Schap Courant. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. DE HOEDAME. Het Pleegkind. ZATERDAG 17 JULI 1915. 58sle Jaargang No. 5626. .ADVISEUR. „BUITENKANSJE". „Noen, mijnheor," zei de nieuwe kennis 'van ren teniertje, toon do andere leden van 't olubjo zoo ongeveer waren vertrokken; izij mot hun beidon nog wat satan na te boomen. „noen, 'mijnheer, als ik u een goeden raad 8onuldig mag blijven, houdt u dan m vredesnaam buiten al zulke specu laties.." En nieuwe kennis nam een zeer voorzichtig slokje van z'n glas bier. De ander, sinds oen half jaar uit provincieplaats in groot centrum ge komen, was zeer wantrouwend. Z n vrouw had we ten door to drijven dat ze naar grootstad verhuis den. 't Was feitelijk tegen z'n zin geweest. Hij voel de'zich zeer geno°gelijk in klein stadje. Was can- didaat voor den Gemeenteraad geweest, secretaris van de „Nuts>,-ofdeoling geworden. Elk jaar maakte hij en z'n vrouw een bescheiden uitstapje. Vroe ger, toen hun Annetje nog niet getrouwd was, op rois werd meegenomen, ging dat heel zuinigjes. La- tut* konden zij 't er wat ruimer van nemen. En me vrouw had mannie steeds onder controle •'gehou den, paste zijn quantum sigaren, z'n half fleschje feestelijket reiswijn af. Hield'de leiding met stevige hand. Hij, mannie, bad'er zich ja aan gewend, maar toch waren er momenten, waarin onafhankelijks - drang yich aan hom openbaarde. 'Maar, mevrouw wist precies» tot in de fijnste'finesses, van hun bei der bezit. Hield notitie van den Cjd, waarop cou ponnetjes vervielen, huurpenningen moesten geïnd, kleine paohteom geïncasseerd. Dut ging met een re- Kolmaa* van een wel verzorgde klok.... Meneer had z'n zakduitje, «n wanneer *'t eens gebeurde, dat hij p»nigo „suppletie" behoefde, dan kostte dat steeds tikje-strijd. Mevrouw was de ..cassière'". En ats-ie zoo zinspeelde, niet zonder zweem van schuchter heid, op aanvulling van z'n kasje voor „meneer plai- sir", dan ging dat tuSschen een paar ietwat-ner- veuse pijpblazingon, 1 „A-propos, vrouw." zei hij dan, „geef me 's ef- fotjes een rijksdaalder.... »'t ïs goed, dat ik er aan denk. Ik ben totaliter blut!" l En mevrouw de renteniersche was het beeld van rnntelooze verbazing. Deed 'of-ie een grapje ver kocht. „Bohei toch uit met Jo malligheid," zei ze, „mij krijg je toch 'niet te pakken." Maar hij hield aan.Waarachtig, z'n portemon- naie was leo$. Hij verzon 'iets van extra-contribu- t!°, of van bijdrage voor den krans op 't graf. Van dezen of gene.... Je kunt je nu eenmaal niet van zulke dingen steeds afmaken, hé? Eq meestal eindigde mevrouw met pruilend, knor rig, een simpel guldentje voor den dag te 'halen. Verklarend, dat als zij ook niet voor de belangen van hun bezit zorgde, 't eind nolg zou 'wezen, dat „ze* allebei op stroo moesten Btnrven", lwan,t man nie mocht dan in theorie nog zoo'n pienter zaken- mannetje geweest'zijn, bij was'veel te „royaal". En het sermoentje duurde nogieen poos. Maar helt gebeurde ook wel eens,* dat de kas gesloten-bleef... En toen ze in de gromtstad waren gaan wonen, had mevrouw haar strenge controlo gehandhaafd. Hij was braaf solied-mannetje, maar de echtelijke hoe de drukte hem nu nog wat'erger.... Zonder dat hij een middel wist om'er verbetering in te brengen. Toen ontmoette hij nieuwe kennis in café-club Je. Lang, zeer lang zelfs, was hij gereserveerd, koel- Wuggetrokken; gaandeweg, zuchtjes-aan, ontplooi de bij 1 zich. De nieuwe kennis 'deed hom telkens denken aan de vrienden uit 'kleine stad. Hij was sober, bedachtzaam, ernstig, drong Zich niet op. Had nooit een poging beproefd om'hem over te ha len tol oenige speculatie van welken aard ook, Nvat oen paar andere leden van 3o olub wel hadden ge probeerd. Rentenier -begon wat toeschietelijker te worden; zelfs wel eens haast-vertrouwelijkon- dertusschen nog steeds hehoe'dzaam oog in het zeil houdend. Hij had eens, o, boel in 't Vaag alge meen, alsofi 't hem in *V allerminst niet betrof, ge zinspeeld op „eigenaardigheden van sommige dames" die naast en met vel») voortreffelijk-prachtige, su blieme eigenschappen, toch 'wel.... Ja, hoe zou hij 't noemen: uitdrukken... Iets bazigs, oen „bijzonder stevig willetje over zioh hebben..." Nieuwo-kennis deed of rentenier 't had 'over vrouwnn, die hij nooit van aangezioht tot aangezicht had aanschouwd. „Tja," zei hij, „wat zal ik u doorvan zeggen!.... In sommige gevallen is 't wel goed, «als een vrouw de leidsels in handen houdt soms.... Maar ik er ken volkomen... zeker, zekorl..." Waarop d" heeren een ganscb ander chapiter aanroerden. Een poos later was rentenier, die soms be- 40. Hans Henning liet het boek zinken. Zijn gezicht was doodsbleek- „Zij heeft hem dus toch ook 'lief gehad 1" zeide bij dof. „Maar zij zal door mijne liefde geheeld zijn geworden. Arme Sitta! Als ik dat had kunnen vermoeden, ik zou veel •verschoo- nender, teeder gevoelender met je zijn omgegaan." De dorschmachine bromde door, ieder toon deed hom het hoofd pijn. Het, werd te donker om te lezen. Hij stak de lamp aan. Het schijnsel 'viel verblindend op de witte "bladzijden van het boek. "De hoeken van de kamer bleven donker. De regen kletterde steeds sterker op het dak. Hij las verder. h 1 26 Mei. Ik leef in een koorts van- angst en opwinding, dat de erfprins iets van mijn verloving zou kunnen ver nemen. Ilij zou alle middelen aanwenden om mij to bevrijden. Ik hoop dat hij niets verneemt, en toch 1 De weinige'weken voor de bruiloft gaan zoo vlug voorbijl Eerder kroop de tijd, en nu vliegt hij. Ik donk nooit verder dan tot dien dag. Wat dan komen zal, daaraan mag ik niet denken! Meermalen hoor ik 's nachts duidelijk het rui- sohan van de zee. Het zijn de boomen in den tuin, die door den wind worden bewogen.Kwamen de golven, van de lieve, schoon", onvergetelijke 'zee maar tot hier, om mij op 'zachte, gropne armen weg to dragen!! Waarheen? Naar een gouden land, bot verre zonnerijk... Droomster, dwaas die gij zijt! Geon 'zee, geen wator komt aanrollen om u te bevrijden. Steeds na- dor, ni«t tegen te houdon komt hij, do verschrikke lijke dog de bruilofsdag! 12 Juni. Ilc, moest mijn'witte, zijden kleed Voor de bruiloft aantrekken, Mama wensen te Tiet en ik gaf als ge woonlijk toe. De aanraking van het -Vitte, zachte klefd deed mij pijn als "en lichamelijke smart „Hij" had 'de stof mooi gevonden, -de lange sleep streek over zijn voeten bij het dansen. Al die h"T- inuonngun stijgen uit d» witte, kronkelende plooien hoefte scheen te hebben om z'n hart uit te storten op 't onderwerp teruggekomen. En gaandeweg werden zij vertrouwelijker in hun toespelingen en bespiegelingen. 't Zeer groote, treffende toeval deed zich ivoor, dat nieuwe kennis in'precies hetzelfde geval ver keerde—.! „Maar u is toch le veel- man van ;de wereld, man van doorzicht en 'ervaring, zou 'k zoo zeggen," aldus begon meneer Gerbrandsz, de meergenoemde nieuw» kennis, „om niet te weten, hoe men zulke zaken behandelt. Mijn devies 'en daar ben ik, mag 'k gerust zeggen, altijd -goed bij gevaren, mijn devies was steeds: primo uiterst voorzichtig, niks wat op. speculatie of zoo lijkt... Daar komt men ten slotte 'toch altijd bedrogen^, mee uit. 'En secundo; geen ruzie, geen krakeel. Men mag niet vergeten, da* d vrouw, die 'op de duitjes past, 't met «=en loffelijk dool doet, hé?... maar overigens.... Fn voor de eerst" maal, dat zij met elkander ken nis hadden aangeknoopt, bespeurde rentenier iets als een glimlach op de gelaatstrekken van meneer Gerbrandsz. Hij wachtte af. 'Begreep niet De ander gaf hem een knipoogje. Daar had niemand mee te maken.... Zou hij hem wel eens appart Vertellen!.... En de anderen van de club gingen huns-weegs. Toen 6tak nieuwe kennis van 'wal. Zei hij: „Neen, meneer I" doelend op advies, onlangs ge geven door kassiers-employé,die bijzonder op de hoogte was van al wat „papieren van beurs" ver band hield... „Neen, meneer, nooit zulke speculaties.' Met dat verdraaidvermaledijde 'dobbelen zijn er al heei vvat naar den duiker gegaan. O, 't lijkt'zoo mooi, qiaar 't is prmee als aan de speeltafel jn M'Uite-Garlo. Als je menschen hoort met de syste men, zooals zp dat noemen, j<v zoudt denken, dat- tonuen-gouds rr voor 't grijpen liggen. Maar vraag niet hoe vel en, die met een hoop duiten najar 't zui den trokken... Enfin, ik hoef er niets bij te voegen." Meneer Gerbrandsz steeg in renteniers schatting steeds hooger. Zij zaten nu dicht bij elkander. En do sten» van nieuwe kennis -nam mee.r en meer den fluistertoon aan. Hij begon heel zacht te redeneeronv. Nu en dan achtpr een band pratend.... ..Och," zei hij, ,,'t is minder moeilijk dan u denkt natuurlijk, je moet er kijk op hebben. Maar dat le>rt, waarde meneer! Voor iemand die 't niet aan intellect ontb»*oJjt... En. als ik zeg, dat u tot zulke lieden behoort, dan zult u mij hoop ik, niet van vlijerij verdenken... Neen, daarvoor 'kennen wij el kaar toch langzamerhand te goed,-nietwaar?... Voor menschen, die in de wereld wat hebben rondgeke ken, is dat zco'n heksentoer niet. Er zijn -nog wel degelijk goede zaken te doen. Eerlijke zaken!.... Maar die toch cp z'n tijd een voordeeltje verschaf fen. Ik zal de laatste zijn," viel"meneer Gerbrandsz zichzelf in de rede, „om iemand, die 't zelf noodig heeft, in zblke affaires te betrekken. Maar gesteld dat bedóel ik eenvoudig .-'dat u nu een welge steld man ontmoette, die .'t een of ander van'de hand wil' doen, waarvan hij de waarde....! 'Nu ja, laten we zeggen, niet zoo op 'n haartje kan bepa len. En u koopt iets, wat Yoor een derde..— soms om zeer speciale oorzaken, meer 'waarde hpeft.... Tja, dat noem ik, naiar mijn begrip, dood-eerlijke koopmanschap. Toevallig weet ik wel zulke kana len. En...." meneer Gerbrandsz glimlachte voor dé tweede maal sinds hunne kennismaking.... „en 'nu zal ik eens confidentieel zijn... Met zoo'n winstje heeft moeder de vrouw'niets te maken, hé! Zij hééft haar zin en de man ook. 't Komt 'natuurlijk niet dagplijksch voor, dat zal u duidelijk wezen. Je moet zoo'n gbuitenkansje snappen. En meestal duurt het weer een heeJe tijd, voordat men zoo iets weer op z'n weg ontmoet. Maar met alle plezier Wil -ik u den weg wijzen. We zijn op de wereld om elkaar te helpen. Wij kennen elkander nu'zoo'n beetje, en onze omstandigheden vertoonen inderdaad frappante overeenkomst. Wil ik u dus bij gelegenheid in zulk een vriendendienst tegemoet komen, u hebt 't maar te zeggenI" Rentenier zat te peinzen. Er was zeer stellig veel wat hem aantrok in de confidentie. Tooh kwam er eenig wantrouwen, tikje achterdocht in hem op- Maar 'als hij dAt strakke, eerlijke gelaat van nieuwe kennis observeerde, dan werd 'tooh weer sterker, in renteniertje, het gevoel van schaamte, dat hij zulk een man durfde verdenken-... 't Was een paar maanden nadat hij ^rentenier *t eerste buitenkansje versohaft had. Een kleinigheid maar... Een dertig gulden. Rentenier was echter in z'n nopjes. Mevrouw de „oassièrre" verbaasde zich over bet uitblijven van 'aanvragen om „supple tie" vau de zakduit. „Je hebt gelijk," had meneer gezegd. „Waar die- n n eigenlijk al die uitgaven voor andermans ple zier voor... Wio zal, als ik doodTben, duiten voor een krans geven?... En de echtelijke eendracht was hechter dan ooit. Toen had Gerbrandsz over het 'prachtzaakje ge sproken. Een paneeltje, waar rentenier stellig op z'n muist, twee lapjes van honderd op kon verdie nen. op!.... De bedorven lucht van 'gestorven geluk Ik heb nog steeds gehoopt, dat er een wonder zou gebeuren om mij te redden er kwam geen won der, er geschiedde niets... De domme van Gelsheim legde onze handen in elkander. Hij sprak over 'de groote liefde, die ons bijeen had gebracht» en 'ons trouw Zou blijven. Wat heeft ons echter in waar heid te zamen g°bracht? Een kleine, 'intrigueeren- de prinses, mijne ongelukkige liefde. voor een ander, en zijn blinde hartstocht! Leugen alles was leugen! ,Ik sprak mijn „ja" vast en luid. Trouw *wil ik hem zijn, 'plichtsgetrouw maar verderI God hclpe mij! Ook dit gebed komt mij voor als een ontwijding. Als ik mijn 'handen vouw, beven zij. Het telegram van den erfprins kwaan fte laat. Hij heeft het dus toch nog vernomen. O, mocht ik voor hem neerknielen en hem zeg gen, dat ik hem nooit 'meer heb liefgehad dan in het uur, dat ik mij aan een ander bond! 18'Juni. Wij zijn op Hinricbshagen. De rozen bloeien in den zennigen, schaduwlooeen tuin. Hilde is naar Mal chow gegaan, nadat zij mij 'het huishouden over gegeven, mij in alles ingeleid heeft. Het huis is klein en leolijk, de kamers hebben lage zolders, ge schuurde deelen, de tuin is pas aangelegd. Dé om geving is dor als een woestijn. Zand zand en hei de, dorre 'dennen... e§n troostelooze melancholie ligt over alles. Ik ga dikwijls naar het kleine meer in het bosch. Ook het water ziet er donker uit; do zwarte dennen aan den oever spiegelen zich daarin. Het riet ruischt eentonig, 'het klingt als een smartelijk fluisteren. Een wilde 'eend strijkt over het water. Gelukkige vogel kon ik ook maar vliegen! Ik sta 's morgens vroeg op. Dadelijk 'na de kof fie ben ik met de meid in de keuken. -Alle knech ten endienstboden'zijn in den kost, alles wordt ver doold en afgewogen. Wij zijn'arm, "r mag niet veel gebruikt worden. Hoe zou het mij ook toekomen, om pretenties te hebben? Ik wil tenminste door vlijt ergoeden, wat mij aan 'liefde, ontbreekt! Na de Keukenbezigheden ben ik dikwijls moede, dan wilde ik zoo graag stil in mijn kamer zitten en niets doen. Maar het linnen moet versteld worden, en nieuwe handdoeken gezoomd. Men kan-ook den ken, als men naait. Denken.' Ik mag eigenlijk'in het geheel niet den ken, want iedere gedachte is een herinnering.' „Maar," zei hij, „we moeten kwiek zijn. 't Geldt hier een taaie. Extra taaie.... Verstand van de< zaak hooft hij voor geen cent. Ik zal jc wel vertellen, hoever je gaan kunt. Nu moet Je opus goed luiste ren!.... Ik heb 't uit vripndsohap voor 'jon fijn aange legd, al zeg ik 't zelf. Ik heb den man wijs ge maakt, dat het schilderijtje een prul is, maar dat ik iemand weet, die wel zal toehappen, wanneer ik 't hem aanraad. Hoe vindt j'm?... Mooi 'of niet?— Zooals ik je h"b gezegd dn vent heeft geen flauw benul van wat 't ding waard is. En hij heeft de oentjes heelemaal niet noodig... Je weet» 'anders zou ik van de hpelo zaak niet willen weten. Ik heb'ge zegd: vraag nu niet meer dan vijfhonderd, geen entje, hoor! Anders loopt 'de transactie gevaar Maar ik weet een adres, waar je er op z'n 'minst zeven- of achthonderd voor kunt krijgen. Op z'n minst!... Of ik zou'me al heel sterk moeten vergis sen. Non, wat zeg Je ervan?!" Renténier weifelde nog. De duiten kon-io voor *n paar dagen makkelijk bier of daar krijgen, zonder dat „cassièrre" ''t bespeurde. Maar gesteld eens, dat— „Doe je 't niet!"'riep meneer Gerbrandsz uit met van blijdschap stralend gelaat, „wel kerel, prach tig. Dan houd ik de zaak aan mij; uit-vriendschap voor jou had ik 't je willen overlaten, 't Gebeurt waarachtig niet dagelijks, dat iemand Je een paar- hondprd pop in den schoot werpt. Ik dacht, dat Je in de wolken zoudt zijn. Enfin, amice, tot ziens dan.' En'rentenier mérkte duidelijk, dat meneer Ger brandsz wat ontstemd was over zijn gemis aan blijd schap. Ondanks de mogelijkheid om nu zelf e"n buitenkansje t" krijgen....-Toén heeft rentenier pen heclen nacht, waarin gade zich werkelijk onge- r»ist maakte over zijn slapeloosheid 'en ongedurig heid en telkens te kijken hoe laat het was, of uit 'f vensier waar te nemen, wat voor wer 't was, 'gansch een nacht gepiekerd over het voorstel. Het voor en tegen gewikt'en gewogen.... Maar twe® dagen later reikte hij den -eigenaar van het paneeltje, waarvan. deze de waarde niet be greep, vijf bankjes 'van honderd over.... sidderend bil de gedachte, dat bij het geld met ide te. be talen winst, niet gauw genoeg terug zou hebben om mevrouw 'do, „cassière" niets van 'zijn gehei me speculatie te' lateü merken.... 1 En nog weer een poos later heb ik braven, eerba ren rentenier terecht zien staan 'wegens beleedi- ging. Menepr Gerbrandsz was de cerstA getuige k charge de beleedigde partij. En'rentenier had hem in het publiek voor „schoft, oplichter" uitgemaakt. Wie de finesses van 't zaakje niet kenden, zullen ze, door hetgeen de openbare zitting te hooren gaf. niet makkelijk kunnen doorgrond hebben... Het afspraakje tusschen braaf-solide meneer Ger brandsz en eigenaar van paneeltje was zoo sluw, zoo listigjes voorbereid, 'dat getuige k charge nog de pose van gekrenkte onschuld speelde... Meesterlijk speelde!....' En arm-gefopt renteniertje was nu niet meer woe dend, maar wel heel gedrukt, verslagen— 'Want na de ontdekking drukt de controleerende hand van gade-cassière zwaarder op hem dan ooit te voren, in groote of kleine stad van inwoning— MAITRE CORBEAU. Wie, die te Munchen thuis is, kent niet de Oste- ria Bavaria aan den hoek van de Schellingstrasse? Als de sneeuwstorm door de straten raast, en üp haast Russisch"'koude baard en wenkbrauwen be rijpt, dan wenkt daar binnen de goudkleurige -Ve- suvio dubbel verlokkelijk in de met stroo omvloch ten flesschen, en de Italiaansche kalfslever met maccheronl en spaghetti oefent eeno aantrekkings kracht, aan welke geen-maag van schilder of'schil dersleerling weerstand bieden kan. 1 Aan de wandeh van dit wijnlokaal prijken gedroög dn zuidelijke vruchten, schilderachtig -gegroepeerd; en de gast^ die'zijn hoofd tegen het met landkaarten versierde behangspl 'laat leunen, steekt met 'zijn haardos in do blauwe Middellandsche 'Zee. Zoo -ge niet hij in alle 'opzichten oen voorsmaak van het goddelijke Italië 'het beloofde land van al het jonge schildersvolk. 1 Eiken Zaterdagavond *komt hier de beeldhouw - schooi van professor R. 'Bijeen. Flinke, levenslus tige knappn, alle typen vertegenwoordigend vaat do blondlokkigo Oostfriezen-'-tot de zawrtharige 61a- voniërs. "Ook de scholieren van ettelijke schilder klassen pemen'aan dit feest der'gezelligheid deel, en meestal is het gesprek zeer 1 levendig. „Hperen!" begint de beeldbouwer Leopold Huber, nn hij tikt tegen zijn glas „ik'heb do eer en het genoegen, al de hier 1 aanwezigen morgen op mijne bruiloft te noodigen." Grenzelooze verbazing! „Mensch, ben 'je krankzinnig?" roept do lange Schani. 1 „Wat? Huber'gaat trouwen?" vragen eenige stem men. „Jessas Maria, Poldi wordt -gek!'' schreeuwt de Ik heb niet geweten wat ik deed! Hoe 'zal ik dat verdragen zulk een groote liefde, die tegenbe wijzen vraagt, die mij met 'teederb eden vervolgt en martelt.1 En ik moet daarbij vriendelijk glimlachen, zoo als dat een gelukkige, jonggetrouwde vrouw past!... Wees stil! Wat gij uzelf hebt opgelegd, moet gij dragen Sloeg hij mij maar eens dat zou 'barmhartig heid zijn! Dan kon ik schreien, ik behoefde dan geen vroolijk, vriendelijk gezicht te zetten, ik mocht dan bedroefd zijn. O, een slag, een bard woord was barmhartigheid Maar lipfde, teeder beid, goed heid is in mijn toestand gruwelik. Zeker, Hans Henning kan niet'weten, dat mij dit onverdragelijk moet zijn. Tk geloof, dat allen hier mij voor een plichtge trouwe, wat apathische vrouw houden, een stukje stilleven. Tenminste oom Heinrich. die Hans Hen- nings huwelijk zeer ongaarne gesloten zag, doet dat. Hij is altijd zeer koel en stijf tegen mij. Ik ben hem daar dankbaar voor. Karola is een goed kind. Zij laat het niet merken, dat zij graag in mijn plaats was. Maar ik raad het aan den weemoedigen blik, dien zij op mij richt, wanneer Hans Henning mij in haar tegenwoordigheid kust. Kondet gij h«t vermoeden, arm kind, hoe gaarne ik u rnijn plaats inruimde!... Niemand weet het, hoe dikwijls mij de wanhoop aangrijpt, dat ik luid zou kunnen schreien van smart, en ;verlangpn. Ik kan *t niet latpn ik denk slechts aan „hem" als -Hans Henning mij zijn liefde-bewijst. 1 4 Augustus. Een onrecht, dat men anderen aandoet, is yeel zwaarder te dragen, dan onrecht, dat men over zich zelf brengt. Do dader is steeds de lijdende partij. Ik ben h°t ook. De anderen om' ;mij heen, weten'niets van mijn onrecht» zij prijzen mij, tenminste Hans .Henning'doet het vaak.'Ik moet het aannemen, als al het andere en twijgen. Vermoedde hij eens, dat mijn plichtstrouw niet in de liefde, maar in het berouw zijn oorsprong heeft! Wie nipt liefheeft, kan zich nooit overgeven, 'zioh slechts opofferen— 10 September. Ik schrijf thans zelden. Maar ik'denk veel. Van daag viel mij in: de saainhoorigheid van de eene zM 'met de andere wordt niet daardoor bewezen, dat TirolPr. „Do vent moet naar hot dolhuismeent een landsman «n pakt hem 'bij den kraag. Doch 'vriend Huber zegt leuk: „Kinderkens, ik hoop, dat Jullie allemaal komt. De trakteer op varkensribbptjes met zuurkool, en do Meiwijn is al aangeroerd." Dit verlokkende Vooruitzicht oefent eene mn^ sohe uitwerking. Een roept er: „Die Huber is een leepert! Misschien heeft zij geld." „Geld?" lacht de Joviale Beyer. „Als *ti waar waal Haar hoela uitzet bestaat uit -een zwarten ka ter!" l Eindeloos gelach! 1 „Maar waar mopt 'je dan van leven?" 'vraagt een bedachtzame Noordduitscher. „En als er kindertjes'komen?!" „O, eer 't zóóver is, ben ik al 'lang beroemd," antwoordde de gelukkige bruidegom triomfantelijk. Op straat staan de melkmeisjes en'groentevrou wen aan groepen bijeen. 1 „Dat is me nog'eens een bruiloft!" roept de dikke Babet, mei hare bierkroezen klapperend. Het e- ne rijtuig volgt op het andere. Wel vijftig akademisten hebben twee aan twee een fiaker ge nomen, om de bruiloft van hun kameraad waardig lijk te gaan vieren. Voor een jooltje vinden zij al toos nog geld. Als vriend Huber de'eindelooze rist rijtuigen ziet, kijkt ij wel wat benauwd; en zijn bruidje, een arm Italiaanscti bloemenmeisje, zet "hare oogen, zoo zwart als krieken, heel wijd open. 1 De hospita zal het eten voor het -bruiloftsmaal schaffen; maar 'zij schudt het hoofd, want er komen aanhoudend nog meer'gasten. De een na den ander brengt een j^scbenk. De rijke Hamburger wikkelt uit vloeipapier eene echt 'zilveren koffiekan. ..Goed voor de lommerd!" fluistert de Jonge brui degom. Schani haalt van onder zijne jas eene koekepan te voorschijn. Do Tiroler, een grappen maker, komt aangereden op een bezejn. Op zijn hoofd zit een aardig kanten mutsje, zooals 'jonge huisvrouwtjes plegen te dragen, en met varken -en blik maakt hij eene 'muziek, die den zwarten kater doodelijk ontsteld d° 'vlucht doet nemeji. De jonge vrouw, in haar eenvoudige, wit katoenen kleedje, ontvangt a' de geschenken met kinderlijke verrukking, en d° dankbaarheid, die-in haar mooie oogen glinstert, stelt ons rij"kplijk schadeloos voor het inkrimpen van'ons maandgeld. De woning der jonggehuwden bestaat uit'een ate lier met alkoof en voorplaats. Op kisten en kasten is de maaltijd aangprecht, met bloemen, 'getooid. Bij gebrek aan de noodige stoelen, blijven 'wij om beur ten staan, of gebruiken de kolenkist als sofa. Ver scheidene'heeren, die muziekaal zijn,'hebben hunne instrumenten mepgebracht Elk geeft zijne kunst ten 'beste pn vindt een dankbaar publiek zelfs de doedelzakblazer. Op 't laatst spelen wij allen door elkaar tot dp huiAaas verschijnt. Snel wcr^t hem een vol glas gereikt, en hij drinkt op het welzijn van'het jonge echtpaar. Do oude, dik ke heer proeft ook van den Meiwijn. 'Hij grinnikt eens, kijkt bet knappe bruidje aan, en denkt: Men is maar'eenmaal jongl Poldi werkt als een paard Zijn humor vrooliikt de r;che klasse op. Maar 's avonds ontbreekt hij 'in Osterra. Vele van de collega's worden sentimenteel en bo- girmen met „den huwelijken staat" te dwepen. Eens echter verras ik 'tiomge paartje bij "het avond maal. Zij eten droog brood en drinken water. Se dert benijd ik onzen vrind niet meer. in den zomer bezoekt Huber c^qcregeld het atelier. De professor berispt ham, en mei -«ht. Zijne laatste buste is slordig gewerkt Poldi drukt - lippen opeen, wordt bleek, wankelt en valt mij in arm. Ik breng hem in den tuin van de Akaüemie, en xk schrik vtfa zijn uiterlijk. „Wil je oen glas water?" „Neen... oten... ik höbl'ta vier diagen niets gehad", stamelt dc stakker. Terstond1 loop ik naar den bakker, haal ook eene flesoh wijn un Huber knapt wat op. „Ik weet geen raad "med Dé huisbaas zet mij op straat, als ik hem morgen niet betaal en mijn vrouw ligt sinds acht dagen te bed!' klaagt de onge lukkige. Natuurlijk help hem naar mijn vermogen. He noem ook èou welgesieldcn vriend in het Vertrouwen, dio eene 'grootere som bijpast Den volgenden morgen stormt de kleine RuserI, die Poldi's vrouw oppast, in Kot atelier. „Huber moot thuiskomenhii is papa geworden!* Onze vriand laat zijn modclleerhout vallen, geeft zijn leemfiguur oein stoot, zoodat zij omvalt en broekL sormgt over de scherven heen, en holt zonder hoed of jas naar huis. Dfcar ligt zijne vrouw to sterven. Tegen het gebrek lijden was zij niet bestand. Nog een blik .een glim lach, een handdruk'.... en Poldi is weer alleen. Al de kunstenaars, die verleden jaar op de bruiloft waren, volgen nu ook de bear; en de oude wijven op straat mompelen, ach bekruisend: zij steeds dichter bij 'elkander komen, maar dat zij altijd verder van elkaar afgaan. Het is mij een'ge lukkige gedachte. „Hij" -en ik wij leven beiden voor den plicht. 'Hij in zijn klein land, ik hier in mijn klein huis. Was dit nog noodig; om onze saamhoorigheid te bewijzen? 1 Hans Henning ontkende vandaag de genialiteit van den erfprins. Ik w^et niet, hoe het gesprek daarop kwam. Zou een geheime ijverzucht zijn oordeel be ïnvloeden? Hij beweerde, dat de erfprins een mid delmatig mensch was, met een knap 'uiterlijk, en min of ineer poëtischen aanleg en salontalenten. Bij een vorst noemde'men dat direct geniaal. Genie wat is genie? „Een verheven doel i'en do middelen, om het to bereiken." Hij heeft beide en ik ook. Wij waren voor een mooi l«ven be stemd. Ik zweeg wat zou een strijd ook geven?.' 11 October. De zomer 'Is ten einde. Moede sleepte hij zich voort. Ik ben bang voor den winter met zijn lange Avonden, als de nevel zijn grijze gordijnen voor dei ramen hangt, en Hans Henning niet veel meer bui ten kan zijn. Thans is hij 's avonds .steeds moede, de oogst was inspannend, en hij werkte als een boer. No het avondeten vallen- zijn -oogen bij het lezen dicht. t Hij gaat vroeg naar bed. Ik meestal! ook, maar ik lig nog urenlang wakker, en hoor het tikken van de klokken in huis, tusschen de "gordijnen door* zie ik een paar sterren en voorbijtrekkende wolken. Bij het morgengrauwen staan wij weer op. Hans Hen ning gaat naar den akker, ik naar de keuken. De kelders zijn nu ijzig koud. De'borst'doet mij pijn bij het hoesten. De vele werkzaamheden maken moede en moedeloos. Een huishouden ïd orde hou den is als waterscheppen in'een bodemloos vat Al tijd wordt iets vuil, wat even te voren 'schoonge maakt werd; gebroken, 'wat kort gleden gemaakt was; gescheurd, waar men gisteren aan stopte. In den'zomer moeten de groenten worden ingemaakt» in den herfst moet geslacht worden en het vleesch voor den winter ingelegd. Hoe gedachteloos genoot'ik vroeger deze dingen! Thans eer3t weet ik, welk een arbeid daarmee 'ge paard gaat. Ik heb nauwelijks tijd voor lezen of kiavierspel. Mijn vingers '"worden stijf, doordat ik mij niet meer oefen. Na al dien groven arbeid ont breekt behalve de tijd ook nog de rechte stemming

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5