelukkig maken, dat sleohts gesloten is uit-een oogpunt'van handels overeenkomst? Wat doet het er toe,-als zulke'over eenkomsten, waarbij liefde geen enkel woord -'heeft meegesproken, verbroken -'worden. „Ik ga Glüokstadt verlaten en wel'geheel alteen, want ik zou het nu onder gelleide -niet kunnen uit houden. Het zijn slechts nog maar -weinige maan den'en dan zullen in Glückstadt alle klokken lui den, kanonnen zullen worden -afgeschoten en dat uur zal ook het uur mijner bevrijding zijn. Dan kom ik terug en vecht den strijd uit. Voorloopig ga ik naar Noorwegen, eenzame fjorden zoek- ik op, waarin ik het bruisen vaarde zee en het gekrijs van de meeuwen hooren kan. 'Dan in den -zomer nog noordelijker, naar Spitsbergen en IJsland de luoht'kan mij niet helder en koud genoeg, het land niet eenzaam en stil'genoeg zijn. Ik schiet misschien een ijsbeer en op het vel daarvan zult ge eenmaal rusten irt je wit zijden kleed en over je zwartge- lokt hoofd vallen 'de stralen der maan, zij kussen je op je blauwe oogen zooals 'ik het eenmaal doen mooht in Majola. „Wanneer het'zomer wordt, zal je verbanning 'd einde nemen. Dan haal ik je zelf uit je klooster. Trots alle oude babbelende juffrouwen'en hofdames en heeren, toornige vaders ten spijt. Trots alle -te genwerking wordt jij de mijne. 11 „Sitta, ons beiden heeft de goddelijke natuur1 in een harer vroolijke zondagsluimen voor elkaar ge schapen. Er 'zijn hoogere wetten dan de wetten der menschen, een hoogere'moraal dan-de als waarheid aangenomen .theorieën. Ons binden eeuwige wetten aan-elkaar. „Je moet niet denken, dat ik later een onnut le ven zal leiden, sleohts'rondreizen en Jou liefhebben. O, neen ik laat mijn gansche bezit aan de erf prinses, sleohts zooveel houd ik over, om ons een bescheiden leven te verzekeren Dan willen wij eens zien of de kunst, die men bij den-erfprins van Glückstadt bewonderde, rook tegenover strenge cri- tiek stand zal kunnen houden, wanneer hij eeneen- voudigen naam draagt en in -diepe teruggetrokken- ontwerp-Aalberse op de oneerlijke mededinging goedge keurd. Van de 73 aanwezige leden stemden slechts de tot het einde onverzoenlijk gebleven lieeren Van Doorn, De Beaufort, Tydeman, Drion, Ter SpiLL en De Stuers („der Geist, der stots verneiut"!) tegen. Het door laatstgenoemden, van het ziekbed wederom verrezen afgevaardigde uit Weert, tegenstemmen, was eene verrassing, die bier en daar een glimlachje uitlokte. De beer Aaiberse had nog gehoor gegeven aan den wenk van prof. Van Hamel en znn voorstel aldus ge wijzigd. dat ook zij, die voor anderen oneerlijke con currentie plegen, strafbaar zullen zijn. Toen dan eindelijk na vijftien jaren het wets voorstel door de Tweede Kamer was bezegeld (in den Senaat zal de voorsteller 't nader hebben te bepleiten) werd ipr. Aaiberse van alle kanten en op ue 'har telijkste wijze gefeliciteerd. Te betreuren is 't, dat de be kwame en rijkelijk-gcdocumenteerde voorsteller zijne knappe rede zóó zacht voordroeg, dat 't de grootste moeite kostte haar tie volgen. Hij had haar verdeeld in vier puntenlo. de urgentie van het voorstel 2o. de economische zijde der zaak; 3o. de rcchtsphiiosophi- sche; 4o. de juridische. De heer Aalbcrsche erkende, dat zijn ontwerp eene „groote teleurstelling in de prak tijk" zal zijn. Maar op anderen grond zegt hij dit dan de bestrijders kozen. De werking ervan zal namelijk z.i. zeer sterk preventief zijn; iets, wal (naar men zich zal herinneren; ook door mr. Limburg wordt ver wacht. Of hot ontwerp „technisch, volmaakt" is, inte resseert den heer Aaiberse minder dian de vraag, of het in de praktijk bruikbaar zal blijken. Er is een klacht delict van 'te maken waar de heer Limburg op had gezinspeeld trok hem niet bijzonder aan. Slechts in den uitersten nood moet men (oordeelt mr. A.) tot dit z.i. met" de publiekrechtelijke opvatting van ons strafrecht strijdende middel zijn toevlucht nemen. Men heeft nu af te wachten dat de Senaat het ontwerp zal goedkeuren staal wel vast of de middenstand van de lex-Aalbcrse de rijke vruchten zal plukken die deze breede maatschappelijke kring ervan verwacht. Dan wel: of mr. Mendels' sombere profetie zal worden be waarheid, dat men zich hier met een „halfdood muschje" heeft verblijd. In elk geval heeft ae Kamer hier volgens mr. Aalberse's met applaus begroete slotti rade een besluit genomen „in het belang van. den f;ocden "Hollandschen naam; tót bevordering van- eer- ijkhieid en goede trouw in het verkeersleven; tegen de veelvuldige krenking van het rechtsgevoel des volks". In hot vrij1 late middaguur kwam aan de orde de interpellatie-Albarda over de landbouw-verloven voor femobiliseerde arbeiders van industrie en landbouw. Hij eeft hierbij het oog op hen, die voor hun gezin een stukje grond, kleiner dan 1 H.A. hebben te verbouwen. En eritiseerde zeer scherp de traagheid in het behan delen dezer „voor duizenden zoo gewichtige zaak" bij Landbouw. De vier dagen verlof voor deze menschen is zegt de interpellant veel te kort. En ganscH de zaak schakelt hij vast aan „klasse-bevoorrechting" Bij onbevredigend antwoord dies ministers zou die heer AJbarda eene uitspraak der Kamer uitlokken. Minister Bosboom de overstelpende drukte aan zijn departement aanvoerend als verklaring voor de vertraging der behandeling van deze zaak: een© verkla ring, welke ieder, die onbevangen wens ent te oordee- len, billijk en verklaarbaar zal achten deed uitkomen dat de Regeering in deze gedaan heeft wat zij 'kon. Men heeft te doen gehad met tal en tal van onbetrouwbare adviezen. De heer AJbarda zei Z.Exc. kan zich de luxe veroorloven van alle klachten te vertrouwende minister van Oorlog heeft te controleeren. En zoo is 't geschied, dat wij aanvrage voor verlof kregen voor menschen, die niet het minste, kleinste stukje grond bezaten I Voor menschen, die minder dan een bunder frond hebben te bewerken, zijn voor zoover men on nagaan, dat het voor „hun bedrijf" noodig was. allerlei faciliteiten toegepast. Zijhebben niet vier da gen verlof gehad wat zooveel te min wordt geoordeeld, maar vijf; bovendien dri ödagen in Maart. En in Mei krijgen zij' nog een drietal extra-dagen. Wijder zegt minister Bosboom kan ik de deur voor extra verlof niet openzetten. Voor wieden behoeft geen verlof te worden gegeven, boonen zaaien kan in het Mei-verlof geschieden; voor den hooibouw zal eene regeling wordeu getroffen. Verder kan men niet gaan. We zullen morgen, Vrijdag, nader zien!... Alleen dit onderscheid was er, dat het gehoor van ds. Bakker aanmerkelijk grooter was, dat dat van ds. Hagen. Hoogachtend, H. WARMERS. Wij, schrijft de N.R.Ct., ontvangen over deze yak ook een brief van den heer L. C. A. Franken, sergt- maj. adm. van het le reg. inf. te Apeldoorn, waaraan wij het volgende ontieenen: „De Rotterdammer zal zeker spijt over haar bericht gevoelen, wanneer ik overeenkomstig de werkelijkheid in het volgende gedeelte van het bericht: „Verleden weck trad Ds. Bakker wederom in de Kon. stallen op. En weer had een ander bataljon den kerkgang als- „dienst" beschouwd. Zoo zag man 4 camp. soldaten en een afd. landweermannen met trommelslag optrekken naar de „veldprediking". den naam ds. Bakker veranderen in ds. Hagen. En mocht de Rotterdammer dezen laatste niet ken nen, dan kan het geen kwaad oven mede te deelon dat hij gereformeerd predikant is te Nieuwe-Rckcla en thans evenals ds. Bakker veldprediker bij dé II Divisie. .Zelf heb ik den bewusten middag den gereformeerden veldprediker ln de Kon. stallen gehoord toen hij op trad voor die 4 compagnieën en ae afd. landweerman nen en daar ik beide predikanten van aanzien zeer goed ken is er mijnerzijds van eern persoans venvar- Binnenlandsch Nieuws. DE VELDPREDIKERS TE APELDOORN. Enkele dagen geleden, hebben wij een berichtje over genomen uit de N.R.Ct., dat deze op haar beurt uit dc Anti-Rev. Rotterdammer putte, waarin het een en ander werd meegedeeld over den dwang die soldaten zou zijn opgelegd om den dienst van den veldprediker Ds. Bak ker bij te wonen. Een vriendelijke hand zendt ons nu het hieronder .volgende, wat aan onze aandacht ont snapt was en wat een heel ajidere kijk op deze zaak geeft. Apeldoorn, 25 April 1915. Geachte Redactiel In hot Ochtendblad van heden staat onder Kerk nieuws een artikel over het optreden van den veld prediker ds. S. K. Bakker, dat wel eenige toelichting- behoeft. Van dwang onu de lezing bij te wonen is geen sprake; ook worden de soldaten niet voor de keuze gesteld: „óf ds. Bakker gaan hooren, óf excerceeren" •Zij die niet van de lezing gediend zijn, knnnenl Sn de nabijheid rusten. Veiligheidshalve had de Rotterdammer - er echter bij moeten voegen, dat 'met den veldprediker ds. Hagen precies hetzelfde is geschied. Ook toen trokken de soldaten met trommelslag op naar- de „veldprediking". heid'leeft. Sitta, denk groot. Kijk over-dien kor ten tijd van'strijd en ellende heen, laat je niet door je medelijden met de ^erfprinses tot valsche beslui ten leiden. Haar 'zal het 'harte niet breken, wan neer ik van haar heenga maar ik ga 'te gronde aan haar zijde. „Geliefde, wanneer ik aan jou, aan'onze liefdeen gemeenschappelijke toekomstt. denk, dan ben ik steeds in-'een groote, verheven 'stemming, Dat is anders dan dat gewone, 'eentonige leven. Tn ge dachten aan jou is mijn ziel steeds bewogen, hoog en diep afwisselend van zaligheid, verlangen, trots efci hoop gedragen. „Ook in jouw ziel moeit het licht zijn, zal het juichen, wanneer je dezen-brief leest. Ach, kind, wij willen het nieuwe morgenrood tegemoet gaan met gezwollen vleugjel's van koene hoop. 1 „Oenoeg zou ik wel een eind kunnen vinden als ik 'tot jou 'spreek? En toch had ik dit alles in twee woorden kunnen zeggen: Wees de mijne of blijf standvastig 11 1 i' Je Albrecht." „Dat wil ik," zeidé Sitta zachtkens voor zich heen. Zij vouwde den brief weer in elkaar. Bij het lezen van den brief was het haar 'geweest, of de 'bodem waarop zij stond wankelde, zich langzaam ophief en zij omhoog zweefde, waar men geen vasten grond meeronder zijn voeten voelt. Hooger en steeds hoo- ger, de atmosfeer tegemoet, waar •'men wel een korten tijd vrij kan ademhalen, maar-waar men niet ldven kan. 1 Toen de brief 'tot aan het eind toe gelezen 'was, stond zii met-heftig kloppende polsen weer op den ivasten bodem, waarop toch steelds nog de oude sterke wetten van plicht en'gezonde moraal golden. Zij schoof don grendel -voor de deur. Zonder lang bezinnen wilde zij den brief beantwoorden, -om een herhaling daarvan.' te verblijden. Nooit mocht haar moeder een woord ervaren -van haar betrekkingen tot den erfprins. Een brandend schaamrood -steeg Sitta in het gelaat. Hoe kon zij weten, -hoe haar moeder ;deze zaak zou benutten, uitbuiten en-welke voorwaarden zij aan Glückstadt stellen zou? Sitta sobreaf slechts 'kort* sprak'den erfprins met ing geen sprake. ,Nog een enkel woord over het eerste gedeelte van het berichj. Dat ds. Bakker geen gelegenheid heeft gekregen om in het kerkgebouw van de Ned. Herv. gemeente te Apeldoorn op te treden, is jammer vooi ds. Bakker en voor de kerkvoogdij van Apeldoorn. Maar dat er geen belangstelling zou zijn .gewee-1 bij zijn optreden in het gebouw van den Ptotestankr bond aldaar, is weer bezijden de waarheid. Meestal was de zaai uitstekend bezet en de verkondiging van den „godsdienst volgens socialistische opvatting' viel blijkbaar nog al mee en in goede aarde, want ook vele officieren en niet de laagstcn in rang behoorden tot de getrouwe bezoekers en stelden de voordrachten van ds. Bakker blijkbaar op hoogen prys." Pnzerzyds willen wy, aldus de N.R.Ct., hier nog aatn. toevoegen, dat uit ons blad misschien niet duidelijk ge noeg is gebleken, dat de smalende vorm, waarin het be richt was gesteld, geheel voor rekening-van de amtirevo- lutionnaire Rotterdammer komt. DOODGESCHOTEN. Bij Glanerbrug is op 15 meter afstand van onze grens, gistermorgen 'een Russisch officier op zijn vlucht uit het kamp te -'Paderborn, doodgeschoten'. BROEK OP LANGENDIJK. Bij Kon. besluit van 28 dezer is benoemd: met ingang van 13'Mei, tot burgemeester der gemeente Broek op Langendijk, de 'heer A. 'Slot, secretaris dier gemeente. UITVOER VAN HOENDERS. Van bevoegde zijdie ontvingen wij het volgende bericht: Met zekerheid kan worden ''medegedeeld, dat bin nen korten tijd van bet verbod tot uitvoer van, hoenders, voor zoover betreft levende en geslachte hanen, ontheffingen zullen worden verleend. Hieraan kan worden toegevoegd, dat wordt over wogen de grenzen ook 'weder open te stellen voor den uitvoer van volwassen hennen. Wij kunnen hieraan toevoegen, dat deze gunstige beschikking vooral te danken is aan het initiatief der V.P.N., welke vereeniging 'als altijd op de bres staat om voor de belangen dier pluimveehouders -te waken. t PETTEN. Door de 'ijverige bemoeiingen van den heer Ro denhuis, hoofd der school -alhier, heeft de Reizen de Bibliotheek der Maatschappij tot Nut van 't Al gemeen haar diensten in den afgeloopen winterweer uttstekend bewezen. In het geheel werden aan -46 lezers 423 boeken verstrekt. Deze bevatten voor een gToot deel lectuur 'op wetenschappelijk ge bied. BURGERBRUG. In de gisteren gehouden vergadering der Straat verlichting werd door den penningmeester rekening en verantwoording over -zijn geliouden 'beheer in 1914 gedaan. De ontvangsten bedroegen 'f 106.98; de uitgaven f 91.63, zoodiat een batig slot in kas was van f 15.35. Uitgeloot werden daarvan de aandeelen 12.' en 3. Door het.'Kerkbestuur der Ned. Herv. Kerlc was bericht ingezonden, dat het verzoek om subsidie voor de lantaren aan den ingang niet kon worden ingéwilügd. 'J UITVOER VAN AARDAPPELEN. Naar de Noordooster verneemt, moet de voorraad aardappelen, volgens de verzamelde opgaven in Ne derland aanwezig, den minister aanleiding hebben gegeven tol een spoedige opheffing van het uitvoer verbod over te gaan. Mogelijk is dit reeds binnen 1 a 2 dagen te wachten. MAIS Het rijksbureau voor distributie van graan en meel maakt, in opdracht van den minister van landbouw, nijverheid en handel bekend, dat gedurende de maand Mei van regeeringswege geregeld iedere weck circa 10.000 ton mais zal worden geveild, beurteling te Amsterdam en Rotterdam. Het ligt in de bedoeling, deze veilingen zoo mogelijk in de volgende maanden voort te zetten. Mitsdien zal zoo spoedig mogelijk een - beslissing worden genomen, of met deze wijze van distributie in de maand Juni zal worden door gegaan. Hoogheid aan, want de brief moest-'zoo zijn, dat al viel hij in vreemde hand/en, het nog geen -opstand! zou veroorzaken. Zij befdankte voor zijn haar in Glückstadt 'bewezen góéftllheid, maar zijn Hoogheid mocht niet langer aandringen -'op haar terugkeer. Dat zou nooit gebeuren, daar het'met haai"opvat ting van plicht onvereenigbaar was. Zij zou haar moeder niet verlaten. Tot slot verzocht zij dringend haar heur weigering'nog nieft moeilijker te maken en haar den troost te geven, dat zijn Hoogheid met de erfprinses in vrede 'leefde. Het gelukte haar den ontvangen brief ongezien te vernietigen en den geschrevene op de post te bezor gen. 1 Het antwoord van den 'erfprins liet niet lang op zich wachten. „Lieve Sitta, denk jij, dat -'jij Je achter Je koele plichtsvervulling kunt verschansen? Probeer het mijnentwege. Op dit oogenblik ben ik machteloos. Geschreven woorden zijn stom op stijf 'papier geschreven. Zoo kan ik je niet overtuigen. „Is een vrouw wel te overtuigen? Neon, men over reedt haar slechts. Maar 'ik wil je niet overreden, ik wil alleen bij je komen,-wanneer ik vrij'ben, jou in de oogen zien en daarin mijn antwoord lozen zonder woorden, zonder andere overredingen dan mijn groote liefde.' „Omdat ge mij daarom smeekt,'zal ik je niet meer schrijven. Welke bede hebt 'ge ooit tovergeefsch tot mij gericht? Morgen vertrek'ik uit Glückstadt. Mij wordt, liet reeds ruim om het harte bij de getdaebto alleen. „Ik ga naar de zee, maar niet daarheen waar t water blauw en glinsterend is van den •zonneschijn» maar daarheen, waar het grauw, ernstig en flonker onder een wolkenloozen, eentonlgen h&mol ligt. Ik heb zout water, harde luoht on eenzaamheid noo dig. In zulk een omgeving-moot alles klaar en rus tig en vrij worden, elke gödachte als een daad zoo vaat. 1 'Je Albrecht." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 6