Schap Courant.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
DE HOEDAME.
Het Pleegkind.
ZATERDAG 17 JULI 1915.
58sle Jaargang No. 5626.
.ADVISEUR.
„BUITENKANSJE".
„Noen, mijnheor," zei de nieuwe kennis 'van ren
teniertje, toon do andere leden van 't olubjo zoo
ongeveer waren vertrokken; izij mot hun beidon
nog wat satan na te boomen. „noen, 'mijnheer,
als ik u een goeden raad 8onuldig mag blijven,
houdt u dan m vredesnaam buiten al zulke specu
laties.." En nieuwe kennis nam een zeer voorzichtig
slokje van z'n glas bier. De ander, sinds oen
half jaar uit provincieplaats in groot centrum ge
komen, was zeer wantrouwend. Z n vrouw had we
ten door to drijven dat ze naar grootstad verhuis
den. 't Was feitelijk tegen z'n zin geweest. Hij voel
de'zich zeer geno°gelijk in klein stadje. Was can-
didaat voor den Gemeenteraad geweest, secretaris
van de „Nuts>,-ofdeoling geworden. Elk jaar maakte
hij en z'n vrouw een bescheiden uitstapje. Vroe
ger, toen hun Annetje nog niet getrouwd was, op
rois werd meegenomen, ging dat heel zuinigjes. La-
tut* konden zij 't er wat ruimer van nemen. En me
vrouw had mannie steeds onder controle •'gehou
den, paste zijn quantum sigaren, z'n half fleschje
feestelijket reiswijn af. Hield'de leiding met stevige
hand. Hij, mannie, bad'er zich ja aan gewend, maar
toch waren er momenten, waarin onafhankelijks -
drang yich aan hom openbaarde. 'Maar, mevrouw
wist precies» tot in de fijnste'finesses, van hun bei
der bezit. Hield notitie van den Cjd, waarop cou
ponnetjes vervielen, huurpenningen moesten geïnd,
kleine paohteom geïncasseerd. Dut ging met een re-
Kolmaa* van een wel verzorgde klok.... Meneer had
z'n zakduitje, «n wanneer *'t eens gebeurde, dat hij
p»nigo „suppletie" behoefde, dan kostte dat steeds
tikje-strijd. Mevrouw was de ..cassière'". En ats-ie
zoo zinspeelde, niet zonder zweem van schuchter
heid, op aanvulling van z'n kasje voor „meneer plai-
sir", dan ging dat tuSschen een paar ietwat-ner-
veuse pijpblazingon, 1
„A-propos, vrouw." zei hij dan, „geef me 's ef-
fotjes een rijksdaalder.... »'t ïs goed, dat ik er aan
denk. Ik ben totaliter blut!" l
En mevrouw de renteniersche was het beeld van
rnntelooze verbazing. Deed 'of-ie een grapje ver
kocht.
„Bohei toch uit met Jo malligheid," zei ze, „mij
krijg je toch 'niet te pakken."
Maar hij hield aan.Waarachtig, z'n portemon-
naie was leo$. Hij verzon 'iets van extra-contribu-
t!°, of van bijdrage voor den krans op 't graf. Van
dezen of gene.... Je kunt je nu eenmaal niet van
zulke dingen steeds afmaken, hé?
Eq meestal eindigde mevrouw met pruilend, knor
rig, een simpel guldentje voor den dag te 'halen.
Verklarend, dat als zij ook niet voor de belangen
van hun bezit zorgde, 't eind nolg zou 'wezen, dat
„ze* allebei op stroo moesten Btnrven", lwan,t man
nie mocht dan in theorie nog zoo'n pienter zaken-
mannetje geweest'zijn, bij was'veel te „royaal".
En het sermoentje duurde nogieen poos. Maar helt
gebeurde ook wel eens,* dat de kas gesloten-bleef...
En toen ze in de gromtstad waren gaan wonen, had
mevrouw haar strenge controlo gehandhaafd. Hij
was braaf solied-mannetje, maar de echtelijke hoe
de drukte hem nu nog wat'erger.... Zonder dat hij
een middel wist om'er verbetering in te brengen.
Toen ontmoette hij nieuwe kennis in café-club Je.
Lang, zeer lang zelfs, was hij gereserveerd, koel-
Wuggetrokken; gaandeweg, zuchtjes-aan, ontplooi
de bij 1 zich. De nieuwe kennis 'deed hom telkens
denken aan de vrienden uit 'kleine stad. Hij was
sober, bedachtzaam, ernstig, drong Zich niet op.
Had nooit een poging beproefd om'hem over te ha
len tol oenige speculatie van welken aard ook, Nvat
oen paar andere leden van 3o olub wel hadden ge
probeerd. Rentenier -begon wat toeschietelijker te
worden; zelfs wel eens haast-vertrouwelijkon-
dertusschen nog steeds hehoe'dzaam oog in het zeil
houdend. Hij had eens, o, boel in 't Vaag alge
meen, alsofi 't hem in *V allerminst niet betrof, ge
zinspeeld op „eigenaardigheden van sommige dames"
die naast en met vel») voortreffelijk-prachtige, su
blieme eigenschappen, toch 'wel.... Ja, hoe zou hij
't noemen: uitdrukken... Iets bazigs, oen „bijzonder
stevig willetje over zioh hebben..." Nieuwo-kennis
deed of rentenier 't had 'over vrouwnn, die hij
nooit van aangezioht tot aangezicht had aanschouwd.
„Tja," zei hij, „wat zal ik u doorvan zeggen!....
In sommige gevallen is 't wel goed, «als een vrouw
de leidsels in handen houdt soms.... Maar ik er
ken volkomen... zeker, zekorl..." Waarop d" heeren
een ganscb ander chapiter aanroerden.
Een poos later was rentenier, die soms be-
40.
Hans Henning liet het boek zinken. Zijn gezicht
was doodsbleek- „Zij heeft hem dus toch ook 'lief
gehad 1" zeide bij dof. „Maar zij zal door mijne
liefde geheeld zijn geworden. Arme Sitta! Als
ik dat had kunnen vermoeden, ik zou veel •verschoo-
nender, teeder gevoelender met je zijn omgegaan."
De dorschmachine bromde door, ieder toon deed
hom het hoofd pijn.
Het, werd te donker om te lezen. Hij stak de
lamp aan. Het schijnsel 'viel verblindend op de
witte "bladzijden van het boek. "De hoeken van de
kamer bleven donker. De regen kletterde steeds
sterker op het dak.
Hij las verder. h
1 26 Mei.
Ik leef in een koorts van- angst en opwinding, dat
de erfprins iets van mijn verloving zou kunnen ver
nemen. Ilij zou alle middelen aanwenden om mij
to bevrijden. Ik hoop dat hij niets verneemt, en
toch 1
De weinige'weken voor de bruiloft gaan zoo vlug
voorbijl Eerder kroop de tijd, en nu vliegt hij. Ik
donk nooit verder dan tot dien dag. Wat dan komen
zal, daaraan mag ik niet denken!
Meermalen hoor ik 's nachts duidelijk het rui-
sohan van de zee. Het zijn de boomen in den tuin,
die door den wind worden bewogen.Kwamen de
golven, van de lieve, schoon", onvergetelijke 'zee
maar tot hier, om mij op 'zachte, gropne armen
weg to dragen!! Waarheen? Naar een gouden
land, bot verre zonnerijk...
Droomster, dwaas die gij zijt! Geon 'zee, geen
wator komt aanrollen om u te bevrijden. Steeds na-
dor, ni«t tegen te houdon komt hij, do verschrikke
lijke dog de bruilofsdag!
12 Juni.
Ilc, moest mijn'witte, zijden kleed Voor de bruiloft
aantrekken, Mama wensen te Tiet en ik gaf als ge
woonlijk toe. De aanraking van het -Vitte, zachte
klefd deed mij pijn als "en lichamelijke smart
„Hij" had 'de stof mooi gevonden, -de lange sleep
streek over zijn voeten bij het dansen. Al die h"T-
inuonngun stijgen uit d» witte, kronkelende plooien
hoefte scheen te hebben om z'n hart uit te storten
op 't onderwerp teruggekomen.
En gaandeweg werden zij vertrouwelijker in hun
toespelingen en bespiegelingen.
't Zeer groote, treffende toeval deed zich ivoor,
dat nieuwe kennis in'precies hetzelfde geval ver
keerde—.!
„Maar u is toch le veel- man van ;de wereld, man
van doorzicht en 'ervaring, zou 'k zoo zeggen,"
aldus begon meneer Gerbrandsz, de meergenoemde
nieuw» kennis, „om niet te weten, hoe men zulke
zaken behandelt. Mijn devies 'en daar ben ik,
mag 'k gerust zeggen, altijd -goed bij gevaren,
mijn devies was steeds: primo uiterst voorzichtig,
niks wat op. speculatie of zoo lijkt... Daar komt
men ten slotte 'toch altijd bedrogen^, mee uit. 'En
secundo; geen ruzie, geen krakeel. Men mag niet
vergeten, da* d vrouw, die 'op de duitjes past, 't
met «=en loffelijk dool doet, hé?... maar overigens....
Fn voor de eerst" maal, dat zij met elkander ken
nis hadden aangeknoopt, bespeurde rentenier iets
als een glimlach op de gelaatstrekken van meneer
Gerbrandsz.
Hij wachtte af. 'Begreep niet De ander gaf hem
een knipoogje. Daar had niemand mee te maken....
Zou hij hem wel eens appart Vertellen!....
En de anderen van de club gingen huns-weegs.
Toen 6tak nieuwe kennis van 'wal. Zei hij:
„Neen, meneer I" doelend op advies, onlangs ge
geven door kassiers-employé,die bijzonder op de
hoogte was van al wat „papieren van beurs" ver
band hield... „Neen, meneer, nooit zulke speculaties.'
Met dat verdraaidvermaledijde 'dobbelen zijn er
al heei vvat naar den duiker gegaan. O, 't lijkt'zoo
mooi, qiaar 't is prmee als aan de speeltafel jn
M'Uite-Garlo. Als je menschen hoort met de syste
men, zooals zp dat noemen, j<v zoudt denken, dat-
tonuen-gouds rr voor 't grijpen liggen. Maar vraag
niet hoe vel en, die met een hoop duiten najar 't zui
den trokken... Enfin, ik hoef er niets bij te voegen."
Meneer Gerbrandsz steeg in renteniers schatting
steeds hooger. Zij zaten nu dicht bij elkander. En
do sten» van nieuwe kennis -nam mee.r en meer den
fluistertoon aan.
Hij begon heel zacht te redeneeronv. Nu en dan
achtpr een band pratend....
..Och," zei hij, ,,'t is minder moeilijk dan u denkt
natuurlijk, je moet er kijk op hebben. Maar dat
le>rt, waarde meneer! Voor iemand die 't niet aan
intellect ontb»*oJjt... En. als ik zeg, dat u tot zulke
lieden behoort, dan zult u mij hoop ik, niet van
vlijerij verdenken... Neen, daarvoor 'kennen wij el
kaar toch langzamerhand te goed,-nietwaar?... Voor
menschen, die in de wereld wat hebben rondgeke
ken, is dat zco'n heksentoer niet. Er zijn -nog wel
degelijk goede zaken te doen. Eerlijke zaken!....
Maar die toch cp z'n tijd een voordeeltje verschaf
fen. Ik zal de laatste zijn," viel"meneer Gerbrandsz
zichzelf in de rede, „om iemand, die 't zelf noodig
heeft, in zblke affaires te betrekken. Maar gesteld
dat bedóel ik eenvoudig .-'dat u nu een welge
steld man ontmoette, die .'t een of ander van'de
hand wil' doen, waarvan hij de waarde....! 'Nu ja,
laten we zeggen, niet zoo op 'n haartje kan bepa
len. En u koopt iets, wat Yoor een derde..— soms
om zeer speciale oorzaken, meer 'waarde hpeft....
Tja, dat noem ik, naiar mijn begrip, dood-eerlijke
koopmanschap. Toevallig weet ik wel zulke kana
len. En...." meneer Gerbrandsz glimlachte voor dé
tweede maal sinds hunne kennismaking.... „en 'nu
zal ik eens confidentieel zijn... Met zoo'n winstje
heeft moeder de vrouw'niets te maken, hé! Zij hééft
haar zin en de man ook. 't Komt 'natuurlijk niet
dagplijksch voor, dat zal u duidelijk wezen. Je
moet zoo'n gbuitenkansje snappen. En meestal duurt
het weer een heeJe tijd, voordat men zoo iets weer
op z'n weg ontmoet. Maar met alle plezier Wil -ik
u den weg wijzen. We zijn op de wereld om elkaar
te helpen. Wij kennen elkander nu'zoo'n beetje, en
onze omstandigheden vertoonen inderdaad frappante
overeenkomst. Wil ik u dus bij gelegenheid in zulk
een vriendendienst tegemoet komen, u hebt 't maar
te zeggenI"
Rentenier zat te peinzen. Er was zeer stellig veel
wat hem aantrok in de confidentie. Tooh kwam er
eenig wantrouwen, tikje achterdocht in hem op-
Maar 'als hij dAt strakke, eerlijke gelaat van
nieuwe kennis observeerde, dan werd 'tooh weer
sterker, in renteniertje, het gevoel van schaamte,
dat hij zulk een man durfde verdenken-...
't Was een paar maanden nadat hij ^rentenier *t
eerste buitenkansje versohaft had. Een kleinigheid
maar... Een dertig gulden. Rentenier was echter in
z'n nopjes. Mevrouw de „oassièrre" verbaasde zich
over bet uitblijven van 'aanvragen om „supple
tie" vau de zakduit.
„Je hebt gelijk," had meneer gezegd. „Waar die-
n n eigenlijk al die uitgaven voor andermans ple
zier voor... Wio zal, als ik doodTben, duiten voor
een krans geven?... En de echtelijke eendracht was
hechter dan ooit.
Toen had Gerbrandsz over het 'prachtzaakje ge
sproken. Een paneeltje, waar rentenier stellig op
z'n muist, twee lapjes van honderd op kon verdie
nen.
op!.... De bedorven lucht van 'gestorven geluk
Ik heb nog steeds gehoopt, dat er een wonder zou
gebeuren om mij te redden er kwam geen won
der, er geschiedde niets... De domme van Gelsheim
legde onze handen in elkander. Hij sprak over 'de
groote liefde, die ons bijeen had gebracht» en 'ons
trouw Zou blijven. Wat heeft ons echter in waar
heid te zamen g°bracht? Een kleine, 'intrigueeren-
de prinses, mijne ongelukkige liefde. voor een
ander, en zijn blinde hartstocht! Leugen alles
was leugen!
,Ik sprak mijn „ja" vast en luid. Trouw *wil ik
hem zijn, 'plichtsgetrouw maar verderI God
hclpe mij!
Ook dit gebed komt mij voor als een ontwijding.
Als ik mijn 'handen vouw, beven zij.
Het telegram van den erfprins kwaan fte laat. Hij
heeft het dus toch nog vernomen.
O, mocht ik voor hem neerknielen en hem zeg
gen, dat ik hem nooit 'meer heb liefgehad dan in
het uur, dat ik mij aan een ander bond!
18'Juni.
Wij zijn op Hinricbshagen. De rozen bloeien in
den zennigen, schaduwlooeen tuin. Hilde is naar Mal
chow gegaan, nadat zij mij 'het huishouden over
gegeven, mij in alles ingeleid heeft. Het huis is
klein en leolijk, de kamers hebben lage zolders, ge
schuurde deelen, de tuin is pas aangelegd. Dé om
geving is dor als een woestijn. Zand zand en hei
de, dorre 'dennen... e§n troostelooze melancholie
ligt over alles. Ik ga dikwijls naar het kleine meer
in het bosch. Ook het water ziet er donker uit;
do zwarte dennen aan den oever spiegelen zich
daarin. Het riet ruischt eentonig, 'het klingt als een
smartelijk fluisteren.
Een wilde 'eend strijkt over het water. Gelukkige
vogel kon ik ook maar vliegen!
Ik sta 's morgens vroeg op. Dadelijk 'na de kof
fie ben ik met de meid in de keuken. -Alle knech
ten endienstboden'zijn in den kost, alles wordt ver
doold en afgewogen. Wij zijn'arm, "r mag niet veel
gebruikt worden. Hoe zou het mij ook toekomen,
om pretenties te hebben? Ik wil tenminste door
vlijt ergoeden, wat mij aan 'liefde, ontbreekt! Na
de Keukenbezigheden ben ik dikwijls moede, dan
wilde ik zoo graag stil in mijn kamer zitten en
niets doen. Maar het linnen moet versteld worden,
en nieuwe handdoeken gezoomd. Men kan-ook den
ken, als men naait.
Denken.' Ik mag eigenlijk'in het geheel niet den
ken, want iedere gedachte is een herinnering.'
„Maar," zei hij, „we moeten kwiek zijn. 't Geldt
hier een taaie. Extra taaie.... Verstand van de< zaak
hooft hij voor geen cent. Ik zal jc wel vertellen,
hoever je gaan kunt. Nu moet Je opus goed luiste
ren!....
Ik heb 't uit vripndsohap voor 'jon fijn aange
legd, al zeg ik 't zelf. Ik heb den man wijs ge
maakt, dat het schilderijtje een prul is, maar dat
ik iemand weet, die wel zal toehappen, wanneer ik
't hem aanraad. Hoe vindt j'm?... Mooi 'of niet?—
Zooals ik je h"b gezegd dn vent heeft geen flauw
benul van wat 't ding waard is. En hij heeft de
oentjes heelemaal niet noodig... Je weet» 'anders zou
ik van de hpelo zaak niet willen weten. Ik heb'ge
zegd: vraag nu niet meer dan vijfhonderd, geen
entje, hoor! Anders loopt 'de transactie gevaar
Maar ik weet een adres, waar je er op z'n 'minst
zeven- of achthonderd voor kunt krijgen. Op z'n
minst!... Of ik zou'me al heel sterk moeten vergis
sen. Non, wat zeg Je ervan?!"
Renténier weifelde nog. De duiten kon-io voor *n
paar dagen makkelijk bier of daar krijgen, zonder
dat „cassièrre" ''t bespeurde. Maar gesteld eens,
dat—
„Doe je 't niet!"'riep meneer Gerbrandsz uit met
van blijdschap stralend gelaat, „wel kerel, prach
tig. Dan houd ik de zaak aan mij; uit-vriendschap
voor jou had ik 't je willen overlaten, 't Gebeurt
waarachtig niet dagelijks, dat iemand Je een paar-
hondprd pop in den schoot werpt. Ik dacht, dat Je
in de wolken zoudt zijn. Enfin, amice, tot ziens dan.'
En'rentenier mérkte duidelijk, dat meneer Ger
brandsz wat ontstemd was over zijn gemis aan blijd
schap. Ondanks de mogelijkheid om nu zelf e"n
buitenkansje t" krijgen....-Toén heeft rentenier pen
heclen nacht, waarin gade zich werkelijk onge-
r»ist maakte over zijn slapeloosheid 'en ongedurig
heid en telkens te kijken hoe laat het was, of uit
'f vensier waar te nemen, wat voor wer 't was,
'gansch een nacht gepiekerd over het voorstel.
Het voor en tegen gewikt'en gewogen....
Maar twe® dagen later reikte hij den -eigenaar
van het paneeltje, waarvan. deze de waarde niet be
greep, vijf bankjes 'van honderd over.... sidderend
bil de gedachte, dat bij het geld met ide te. be
talen winst, niet gauw genoeg terug zou hebben
om mevrouw 'do, „cassière" niets van 'zijn gehei
me speculatie te' lateü merken.... 1
En nog weer een poos later heb ik braven, eerba
ren rentenier terecht zien staan 'wegens beleedi-
ging.
Menepr Gerbrandsz was de cerstA getuige k charge
de beleedigde partij. En'rentenier had hem in het
publiek voor „schoft, oplichter" uitgemaakt.
Wie de finesses van 't zaakje niet kenden, zullen
ze, door hetgeen de openbare zitting te hooren
gaf. niet makkelijk kunnen doorgrond hebben...
Het afspraakje tusschen braaf-solide meneer Ger
brandsz en eigenaar van paneeltje was zoo sluw,
zoo listigjes voorbereid, 'dat getuige k charge nog
de pose van gekrenkte onschuld speelde...
Meesterlijk speelde!....'
En arm-gefopt renteniertje was nu niet meer woe
dend, maar wel heel gedrukt, verslagen— 'Want na
de ontdekking drukt de controleerende hand van
gade-cassière zwaarder op hem dan ooit te voren,
in groote of kleine stad van inwoning—
MAITRE CORBEAU.
Wie, die te Munchen thuis is, kent niet de Oste-
ria Bavaria aan den hoek van de Schellingstrasse?
Als de sneeuwstorm door de straten raast, en üp
haast Russisch"'koude baard en wenkbrauwen be
rijpt, dan wenkt daar binnen de goudkleurige -Ve-
suvio dubbel verlokkelijk in de met stroo omvloch
ten flesschen, en de Italiaansche kalfslever met
maccheronl en spaghetti oefent eeno aantrekkings
kracht, aan welke geen-maag van schilder of'schil
dersleerling weerstand bieden kan. 1
Aan de wandeh van dit wijnlokaal prijken gedroög
dn zuidelijke vruchten, schilderachtig -gegroepeerd;
en de gast^ die'zijn hoofd tegen het met landkaarten
versierde behangspl 'laat leunen, steekt met 'zijn
haardos in do blauwe Middellandsche 'Zee. Zoo -ge
niet hij in alle 'opzichten oen voorsmaak van het
goddelijke Italië 'het beloofde land van al het
jonge schildersvolk. 1
Eiken Zaterdagavond *komt hier de beeldhouw -
schooi van professor R. 'Bijeen. Flinke, levenslus
tige knappn, alle typen vertegenwoordigend vaat
do blondlokkigo Oostfriezen-'-tot de zawrtharige 61a-
voniërs. "Ook de scholieren van ettelijke schilder
klassen pemen'aan dit feest der'gezelligheid deel,
en meestal is het gesprek zeer 1 levendig.
„Hperen!" begint de beeldbouwer Leopold Huber,
nn hij tikt tegen zijn glas „ik'heb do eer en het
genoegen, al de hier 1 aanwezigen morgen op mijne
bruiloft te noodigen."
Grenzelooze verbazing!
„Mensch, ben 'je krankzinnig?" roept do lange
Schani. 1
„Wat? Huber'gaat trouwen?" vragen eenige stem
men.
„Jessas Maria, Poldi wordt -gek!'' schreeuwt de
Ik heb niet geweten wat ik deed! Hoe 'zal ik dat
verdragen zulk een groote liefde, die tegenbe
wijzen vraagt, die mij met 'teederb eden vervolgt en
martelt.1
En ik moet daarbij vriendelijk glimlachen, zoo
als dat een gelukkige, jonggetrouwde vrouw past!...
Wees stil! Wat gij uzelf hebt opgelegd, moet gij
dragen
Sloeg hij mij maar eens dat zou 'barmhartig
heid zijn! Dan kon ik schreien, ik behoefde dan
geen vroolijk, vriendelijk gezicht te zetten, ik mocht
dan bedroefd zijn. O, een slag, een bard woord was
barmhartigheid Maar lipfde, teeder beid, goed
heid is in mijn toestand gruwelik. Zeker, Hans
Henning kan niet'weten, dat mij dit onverdragelijk
moet zijn.
Tk geloof, dat allen hier mij voor een plichtge
trouwe, wat apathische vrouw houden, een stukje
stilleven. Tenminste oom Heinrich. die Hans Hen-
nings huwelijk zeer ongaarne gesloten zag, doet dat.
Hij is altijd zeer koel en stijf tegen mij. Ik ben
hem daar dankbaar voor. Karola is een goed kind.
Zij laat het niet merken, dat zij graag in mijn
plaats was. Maar ik raad het aan den weemoedigen
blik, dien zij op mij richt, wanneer Hans Henning
mij in haar tegenwoordigheid kust.
Kondet gij h«t vermoeden, arm kind, hoe gaarne
ik u rnijn plaats inruimde!... Niemand weet het, hoe
dikwijls mij de wanhoop aangrijpt, dat ik luid zou
kunnen schreien van smart, en ;verlangpn. Ik kan *t
niet latpn ik denk slechts aan „hem" als -Hans
Henning mij zijn liefde-bewijst.
1 4 Augustus.
Een onrecht, dat men anderen aandoet, is yeel
zwaarder te dragen, dan onrecht, dat men over zich
zelf brengt. Do dader is steeds de lijdende partij. Ik
ben h°t ook. De anderen om' ;mij heen, weten'niets
van mijn onrecht» zij prijzen mij, tenminste Hans
.Henning'doet het vaak.'Ik moet het aannemen, als
al het andere en twijgen. Vermoedde hij eens,
dat mijn plichtstrouw niet in de liefde, maar in
het berouw zijn oorsprong heeft!
Wie nipt liefheeft, kan zich nooit overgeven, 'zioh
slechts opofferen—
10 September.
Ik schrijf thans zelden. Maar ik'denk veel. Van
daag viel mij in: de saainhoorigheid van de eene
zM 'met de andere wordt niet daardoor bewezen, dat
TirolPr.
„Do vent moet naar hot dolhuismeent een
landsman «n pakt hem 'bij den kraag. Doch 'vriend
Huber zegt leuk:
„Kinderkens, ik hoop, dat Jullie allemaal komt. De
trakteer op varkensribbptjes met zuurkool, en do
Meiwijn is al aangeroerd."
Dit verlokkende Vooruitzicht oefent eene mn^
sohe uitwerking. Een roept er:
„Die Huber is een leepert! Misschien heeft zij
geld."
„Geld?" lacht de Joviale Beyer. „Als *ti waar waal
Haar hoela uitzet bestaat uit -een zwarten ka
ter!" l
Eindeloos gelach! 1
„Maar waar mopt 'je dan van leven?" 'vraagt een
bedachtzame Noordduitscher.
„En als er kindertjes'komen?!"
„O, eer 't zóóver is, ben ik al 'lang beroemd,"
antwoordde de gelukkige bruidegom triomfantelijk.
Op straat staan de melkmeisjes en'groentevrou
wen aan groepen bijeen. 1
„Dat is me nog'eens een bruiloft!" roept de dikke
Babet, mei hare bierkroezen klapperend.
Het e- ne rijtuig volgt op het andere. Wel vijftig
akademisten hebben twee aan twee een fiaker ge
nomen, om de bruiloft van hun kameraad waardig
lijk te gaan vieren. Voor een jooltje vinden zij al
toos nog geld.
Als vriend Huber de'eindelooze rist rijtuigen ziet,
kijkt ij wel wat benauwd; en zijn bruidje, een
arm Italiaanscti bloemenmeisje, zet "hare oogen, zoo
zwart als krieken, heel wijd open. 1
De hospita zal het eten voor het -bruiloftsmaal
schaffen; maar 'zij schudt het hoofd, want er komen
aanhoudend nog meer'gasten. De een na den ander
brengt een j^scbenk. De rijke Hamburger wikkelt
uit vloeipapier eene echt 'zilveren koffiekan.
..Goed voor de lommerd!" fluistert de Jonge brui
degom. Schani haalt van onder zijne jas eene
koekepan te voorschijn. Do Tiroler, een grappen
maker, komt aangereden op een bezejn. Op zijn
hoofd zit een aardig kanten mutsje, zooals 'jonge
huisvrouwtjes plegen te dragen, en met varken -en
blik maakt hij eene 'muziek, die den zwarten kater
doodelijk ontsteld d° 'vlucht doet nemeji.
De jonge vrouw, in haar eenvoudige, wit katoenen
kleedje, ontvangt a' de geschenken met kinderlijke
verrukking, en d° dankbaarheid, die-in haar mooie
oogen glinstert, stelt ons rij"kplijk schadeloos voor
het inkrimpen van'ons maandgeld.
De woning der jonggehuwden bestaat uit'een ate
lier met alkoof en voorplaats. Op kisten en kasten
is de maaltijd aangprecht, met bloemen, 'getooid. Bij
gebrek aan de noodige stoelen, blijven 'wij om beur
ten staan, of gebruiken de kolenkist als sofa. Ver
scheidene'heeren, die muziekaal zijn,'hebben hunne
instrumenten mepgebracht Elk geeft zijne kunst
ten 'beste pn vindt een dankbaar publiek zelfs
de doedelzakblazer. Op 't laatst spelen wij allen
door elkaar tot dp huiAaas verschijnt.
Snel wcr^t hem een vol glas gereikt, en hij drinkt
op het welzijn van'het jonge echtpaar. Do oude, dik
ke heer proeft ook van den Meiwijn. 'Hij grinnikt
eens, kijkt bet knappe bruidje aan, en denkt: Men
is maar'eenmaal jongl
Poldi werkt als een paard Zijn humor vrooliikt de
r;che klasse op. Maar 's avonds ontbreekt hij 'in
Osterra.
Vele van de collega's worden sentimenteel en bo-
girmen met „den huwelijken staat" te dwepen.
Eens echter verras ik 'tiomge paartje bij "het avond
maal. Zij eten droog brood en drinken water. Se
dert benijd ik onzen vrind niet meer.
in den zomer bezoekt Huber c^qcregeld het atelier.
De professor berispt ham, en mei -«ht. Zijne laatste
buste is slordig gewerkt Poldi drukt - lippen opeen,
wordt bleek, wankelt en valt mij in arm.
Ik breng hem in den tuin van de Akaüemie, en xk
schrik vtfa zijn uiterlijk.
„Wil je oen glas water?"
„Neen... oten... ik höbl'ta vier diagen niets gehad",
stamelt dc stakker.
Terstond1 loop ik naar den bakker, haal ook eene
flesoh wijn un Huber knapt wat op.
„Ik weet geen raad "med Dé huisbaas zet mij op
straat, als ik hem morgen niet betaal en mijn
vrouw ligt sinds acht dagen te bed!' klaagt de onge
lukkige.
Natuurlijk help hem naar mijn vermogen. He
noem ook èou welgesieldcn vriend in het Vertrouwen,
dio eene 'grootere som bijpast
Den volgenden morgen stormt de kleine RuserI, die
Poldi's vrouw oppast, in Kot atelier.
„Huber moot thuiskomenhii is papa geworden!*
Onze vriand laat zijn modclleerhout vallen, geeft zijn
leemfiguur oein stoot, zoodat zij omvalt en broekL
sormgt over de scherven heen, en holt zonder hoed
of jas naar huis.
Dfcar ligt zijne vrouw to sterven. Tegen het gebrek
lijden was zij niet bestand. Nog een blik .een glim
lach, een handdruk'.... en Poldi is weer alleen.
Al de kunstenaars, die verleden jaar op de bruiloft
waren, volgen nu ook de bear; en de oude wijven op
straat mompelen, ach bekruisend:
zij steeds dichter bij 'elkander komen, maar dat zij
altijd verder van elkaar afgaan. Het is mij een'ge
lukkige gedachte. „Hij" -en ik wij leven beiden
voor den plicht. 'Hij in zijn klein land, ik hier in
mijn klein huis.
Was dit nog noodig; om onze saamhoorigheid te
bewijzen? 1
Hans Henning ontkende vandaag de genialiteit van
den erfprins. Ik w^et niet, hoe het gesprek daarop
kwam. Zou een geheime ijverzucht zijn oordeel be
ïnvloeden? Hij beweerde, dat de erfprins een mid
delmatig mensch was, met een knap 'uiterlijk, en
min of ineer poëtischen aanleg en salontalenten.
Bij een vorst noemde'men dat direct geniaal.
Genie wat is genie? „Een verheven doel i'en
do middelen, om het to bereiken." Hij heeft beide
en ik ook. Wij waren voor een mooi l«ven be
stemd.
Ik zweeg wat zou een strijd ook geven?.'
11 October.
De zomer 'Is ten einde. Moede sleepte hij zich
voort. Ik ben bang voor den winter met zijn lange
Avonden, als de nevel zijn grijze gordijnen voor dei
ramen hangt, en Hans Henning niet veel meer bui
ten kan zijn. Thans is hij 's avonds .steeds moede, de
oogst was inspannend, en hij werkte als een boer.
No het avondeten vallen- zijn -oogen bij het lezen
dicht. t
Hij gaat vroeg naar bed. Ik meestal! ook, maar ik
lig nog urenlang wakker, en hoor het tikken van de
klokken in huis, tusschen de "gordijnen door* zie ik
een paar sterren en voorbijtrekkende wolken. Bij
het morgengrauwen staan wij weer op. Hans Hen
ning gaat naar den akker, ik naar de keuken. De
kelders zijn nu ijzig koud. De'borst'doet mij pijn
bij het hoesten. De vele werkzaamheden maken
moede en moedeloos. Een huishouden ïd orde hou
den is als waterscheppen in'een bodemloos vat Al
tijd wordt iets vuil, wat even te voren 'schoonge
maakt werd; gebroken, 'wat kort gleden gemaakt
was; gescheurd, waar men gisteren aan stopte. In
den'zomer moeten de groenten worden ingemaakt»
in den herfst moet geslacht worden en het vleesch
voor den winter ingelegd.
Hoe gedachteloos genoot'ik vroeger deze dingen!
Thans eer3t weet ik, welk een arbeid daarmee 'ge
paard gaat. Ik heb nauwelijks tijd voor lezen of
kiavierspel. Mijn vingers '"worden stijf, doordat ik
mij niet meer oefen. Na al dien groven arbeid ont
breekt behalve de tijd ook nog de rechte stemming