Kamer ervoor zal zorgen, dat dit voorstel voor de vóór- stel lcré blijft behooren tót de misschien wel heel vro me", maar voor ons volk niet-tc-vervullen wenscheg. tyant op alle manieren medewerken tol de komst van den vrede {fiarne! Maar medewerken tot 'de meerdere macht en glorie van 't Pausdom daarvoor paste ons vrijgevochten volk tot nu toe. Schetsen uit de Rechtzaal. „OUDE HISTORIE". PRONKJUWEEL". Op aanbeveling van haar oude en beproefde Vrien din, de weduwe Gaatman, had tante Pie het meisje in betrekking genomen. Mina. Gaatman ,was bekend om haar fijne, scherpe meiischenkennis. Als die iemand recommandeerde dan kon men toch wel heel veilig met haar in zee 'gaan. En 't bleek al heel kort nadat Mica je bij tante Pie was 'gekomen, als hulp in 't huishoudentje; om iets uit de krant voor to lezen met de oude dame uit wandelen te gaan; een stukje te naaien of te zoomen, en zoo meer wat een juweel 't eigenlijk was. Tante Pie had er sinds den dood van haar eenige zuster al drie gehad. Een was getrouwd, de tweede was een kibbel ziek menschje, met wie zij onmogelijk kon opschieten. En numero-drie was lijdend, zieke lijk. Die had het uiterste beproefd om 't bejaar- do juffer naar den zin te maken. Maar het voor lezen verergerde haar hoesten. En -'s avonds, een paar uren na etenstijd, had de stumper zoo'n pijn in den rug, dat rij ipoest vragen naar bed te mogen gaan. Tante Pie was een dood-goed menschje. Maar dat werd haar, tenslotte, toch te kras. En Miesje was gekomen als de redding der uitkomst. Wonderlijk was de overeenstemming in allerlei dingen tusschen tante en nieuwe „hulp". Speciaal op het gebied van „ongewone dingen". -Tante was bijgeloovig aangelegd, maar durfde er niet voor uit komen. Zij vond een heerlijk behagen in griezelig heden. Maar 't moest niet te erg wezen.... Haar niet echt-angHvillig en benauwd doen worden. En dat snapte Miesje zoo prachtig.'Als er houtwonmpje zat to Ukken ergens in oud kastje of in haast-an- tiek geworden tafeltje dan huiverde tante onder haar shawl, die ze dichter aantrok om haar smalle, stokkige schoudertjes „Mies, hoor-jo niks?" vroeg ze dan. En de ander luisterde met heel-strak ernstig -gezicht. „Welnou," zei ze dan eindelijk, „een ziel, die ons aankondigt, dat ze in onze nabijheid is.... Een ge lukkige afgestorvene misschien, die bij haar leven veel van u heeft gehouden..." En ze zaten te luisteren. Tik-tak, tik-tak.... Tante huiverde weer. „Voel jij óók dien kouden stroom, Mies?" En de jongere wreef de-blonde handjes ijverig ovei elkaar. „Ja, nu u *'t zegt!..." Er was ..harmonie". 1 En dan praatten zij soms wel een paar uren lang over de „vreemde dingen".... 't Gebeurde óók wel, dat meneer Charles, de bloedeigen neef van tante Pie zulk gesprek bij - woonde. En irr do duisterende kamer van. vroeg-avond zat neef dan ergens toch niet zoo fieeï Ver van juf frouw Mies te luisteren. Het vonkende, lichtende puntje van z'n sigarette gloorde dan als soort van spotlach door de half-duisternis. J „Kom. tante, schei toch uitl..." En bij durfde lachen om exotische bespiegelingen van bijgeloovige Pie. Maar juffrouw Mies zweeg bij zoo'n gelegenheid. En begon, ook wol, ernstig te redeneeren met meneer Charles. Heel stijfjes en zediglijk van toon, dat tante er plezier in had. Mies had gelezen over die dingen, waarover som migen durven sporten. En zij legde hem uit. Expli ceerde, verduidelijkte, 'citeerde. Dat tante Pie in baar lèunstoel liggend te luisteren met half ge sloten oogen er echt van genoot.... En dan viel 't tante pp, hoe lichtzinnig, spotziek ncofje eindelijk tot zwijgen werd gebracht. Nu ja hij scheen 't niet prettig te vinden, dat juf hem zoo op z'n plaats zette. Maar tenslotte -moest hij toch maar toegeven, hè?—. En als het gas, een poosje later, dan in de kamer was opgestoken, viel 't tante Pie op, hoe Mies de kunst verstond om zoo'n jong snuitertje „op een afstand te houden". Evenheel eventjes was 't in haar opgekomen: zouen ze, -met hun beidjes.... Ze zijn van denzelfden leeftijd, hè!... Zou 't ook kunnen dat ze een Joop je met me nemen?En tante Pie, die in zich -het besef had, dat men haar om den drommel geen knollen voor oitroenen kon verkoopen, had het plan gevormd een oog in het zeil te Lcuden. Maar -dan zag zij 't strak-stuggc, trotscbe gezicht van Mies, als Charles iets tegen haar zei, met die koud-saamgelovepen lippen. Dat roerlooze, ais uit brons gegotens, wanneer hij iets tegen juf zei met pose. van zekere „avances" te maken tikje naar haar toeschuivend met z'n stoel; een soort van- knipoogje gevend- En hoe Mies onmiddellijk erop vlak naast tante Pie kwam te zitten. Hem geen blik of woord rdeer waard keurend Dan legde tante.een van haar dikke, rijk-bering de knuistjes met rnoedorliSk-Lowondorende goedkeu ring op een van jufs handen. En besefte eorst recht boe scherp toch de vermaarde menschen- kennis van Mina Gaatman was, die haar-dit pronk juweel aller juffen bad aanbevolen!.... „Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw," had Mlo* dien avond uitgeroepenU weet dat ik veel, heel veel van u houd...." ...Tranen schoten juf in 'de kinderoogen en met een haastig gebaar wischte zij de verraderlijke wa terlanders af „Neernt u mij niet kwalijk, ik heb alles voor u oyer. Maar al kost het mij mijn be trekking.... Ik l?en een arme wees, en 'u weet hoe gelukkig ik was met de betrekking bij uMaar als meneer uw neef hier komt op bezoek, dan ga ik de kamer uit Vooreerst is de toon, de manier, waarop meneer Charles tegen mij spreektJa, hoe zal ik dat,nu uitdrukkeen.... Enfin, er is iets in, dat mij hindert'Waarom weet ik eigenlijk zelf niet recht... Maar ik kan mij daar-nu eenmaal niet aan gewennen, en dhn... en dan:... ziet-u, dat uw neef niet overtuigd is van sommige onverklaar bare dingen uit de voor velen onzienlijke -wereld- dat kan niemand meneer kwalijk nemen. Maar dat eeuwige spotten! Dat cynische, smalende spotten... Alsof u en ik malloten waren.... Al jaagt u mij op staanden voet het huis uit ik zeg 't u ronduit: als meneer uw neef hier 'komt, dan ga ik weg!" En juffrouw Mies zonk bij een tafeltje neer. -'-Het snikkende gelaat in de handen verbergend.... ...En brave, oude tante Pie wurmde zich op uit hapr stoel. Ging naar „pronkjuweel" toe. Sloeg de magere armpjes om het meisje heen. Kuste juf op de gloeiende wangen. Verzekerde haar, dat ze housch niet boos was op juf.... Integendeel!... Tan te Pie vond .T heel mooi. Mies was een meisje van karakter. Dat stelde tante zeer-hoog. Zeker hoorl... Mies mocht naar haar kamer gaan. En tante zou meneer Charles wel de waarheid zeggen. Mies moest nu maar g auw naar bovén 'gaan. Want ze wist Ka moest vanavond uit en meneer Charles kon elk oogenblik komen. Tante zou wel zorgen, dat neef voortaan behoorlijker zou wezen „Is u dan heusch niet hoos op me?" vroeg Mies, zich -in harsttochtelijk liefderijke, -hartelijke ver bazing tot haar wendend.... „Heusch niet, hoor!" verzekerde tante. En nogmaals drukte zij brave, hoog-zedige, -ka rakter-sterke juf een vriendjelijken kus op de haren. „U is een ehgeltje hoor!" riep Mies - uit. En zij spoedde zich naar huiskamer. Stak het gas op. Ordende kopjes en schoteltjes." Keek, telkens, schichljg-haasitg den kant - uit, vanwaar tante moest naderen. Uit kabinetje naar huiskamer. Schonk tante kopje-thee in. De blanke -vinger tjes van juf deden zonderling dien avond. Zij schepten suiker uit het gtazan bakje. En dan tast- te!a zij weer naar klein flakonnctjo -in ceintuur ver borgen... Terwijl juf den rug wendde naar den kant vanwaar tante komen -moeet. Een paar fijn-witte, vreemde korreltjes werden gestrooid in het kopje, voor tante Pie beetemd. „Is u daar nog niet?" riep 'Mies, wier vingers toch iets beverigs kregen. „Ja, kind!" riep de oude, iets aan haar muts ver schikkend, „daar ben ik al. 't Is hier zoo donker." „Och hemeltje-lief, schat, ik kom u halenl Ik dacht, dat u er al was, hè?..." En zij hielp tante naar theetafel toe. Telkens kij kend naar de groote kop, met geurig-dampend brouwsel gevuld, voor tante klaargezet.... Het voetebankje werd aangeschoven. Het rug kussen opgeschud. Er werd gescheld... „Daar is-ie!" zei goeie tante Pie, -„dan maar naar boven!" Waarop juf verdween. Zij luisterdo bij de deur. Hoorde nog, hoe tante de eerste slokjes van haar thee slurpte... Er vuurde iets van wilde vreugde in de oogjes van „pronkjuweel". Op haar kousevoeten sloop zij naar boven. Bleef beluisteren nualle geluiden in huis. Hoe neef naar binnen bij tante ging. Hoe oude Ka, de meid-alleen, die baar- vrijen week-avond had, uitging.... Zachtjes, heel zachtjes sloop ze naar beneden. Wachtte... Wachtte... Vlak bij de> deur -van tante Pie d'r huiskamer. 't'Duurde lang. Eindelijk hoorde zij de kruk van de. deur piepen. Hij heef Charles kwam... •Sluipend op de teen'en. In de gang gonsde het gas in de wachtilamp... Millioenen zuchten klinken in die uren En duizend klachten sterven ongehoord. Ik verlang zoo naar 'een wede-haven. Daar wil ik rusten, wanneer gij rusteloos zijt.1 Denk niet te veel aan mij, Ik kan niet slapen, Omdat jouw verlangen 'steeds bij mij is. Ilse liet het blad vallen. Zij zat -langen tijd stil en staarde op het witte papier, dat op het tapijt voor haar lag. „Niet meer aan hem denken 'mag ik. Ook dat stoort hem," zeide zij zachtkens voor zich heen. „Ho° moet ik dat nu aanvangen? Hoe gaarne hoe gaarne liet ik het. Het is voor mij een kwel ling." Do zoete rozengeur lag zwoel in de kamer. Het deed baar pijn. Zij schoof de mand van zich af en raapte het gedicht -Van den grond op. „Dat zal ik eiken avond lezen. 1 Denk niet zooveel aan mij, Ik kan niet slapen, Omdat jouw verlangen steeds bij mij is." Zij bleef lang zoo zitten en dacht Jna. In den na middag hraebt, bet dienstmeisje een telegram naar het kantoor, dat deze weinige woorden inhield,: „Hil- do, kom bij mij. Ilse." 1 HOOFDSTUK 16. Hilde was in Hinrichshagen en hielp Sitta bij het vruchten-inmaken. „Wanneer Ilse het tot dusver zonder je heeft kun nen redden, zul het nu ook wel niet zoo dringend noodig zijn, dat je direct heengaat," meende .Hans Heiming, Maar Hilde' schudde het hoofd. „Zij heeft mij noodig en zal tevergeefs -op mij wachten. Jelui zult mij hier niet missen." Hans Henning: antwoordde een paar vriendelijke woorden, waarvan Hilde de bedoeling begreep, -en zij liet zich daardoor dan ook niet van haar plan afbrengen. 1 Hans Henning had immers zijn -werk en zijne vrouw, die hij maai- niet moede werd te bewonde ren, te kussen en te aanbidden. Dikwijls trilde er een bittpr lachje om Hilde's mond, wanneer Han3 Henning in Sitta onnoodig en overdadig prees, wat van haar als zoo vanzelfsprekend werd geaccep teerd en geëischt. Wanneer Sitta vroeg opstond, in do keuken met het zeer Jonge meisje de voorra- den afwoog en wat anders beredderde, dan prees Dans Henning dat als ik weet niet welke wonder- j daad. Zeker, Sitta was het werk-nooit gewoon geweest. Hilde had dikwijls het gevoel, alsof de zorgen en lasten van het huishouden de teere vrouw zouden overweldigen, wanneer zij haar aan haar lot over liet. Tot nu toe kwam zij' voor eiken extra-arbeid naar Hinrichshagen over en hielp, waar maar te helpen was. Sitta was ongetwijfeld wel met de beste bedoelingen bezield, zij bekommerde zich om alles, maar had niet de gave, noch den practischen blik van de goede huismoeder. Hilde en Karola -deden alles in de helft van den tijd en veel beter zonder zich maar in 't minst in te spannen. Sitta kwelde zich voor haar teere gezondheid veel te veel. Zij zag er dikwijls ellendig en overspan nen uit. Hans Henning bemerkte van dat. alles niets. Van 's morgens vroeg af stond hij op het vfeld en 's avonds vielen hem van moeheid de oogen dicht. Hij verzocht 'Sitta dikwijls toch vooral niet zoo vroeg met hem op te staan, maar hij was toch zichtbaar verheugd, als zij hem zelf zijn koffie schonk, J' Sitta was de volgzaamheid en -inschikkelijkheid zelf.' Elke wensch van Hans' Henning, al werd hij zelfs niet volkomen uitgesproken, werd verwezenlijkt. Zij nam zijn bijn.a hartstochtelijke teedefheid met zach te v-iendelijtheid in ontvangst en leefde slechts voor haar man en zijn - huis. De oude Krochert moest toegeven, dat er -op de (hofdame niemendal viel aan te merken. Trots dat kwamen hij en Karola -haar weinig nader, een ze kere koele vreemdheid bleef er tusschen hen -be staan. Do oude heer was niet de schoonheid van Sitta niet ingenomen. Zij ziet er uit, net-alsof men haar net twee krachtige ademtochten omver kan bla zen. En dat moet nu mooi heeten? Nu ja, in de kerk aan het altaar kan zoo'n-gezicht er mee door, maar dat moet je niet eiken dag aan je tafel zien. Dan wil ik wat voor mij hebben dat gezond en frisch is, dat lacht en vroolijk is en met een paar oogen zoo groot die er steeds uitzien alsof zij weg van de aarde naar den hemel willen." - „Hans Henning is in elk geval van een andere opinie," meende Karola. „Dien heeft zij volkomen behekst* kindje dat laat ik mij niet uit het hoofd praten." „Ja, met haar schoonheid en engelen-zachtheid," zeide het jonge meisje zacht. „Dat zijn haar toover- middelen." De oude Krochert schudde heftig bet hoofd. „Die engelen-zachtheid mag mij gestolen worden. En het eten is tegenwoordig op Hinrichshagen ook zoo slecht. Sedert Bilde weg is, gaat het daar on mogelijk. huishoudster is rijp engel beelemaal niet." I „Slaapt ze al?" yroeg ze. En li ij knikte. Ze fluisterden nog meer. De handen ineenge - strengeid. Elkaar onhoorbaar kussend. (Loerend, tu rend naar deur van huiskamer... Juf Mies vertelde. Mina Gaatman had verzekerd, dat do dosis slaappoeder genoeg was voor minstens drie uren. Vermoedelijk wel vier.... Maar: je kunt niet weten.... Gauw, gauw, dus... Weer piepte kamerdeur-kruk. Tante Pie lag in haar stoei. Met open -mond. Snurkend met dof-be nauwd geluid... Geen gevaar toch?... Maar zij brave juf-haalde met gebaar van ongeduld de schouders op... Vooruit nu... De buit moest gedeeld. Hij wist den weg... En de vingers der twee zochten, grabbelden, tast ten, duwden open niet, de hartstochtelijke on rust van koortsige hebzucht... „Ja," vertelde grijze, zeer bejaarde advokaat mij verder ,,'t was verjaard, toen ze bij me kwam, de-bravo gewezen huisjuf, het pronkjuweel. Inder tijd toen de oude tanfte Pie -tot de ontdekking van den diefstal was gekomen, is de ongelukkige oude .Ka nog een poos in voorarrest geweest. Maar tenslotte moest men haar, bij gebrek aan bewijs en voldoende aanwijzing vrijlaten. Ik herinner mij nog wel, dat die juf, die Mios, verdacht werd... Hoe 't zij, ze is den dans ontsprongen. Ze is met dien Deef haar handlanger en medeplichtige aan dien roof getrouwd. Maar... Maar..." zei oude juris- consulent en hij deed een welbehaarêlijken trek aan z'n pijp, dikke wolken de kamer inblazend „toen ze bij me kwam.... Om -te. vragen of de zaak nu wel wis en waarachtig verjaard was... Nou, toeirheb ik gemerkt dat er toch iets waar is in dat oude „alle schuld wreekt zich Wip aardel Ze was met dien meneer Charles getrouwd. Maar toen ik haar vroeg, of ze après coup toch niet lie ver „gezeten" had, dan voor de twee drie mille, die ze dien avond, na tante Pie slaapmiddel in d'r thpo te hebben gemengd, met dien vent zich voor het leven verbonden'te hebben... Kerel, toon hadt-je de oogen eens hebben moeten zien, waarmee dat wijf me aankeek!...." Ik wist al heel lang dat mijn oudo, grijze jurist een „coeur d'or" was, een patente kerel. En wanneer ik 't niet had geweien dan zou 'het me geopenbaard zijn door de „schadenfreude" die glansde op zijn eerlijk gezicht, 'terug-denkend aan „pronkjuweel", dat deD dans der „aardsche gerech tigheid ontsprong!.... - MAiTRE CORBEAU. Binnenlandsch Nieuws. BREEZAND. Uitgcnoodigd door do Vereeniglng van pud-Ieer- lingen van den tuinbouwwintercursus trad Woens dagavond in de zaal van den heer Borst als spre ker- op de heer Hulst uit -Enschedé. Do voorzitter der vereenjging, do heer Spigt, opende de vergadering, heette de vrij talrijk aan wezigen, ruim een zestigtal, welkom en gaf het woord aan den spreker. Deze verklaart, dat hij met heel veel genoegen gevolg-heeft gegeven aan de tot hem gerichte uitcooüiging en dat hij het hoofd zakelijk zal hebben óver de Landbouwcoöperatie in het algemeen. Ofschoon met coöperatie reeds heel wat voordeel behaald is, is deze nog lang 'niet ge noeg, bekend bij de belanghebbenden. Coöperatie is samenwerking met de bedoeling-een eenmaal vast gesteld doel te bereiken, 'tzij, om voor zijn pro ducten'een zoo boog mogolijkcn-prijs te, verkrijgen, 'tzij om zijn grondstoffen zoo -goed en zoo goed koop mogelijk te betrekken. Een der mooiste vor men van coöperatie is de regeling van het crediet bij den landbouw. Spreker denkt hierbij aan de boerenleenbanken. Werken ze echter wel alle goed Heeft elke boer.er crediet? Helaas nog niet altijd. Als spaarkas werken ze uitstekend, 'maar als voor schotbank nog niet altijd. Spreker stelt als eischv voor een goede boerenleenbank, maak het uw le den zoo gemakkelijk mogelijk om crodiet'te krijgen. Bij vele leenbanken moet men eerst, voorzien van twee goede borgen een som aanvragen. Die aan vraag wordt in het- bestuur besproken en, -oordeelt dit gunstig, dan kan men een veertien dagen later het geld halen. Voor elke volgende aanvraag heeft men weer hetzelfde. Dat is omslachtig en schrikt de menschèn af. Wat spreker wil is, dat men aan de leden een bepaald- crediet geeft, zoo noodig met twee horgen. De boeren staan -'dan. als 't ware in rekening-courant met de leenbank. 'Ze kunnen ha len, als ze wat noodig zijn en zulten het gewoonlijk zoo spoedig mogelijk afbetalen. Men zal bonier ken, dat zelfs de kleinste boer crcdietwaardig is. Den boer kan men vergelijken bij een fabrikant, die moet kunnen beschikken over -geld en groad- „Hoe zou ze dat als hofdame dan ook ooit ge leerd hebben? Nu geeft zij zich buitengewone moei te. Je bent heel onrechtvaardig, oom," riep ook Hilde, die Sitta verschillende malen geprezen had, maar den ouden stijfkop evenmin had .kunnen over tuigen. Ook tusschen Sitta en Hilde ontstond er geen har telijke verhouding. In de tegenwoordigheid van Hans Henning was de jonge vrouw vroolijk, lachte en vroeg naar alles. Maar meende zij dat zij ni-et werd gadegeslagen, of was Hans Henhiiig naai' buiten, dan bemerkte HiTde dadelijk -een uitdruk king van smart en ellende op haar gelaat. Dikwijls ook trof zij Sitta niet roodgeweende oogen aan. Een onwaarschijnlijke reden, een mislukt gebak, een in de wasch bedorven tafelkleed werd dan snel opgenoemd als Hilde haar deelnemend vroeg wat of zij scheelde. En Sitta was zeer onl-steld als* men haar weenend had aangetroffen en -'zij smeekte het toch vooral niet aan Hans Henning te verraden. „Het zou bepaald veel beter zijn, als hij wist, waarom gij weendet. Misschien kan hij u wel hel pen," zeide Hilde rustig! Zij sloeg haar schoonzus ter scherp gade, maar was niet bedacht -op de groote ontsteltenis, die bij deze argelooze -woorden zich op het bleek gelaat van Sitta vertoonde. „Beloof mij, dat je hem niets zult zeggen," smeek te zij. „Ik zou hem zoo ongaarne bedroeven." Hilde beloofde het teigen haar zin. (Het kwam haar voor alsof Sitta na dat oogenblik veel voorzichti ger en terughoudender 'tegenover haar was gewor den, ja, met een zekere verlichting vernam, dat Ilse om haar zuster had getelegrafeerd. Dacht zij in de afwezigheid van Hilde zich meer aan haar treurige stemming te kunnen overgeven? Hilde hield het, ondanks de gegeven belofte, als haar plicht, Hans Henning tenminste eenige -aan duidingen te geven. Zij trof haar broeder tot haar geluk kurt voor haar vertrek eenige oogtenblilcken alleen. Hij poetste een ouii geweer wat op en -zag er zoo zielsvergenoegd uit, dat het Hilde leed deed izijn goeden luim 'te moeten verstoren. „Hans Henning, vóór ik vertrek, moet ik je nog iets zeggen," zoo begon zij haastig. „Sitta bevalt mij niet." Hans Henning liet de geweerkolf dreigend tegon de tafel stooten. „Wat wie bevalt jou niet? Mijne Sitta? Dat zou -wat moois zijnl Mij bevalt ze juist buitengewoon." 1 t „Zoo bedoel ik het natuurlijk niet, Hon9 Henning, dat had je wel kunnen -bedenken. Ik vind, dat zij er zoo teer uitziet." „Dat deed Sitta steeds. De hitte zal baar wat aangrijpen." „Dat ook, maar haar stemming 'is zoo afwisse lend." stelten. Ta ée grondstof steoht,.dan is ook het pro duct slecht. Het is dus een zaak van. het grootste gewicht, dat de boer 'zijn grondstoffen kent. Dit betreft thans bovenal oe hulpmeststoffen en het veevoeder. Te vaak rog wordt te veel op de leve ranciers vertrouwd. Niet alle -leveranciers zijn be driegers, maar toch bestaat het feit, dat er betrek kelijk veel minderwaardige artikelen Sn omloop zijn. Daarom mag de boer niet rusten, - voor alles is on derzocht. Hij; moot goede waar eischen voor ::ijn goede geld. Bij de veevoeder-artikelen is bet bedrog dikwijls n og grooter, dan bij de hulp meststoffen. Men koopt veel op, gehalte alleen. Dat is niet voldoende. Men moet bijv. zuivéTo lijnkoek ei schen met ten bepaald vet- en vochtgehalte. Het eiwit regelt zich dan -vanzelf. Met meelsoorten gaat het nog veel moeilijker. Velen koopen, waar de prijs het laagst is en beta len dan meestal to veel. Men moet trachten het boste io krijgen en /lat-zoo goedkoop mogelijk aan zijn leden over te geven. Op welke wijze brengen wij de meest gewenschte grondstoffen op do mec-st gewenschte manier onder de belanghebbenden? Door coöperatie. In 't groot koopt men veelal voordeeliger én heeft med meer zekerheid var> goede waar. Ons land telt ongeveer MOO landbouwvereonigin- gen, die zich voor 't grootste deel bemoeien met geme'enschappelijken bankoop. De meest eenvoudige manier is, dot de belanghebbenden aan het bestuur een opgaaf doen van het benoodigde, waarna dat hostuur \oor aanbesteding zorgt. Deze wijze heeft .•joe.de diensten .verricht, maar algemeen goed Is 't üiet. Velen toch kunnen niet ineens 'een vrij aanzien lijke bestelling betalen. Daarom is het een groote vooruitgang, a's men 'een pakhuis, al is liet maar een eenvoudig loodsje; beeft, waarin altijd eenige voorraad is. Dab kan men halen, wat men op dat oogenblik noodig heeft.'Steeds moet gezorgd worden voor contante betaling. Het geven van twee maan den crediet is dikwijls reed3 oorzaak, dat de zaak niet goed gaat. Spreker geeft daarna als voorbeeld de coöpera tie to Lonnekcr, die hoe klein ook begonnen, thans werkt niet zes eigen maalstenën ën het vorige jaar een omzet had van 1480 -wagons van 10.000 KG. Ze heeft door haar aankoop f 5586 winst ge - niaakt. Wil men een degelijke 'vereeniging, dan moet men er een met uitgesproken aansprakelijk heid van de leden. Daartegen voelen velen echter nog bezwaar, doch het is als met vele zaken, dat bezwaar is niet zoo groot. Als men vasthoudt aan contante betaling, moet de risico immers klein zijn. Vroeger had men wel de hoofdelijke en onbe - perkte aansprakelijkheid.'Kwam er dan te kort, dan kon men er oen uitpikken en dien laten dokken. Hoofdelijke aansprakelijkheid boteekent, dat ieder lid voor gelijke doelen aansprakelijk is voor een mogelijk tekort. Heeft men echter een goeden zaak voerder en een degelijke boekhouding, dan hoeft men daarvoor niet tc weezen, dan moet de zaak goed gaan. Van de gelegenheid tot het stellen van wagen werd slechts door een paar der aanwezigen gebruik gemaakt. Nadat rog Jis medegedeeld, dat het de bedoeling is, den 23 Juni oen twetede vergadering te houden, om te trachten een coöperatieve veree niging op te richten, sluit dó voorzitter met dank aan de heeren Hulst en JeJiema, voor do moeiten, die zij zich hebben getroost, en mot den wensch, dat ze de goede resultaten er van zullen zien. VERGOEDING KOSTWINNERSCHAP. De minister van oorlog hoeft, naar aanleiding van beraadslagingen in do Tweede Kamer, dc-n burge meesters verzocht, een ernstig onderzoek in te stellen naar do vraag, of bij do Toepassing van hot vergoedings-instituut niet een te kleine maatstaf wordt aangelegd. De minister doet opmerken, dat wat hem betreft, goedkeuring aan de toegekende vergoedingen, voor zoover deze het wettelijk minimum niet overschrij den, slechts dan zal worden onthouden, wanneer zij tegen de bedoeling van-dten wetgever, mochten zijn verleend: in gevallen, waarin de bij de zaak betrok ken dienstplichtige niet als kostwinner kan worden beschouwd; wanneer het geldt personen of gezin nen, cp wie de in de desbetreffende weisartikelen voorkomende omschrijving niet van toepassing is; wanneer de betrokken personen of gezinnen zonder vergoeding voldoende kunnen rondkomen; wanneer het toegekende nedrag to boven mocht gaan het verschil tusschen hetgeen de 'dienstplichtige .in bracht vóór de mobilisatie en hetgeen hij voor eigen onderhoud stellig-zal bobben gekost. Voorts vorzoekt do minister om, wanneer bedoeld onderzoek moent leiden tot do erkenning, dat moor vrijgevigheid, in verband ook mot do tijdsomstan digheden wel raadzaam zou zijn, dienovereenkom stig te handelen. Het is de -bedoeling van den mi nister, bij een toe te kennen nadere vergoeding of verhooging van toegekende vergoedingen, daaraan geen terugwerkende kracht te verlor-non, tenzij «io beslissing een bijzonder 'geval mocht betroffen. „Ik zie baar toch steeds gelijkmatig vrooKJk." „Wanneer je weg beul* weent zij veel." Hans Henning ging heel kalm voort, zijn geweer loop te poetsen. „Dat zijn van die voorbijgaande stemmingen bij een jonge wouw, dat is 'heel na tuurlijk," zoo wees hij haar woorden kortweg af. „Dat begrijp jij zoo niet, Hilde." Zijn gelaat straal de. -r 1 „Kijk vooral goed naar haar," verzocht Hilde, terwijl zij haar handschoenen aantrok. „Geen zorgen., zustertje. Ik zal mijn groote schat wel behoeden. Zet nu in Berlijn Ilse het dwarse hoofd maar wat recht. Zij moet een standje heb ben, dat zij niet eerst naar 'ons toekomt." „Zij zal haar redenen daar wel voor hebben, Hans Henning." „Ach wat redenen En'mijnheer onze zwa ger reist alleen de wereld rond en laat zijn jonge wouw alleen in Berlijn zitten. Die heeft zeker ook „redenen". Ilse moet hem wat scherper op den teugel rijden „Dat ral weinig uitrichten Hans Henning. En -het antwoord, dat Ilse mij zou geven, als .ik je bood schap overbracht, zou wel- hetzelfde zijn, als jij zooeven gegeven hebt; Hilde, daar heb jij geen veréfitod van. Dat antwoord moet men zich dik wijls laten welgevallen, wanneer men zpoals ik toe zie, hoe de anderen hun leven inrichten." „Heb je het mij kwalijk genomen, Hilde?" „In 't geheel niet ik - noem het ook Ilse niet kwalijk. Ik weet immers vooruit reeds hoe -Jelui antwoorden zullen luiden. Ga nu mee, Hans Hen ning, ik wil Sitta goedendag zeggen." Krochert hing het geweer op het wapenrek >en s:ij gingen samen naar Sitta's kamer. De jonge vrouw zat -'aan het venster, voor haar st. nc£ een heel6 mand niet var stel goed op -een sier lijk rococo-taf eitje, dat bepaald nog nooit zulk een weemden last gedragen-had. Sitta had het hoofd op do beide handen gesteund. De doek, dien 'zij bezig was te stoppen, lag op haar schooit Bij het openen van de deur nam zij verschrikt haar werk weer ter hand. „Ga je reeds vertrekken, Hilde?" woeg zij snel. Hans Henning boog -zich over haar stoel c-n nam haar het werk uit de hooiden. „Je -moet niet zoo veel naaien, Sitta. Wat is dat voor goed dat Je daar naait?" „Gescheurde vaatdoeken voor 'do keuken, hans Henning. Dat is op Hinrichshagen niet nieuw meer. En ik beb niemendal meegebracht, zelfs geen vaat doek." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 6