Schager Courant.
TWEEDE BLAD.
BRIEVEN VAN EEN ONBEKENDE.
DE HOFDAME.
Schetsen uit de Rechtzaal.
ZATERDAG 22 MEI 1915.
58ste Jaargang No. 5594.
I
LXI.
Der den Augenblick ergreift,
Das ist der rechte Mann.
Goethe.
Pinksteren ;is het feest van de daad, en
wel van .de heilige daad.
I Gustav.* Frenssen.
Het was mijn [bedoeling, om enkele gedachten en
gevoelens, die hot a.s. Pinksterfeest in mij .wekten,
in dezen brief neer te leggen.
Het feest des Heiligen Geeetes; de triomf van
den vurigen geestdrift!
En naar mijn gewoonte liet ik deze week zoo on
der arbeid en rust mijn gedachten daarover gaan.
Maar het lukte mij niet mijn gedachten bij dat
onderwerp te houden. f
„Pinksterfeestde triomf van den geestdrift!"
En. als vurige jonge paarden gingen m'n gedachten
er vandoor. [Ver en ver weg, tot zij met de snelheid,
gedachten eigen, belandden in het „schoone" land,
waar do geestdrift thans zoo (fel en -hoog oplaait in
oud en'jong, in rijk en arm. En nu [ik'aan den avond
van den-dag, waarop in Montecitorio door Itallë's
parlement besluiten zijn 'genomen, die feitelijk ge
lijkstaan met!oorlogsverklaring,'me neerzet'om mijn
brief neer te pennen nu moet fik me gewonnen
geven aan 'mijn gedachten, die ik meende te f be-
heerschen, maar die 'inderdaad mij te pakken heb
ben en die Ime dwingen te "schrijven over het be-
langrijke feit, dat IItalië in vurigen 'geestdrift ein
delijk het reeds lang ('omklemde -zwaard uit de
scheede hoeft gehaald tegen zijn 'vroegere boezem
vrienden. Duitschland en Oostenrijk.
WelnuI thet zij zoo! Adiou, sohöone, verheven
hemelsoho Pinkstergedachten! Geluisterd [naar 'de
dreigende geluiden, die heel wat minder verheven,
wat moor „vad-de-aarde-aardsch" zijn! 'Misschien
dat er toch nog wel iets [van 'Pinksterfeest in
komt. I
Er is 'althans sprake van geestdrift. Mijn [hemel,
wat'een zondvloed van geestdrift is daar opgevlamd
In dlelmenschen'met hun zoet-vloeiend© namen en
hun donkere geziobten|en''zwarte lokken!'
Daar kunnen wij nuohtere, (phlegmatisohe, 'kalme
Hollanders heeleenvoudig niet bij.
Ik [heb hier voor "me een verslag van de rede,
die de di oh torG abriél e1 d'Annunzio_Maand agavond oj
het Kapitool voor duizenden van rzijn 'landgenooten
heeft uitgesproken.'Ik lees daarin o.a.:
Romeinen! I
Gij hebt gisteren de'wereld oen goddelijk schouw
spel geboden. Uw (geordende 'stoet herinnerde "aan
don antieken optocht, dien men f hier «eens van hot
Kapitool, mot beelden en opschriften, f voor den
hoogston God'hield.
Stellig behoeft gij niet aangevuurd te worden,
daar do 3teenen sonreeuwen "en het volk yanRome
steenen uithet straatplaveisel zou willen rukken,
waar do paardenhoeven trappëlen, fdie op de "Ro-
anelnsch© straten van Istrië moesten 'draven. 'Leve
hot leger 'van het groot© Italië! Love het [leger der
bevrijding!f
En 'ik hoor ex-minister 'admiraal Bettolo, aange
wezen als hoofd iyoor -de vlootmaoht,'verklaren, dat
hij „zeker is van deoverwinning".'
En ik luister naar do ontboezeming [van 'de „Gior-
nale d'ltalia": Een wonderbare, geheimzinnige droom
die do harten der Italianen reeds een halve eeuw
lang vol verwachting deed 'kloppen, staat 'op het
punt op heerlijke wijze vervuld te-worden. Na'ein
deloos wachten en lijden is het Italiaansche -volk
een schitterende'triomf beroid. De gewichtige ston
de is daar, geprezen zijn'alle beschërmheiligen van
Italië! Maar de strijd, dien wij 'te strijden hebben,
i» niet 'enkel een bevrijdingsoorlog, maar ook [een
oorlog der beschaving!"''
En ik lees 'van reusachtige manifestaties en ein
deloos „ewiva-geroep" 'en op de schouders hij—
schen en omarmd worden door Rome's'burgemees
ter en wat al niet meer. En ik sla de handen 'van
verbazing en ergernis ineen, 'wijl dat alles ge
schiedt, opdat en omdat 'de zee van ellende,
die 't grootste gedeelte'van Europa'overspoeld heeft,
nu ook dot land met zijn heerlijke kunstschatten
en goddelijke 'natuur zal aangrijpen. „Een wonder
bare droom staat op "het upunt op heerlijke wijze
in vervulling te gaan!" Ik!'vraag me In geanoede af:
„Lezen die menschen geen'kranten? Is niet tot hun
doorgedrongen, welke !„wonderbare droomen" tot
nu 'toe op „zoo heerlijke wijze ,in vervulling
FEUILLETON.
23. I l
Mevrouw Van LHoogendal wilde eerst 'dié stift
dames aan het bruiloftsmaal laten deelnemen, met
welke zij bevriend was. Maar daartegen verzette
zich de overste van het huis, want de uitgesloten
dames zouden haar anders het leven tot een hel
maken. Zij bezaten het verzegelde 'recht om haar
maal in de groote [eetzaal 'te gebruiken. 'Hoe zou
men het nu moeten en kunnen regelen om'hen van
daag ergens anders het maal voor te [dienen.
Zoo 'kwam het, 'dat Hans Henning en de (geeste
lijke de eenige mannen 'aan den feestdisch waren.
Dat het :maal zich kenmerkte 'door groote vroo-
lijkheid, kon juist Iniemand 'zeggen en 'ook het af
scheid liep wel wat [koeltjes'af. Slechts'Hans Hen
ning boog voor alle [gasten 'met e>en 'stralend ge-
zichfc. f 1
Zijn gedachten'hielden zich uitsluitend met Bitta
bezig, [die was heengegaan 'om zioh to verkleeden.
Eindelijk kwam [zij 'terug in een 'zeer eenvoudig
grijs reistoilet. Zij kuste [haar mosder, «zonder dat
zij met een enkel woord [antwoordde op de 'thea
trale woorden van haar moeder, die (haar 'met veel
omhaal haar zégen gaf. f
Het warmste klonken Sitta's woorden, toen zij
Hilde [vroeg om op Hinricbshagen te blijven. Maar
Hilde schudde ivriendelijk -het hoofd. '„Dat kan je
In ernst niet meenen en Hans Henning (wenscht het
In geen geval." f 1
„Ik wensch alleen maar Ioinö'olijk 'weg te'komen,"
antwoordde de jonge, gelukkige echtgenoot f half
lachend, half ongeduldig.
Hij (nam Srtta's arm. "In de deur liepen zij Juist
tegen een telegrambesteller op. '„Nog een geluk-
wensch." Hans Henning /scheurde "het hem 'toege
reikte couvert los. „Verzoek bruiloft [uit -te stel
len. Een op de terugreis, wil daarbij zijn.[Albrecht."
las hij luid. „Te'laat," meende hij dan onverschil
lig. [„Overigens is het toch "wel wat te veel ver
langd." Daarmee Isohoof hij het'papier in zijn zak.
„Hoe jammer," [bekende mevrouw Van 'Hoogen-
dal. „Wij hadden nog heel [goed 'enkele dagen kun
nen -vachten. Hoe aardig zou [het -geweest zijn als
zijn gegaan" 'in do oorlogvoerondo landon?"
O. Italië! jhoe gauw zal misschien de tijd aan
breken, dat vele uwer moeders ,en echtgenooten
het diep zullen betreuren, niet te hebben jgeluis-
terd naar den oud-ininister Giolitti, die den oorlog
heeft willen bezweren, maar die nu als verrader
en lafaard ,is uitgestooten.
Eén troost is eruw smart, uw 'bloed, uw won
den zullen worden betaald.Met klinkende munt! En
daarom gaat het toch maarl Dat ,weet -ge. Dat is
met bijna wiskundige zekerheid te berekenen. En
maand u> er niets anders gedaan, dan reke
nen, nu een .pas vooruit, dan, een pas achteruit, nu
lief opzitten en poot geven, dan weer een dreigen
de blik eu greep,naar iiet zwaard. En terwijl de
heide verbonden adelaren,menige-veer lieten, streek
Italië de veeren glad en scherpte ,de klauwen, om
die nu to slaan in \t rauwo vleesctivan de gepluk-
ten en gehavenden. j
Ja tochl die uitbundige geestdrift is wel ie bcgrij
pim. 't Is de wilde vreugde van den jager die het
wild, of neen! van 't roofdier dat zijn prooi in zijn
macht meent te hebben. Daar is toch in de goestdrin
van Italië, hoe poëtisch en verheven onder woorden
gebracht, niet veel van 't zuivere Pinkstervuur, al heel
weinig „heilige geest".
Met dat al is Italië echter in geenen deebe „per-
fider" dan welke onder ader z.g. groote'" mogeridlre
den ook. Het betoont zich in dezen een waardig broe
der in den kring. En misschien bewijst het ons nog
bovendien een grooten dienst. Deze: dat het door 'l
gewicht van zijn zwaard in den schaal der geallieerden
te werpen, de oorlog tot oen spoediger einde brengt.
Misschien zal dan toch de vrede „ultra montes
(van over de bergen) moeten komen.
En als dat zoo mocht wezen gezegend fian de
manifestaties, en de brullende speeches en 't evvive-
geroep! gedankt het Italië, dat zich zoo'n voortreffe
lijk leerling getoond heeft in de school der grooten".
Daarvoor heeft het onzen dank en (van een andermans
leer is 't goed riemen snijden!) en mag wat ons be
treft ook wel eenige brokskens Oostenrijkschen grond
hebben. We zijn immers nog niet vergelen, hoe de
dubbelmonarchie het eerst Servië besprong en zoo
doende de lont in het kruit heeft geworpen.
En dan stel ik voor dat onder de acte van «fstanB
in gulden letters zullen prijken een paar Hollandsche
spreekwoorden, overgezet in alle talen, die de onder
danen van Frans Jozef spreken. Ik bedoel die gezegden
waarin sprake is van „het onderste uit den kan wil
len hebben" en „een put graven voor een ander".
Dat zal misschien een waarschuwing zijn voor latere
diplomaten met avontuurlijke neigingen. Indien het daod-
werkelijk-ingriipen van Italië in den Europeeschen war
winkel naast net bespoedigen van den vrede, ook nog
deze zegen in 't verre verschiet meebrengt, dan wil
len we vergeten en vergeten, dat in den Italiaans chen
geestdrift van thans heel weinig van 't zuivere Pink
stervuur en joo goed als geen „heilige geest" ver
borgen is.
En dus toch nog iets van Pinksteren. Al is het dan
alleen maar door te wijden op het groot tekort nah
heilige geest, te kort aan hejlig willen en heihgdoen in
de onderlinge verhoudingen der natiën. Jal de na
tionale geestdrift van nagenoeg ieder volk is voor
lijk zichtbaar geworden dan in deze troebele tijden.
En dat tempert wel wat onze Pinksterblijdschap. En
het 'maakt het Pinkstergeloof wel wat moeilijk. Zal
ooit een reiner dampkring ontstaan? Een wereld levend
uit den heiligen geest? Wie wanhoopt niet? Wie vreest
niet? Maar ook wie blijft niet gelooven en hopen en
hunkeren en vertrouwen? Vooral wie voelt zich
niet aangegord om daarvoor to strijden. Zóó als 't nu
is, mag het toch niet altijd blijven. Gelukkig, als 't
Pinkstervuur zoo ,n ons begint te gloeien. Want daar
van moet het komen. Wij, enkelingen, vormen vol
keren en wereld. Eln als di» enkelingen zich maar
eerst laten leiden door de ingeving des H. Geestes,
dan is de mogelijkheid geboren, dat het geheel het
ook zal doen.
Het Pinksterfeest zy dus getuigenis van ons geloof in
dat geheel. Maar ook getuigenis van onzen arbeid
aan dedeelen van 't geheel.
En diis ieder zijn eigen akker wieden, ogen „drif
ten" den toom aanleggen, eigen huis en hart zuiveren en
vervullen met goed willen en heilig doen.
X.
FREULF DA AT,TE.
SUGGESTIE.
't Gebeurde wel, dat grootmoeder, [die -altijd
met kleine Da op bijzonder goeden voet had ge
staan, haar fleschje stout 'niet kreeg.... Daar was
omo© bijzonder op gesteld. Zooals oud-vrouwtje er
altijd zeer dankbaar voor was, .wanneer -zij op ver-
jaarspartij, en zoo, mee mocht proeven,van de bor
reltjes die dan werden geschonken. Maar f schoon
dochter stijf, -stug, zuinig menschje hield
nieLvan die dingen. „Geef'dat nou niet aan je moe
der!', zei 'ze tegen'Karei, haar man... En het vuur
van haat, van afkeer, 'lichtend in -de grijze oogen
van oud-vrouwtje, als die "zoo-iets verstaan had, deer
de haar niet... Als vader er zelf 'was, kreeg omoe
haar fleschje stout. En dan smakten de slappe
kleurloozo lippen van oud-vrouwtje. Fleurde cij op.
In den schemer zaten ze dan bij olkaar. Omoe en
paatje, kleindochtertje:zonder dat'zij 't wist of
besefte verwant aan grootmoeder, -behalve naar den
bloede, dicht bij de knieën der oude. Opziend in
kamertje van a* ondscheinerlicht naar bet [oude
gezicht. Luisterend naar wat omoe dan vertelae.
,'t Waren vreemde dingen. Waarvan zij slechts 'n
deel begreep. Er kwairt -van „voornaamheid" in
Omoe vertelde van haar jeugd. Zij /en -de freules
hadden met elkaar gedanst... Den „pas de shawls"...
Menuetten. Heel ouderwotkche dingen, waar groot
moeder nog prentjesvan -had....
Eu als vader dan, naar [zijn -avondwerk, vertrok
ken was, sloeg de oude een .-van'-haar knokige, ma
gere armen om het meisje en vertelde fverder
Telkens met zekere schichtige onrust, met wat
angst, kijkend of niemand hen beluisterde. En dan
praatte zij verder. Dan had de oude er lust in om
zich, over zekere dingen te -wreken. Over vader,
burgerman, die haar te eten gaf... Dan kwam er
oen grijns om de slappe lippen van de oude vrouw.
„Ja," zei ze dan „zie-je, Da, mijn [pau... Jou
overgrootje, hè.... Ja, die was kock-en-ei met .den
baron. En wij hadden eigenlijk recht op oen wa
pen in de familie... O-jé, ikVeet dat allemaal niet
zoo precies. Maar oome-Andries die bad daar alle
maal teekeningen van... j"In -oude boeken. Er stond,
geloof ik nog een [kroontje op. En mijn grootvader-
zaliger heeft nog wel -verteld, dat zijn pa iets als
officier is geweest bij den 'stadhouder.... Dij den
vader van Willem Eén... Dat is zoolang geleden!...
O, zoo lang!... Maar..." En hier daalde [oma's stem
haast tot gefluister... „maar dat waren heel andere
menschen.dan jou moeder... heel andere menschen...
Voorname familie..." En /omoe nam slokje 'uit het
fleschje stout, dat schoondochter haar -wel eens
uit 'stugge zuinigheid weigerde. En 't /vuurde
weer met feilen haat in de oude grijze oogen.
Als ze leraan'dacht, hoe, 'nu, wraak werd genomen
op schoondochter. f
En Daatje [bleef 'zitten bij de 'knieën van groot
moeder, Peinzend, denkend]Jhalf-begrijpend...
...Terwijl in 'haar, opleefden, vreemde gevoelens.
Waarin zij, de grove vrouw, 'die haar moeder was,
begon te haten... [En zich inniger 'aangesloten voel do
bij grootje, dat anders /kon -doen, kon ^praten, zich
bewegen, dan do menschen [uit-haar naasten'kring.
De illusie, dat zij een [piano-virtuose rzou worden,
was 'prijsgegeven. De. techniek was haar fte 'moei
lijk geweest. !De onderwijzer, bij wien Da Hessen
van 'een gulden kreeg, was nu eens 'n eerlijk man.
Hij had na 'een poosje gezegd, dat Daatje t
nooit tot „de [hoogte" -zou brengen, die men van
haar droomde. Dat [ging 'eenvoudig niet... 't Zou,
op z'n allerbest blijven bij fles-geven, bij 'ploe
teren, bij honger-lijd en als ze geen [„voorname -rela
ties" had....I
Waar moesten die 'vandaan komen? Als daarover
werd gesproken glimlachte DaWerd [zij 'over
stelpt door de oude [suggestie van grootmoe, !nu al
gestorven. 'En over wier heengaan zij getreurd had
met echten 'weemoed. Met echte, diepe, sohrijnen-
dejsmart.... Maar dat "begreep ze toch wel: met de
muziek [zou *t 'niet bereikt 'worden.
Maar „dienen" wilde [zij 'evenmin. En 'ook niet
„winkeljuffen". Toen had ze floeren werken op rd<
schrijfmachine. En wat les-genomen fbij 't -school
hoofd. Was 'zij eindelijk in dienst genomen
bij Icon 'verzekering-maatschappij.
Zat Da op de [kamer 'vier-hoog mot 'zes andere
meisjes den ganschen langen dag /to 'tik-tikkon.
Voor 'klein loontje. Maar zij was /„juffrouw" ge-
bleyen. Droeg ook op gewone dagen oen [blouse. En
kon d'r haar opmaken, zooals ze verkoos. En een
kettinkje cm den 'hals houden. En do portier van
het huis 'tikte aan 'z*n pet als Da binnentrad. [En
zij had kamer-met-pesnion Voor vijf 'en dertig gul
den per maand. jWaarna zij Voor alles en alles
drie riksen overhield. [En 'zij hoofde biet om te
gaan met anderen dan [dio'zij tot vriendin'of ken
nis verkoos. 1
En dat na deze selectief'niemand overbleef
voor 'haar kring van kennissen óf [vriendinnen
kon Da'niet schelen. 1
Zij dacht'al-maar aan grootmoe met[de:oude
camie op de borst, die haar had verteld van de
voorname voorouders-.. Van wie er ©en zelfs freule
werd genoemd..
de erfprins de trouwplechtigheid had meegemaakt.
Niet waar, Sitta?"
„Zeer aardig," antwoordde Sitta toonloos. Zij
streek met een zakdoek'over haar gelaat. Op haar
voorhoofdstonden zweetdruppels, 'haar bleeke 'lip
pen trilden. Zij ging, zondër iverdler te sprekenden
zonder iemand aan te zien, snel de deur -uit.
„Zij heeft nog meer haast dan hij," zoo -wendde
een der stiftsdames zich spottend tot Hilde.
Deze antwoordde niet. JZij keek in gedachten ver
diept, naar het patroon van het vloerkleed.
„Maakt Sitta wel [den 'indruk van 'een gelukkige
bruid?" vroeg zij, aan 'haar gedachten uiting 'ge
vend, aan Ilse, toen zij bedden zich pin de kamer van
<de overste 'weer voor de reis gereed! [maakten.
„Ik weet het 'niet, ik heb daar niet over [nage
dacht," meende Ilse 'verstrooid, Zij schoof haar toi
letartikelen in de reistascb. „Waarom 'zou zij niet
gelukkig zijn?" f
„Zij kwam mij zoo vreemd voor." f 1
„Hoe dan?"
„Alsof 'zij sleohls 'met haar lichaam hier was en
haar (ziel ergens anders verblijf 'hield. Neen, dat is
niet goed uitgedrukt. [Zijwil Hans'Henning wel ge
lukkig maken, maar aan [zichzelf -denkt zij -daarbij
niet." f 1
„Daaraan doet zij neel goed. Andera [beleeft 'zij
ook allerlei 'ontgoochelingen."
,Dat is een bittere Vijsheid, Ilse."
,Zeg liever: leen bittere waarheid." 1
,Ik geloof dat Hans [Henning 'Sitta onbeschrij
felijk lief heeft en slechts voor haar [zal leven."
„Waneer zij hem 'op haar beurt niet lief (heeft,
zoo zal zijn'liefde wel ophouden te bestaan."
„Wanneer zij hem niet "op haar beurt lief heeft
- wat bedoel [je'daarmee?"
„Ach, jij Ürnnt 'mij niet begrijpen, Hilde. Waarom
zeg ik zon iets? Het [helpt immers toch allemaal
niemendal. En wanneer ik vanavond (thuis kom en
Hilmar is een 'weinig goedgeluimd, dan is al die
droeve wijsheid weer vergeten 'en in den wind ge
vlogen. Hoor dus maar niet'naar die domme woor
den van mij,Hilde."
„Ik wenschte, dat Je met mij naar (Malohow ging.
Je moet het lieven weer eenvoudig "en rustig kun
nen opnemen, je niet [zoo-kwellen met'die overspan
nen gevoelens." j
„Overspannen gevoelens? Neen, mijn gevoelens
zijn al heel eenvoudig."1
Toen kwam [de ;vaoantie.
Da hadkopjes [chocola 'uitsparend en op
haar pension niet te komen „dineeron", 'wat werd
afgetrokken 'en die zij remplaceerde door 'tochtjes
'op de huurfiets, krentenbroodjes opknabbelend-
een klein sommetje uitgespaard, f 1
Zou met vacantie gaan. P
Ze bad volgens overeenkomst f'tien dagen
recht op vrij-af. f f
Had op advertentie geschreven. Ergens [in bet
Geldersche een aardig eind van luxe-dorp t af
-zou 't gaan.
Was gecorrespondeerd. "Heerlijk landelijke, lom
merrijke omgeving.'Melk vot-op. Half-pension, half-
hotel. Een beetje achteraf. Juist iets had ,'de
„proprietaire" haar 'geschreven voor dame, die
rust, verpoozing noódig had ,na -langdurige winter-
campagne.r
„Mij schijnen zij 'zeer ziekelijk overspannen."
„Lieve Hilde, heden ten dage wordt alles over
dreven. Je hebt volkomen gelijk, -maar ik kan niet
mede baar Malchow gaan. In jouw landelijke stilte
hield ik het'nu niet uit. Maar wanneer ik je schrijf:
Hilde kom 'kom je dan naar mij toe /ja.?"
„Nog in hetzelfde -uur, lieveling, vertrek ik naar
jou. [Je bent alles op de wereld wat ik nog heb.
Hans Henning .heeft mij nu niet meer noodig. In
Hinricbshagen ben ik geheel 'overcompleet én
Malchow eigenlijk ook."
Ilse antwoordde 'niet. Vastgeroest In haar eigen
gedachtenwereld, [kon 'zij zich 'niet verplaatsen in
de ideeënkring van [haar-'zuster. Watvoor haar het
scheiden van Hinrichshagen beteekende, [dat be
greep Ilse 'eenvoudig niet.
Het! afscheid tusschen de'beide zusters was zeer
hartelijk en de wittel zakdoek van Ilse'woei languit
bet venster van hetbijtuig haar zuster'een laats ten
groet toe. I
HOOFDSTUK 13.
I
Eenzaam en van de wereld veriaten lag [het eiland
Rottum in de zee. De "grauw-groeno golven van de
Noordzee lekten gierig (aan -dit strand en trokken
elk jaar een stuk daarvan [in 'hun vochtig 'rijk.
Do natuur was daar in zijn eenvoudigheid grootsch
en indrukwekkend. Witte duinen met straadhaver en wat
gras begroeid, waarin de meeuwen nestelden, een zilver
grauwe, als metaal glinsterende zeespiegel, die met een
bleeke, wolkelooze hemel samenstiet dat is het in
weinige woorden beschreven beeld dat de mensch daar
geniet.
De plek der vergetelheid", mompelde de erfprins
terecht, die op de eenzame duinen Stond.
Het geklots van de golven was het eenige antwoord,
dat hem kon geworden. Zacht suisde de wind m
het dorre gras. Een meeuw stiet een klagende kreet
uit, toen zij dicht voor zijn: voeten naar een zeekwal-
pikte.
Sedert weken leefde hij hier in Rottum, het eenzaam
ste Hollandsche eiland, dat slechts door één familie
bewoond was. Wegens de véle storm en springvloeden,
bouwden de menschen hun woonhuis zoover tnogelijk
het land in. Men zag vanuit de kamer slechts de zee,
waarop zilverstrepen schitterden. Het ruischen van de
zee klonk steeds gedempt tot het oor door. Dat was
binten het geschreeuw der meeuwen het eenige geluid
Én'juffrouw Da ging. I 1
Werd ontvangen aan den ingang van [zeer-lan
delijk „hotel-pension" door Jex-stadskellner, na
eenige wederwaardigheden verzeild geraakt tot „zo-
merkelner" in Achterhoek. [Maar-behouden hebbend
zijn scherp-snuggeren kijk opallerlei meubchjee. Die
snapte,wondersnel, welk soort van aas hij hieraan
den hengel had. I
„Ah, freuleJ" [zei -kellner.^ Z'n 'glimlachje ver
bergend, weg-moffelend met zoe.r-groote, rake 'be
hendigheid. En juffrouw Da trilde. j
Dacht: hij heeft in me ontdekt, gezien,J't meisje
van goeden kom-af. Hoe'is 't mogelijk, hér... Groot
moe lieve, brave oma, van de vertelsels bij
haard, van het gefluister |ua -zoovoelste blokje "uit
fleschje-stout... Lieve ornoo had toch wel -gelijke.
En zij genoot dubbel van do vacantio-ru«t.
En/als Da fietstochtjes'maakte in do Geiderscb©
streek, dan (was 't alsof er stemmen in haar oor
fluisterden van „freuletjo... [freulétjo..." -En 's nachts
droomde zij ervan. Lag zij er ook wakker [aan to
deuken. Zag zij, voor zich oude kasteden, .waar
in zo voortschreed'met kleed, waaraan doflig-voori-
ruisebende satijnen .sleep. -En lakeien, die deuren
openwierpen bij baar nadering. In postuur gingen
staan'Zooals zij gezien had, immers, |bij -graaf
Arlhur, den ambachtsheer 'van het dorp, waar ze
gelogeerd ihad, wel, bij 'oome-Toon, den tuinman.
En Uo vertelsels, i de fantastisch-voornaine van omoe
namen, in haar verbeelding, vorm aanjvanzekerheid
Zij klampte 'er zich aan vast. Da vond 't heerlijk
om zich aan de illusie over te geven.
.„En op zekeren dag was zij in plaatsje, een paar
kilometer slechts van het dorp, waar zij pension had
Toen de malle, 'dolle inval over haar kwam.
Een meisje had haar ook op "de fiets achterna
gereden. Den weg gevraagd. Ze peddelden samen op.
t Meisje, nog haast" bakvisch, vertelde van alles. Hóe
pa, de baron-senator, in Overijssel woonden. En zij.
freule Kitty, was met tante gelogeerd hier, in de var
cantie. Maar ae kende tien weg nog niet goed. Vond
't heerlijk dat zij een kennisje vond.
.„.Toen kwam 't bij Da op. Onweerstaanbaar.
Vertelde zij. Van vader, die m Antwerpen woonde. En
m kasteel had ergens in de buurt van Gent. Héél,
oude Belgische adel.
't Viel haar plotseling in uit een roman, dien zij
pas gelezen had. „Vicomtesse de Vidour de SL Madenge..
Freuletje keek toen Da dien mooien, langen naam
had gezegd dadelijk heel-familiaar. Vond t heerlijk
standgenootje te hebben ontmoet.
Da was voorzichtig tegenover "Neder! andsch freule
tje. Zei, dat mama van Franschcn adel was. Ma&r
door toevallige omstandigheden was Da in Nederland
vrijwel grootgebrachte Noemde allerlei klinkende hoog
adellijke namen.
Da raakte, dieper en dieper onder heerlijke sug
gestie van voornaam-zijn. Liet zich inschrijven in
aangrenzend luxe-dorp met veel dure pensions en prach
tige villa's onder den schitterenden naam van vi-
comtesse de Vidour de St. Madenge.
Genoot van het buigen der gerants en de kcllners.
Omspon ach in al vaster, al meer ondoordringbaar
wordend weefsel van leugens gn bedrog...
Ik heb haar zien terecht staan wegens oplichting;
gehoord den cisch, den zeer-clemente van zes maanden
aoor het O. M. tegen haar ingesteld. Gezien de treurige,
verbaasde binderoogen van de beklaagde, wier onmiddel
lijke bevrijding uit de preventieve hechtenis de toege
voegde verdediger vruchteloos vroeg aan de Rechtbank.
Voor vlucht bestond hier geen vrees.
Voor Herhaling van misdrijf' ook niet?
Het was moeilijk te beslissen. In liet troebel-pein
zende van de droevig-Mauwc oogen der beklaagde scheen
de „suggestie" van voornaamheid door deze grootmoe
gewekt, nog steeds door te werken...
't Leek een ernstig, een haast-desperaat geval!...
MA1TRE CORBEAÜ.
Een leerrijk Uitstapje.
(Slot)
Nog denzei f den voormiddag brachten we een bezoek
aan het Landbouwhuis te Leeuwarden; (opgericht door
de Frjesche Maatschappij van Landbouw), we wer
den opgewacht door den Landbouwconsulent voor Fries
land, dr. H. Molhuysen, die" ons bracht in de kantoren
van het Friesch Rundveestamboek. Een der ambtenaren
toonde ons van eenige volbloed-koeien dieren, wier
vader en moeder beide in het Stamboek zijn inge
schreven de beschrijving in de Registers. We kre
gen hier den indruk, dat de gegevens omtrent exte
rieur, productie en afstamming met veel zorg verzar
meld worden, en dal het in weerwil van de uitgebreide
administratie mogelijk is, in zeer korten tijd van een
bepaald dier de gewenschte gegevens uit de verschil
lende boeken op te zoeken en op formulieren over
te nemen.
Vervolgens vertoefden we even in het kantoor van
den Landbouwconsulent, waar we vernamen, dat de
werkkring van dezen ambtenaar van de Friesche Maat
schappij van Landbouw voornamelijk bestaat in het ver
strekken van inlichtingen betreffende den Fries chen land
bouw, het verleénen van hulp bij het organiseeren van
excursies, het geven van adviezen bij den aankoop
van vee en landbouwproducten, enz.
Tenslotte werd om in het kantoor van den Bond
van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland door den
buiten. Ook in huis bleef het stil. De groote stevige
Hollander, die met zijn slokdoove vrouw en twee dienst
boden hier woonde en den eenigen gast kwartier en kost
verschafte, sprak slechts Hollandsch, en dat zelfs alleen
in de uiterste noodzakelijkheid.
Zoo was het den erfprins juist naar den [zin. Des
morgens lag hij urenlang'In het zachte, heete duin
zand, |'s middags'ging hij! met den knecht ter visch-
vangst, [waarbij ook niet'meer dan het allernoodza
kelijkste werd 'gezegd.
Toen hij nog iin Noorwegen was "kreeg hij- het
bericht van Bitta's'verloving en trots"'alle voorzorgs
maatregelen van de i erfprinses ervoer hij den met
zorg geheim gehouden trouwdag, 't Was [door een
toeval. In den storm der verrassing, in zijn (toor
nig© smart, telegrafeerde hij 'zijn verzoek tot ver
traging vani de 'bruiloft. Dit'verzoek kon wel vreemd
Bobijnen, maar kon (nooit 'compromitteerend zijn.
Het antwoord, dat hij in groote spanning.verwachtte
meldde hem het 'reeds voltrokken huwelijk.
Hot was [dus 'uit Zij wluchtte voor hem onder
de bescherming van [een 'anderen man.
Zijn vertwijfeling over [haar verlies trad op als
een zware physieke ziekte. [Als !door een 'innerlijke
koorts geplaagd, dwaalde hij rond. [Elke 'mensche-
lijke stem 'deed hem pijn. Hij [hoorde lin Noorwe
gen van hot 'eenzame eiland Rottum spreken. [Daar
ging hij dus heen. En na den (aanval 'van smart
kwam er een zeldzame rust 'over hem, een geeste
lijke Izoowel als lichamelijke verlamming.'Hij voel
de geen boosheid meer, (slechts tegenzin >in alee.
Hij wilde niets liever dan alleen aan het strand
zitten, of door inspannen den lichamelijken arbeid door
roeien, visschen of wat anders, zich 's nachts een droom-
looze slaap verzekeren. Voor den toekomst had hij
nog geen enkel besluit Hij wist, dat hij zijn smart
onmannelijk droeg en hij begon de hem knagende pijn
te verafschuwen zooals men "een ziek deel van zijn
lichaam leert haten, omdat men daar steeds door lijdt.
Hij wilde vergeten. Maar de smart was te groot Hij
wist wd, dat deze ergernis over zijn lijden de voor
bode der genezing was, de laatste opleving van een
afstervend gevoel.
Maar eenmaal zou z3j komen, het verlangde uur,
waarin het overmaat van lijden als uitgeput was, waérin
alle kwelling verliep pn dan langzaam stierf.
En zij kwam vroeger nog dat uur, dan hij had
durven hopen* Schoonc droomerijen, gedachtenlooze
uren beleefde hij nu aan het in zonneschijn badende