Sctiager Courant. MEJ-ONRUSTE. Zaterdag 10 JULI 1915. 58ste Jaargang No. 5622. DERDE BLAD. HERMAN TEIRLINCK. (Overgenomen uit do Nieuwe Rotterdamscho Courant) (Vervolg.) Do kerels kwamen, terug. Taai droeg vader en Bert droeg moeder. Allo morgeus, doden zij: 'taLsoo. Als Ho tneer rat op heur gomak, zei oudo-Ann©: Dat was biicr oen dwaas leven, kinderen... Ja, laclite oudo-Pioter, ge hebt ons niet ulder spe len wakkorgclawaaidl De jongens drumden zwijgend tegen de tafel en sluro- ten jleu iieeten koffie, en Roomnie boog haar hoofd, mompelend, bij numiere van verschoomng, lijk over lange jaren precies: Zij ea zullen 't niet moer doen.... En oudc-Pieter kuchto een koer en zette een öolijk gezichte, cn' gaf toa .Ba, zo'doen, ze doen... zekerlijk! De zonnc v/as alreeds meester in de kamer en hcersch- te er tallen kant, bijna zonder schaduwen. Ze pletste zon der kijken alhier cn aldaar en zat soms, ton halve bp een stoel, te spelen met den witten steert van Bukskan. Buksken trippelde leuterig van vader naar moeder bn zijn snuitje» snuffelde tegen hunne knieën aan, en het hadde wol geerne een; ioopken gedaan tot op Anne ha ren schoot, maar Buksken zelf was veel te oud gewor den. Als zo naar gewoonte geëtea hadden, gingen de jon gens op den hof het dagulijksch kiein-werk "verriohteo, en tronken dan te saam raet hun allaam naar 't v^eld.. En seffens, tegelijk met hunne afwezigheid, begon in huis do eenvormige dag, zooals hü sinds jaren onveran derlijk voorbij sloerdo. De uren kropen zonder haaste achter mekaar en n.1 't bedrijf van 't huishouden gebeur de geleidelijk tusschen. Roomnie haar vlijtige vingeren. De schotels werden gewassen, dc koedrank werd go- kookt, d)e hennen kregen te eten, een potje zoetemelk werd voor Buksken en Minne-Tneze, de poes, klaar ge mankt. 'tKwam allemaal precies van zelf, en geen. las- stighoid haperde oan de doening, 't Gerief was gehoor zaam en dé deuren en sloegen niet ten onpas dicht, 't Was een schoonc dag vol tintelend goud cn laaiorig leven. Al hooger schoof langs den muur het Btralcnd speur van do zonne en do eiken zoldering was endclijk bespat raet troebele klaarten door 't weergekaatst licht. Hct 'snipperwerk dat tnu te midden van de kamer als ecu schoon sieraad te pralen hing,'hield onbeweeglijk het verschillig spel van 'zijn vierkens en schaduwen, door- eengestringéfd met elk riemken van 't geknipt papier. Dat was wel het lieve toeken van den' vrede... Maar in Roomnie woelde een angst zonder uitkomst©, een dwaas ongemak, dat heur zinnen verwarde en haar soms meteen deed stil staan, te staren, Iijlc een waan zinnige, naar de diepe effenheid van de blauwe heme len. Zij en voelde dan haar lijf niet meer, verzonk in de'droefenis van wijde gepeinzen en hare handen wer den laf. Ze kon het kalme gesprek van oude-Ann© en oude-Pieter niet verdragen. Die trage woorden, die ge broken stemmen, die kuchende gezapigheid, 't geluchte zelve, dat om deze uitgeleefde oudjes zweefde alles deed haar zeer, klapte tegen haar herte, en in hare her sens luidde met schrikkelijk gedruisch haar gefolderd ge weten. Als oude-Pieter haar een stekje woog om zijne pijp aan te steken, en dan naar de wippelende vlamme zijne magere, bevende vingeren reikte, rilde zij en schok te. in haar boezem 't geweld van hare hopeloosheid. Ze had willen zijn blik afweeron en roepen: Bekijk mij niet, bekijk mij niet!... Ze had willen neerstorten op hare knieën, en met haar hoofd kloppen tegen den steenm vloer en 'aldoor schrei en cn bidden, en de voeten kussen van vader en moeder. Ze dierf niet. Ze kropte haar pijnen en stond met haar bangheid, zonder opzien het solferstekje aanbiedend: Als-t-u-blieft... vadere... 25e was een heel klein kindeken als ze hier opgenomen werd en ze herinnerde zich niet meer 't gelaat van hare eigen moeder. Ze was opgegroeid - tusschen de zeven zoons van Pieter. De oudste warm dan te reke ge trouwd en ze bleef met Taai en Bert bij de ouders wonen. Te dien tijd ging Pieter nog te werke naar' 't veld en hield Anne zich nog volop bezig met hel huis houden. Naderhand waren ze stillekens aan 't sukkelen geraakt en nu kormen ze haast niet meer roeren. To. den avond zaten ze in hoi uien zetel 'te zwijgen en zoele omme te kijken naar 't gewone bedrijf van dou dag. Al temets vertelden ze een verleden historie en ze lachten te gare met een brave oolijkhenL Ze schudden, vaak hun nen bleeken kop en bez igen hunne handen, die wil wa ren geworden eh waar oe bruine ruwheid van 't werk niet meer te vinden was. Roominie, hoorde ze dikwijls mompelen Wij: zijn altijd gelukkig geweest... Ou de-Anne deed dan hare blauwe oogan wijdopen ein staarde in de leegte, heel verre over haar gansohe leven blikkend, en hare lippen krulden in eetn lachje omhooge binstdat ze lispelde: Ba ja we! Pieter, 'k en vinde nievers een speur... En oude-Pieter klopte zijn pijp uit tegen den pot van de stove en zette zich te bepeinzen deed den omme gang van al zijn jaren... zijn jeugd, zijn liefde, zijn werk, zijn kinderen, dien neesem krachtige kerels- En 'hij liet zijne wimpers wellustig neerzinken om in de donkerte dieper 't geneuchte van zijn woord te voelen. Nievers' een angst, nievers een ongeduur... wel! Anneken...'t Is wel, alzoo... Ze knikten malkander tegen. Dus had ze 'Roomnie dikwijls beluisterd en niemand dierf de oudjes tegenspreken noch een minste ongemak aandoen. Ze zaten onder 'tschouwkleed lijzokens uit te leven, alle .dagen zwakker wordend: en witter van ge zichte. Ze waren zoo goed m zoo edel Roomnüd peinsde Hier heb' ik het inoodlot gebracht! Het idee dat Pietor do leelijke daaid vernemen, kou maakte blaar uitzinnig. Het idee dat In z3jine oogen ©cn verwijt komen, zou en over zijn klare hoofd hot eersto ongeluk, folterde haar uitermate. Maar Pieter en wist niets. Hij rookte. Hij joeg de paffende damprlngen uit zijn mond, blies ze hooger open^ zoodat ze uiteen waai den en wegdoezelden in 't sterke licht. Hij toerde naar de ranken van den druiver, die, buiten ,bovon 't ven ster hing en zijn jonge twijgen deed klepperen tecen de ruiten, bij 't minste gewrijf van den wind. Hij loerde ïtaar ae rozentrossels, die vóór 't hebben, tonden hun steel wiegden in 't spattend gestraal, en naar 't ge boomte boven de hage, het bloeiend geboomte blank als een vlucht van vlinders en liefelijk als een 'aroom. "En hij stak zijn wijsvinger omhooge en zei meteen: -Ei! Ei)! 't Was de merel, dien hij gewaar werd De merel zong middun den zondigen Mei. En oude-Anne ook' had deugd aan geheel dat lentegedoe, en ze vroeg aan Roomnie of ze Buksken eens kreeg op» hare knieën, om te kriebelen: met hare oude vingeren achter zijn ooren en over zijn rnggo. Ze zat dan rustig 'te wroetelen in Buksken 2ij|n ren zc gelukkig te gare. Maar Roomiuo en bon 't niet zien. Ze wist' hoe ellen dig 't hierbinnen geworden was, zc wist dat niets hier rustig was en aat de leelijke strijd was ingedron gen. Rijzekens dierf ze denken aan Thai en Bert, en hoe die gezamenlijk vertrokken waren naar 't veld, en hoe die geweld deden misschim, verre van huis. Ze bad, binst haar werk. Zo wilde zoo vurig dat alles goed werd, dat Bert zacht werd ön dat Taal zijn zinnon bo- dwingon zou. Maar seffens voelde 't zij, klaar, wreed; 'twas allemaal hopeloos, en do broers waren vijanden! In do kleine keuken, waar zo een tijdeken alleen ver toeven kon, viel ze afgemat neer op een stoel en be gon ze te weenc®. Nog hoorde zo bijwijlen 't gebroken gesprok van fradcr en moedor, hun zachte gesprek, hun sproken van welvaart.. Zo sprong dan weer recht© en wilde roepen: Schei uit! Schei uütl Go z(ft rampzalig, ge zijt ongelukkig, ge Zijt alreeds verdoemd. Ik "kan 'tniot meer hooron, lioe ce daar vezelt... 't Is allemaal valsch, allemaal lcolijk, ailemnal verdoemd.. Ik woest het immers, die do schuld bon en die ondankbaar ben.. Ge moet het'weten en ge moet nijj straffen! Do woorden joegen door hare hersens, rap achter el kaar, en haar onoud viel ópen om zo tn é6n asem neer te werpen, met schrikkelljkö geuten. En ze zweeg, ze boog haar hoofd, ze wrong hare handen ineen cn zo hijgde. Nadien kwam zo uitermate gedienstig zijn, vroeg of moeder geen zeupjo melk verlangdë en of va der geen bankje wou onder zijn voeten, en of Bukskcn ook al niets van noodoe had. Ze zei: Wacht 'k zal den druiver wat hooger gaan spij keren, opdat hij stil blijven zou... En Pieter antwoordde, met een braaf knikje: Laat hem maar klahetteren, mijn kind! Als het tien urm sloeg moest ze met. de bierkannc naar 'tveld gaan, bij de jongens. 'tWas (ten ontlas ting, zoodra zo de huitondour voorbijgeraakte. Ze liep ze werd wild on driftig. Ze beraamde 'tplan, dat »- volgen zou, m de woorden die zc ginder zou heggen Ze zou daarna vertrekken, voor altijd, en de rust zou weerkomen tusschen Taal feu Bert, en 't gandche huh zou rustig worden. Ze voelde dat ze een vreemde was en geen recht had, en dat vader en moeder zoetekens moesten sterven, zonder lijden. 25e drilde schokkend over den weg en haar besluit werd hard als steen in hare gedachten. Ze Hoep hare tanden opeen on hare vooterf klopten sterker tegen de bane. En zo snokte uit haar keel gedurig: Jal jat Jaf om haar moed op te th. effen. Ze bleef op 'tveld plots stokkestljf staan. Zo keek vluggelings omrao ea rónd, begon meteen le beven in al hare loden, ön hare lippen weiden drooge on plakten w- - ide telkens oen .nieuwe pracht in de vredige snip peringen waarlangs do prinselijke dag zijn weelde gooi de. En ze zei: Kijk eensl terwijl een versch geflikker er pptikkelde en 't huren deed... En oude-Pieter zei: Luister... alginds V^ant de merel on staakte zijn veuzeken niet en vul de 't geluchte met trillende tjokkelwij&a. En zoo wa \ven< noch en 'twas ook le merken dat ze gewerkt hadden. Dc kleine wind sleerdo over hun vesten, die nevenseen wa ren neergegooid. De wijdo gouwen waren eenzaam en endeloos groen. Niovers een plekke, nievers een grauw- te, nievers oen holte die schaduwen zou alginder tort een os achter de slede, heel langzaam, en de boer cn roerde haast niet Ze waren een dobbel puntje In "de? overmatelijke Meiverve. Roomnie voelde precies dat er ongeval gebeuren de was. Ze dacht niet; De jongens zijn bezig op een ander veld... of ze waren dorstig en konnen niet wach ten... of ze zjjn in den Neerik bij boer Terschure, om een vergeten gerief. Ze dacht: Zo doen misdaad! En hare'polsen klopten geweldig. Zo lei de bierkanne hij 't allaam en liep linksom den tragc-n heuvel af, naar de Perlinkbeke toe. Ze hoorde permintelijk uit de diep te, van achter de wilgestruikem kreten opslaan, kort en hardnekkig. Zc liep. Hare rokken flapten tegen hare beenen, plooiden zijwaarts thooDe, knoopten 'bijkans saam om hare knieën. Ze struikeloe over den ongelyken grond, sprong langs de voren en, in de versche eerde, drongen dieper haar dreunende kloefen. Ze dreef het jonge getak van weerskanten open, met een grooten zwaai Van hare armen en wipte over 't luttele Water. Ze riep Bert! Do twee jongens stonden in de wei rechtover mekaar, elk mét feen. ijzeren riek in de vuisten. Ze blikten even dm (naar 't meisje, en Roomnie zag bloed druppelen uit hun haar, langsheen hunne slapen. Taal's hemd was dweers door gescheurd en een zwarte wonde vlekte mid den zijne naakte borst Bert had »eem bloedende groeve in zyn nekke. Ze blikten omme naar heur. Ze hadden een wild vuur in hunne oogen en doodsbleek was hun aangezicht Roomnie kreet: Houd op! Houd op! Ze stortte machteloos neer op hare knieën. Een woeste roep rochelde uit Bert zijn kei een hij rukte razend naar vorm, naar Taal. Ze botsten tegeneen en 't staal van n un rieken rinkelde en scherrelde met krachtige worpen vooruit Ze weken, ze stormden op een nieuw mekaar le lijve en hun vreeslijke Wapen stiet ea stak en sneed Hun rugge kromden zij en ze zaten soms precies neer gehurkt te wachten, maar seffens joepten ze opwaarts, raet een rousachLigen sprong, en zwierden hunne' armen in 'trond en rie rieken ploften met dof gedruisch. op hun. klinkende rompen. Bert bracht meteen jamme rend zijn linkerhand aan; zijn leen, en wamkte, alsof hi| haperde in >'t jonge gras. Zijn gelaat kromp in pijnlijke uitdrukking saam én Zijn kinne sloeg tweemaal-tegen zijn borsle. Hij reutelde nog: Smeerlap! En hij zag hbreede lijf van Taal in schrikkelijke jacht naderkomen om hem "met een laatst geweld te verpletten. Hij rok zijne spieren rechtte in een uiterste poging zijn zakkende rug, "en smeet zijn riek rechtuit, Hij merkte meteen hoe de ijzeren tanden tonden den houten steel, heelemaal wegpioften in vt vleesch en hoorde Taal kermen: Aai aai en knikken lijk een dronkaard, en achterover neerstor ten, dof dreunend op den grond. Een blijde lach kwam over zyn wezen. .Hij wilde 't zien, hij wilde den vrees lijken val zien eh juichen om zijn sterke winste. Maa- een zwart vloers zonk over Zijn blikken cn alles werd donker. Hij voelde dan weer die nijpende pijn in zijn leen, en zijne knieën knikten, kneulwlden lós overent- weer, en hij reikte zijne armen van weerskanten uit om een, steun to vatten iin de hopelooze leegte. Hij viel. Zijne ooren1 begonnen te tuiten en 't docht hem dat loeiende winden met vervaarlijk lawaai ovei\zim aange zicht waaiden. De donkerte klaarde bintsdien langzaam op |en werd een vaag gewemel van bevende stralen. Daarin herkende hij opeens 't blanke gelaat van Room nie. Hü stotterde: Ha... ha... Room-nie... Hü wüde opstaan en beet op zijne'tanden. Hy etn roerde niet Hij lag lam en IcapoL Hij bad: Pak mij., .hef mij... Hü kon nog zijn arm opsteken en taakte met zijne moede vingeren, bijkans zonder voelen, Roomnie haren hals. Hij trok haar schreiende wezen naar hem jpe, tot haar asem zijn heete wangen koelde, en hij wees dan zijlings, met zijn duim. Een subieto rilling schokte op in zijn lijf en hij vroeg Zwijgt bijl?... Roert hjj!? Zijne handen zonken neer on zijne oogen; vielen dicht. Roominie ging water scheppen üi hare kloppers fem buide zijne wonden. De kilte brak' deugdoendo uit op Zijn voorhoofd. Alweer vatte hij1 hare schouders en drukte ze neerwaarts, en wees met zijn duim naar den Zij kant. - Hij hakkelde Hec.. ga zien... Roomnie... is hij doodï Ze knikte Ze zag zijn armen in t gras duiken cn tusschen zijn 'beloken wimpers rollen twee dikke tra nen. Zo riep, plots door heftige emotie geschokt: Bert!... Bert!.... Zijne lippen gingen van een cn hij zuchtte. Een streepken zwart bloed sprong uit zijn mond en zijn neus werd scherp en puntig- Roomnie schudde hem. Hij cn roerde noch 'en sprak. Ze pakte zijne armen, klapte in zijne armen, hief zijn hoofd omhooge. Zijn hoofd stort to naderhand met een dof gerucht op den grond en de graspjjlkcns, even getoost, kropen stillèkens rechte langs zjjn doodo gezicht. Ze begon dan lui- dclijk te schreien cn klopte met hare vuisten taaen hare korst Heur haar rolde weldra in verwarde vlechten op haren rug en ze snokte hare handen moe eraan. Zc bei tastte het iüf in haastige koortse, vingerde over zyn© oogen en wilde zo openreten. Ze tammerde Bezie mij... OcJit och! och!.... bezie bezie Zo sprankelde vcrsche waterdruppels op zijn kaken. Ze kuste zijn onbeweeglijke wezen eh In brueden vloed spreidden hare vlecntcn zich uiteen, zoodat ze beider hoofden dekten. De zonnc binstwjjl drnaido haar gulden wiel aihoogcr in de hemd, en heel do 'weide tintelde van liuar mach- licht Niovers was een wolk, niovers een straal ge broken. Do populieren, met hun zingende kruin, ston den to roto nevens do iiook, on hun menig blarengeflik- ker wapperde in 't volle ploizicr van dou Meiedag. Vorro, tenden 'do vele groeno partijen loeide een één zame koe on rolde waggelend langs ao daverende kas sei, een wagen met luiden dissel. Roomnie richtte zich on drevelde woenend huizo- waorts. De klaart© ivan 't geluchte smoel schetterend in hare natlo oogen. Zc struikelde laltekant en liep/luk een zatte slunse, zonder opkijken, verzonken in de ende- looze droefcnlsso van haar ziel. Boer Tcrsohurcn, dit haar tegenkwam, stamelde verwonderd: Howet? Hcwc*? Ze stond een oogenblik hem zonderling aan te staren, schudde hare losso haren cn drilde verder voort ,met een nieuwe bui- tranen. Haar asem klonk schor in hare keel en ze deed hare vuisten in wanhoop overent weer zwen gelen. Ze geraakte op een onde thuis. Ze bleef oen poozo süllc voor 't hekkeu en 't zicht van rader en moeder schoot haar wild door de hersens. Alles werd duizelig. De hoogo rozen, die-wendden in do klaterende zoome, begonnen door mekaar te wemelen, en maakten roode en witte draaisels, breeder wordend, wijder zettend hun rappe ringen. Zo meende dat ze voorover zou stuiken in die ongemecne krioeling van bloemen, en ze moest zich aan 't hekken vastgrijpen om heur beenen rechte te hou den. Wankend tort zo vooruit, geraakte mocielyk over den drempel en viel in 't scliotelhuis neer op een stoel. Binnen in dc groote kamer klonk de gewone stemme van oude Anne: Roomnie, zjjt gij daar?... En naderhand, ha oen tydeken, oude Pieter zijn kal me vrago: Roomnie? Zo hikte, haar eigen zeer aandoende om niet terug uit to bersten in snikken: Ja... ja., ja... Ze schikte vluggelings heur haar en probeerde kalm door te stappende wist niet wat zc doen zou. wat ze zeggen zou. Zo stond roerloos op een nieuw. Zo dierf niot binnengaan. Welke woorden" zou ze vinden? Ze zag in haren geest hoe rustig de twee oudjes onder 't schouwkleed zalen cn zc hooide hoe Pieter al lachend mompelde Roomnie voelt de lente en ze wordt luit... Een nieuwe aandoening wrong haar herte thoope en sloeg in heete bloedzwalpen naar heur hoofd. Ze sidder de. Ze wist dat ze do kalme oogen van 'Anne niet zou kunnen verdragen en dat Pieieris brave woordekens haar te neer zouden werpen, met vreeselyke stoten. Ze sta melde Ik kom! En zo ging niet Alles wat gebeurd was ,het wreede geweld alginds, in de woide, die moord van broers, die haar lief waren 'twas alles hare schuld. En vader zou niet sterven, en moeder zou niet sterven, eer het ongeluk, dal nooit gekomen was in hun leven, nu toch eens treffen kwam. Hoe zou zy tegenwoordig de zwar te boodschap doen? Met een plotsciingen ruk van hare zinnen, tort ze in de kamer. Het schoone licht dat op den Vloer uitspatte, pijnigde haar en ze stond verbijsterd '.verlegen om haar haastig besluit. Moeder vroeg: Wat staat ge daar boleuterd, kind!? Ze lachte zenuwachtig en stotterde: Ja... ja... Zo liep dan links en rechts taakte alles, zette water op de uitgebrande stove en koterde in de koude assche. Ze trok de idrosse open, peuterde redeloos om de potjes on de kommen, snokte aan de laden, zoodat »do lepels on vorken er luidelijk rinkelden ,ging weer mooschen in de schouw en wroetelen in de blinkende stekjesdooze. Ze zei Wat een schoon fcecre builen! En zo stond te turen naar de diepe hemelen. Ze was precies zonder gedachten en het docht haar dat do leo- lijke gebeurtenissen lang verleden waren. Daar haperde niets vaste in haar geheugen cn ze drevelde onuneu- dom de kamer in ongedurige doening. Zo vond nievers ecu gemakkelijk bedrijf, oen standvastig werk, en ze joeg voort, onverduldig. Ze kwam nadien vóór Pieter staan en zette hn^r vuisten te rusten in hare lenden. Ze vroeg Wat zouden w feeten te noene? Melksoppe, zei Pieter. Ze keek verward op etn knikte 'dan: Ja, melksoppe... Ze scheen tevreden dat hij 't zoo seffens gevonden had, en ze pruttelde in haar binnenste: Melksoppe... melksoppe... niet meer wetend in waarheid wat melksoppe was. Op, een ende grabbelde ze naar "eeui stoel, en zette Zich 'al zuchtend: Aai-aai... nu ben ik moe! Ze vouwde hare handen op haren schoot en zat zon derling op to kijken naar de plate van de kasthorloge. 't Was alsof ze tewegc was bang te worden voor dat tik takkend gestel cn zoo •'zocht ze met angstige blikken naar dc beteekeuis van dat koperen gezicht, waarlangs de Wijzers kropen met "heimelijke traagzaamheid. Ze merkte onderwijl Buksken hiet, die zijn voorpootjes op hare knieën zette 'en zyn snuiter snuffelend opkwïn- kelde. Ze zonk weg in verwonderde gepeinzen en zc lengde haren hals uit. Ze voelde wel de Wijde zoetig heid van (jen dag haar omgeven en deugd Üoea. Ze veelde wel de leutige warmte Van het groote meielicht kittelen in haren nekke en over har© slapen en'op het tjopken van hare L-m 'Ze voelde Alleuijds in haar lijf de prille lente, dife alierzyds triomfeUjk aan 't worden was..'. En $ubiet sloeg zo Tiare banden vaneen etn vatte, nij pend en bibberend, dó 'sporten van den stoel. Hare le den werden stijf en Óen ongemeene al tralie wulelde in hareiu boezem. Ze stak wijdopen hare oogen, en pinkte noch en herroerde daarna, ón siste door hare tanden: SsjL.. Daarbuiten; langs den bloeiendea boomgaard beluister de zjj den tjirrclenden zang van deal merci, aie alweer aan 't jubelen was en ajn wijsjes wonderlijk deed uit een sprietelon ,in het aandachtig geluchte. Ze hoorde zijn minste trillingen en zijn hooge tonen, juist gelijk te more en, in den vroege. Ze zei by haar zélve; Dces hebbe ik nog meer gehoord.. Het wreede beeld kwam haar van verre terug op, en meteen steeg het voor haar gebroken geest, vreeselijk en geweldig. 25e. sprong rechte, stampte woest togen den vloer en kreet uitzinnig. Ze wrong zich in folterende pijnen, zwaaide met hare armen vervaarlijk om haar heen en stortte nadien voor vader en mooier, ol kla gend: Schupt mij, martelt mij... Och heerel Och hee- rel... Verbrijzelt mij»! Slaat maar, slaat met ulder kloe fen, hior, op mijn voorhoofd... Ze 'zijn dood, ze zijn alle twee dood.. Nu roep ik hét, Ik zweer het, en ik hebbe 't berekend cn begaan... Taal is dood, en Bert, Bert, Berl... Ze zag hoe oudo-Anhe thoope zakte en hoe oude-Pie ter naar voren boog, zonder verstand Zezweeg. Do merel zong. Ze reikte hare handen naar buiten en kermde weer. na een poozc. Haar mond viel altemets vierkantig open en een klein schuim pérolde op hare tanden. Ze wees met hare vingers aio ver dé pereteers. Ze hijgde. In de wei vadere.. ze hébben gevochten, -ee heb ben gestoken mot hunne rieken... over do beke... ik hebbe nog water gehaald Ze zijn gevallen, alle twee, vol wonden, vol bloed verscheurd, verminkt., in dat Woed --- dood..„ Ze stuikte voorover, klopte met haar aangezicht tegen de stccncn en Scharrelde naar Pieter zjjn voeten. Ze kloeg hopeloos door, en vreeslijke snikken schokten uit hare borst Ze verlangde nu naar een woord van moe der, naur een wenk, naar een troost, opdat re dan go- drijön zouden kunnen uitweenen al hunne overgroote smert Ze wachtte naar den toets van vaders handen cn zo meende dat zo daardoor zou opgebeurd zijn en vredig worden, te midden van dun eendlijken ramp. Doch oud6-Pletcr en oude-Arme waren gebróken. Ze raten zonder begrip cn zonder asem te luisteren, en Rooinnie's kreten vielen lUk «tronen op hun hert Zo konnen niet verstaan. Een heolc lange leven was 't on geluk achterwege gebleven, cn nu, zoo subiet, donderde t neerewaarts. Ze dachten 't Is oolijke schijn... Maar iets was weg uit hun lijf, en ze werden moo on zwak. Hunne armen zonken neerwaarts en hun ne rugge plooide. Zo verkleinden precies. Zo waren lut tel, mager danig bleek cn danig miezerig, en de lou- niiig van don zetel rees hoogo uit, boven hun hoofd Zo staarden een tijdeken met verwarde blikken noor it pa pleren snippcrwcrk, en merkten hoe 't van ongeduur en angstigheid nu vreemd zich ommcwcude in Yt pletsend Ktraal van do zonne. 't Keerde zijn blikkerende tlan- on 't büsde daarna overentwoer, alsof een bange wind woel nllcrwega Toen ook beklom hen ©ui nijpen de vrees en hun kinne beefde. Haast onhoorbaar fluis- do vader An-no-ke... En moeder wöde, in een uiterste poging, prevelen: Pio-tor... Zo draaiden belde hun gezichte zijwaarts naar mekeer on, omdat zo hun eigen zoetheid weer taakten, geraak te een nieuwe vrede in hunne oogen, en zachtokens, tezelfdertijd, neeg hun witte kop. 't Was lijk de Saam- komsto van twee verre, verre groeten... Buksken begon, op dat oogenbllk, to trippelen om de kamer. Zijn ooren liingen slap te bengelen en zijn kodde sleerdo dweilend langs de vloerkareriem. Bij het deur- fat ging hll stilles taan en aloud daar te janken en zijn ele te rekken, in overdadige miserie. Vadert Vadert riep Roomnie Ze sleurde zich naar hem en pokte zijne handen. Zo keek naar moeder op. Buksken staakte zijn jammerlijk gehuil en een doodclijke stilte heerschto heinde en wijd de merel was levers m 't geurend getak van den boom- gaard weggedoken, aan 't peinzen, aan 't zwijgen... Verschillende Oorlogsberichten. ORGANISEEREN. Da oud-minister Gabriöl Hanotoux schrijft een artikel in den Figaro van jl. Dinsdag, waarin hij betoogt dat na den oorlog een orfranisatitt noodig is van dn Europeesch© ooalitfo. Tegenover Duitsohland, dat zich langen tijd op den oorlog had voorbereid én naar Hanotaux'meent, dien begon op 't door Duilsch. land zelf gekozen uur, staan de Bondgenooten, die verrast waren in hun vredelievende illusias. Zij gingen 'tot den oorlog over, want zij -hadden ver trouwen in de rechtvaardigheid van hun zaak. Zij deden alles wat zij konden voor de gemeenschappe lijke zaak. Men moest improviseeren, welnu men improviseerde. Maar thans ziet men dat improvisa tie en optimisme niet voldoende zijn. in het tweede gedeelte van den oorlog wil de schrij ver dat men zal organiseeren. Do Europeesohe coa litie moet zich concentreeren. Na -thans ln ver spreide orde te hebben gevochten, ieder op eigen gelegenheid, maar dapper! is het uur gekobaen om hun pogen en hun willen ondergeschikt t© maken- aan Cén enkele gedachte, die de uitdrukking is van de gedachten-Yan allen. Organisatie en eenheid iboetan er komen, zoowel ten opzichte van de militaire jpaatregelen aD van de voorziening der legers met munitie en -* andere krijgsbenoodigdhedan. VERZOEK TOT BEËINDIGING VAN DEN OOR LOG. üit 'Konstantinopel, 8 Juli. De bladen vernemen vai bevoegde zijde, dat de oelema's en notab°len in Egypte vergaderd hebben ter uitoefening van de met hun kerkelijk ambt verbonden 'machtabevoegd- hoid. Na oen langdurige discussie 'besloten zij aan de Engelsche regeêring bet .verlangen te kennen te geven, dat aan d«-n ooriog tagon den Kbalif een-ein de zou worden gemaakt, wijl bun godsdienstige ge voelens door dezen oorlog gekrenkt worden. DE 1TA11AANSGHE KRUISER WAMALFI" GETOR PEDEERD. üit Weenen, 8 Juli. Een van onze dulkbooten hoor de in den morgen van 7 Juli een Italiaanscben pant serkruiser van bet „AmalfiM-type in bet noorde lijk deel van de Adriatisch® Zee in'den grond met een torpedo. ZWIJGEN EN ONZICHTBAAR ZIJN „Un uiühiliöé'dio geregeld Lx de „Matin" schrijft, vertelt ta zijn laatsten brief bet volgende Onlangs bezocht oen minister het front en vroeg een bataljonscommandant wat hem wei de grootste moeite kostte om van zijn meuschun gedaan te krijgen. „Dat zij zwijgen en zich onzichtbaar maken", aat- woordo de officier. Het onzichtbaar mnkm. beginnen we al heel aardig te 1 ooren, schrijft de „mobiüsó"; we kruipen op den buik en loopcn op. handen en voelen als do besten. We kunuen óns in aardkluiten of boombladeren ver anderen en weten ons prachtig dood te houden. Wat èen allervreemdst iets moet dat zijn voor vliegers, die over onze linies en kantoonementen zweven. Zoolang het dag is, vertoont zich geen levend wezen op velden oi wegen. De gehuchten £ii dorpen schijnen uitge storven. Een heel enkelen keer loopt iemand snel, vlak tegen de huizen gedrukt, voort of ziel men een een zamen widrijöer-ordotmans ijlings voortgeddelen. Maar dal is ook alles. Troepen, ruiters, trein, artillerie, ai- les fc in den grond verdwenen. Maar zoodra de zon ondergegaan is ea de duisternis valt, keert alles tot het leven terug. Uit de loopgraven rijzen schimmen op, die zich uitrekken en de stijfgo- worden ledematen bewegen. In de dorpen duikeu uit alle hoeken on gaten ^cheimzinnigo wezens op, die zich verzamelen, aantreden, heen en weer loopen, op de wegen verschijnen (rato s en Wagens en karren en weldra is het een en al leven on beweging. Rjjst do zon Weer aan den horizon, dan. verdwijnt dat "alles opnieuw In den grond cn schijnt alle le ven weer gestorven. Het zwijgen dit is een andere quaestie, bekent dc „mobinsé". Dit te loeren is heel moeilijk. Wij zijn géboren babbelaars, de nakomelingen van de sol daten van de revolutie en het keizerryk, die juichend ten strijde trokken en schertsend en bóerlend net vuur ingingen. „Zij" daarentegen zijn echte zwijgen». Toen zij ons land binnenvielen, brachten zij niet alleen hun talryke draagbare zoeklichten mee en hun lichtbommen, maar ook hun luisterioestellen. Met die microphoons, welke zij overal aanbrengen, hebben zij vaak dc meest verrassende successen behaald. Een dubbelpost of veldwacht H ergens 's nachts In bedekt terrein opgesteld. Niets zichtbaars verraadt de aanwezigheid der Fransohen, geen menschelyk oog kan ze ontdekken. Toch plotseling worden ze over vallen. Eenig geluid hoert hen verraden: de mannen hebben zich volkomen onzichtbaar gemaakt maar zij. hebben niet kunnen zwijgen. Zij hebben gepraat en hun stem is .door denop enkele K.M. afstand -geplaatsten microphoon opgevangen. - Een kolonne begeeft zich. s nachts op weg om wi troep in de loopgraven ai tè lossen. Zij marcheert on der hot geboomte of door een greppel of droge gracht Plotseling wordt zij door een mitrailleur beschoten. Wederom heeft het geluid hen verraden: een bevel, een uitroep, het geklikketik Van een bajonet was voor den microphoon voldoende om de komst der oozicht- baren te rapporteereo.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 9