Gemengd Nieuws.
fc-jf eoxtf'fln Ju mwls.', prcehtig piano had gespeld
*K /v-iaje, aiaVv-4 ouder df.« To. Voor 'n groeten
ii&üi "ft zo, on haar'houden gloden over do-toet
sen oi uiota wwj. Zondor pAnige moeite spoelde
bg f; Mg Biuli, c/i-toon 't uifc was, hadden ze
riten -n dc 'hindoe geklapt* en 't meisje -was
i zgontsan, had gebogen, en gelachen, en 'n meneer
v. -kj 'gekomen m had haar :n greoten bouquet ge-
t.&cht Dit a2Jaa had op TiosJe zóó'n indruk ge-
Zij vond 'i zoo mooi, 'om te hooren on te
bL-u, 'davi ze er 'b avonds tiet van bad kunnen sla-
pcai. ïplk-ma zag zo 'weer dat ineisjo, boorde die
muziek.... en in haar kinderbartjo, zoo gevoelig
voor 20V en troto, svaa de Vurige wonsch gekomen,
om ook zoo to Lterea Bp.elou, ook1 op conoerten op
te "trecion, in 'n mooie, witte 'jurk, on te spelen op
'n grooten, zwarten rvdeugol, 'en te buigen als do
fcnenaolvm k1 lipton. Zij vooldo hoe ze zou doen, hoe
eo zou zf.t'on1 in ha>y eentjo voor 't groote instxu-
r-.cnt, hoe'yerrukt do menschen zouden-zijn, hoe z°
zou huigen on lachen, en 'thuis komen in 'n rijtuig
mot 'de arirvon vol bloemen, die ze gekregenhnd.
Wat zouden pc on ma trot'sch zijn op hun dochter:
't wbnderïrina! Groote 'stukken zouden er vap haar
staan in do couranten, en To... To, die anders alles
beter kon 'dan zij... dan zóu To haar bewonderen,
benijden.
Mot grooto, 'open oogen had ze liggen staren in
't donker, woelend hoon en weer, 'warm en onrus
tig. HoprJ 'beneden in het salon begon ma te spelen,
op don nieuwen vleugel, dipn ze verleden jaar van
pa gokregon had. Ma speelde prachtig, maar zij
speelde alleen 'e avonds, als de kinderen sliepen.
Liesje ging recht over eind in bed zitten luisteren.
Gedempt klonk de muziek naar boven, zware, mas
sieve accoordon,1 afgewisseld door tintelende, schit
terende loopjes. Even hoorde se 't heel duidolijk;
zeker was er iemand binnen gekomen had de deur
geopend en weer gesloten. Hó, wat zou 't graag heel
goed hooren, van dicht bij... „To, slaap Je al?
Aluar uit 't ledikant tegenover haar kwam geen ant
woord. To, vermoeid van haar eigen vroolijke druk-
hoid, sliep 's avonds altijd dadelijk.
En Licsjc was zacht uit bed gekropen, do lange sche
merig verlichte gang liep zo door op *r bloote voatjes,
"a boven aan de trap was zo gaan zitten luisteren met
«loeiende wangen en schitterende oogen.
Hoo InTig ze daar gezeten had? 't \Vas haar op 't
laatst als aait ze weer in de groote zaal en hoorde 't
incisie spelen, zoo mooi, zoo prachtig, hoe langer hoe
vlugger, nu hard, en dan weer heel zachtN baast on
hoorbaar...
Toon 't uil was, riepen de menschen hoera! hoerai...
'.n 't meisje stond op en boog en lachte... en toen
ao rood keek: (hé, toen Was ze 't zelf, ja, ze was t
zij Liesje. En ze zag To zitten en pa en ma en
En ocnatónpa werd ze wokker en zag werkelijk
i i en ma a Juf met verschrikte gezichten, want juf
hfd haar slopend boven aan de trap gevonden, on doo-
del ijk verschrikt, 't kind in haar armen naar beneden1
gebracht, om daar onder luid misbaar 't vreemde voor-
vpI tc vertellen... Pa streek haar over 't gloeiend ge
zichtje en dicht dat 't kind koorts had; ma meende
dat ze slaapwandelde, en üet don volgenden dag 'n
ru-oote plank voor haar bed. timmeren...
Liesje vertelde niemand hoe 't gekomen was, maar
sedert dien dag was jde grooto verandering. lederen mid
dag holde zo uit schoof naar huis en studeerde op de
plano in du kinderkamer vli.fi!ig haar vingeroefeningen
en kleine étude», on in minder dan geen tijd maakte
zc zulke groote vorderingen, dat de juffrouw van wie
ze les had meer dan verbaasd was. En verladen week
had zij Liesje 'n mooi stuk gegeven, met 'n treurige
melodie en slepende harpaccoorden. Nu speelde Lies
lederen dug 't prachtige 'nieuwe stuk, drie-, viermaal
achter elkaar,, met veel pedaal en veel voordracht...
't Ilaam zette ze er meestal bij open, overtuigd dat
Letje en Koetje in de keuken in stomme bewondering
zouden luisteren. En 'n groote wensoh was In haar
nart gekomen: 't eens te spelen op ma's vleugel. Maar
ze wist 't verbod van ma, dat de kinderen met geen
vinger aan liaar instrument mochten komen.
Maar nu Liesje zoo eenzaam zal op de lage venster
bank, starend over den zonnigen tuin, voelde ze opeens
weer dat verlangen. Als ze t nu eens deed! Ma was
weg met To.... juf, op zolder met 't linnen besd^,
zou 't daar toch niet kunnen hooren... Voorzichtig
oop ze de kamer uit Door de lange gang waggelde
naar'het salon, waar ze haast nooit mocht komea..
Toen ze binnen kwam, zakten baar voetjes diep in 't
dikke kleed... De talouzieën waren neergelaten, maar
"i warme zonlicht drong toch gedempt naar binnen, en
viel over 't gebloemde tapijt, vt gebloemde behang, en
dé bireedo fauteuils met de gastvrijVopen armen.... In
de benauwende, stille warmte bromde 't gegons van een
paar rustelooze vliegen en drong dreunend 't lawaai op
van de groote bezige stad.
Zacht sloot Liesje de deur.... niemand bad haar ge
zien... De vleugel stond open, 'n paar losse bladen
muziek verlaten op den lessenaar... Zou ze 't doen?...
Rn als ma plotsoling thuis kwam., .ze zou zoo'n
standje krijgen.;. Of als juf 'thoorde?... Maar de ver-:
zoeking was te sterk.
Ze ging zitten qp 't hooge roode stoeltje, zacht sloeg
ze 'nt oels aan.... Wat 'n mooie klank, veel mooier
dan de oude piano boven.. Ze speelde 't stukje heel
zacht. Wat klonk "t prachtig!.... Nog eens en nog eens
speelde ze 't, niemand scheen 't te hooren... o, zoo'n
genot
Net ais dat meisje zat ze nu... haar voetje zocht
het pedaal, ze kon Jt juist bereiken... 'en ze schrikte
veuï Hen vollen, helderen klank ineens; ze was ver
bluft, zoo ruischtcn do renen... En ze vergat alles
om zich heen... Ze ging spelen, dat zij dat meisje
toon
plechtig klonk 't stukje, heel gevoelvol... En
't uit was, zag ze niet 'de loege fauteuils met do
gastvrije armen en ide drukke, bonte kamer met 't ge
dempte zonlicht., maar 't was 'n zaal vol bewonde
rende menschen, die klapten en juichten...
En Liesje liet zich glijden van do kruk, stapte wiege
lend met naar kromme hoentjes naar voren, en boog
vriendelijk lachend, en de menschen riepen: „bist bis!
co weer ging zo op 't hooge krukje zitten en speelde
't melodieuze stukje.'.. Maar de menschen klapten zoo
luid toen 't uit was... boe ze ook hoog., ze hielden
niet op... Wat zou ze 'dotönWacht... ze kende nog
'n klein walsje; dat zou ze als toegift spelen. En ze
speelde 't korte walsje in de stampende driekwartsmaat
Dunnetjes klonk er de melodie bóven uit, kinderachtig
zwak op 't groote instrument.. Maar Liesje speelde 't
vol vuur; vond 't zelf prachtig, was overtuigd, dat
straks, als 't uit was. 'n donderend applaus zou los
breken...
Vergeten Idoior ma en1 To, die winkelden to. Idfo prop
volle straten, vergeten door iuf, die, boven op zólder
met 't Hnincn bezig, lustig 'n deuntje zong, denkend aam
d'r uitgaansdag... zat 't kleine kind voor H
strumeat en speelde met 'n donkeren blos op
wangen en oogen schitterend van genot., levend en
morgen, d'r uitga
groote instrument
ae wangen en oog
genietend tn haar wereldje van fantasia
Karola's'zonnige opgewektheid, haar liefde, die zij
nauwelijks meer bemantelde, wisten hem maar al te
goed te troosten. 1
„Breng Je'mij naar Hinriohshagen terug, Karola?"
verzocht Hans Henning.
Karola zag haar vader vragend 'aan. In haar glin
sterende oogen'was de groote lust te zien, cm het
aanbod te volgen. 1
„Ja, kindje 'natuurlijk!" meende de oud» heer
gemoedelijk.'„Rij dan om vijf uur weer van Hin
riohshagen weg, Wij zullen elkaar dan onderweg
ontmoeten. Ek kom Je 'tegemoet"
Karola sprong op om haar rijkleed aan te trek
ken. Dat duurde niet lang, de vlechten waren nog
stevig 'vastgehecht. De stijve Engelsche hoed stond
haar uitstekend en gaf haar met blonde 'haren om
geven gelaat een aantrekkelijk 'aanzien. Hans Hen
ning hielp haar in .'den zadel en gaf haar de teugpls.
„Ziezoo en nu niet 'weer den rechter teugel
doortrekken. Juffrouw, anders drukt de ring het
paard." 1
„Dus die fout 'maakt zij nog steeds," mopperde
do oude. „Straf haar maar flink af, 'als zij 't doet.
Zoo'n domheidI"
Karola stak de punt'van haar tong uit.
Hans Hemii g wierp zich in het zadel. '„Ik geloof,
dat zij zioli v mijn grommen niet veel aantrekt,"
lachte bij. '„ZIJ weet veel te goed, 'dat ik niet boos
op haar kan worden."
„Als Je werkelijk booa op mij'werd, dat zou ik
verschrikkelijk vinden ik zou geen rust hebben
voor je weer vriendelijk was," zeidri zij zacht. Haar
blauwe oogen zagen ernstig "naar höm op.
Hij knikte haar vriendelijk toö. Dadelijk daarop
zuchtte hij'onwillekeurig.
„Wat is er, Hans Henning?" 1
,,lk daoht aan iets!" wees hij kort af.1
De hoeven der paarden liepen onhoorbaar op de
mulle zandwegen, later 'even zacht op den wecken
boeohgrond. 1
Hans Henning hield zijn paard in. Hij zag om'zich
heen. D'or de slank* stemmen,■schemerde de blau
we lucht en d<3 spiegel van het meer. Metvolle
teugen'ademde hij do zuivere, harsige Tucht in.'
..Kunt ge het begrijpen, 'Karola, dat men deze streek
hier troosteloos, lpelijk kan vinden?" vroeg hij.
„Leelijk onze Mark?" Karola zag hom verbaasd
aan „Neon, dat ie'mij onbegrijpelijk 1 Ik vind haar
Hoe verhoogt de kaasmaker de
kans geregeld een best product
te bereiden?
v.
c. Het bedrijfswater op de zuivelhoorderii.
Op dón .zuivelboerderli behoort deudelijk bodrijfswa-
tor m voldoende hoeveelheid te zijn. Dit spreekt eigen
lijk van zelf èn toch Is de toestand in het algemeen
in dit opzicht niet gunstig, terwijl hij zooi heel veel heler
kón zijin, indien eigenaars en gebruikers van boerde
rijen een beter inzicht in deze zaak 'hadden en daar
naar handelden.
Voor l>edrijlswater worden gebruikt: regenwater, zak-
water, slootwater en nortonwater en in enkele geval
len leidingwater.
Het regenwater ls to afwisselende, doch sleeds b<y
perkte hoeveelheid, beschikbaar. Hoewel hot niet in
do behoefte aan ■bcdrijfSwatcr voorzien kan, acht ik.
ook piet het o Dg op hot gebruik voor huishoudelijke
doeleinden, ceiiigo zorg voor het regenwater zeer dtf
moeite waard De bak, waarin het water verzameld
en bewaard wordt, moet niet vervuild ca goed dicht
zijn, zoodat er goen draugwater in 'kan komen. Men
behoeft zich werkelijk niet te verheugen over zijn regen
bak, wanneer die nooit loegraakt, ook niet na langdurige
droogte en bit' geregeld verbruik van water. Hel roinhou-
den van do dakgoten is ook van belang, maar liet besto
is: het water eenlgcrmato to zuiveren, voordat het in
den bak koraL Zonder dat hel opgemerkt wordt, spoe
len .er, vooral bij harde buien, allerlei aan rolling on
derhevige sloffen van. plantaardlgen en dierlijken oor
sprong in dein bak en deze viezigheid kan men ge
makkelijk tegenhouden door een eenvoudige filter, be
slaande uit ioüu zinken bak, welke tusschen de afvoor-
'ip van do goot en dien inloop to don regenbak inge-
liakeld wordt. Het water moot dan eerst een ulinocm>-
bare teems met schuinliggendcn bodem passeoren, welke
het grovere vuil tegenhoudt Men zlo dan, wal er zon
der dien maatregel al zoo to den bak verdwijnt en
beseft ten volle het nut daarvan. Vorder moet liet water
door een laag fijne grint, die heef wat fijn vuil tegen
houdt. Wie ar belang in stelt, geef ik gaarne nadere in
liet) tingen.
Zakwator verzamelt zich uit den omgevdndon grond
tn 'n daartoe gegraven put. Wanneer deze omgeving
uit zuiver zand bestaat, zal het water ook zuiver zijn.
Maar op een boerderij is de bodem uit den aard der zaak
in Jioogo mate besmet met meststoffen, zoadat het
zakwator ook wei slecht moet Zijn; vooral omdat de
put gewoonlijk gemaakt is op de plaats, waar men het
water behoeft, nl to den stal of in de onmiddellijke om
geving. Zakwator is dikwijls zwavelig, vooral in den
zoiper ten gevolge van de rotting der eiwit bevattende
verontreinigende bestanddeelen. De besmetting met lei
en andere dierlijke uitwerpselen kan zóó erg zijn. dat
dat dp gezondheidstoestand van het vee, dat het drin
ken moet, zeer benadeeld, wordt, en de boer dienten
gevolge groote schade lijdt (kleinere melkopbrengst, kalf-
vcrwerpem.)
Zakwator is ondeugdelijk voor bedrijfs water o'p een
zulvelbocrderij.
Slootwater. Toen ik "eens op een boerderij, waar
knijpers gemaakt werden, het boenen, met slootwater
ten zeerste afried, werd de waarde van mijn raad jri
twijfel getrokken; want, zeide men, op die of die boer
derij. wordt ook met slootwater geboend, en de kaas
is toch goed". Afgezien van liet feit, dat in de kaas
makerij, waar zoovele bekende en nog onbekende in
vloeden samenwerken, de een straffeloos doen of laten
kan, hetgeen voor den ander slechte gevolgen heeft,
werd hier geheel over het hoofd gezien, dat er een
r»ot verschil is tusschen slootwater en slootwater.
heb tóen de aangeduide boerderij bezocht, en Irof daar
zulke gunstige omstandigheden aan met betrekking op
de kwaliteit van het slootwater, dat ik daaraan de voor
keur zou geven zelfs boven het nortonwater op menige
boerderij. Voor beide watersoorten geldt het, dat niet
de naam beslist over dc deugdelijkheid, doch de toe
stand vatn de sloot met omgeving en die van de nortoix-
put. Dikwijls moet slootwater wel zeer verontreinigd
worden, vooral bjjl 'een. boerderij1. Een ieder kan dat
voor zijn geval booordeelen. Een ooodloopende sloót ver
keert in ongunstige omstandigheden; maar wanneer cr
doorstrooming is, dan weet men niet, waf voor water
men voor zim boenstoep krijgt. Het is verwonderlijk,
dat men er ruet beter voor zorgL dat onnoodige besmet
ting van het slootwater, dat als noenwater moet dienen,
wordt voorkomen. Het vuile, gebruikte water met melk-,
wei- en wrongelresten behoeft toch niet to het boenwa-
ter terecht te koomen; ook loost soms een afvoerbuis
vuil water in dó boensloot. Gunstige omstandigheden
voor het water van een sloot zijn: flinke doorsUoomtog,
en breedte, zoodat het blootgesteld is aan de zuiverende
werking van. het zonlicht on den wind. Slootwater kan
minder slecht zijn, doch to het algemeen is het onbe
trouwbaar.
Dr. L 1 C, SCHEL).
RÜkszuivelconsulent voor Nd.-Hoilland.
Wcirdt vervolgd.
aan de Tagliche Rund
in elk jaargetijde mooi. In den winter "zijn de kleu
ren'zoo zuiver: de dennen donkergroen, de stammen
koperrood, het riet aan het meer flikkert van goud
in den zonneschijn, iedere halm'draagt een blauw-
aohtigen ijhgrrdel. En in de lente de harslucht, de
frissche toppen der boomen, de broedende eenden
in bet rit* is dat niet 'bekoorlijk! En nu in den
zomer een'groote rood-lila bloemenzee de heide
•bloeit. Zou er iets mooier 'zijn dan dat?"
„Ja hebt gelijkl" Hij glimlachte over baar en
thousiasme, maar hij yerheugde er zich toch over.
„Met haar eenvoudige -lijnen en weinige kleuren
bereikt de natuur bier een eigenaardige, stemmings
volle werking. Misschien moet men lang in de Mark
wonen om dat op te merken." 1
„Denkt ge? Je bent toch nauwelijks drie Jaar -hier
en ziet het ook."
„Mij is de bewondering voor deze streek wellicht
aangeboren. Sitta vond het'hier ontzettend."
„Sitta? En zij scheen toch zoo tevreden en stil-
gelukklg te zijn?"
„Maar zij was het niet. Zij was -zelfs zeer onge
lukkig."
„Ongelukkig? Als Jou vrouw?" Karola sohudde 't
hoofd. 1
„Het was werkelijk zoo. Ik heb 'het na haar dood
ervaren."
„Waardoor?"
„Door een achtergelaten dagboek."
„Hans Henning, men schrijft bepaald in -dagboe
ken alleen op, wat in de oogenblikkfclijke stemming
zijn oorzaak vindt, maar 'dat men niet ernstig ne
men mag." 1
„Je meent het goed met J* troost. Maar tooh ia
het de waarheid, een voor mij zeer "hittere waar
heid. die dat dagboek bevatte."' i
Zij durfde verder 'niets te zeggen, zijn gezicht
stond donker. 'Toon zij het kerkhof voorbijreden
nam hij den hoed af. 'Zijn gelaatsuitdrukking ver
anderde niet, hij werd'niet weoker of treuriger ge
stemd, de harde uitdrukking om zijn mond bleef.
Op Sitta's graf blooiden bont* zomerbloemen van
allerlei aard. Het vergulde opschrift -op het mar
meren kruis fonkelde in de izon.
Zwijgend reden zij verder naar huis.
,,J« bebt nog wel even den tijd, Karola!" zeide
Hans Henning. „Stijg af. Oom Heinrioh zal Je wol
tot hiertoe narijden."
„Zal uij niet mopperen." 1
IN DE VUURLINIE.
Van het front schrijft
schau het volgende:
Als de vijandelijke artillerie zwijigt en de barome
ter al eenige dagen" op droog staat, dan is het niet
kwaad to de loopgraven. Men leunt met den rug tegen
den voorwand, strekt de beenen voor zich uit, legt net.
hoofd tegen de borstwering en koestert zich in de zon,
of men neemt oen hoek ter hand.
In ccn hoek maakt onze regimentscommandant op het
o ogenblik zijn morgcntoilcL Zijn waschbekken is ccn
klem waterglas. Een bataljonscommandant verschijnt.
Op wog hierheen moest hij: om een „beroerde hoek",
die juist onder artillerievuur was.
Goeden morgen, majoor, hoe kunt ge zee verkwis
tend zijin, een vol glas waterI Ik heb mot twee puntjes
van mljin zakdoek mijn oogen uitgeveegd, do twee an
dore punten komen morgen aan' de beurt. En geslapen
heb ik! ons hoi had oen echt orkest .van bassen. Mijn
adjudant zaagde hot hardst. Ik kon ou mocht hen vol
strekt niet storen. HJjt lag met zijn beenen dwars over
mljin lichaam.
Do hoeren 'lachie/n.
Het waterglas gaat nu (naar den adjudant, on ver
volgens met donzelfden inhoud als waschbekken van
de eene hand naar de andere, tot het bij' 'den jongst en
officier aanlandt. Wij voelen ons na dit bad in vijf
cn een half druppel water opnieuw gesterkt, zoodal
wh wet nieuwe krachten op onzen post gaan.
De Fransohen beginnen te schieten. liet vuur neemt
van üur tot uur toe cn springt onafgebroken heen on
weer tusschen do voorste on meer naar achter gele
gen stellingen. Dut is ongetwijfeld pon voorbereiding
met artillerievuur voor oen aanval. Onzo infanterie
wordt versterkL De voorste loopgraven hebben onder
hevige beschieting door de niij'nwerpers te lijden.
Daar is dus de aanval te verwachten.
Precies om vier uur 's middags opent de hol haar
kaken over ons. Anderhalf uur lang. Dan komt einde
lijk het bericht van het eerste bataljon, de vijand vall
aain.
Nu worden bevelen gcgovcax. Machinegeweren lik
ken cn maaien.
„De vijand versterkt zijn Jinic voor don linker
vleugel".
,.Dc voorste tirailleursposten trekken op de hoofd
stelling terug".
Een bataljon rukt tot versterking aan,
Het artillerievuur op de achterste .stelling word
steeds wilder. Geen pieltje blijft gespaard. Kr kount
dan ook bericht, dat het aam-ukken van versterking
op hel oogenblik onmogelijk Is. I)e stelling moet in
ieder geval gehouden worden.
Midden in h«l hevigiste vuur zitten wij in onze
„zomerhui". Daar moeten wij blijven. 20 pas van ons
af is ren bomvrije schuilplaats. Dc adjudant zit aan
de telefoon, ik noteer «u wij Nvao(hien op het oogen
blik, dat de draad afgeschoten wordt.
Daar treft oen granaat onze In den loop van den
nacht gedekte schuilplaats. Onzo hul wankelt en Iaat
zand doorsijpelen. Dat is alles.
De telefoon toetert onafgebroken on ordonnancen
komen en gaan druipend van zweet door den regen
van granaten.
Van minuut tot minuut wordl het vuur heviger. Het
is een zonderling gevoel in dezen granaatregen op
een pliek te zitten achter planken, dte ieder oogen
blik kuninen instorten. In de loopgraaf staat do regi-
menlseoinniandamt. Hij geeft zijn bevelen, kijkt of al
les in orie is, als deze plek aangevallen wordt. Hij1
jaagt de mannen in de loopgraaf.
Dat is op het oogenblik de cenigc dekking. Onbe
wegelijk blijven liggen. Iedere kuif gebruiken, fn gra
naatgaten liggen due, vier man op elkaar. De on
derste kan ternauwernood naar lucht happen maar is
toch; niet boos als er nog een vijfde bovenop komt.
Des Ie veiliger ligt liij'.
Een scherpe kruitdamp ligt als een dichte zwarte
nevel over het terrein, en trekt in dichte rookwolken
door het boseh. Men kan geen honderd meter ver zien.
In de voorste jnfanterielinie knettert en ratelt het.
Onze mannen zijn op hun post
Bom. De tweede granaat in de nieuwe dekking
naast ons. Steeman en splinters springen to onze
.Schuif alle schuld maar'op mij!"
Hij hielp haar van het paard en ging op haar
wensch met haar-mee naar de kinderkamer.
_,Ik heb zoo'n verlangen om Heini eens 'te kus
sen," verzocht zij.
„Goed, haal maar een nat kusje van mijnheer
Heini. Meestal toch kust hij met een open mond.
Ik kom ook dadelijk."
Karola vond Fieken aan het venster 'zittend kou
sen te stoppen en'Heini opgesloten in een loopwa
gen, waarin hij kon rondloopen, omvallen en zich
weer oprichten, zonder zich te bezeeren, een zeker
zeer practische inrichting, maar die aan, Heini's on
dernemingslust te enge - grenzen stelde.
Karola bevrijdde den kleine direct uit zijn gevan
genis. Zjj ging languit op den vloer liggen, en Heini
dood zijn 'meest gewaagde klauter oefeningen over
haar heen. Daar zij zijn beide handjes vasthield kon
dat'zonder gevaar gebeuren.
„Fieken, je kunt wel'heengaan!" riep.zij 't meisje
toe, die zich .dat geen tweemaal liet zeggen.
Hans Henning, die op dit oogenblik binnen kwam,
lachte hartelijk, toen hij 'Karola languit op hot ta
pijt zag liggen. Heini's kleine voetjos trtapten 'lustig
op haar rond. Zij richtte 'zich wat beschaamd op
on tilde het'kind in de hoogte. „Kom, lieveling, je
mag nu de kippon, ^n duivön zien."'Zij plaatste hem
de vensterbank en hield hem .aan den band van
jn witte kleedje vast.
Met warmen 'blik keek Hans Henning naar 'het
liefelijk beeld. „Heb Je het kind lief, Karola?"
„Ja, innig!" Haar oogen straalden.
„Waarom heb 'Jê' het zoo lief?"
Zij legde haar gloeiend gezioht togen 1 Heini's
schouder, zonder te antwoorden.
„Waarom, Karola?" 1
Zij hief bot hoofd op. In haar'oogen stonden tra
non, maar zij zag hem ru)ht in het gezicht. Op dit
oogenblik vieralles wat hen schAidde, sluiers en be-
deksolen, weg. Ziel sprak tot'ziel.
„Omdat het Jouw kind is, Hans Honning."
Hij'trad dichter op haar toö'en legde d« hond op
heur haar. 1
Met voel bewAging opende Bilde de deur.'„Fieken
zeide mïl begon zij.
Hans Henning'8 hand gleed ongemerkt van Karo-
la's hoofd naar'beneden op dat van Heini.
„Dat Je op Heini paaU, vervolgde Hfid*». Zij w
da beweging bij hot raam niet precies, maar de si
schuilplaats. Wij worden met zand overstelpt. Zand
Lu dc oogen, zand 'to tic neus#»tca, in dou moud. Maai
er wordt verder geschreven en getelefoneerd, aLof cr
niets gebeurd is. „Majoor v. O. rapporteert, dut zijn
bataljon den eersten vijandelijkoa aanvul gemakkelijk
heeft afgeslagen. 27gevangenen gemaakt/ „Vijand
iaat versterkingen aanrukken, nieuwe aanvallen zijn
te wachten."
Alles dreunt en dondert Men heeft tenslotte geen
gevoel meer. Het is of iemand naast me staat on mij
voortdurend met een houten hamer op het hoofd tim
mert En onophoudelijk nieuwe slagen.
Kalm blijven. Laat hij "hameren zoolang hij' kan en
wil. Zoolang de schedel het uithoudt
Weer qen gekraak, drie. meter voor ons, dan vlak
erop drie meter achter ons. Nu zal dc vougeado gra
naat wel op onze schuilplaats vallaa
Inderdaad'; plotseling is het als vatten onzichtbare
ijzeren vuisten ons bij den kraag, ons met de hoofden
tegen elkaar slaan, en dan vliegen wij door el hinder
gesmeten plat tegen den grond en blijven minuten
lang liggen. Dan tracht ik voorzichtig het hoold op
te lichten, voed tanga (hot lichaam: of al te beenderen
nog iheel. zijin, beweeg het linkerbeen, trek hot rech
terbeen naar me toe en slaak een zucht van verlich
ting als ik geconstateerd heb, dat er niets is gebeurd,
Alleen mijn jas is stuk.
De hut dreigt van stof, vuil en kruitwalm uit elkaar
te barsten. De luitenant roept: „zijn alten ongedeerd?'
Dat buitengewoon geluk hebben wij' inderdaad.
Een vierde granaat wachten wijl niet af. De halken
houden niet meer. Wijl pakken ons boeltje bij elkaar
on verhuizen.
Langzaam aan luwt het .overdoovend geschut. De
zwarte scÊaduweof van den nacht liggen reeds over
het land, slechts van tijd tot lijd hoort men nog het
gehuil van oen granaat en weer is er een kort be
richt, dat de vijandelijke aanval onder ons vuur ls
mislukt.
EI-'N BARMHARTIGE SAMARITAAN8CIIIE.
De correspondent van het Hdblld. aan het front
schrijft!
Dezer dagen was ik in den omtrek' van Béthune. Ik
was na al het ontzettende loven vei* achter do loopgra
ven to een eenzamen hollen weg toreoht gekomen.
Plotseling bij een kromming van den weg, zag Ik een
gedaante blijkbaar in .gebukte houding voor mij uil
gaan. Het leek ttiiji iets vreeinJdis. Kon dit wei ten
niensch zijin? Ik vensnoldo -mijn pas on had na hen
minuut of tien ingehaald! wat daar voor mij Uitging
fk stond verstomd en daarvoor was alle reden, fk wig-
een meisje van naar schatting 23 jaar, dat een half over
haar rug hangenden Jongen Engelschen infanterist d oeg.
De jonge man had een schot in den schouder gekregen
en zou, na .voorloopig verbonden te zijn, zich alleen
naar hot veldhospitaal begeven. Doch hip raakte van
don weg af en kwam terecht op den tainefct gobTuJitcn
binnenweg. Door bloedverlies on vermoeienis was 'hij
bowustedoos geraakt en zoo (had de zuster, want 't meisje
was oen Engelsche verpleegster, hem gevonden. Daar
ze minstens een half uur van den eersten post af was,
had zij besloten den jongen man er hoon te dragen.
Het moedige en resolute meisje stond wcf 'toe, dal
ik nu mijn aandeel ia het dragen nam to den las!.
Ik Lrok mijn jas uit, maakte er oen draagzeif van cn
zoo brachten we onze vracht naar het driekwartier
verder gelegen, veldlazaret, 't Meisje smaakte do voldoe
ning idem dokter te hooren zeggen; dat do jonge man
nu nog behouden kon blijven. Doch reeds ^stond zc
gorowl haar onderbroken, wandeling voort tc zeilen.
Door haar bedektelyk 'uit te vragen, kwam ik nog te
weten, dat .ze tot een der Engelsche minislersfamilfes
behoorde. Maar zij wilde niet dat er melding gemaakt
werd van wat zij gedaan had.
ANTI-VREDESSTEMMING IN LONDEN
Op een arbeidersvergadering, gehouden in Queons-
hall te Londen, zoo seint Reuter vnn daar aan een
aantal bladen, werd een resolutie aangenomen, waar
bij dankbaarheid werd betuigd aan de soldaten te
elde. De sprekers op deze vergadering bepleitten
de krachtige voortzetting van den oorlog. Eenige
voorstanders van den vrede, die don sprekers her
haaldelijk in do red* vinloD, werden er uit gegooid,
waarbij soldaten een handje hielpen.
Een te Kingigtion-on-Tha'mes (bij Londen) gehou
den bijoonkomst, belegd door eon weinig belangrijke
vereeniging voor den vrede, word met gewold uit
eengejaagd. Alle vredesmannen waren binnen den
tijd van acht minuten de straat opgejaagd.
Hierop namen soldaten de leiding der vergadering
in handen, die vaderlandsche liederen'aanhief. Daar
op begaf de'menigte zich naar het spoorwegstation
nn bestormde daar de ^wachtkamer, waar dé'vredes
mannen een toevlucht hadden gezooht. Dezen wor
den hht perron opgöjaagd; slöohts mot moeite ge
lukte het hun den trein in te komen. Aan-elk sta
tion op weg naar Londen werd hun overlastK aange
daan. i
KOPER EN LOOD GENOEG.
„Van betrouwbare eijde" schrijft "mqn aan do Köl-
nisohe Zeitung.'dat er in Duitschland in afzienbaren
tijd voor den oorlog goen gebrek laan loöd en koper
zal zijn. Komt er gebrek aan lood, dan'is er in p. r-
ticulier bezit zooveel aan'looden pijpen voorhanden,
die door ijzeren'kunnen vervangen worden, dat alle
mogelijke behoeften 'voor langen tijd gedekt zijn.
En aan koper is er, naar e«n betrouwbare statis
tiek, in den vorm van allerlei huisraad en daken,
ongeveer twee millioen ton. In geen Jaren van oor
log raakt die voorraad uitgeput.
tuatie. vond zij 'verdacht.
„Ik zal goed op hem passpn,:HildeI" beloofde Ka
rola met ietwat bevende 'stsfco.
„Zet hem dan asjeblieft niet op de vensterbank,
dat maakt mij zoo "angstig."
„Hpini wil'graag zien, hoe de kippen'naar bed
gaan. Niet waar, Heini?... Maar'ik kan hem ook op
d*n schoot nemen en zelf op de vensterbank -gaan
zitten, dan ziet hij het evengoed." 1
„Ja, dat is beter. En'laat hem niet t* druk "zijn;
hij moet spoedig zijn melk hpbben en dan gaan
slapen." 1 1
„Ja jawel. Wees maar "gerust!" Hans Henning's
stem klonk ongeduldig. „Het'zal Heini wel niet hin
deren,'als Karola met hem speelt. En'alS hij van
daag eens wat later 'gaat slapen, dan is dat nog
geen'ongeluk."
Hilde ging'heen, zonder Hans Henning of'Karola
aan te zien. Haar lippen trilden.
Ook Heini "riep haar niet terug. Een zwarte ben,
die niet in het hok wilde, interesseerde hem buiten
gewoon. De kleine ;handen sloegen tegen de ruiten.
De afdrukken der tien vingertjes bleven er duide
lijk ziohtbaar op. 1
Hans Henning'trad, zoodra Hilde de ka/mor verla
ten had, wedor op Karola toe. 'Zijn stem beef do.
„Karola, wil Je voor dit kind, dat je zoo lief hebt,
een moeder zijn? Je zult jo er misschiftn over
verwonderen, dat ik je nu reeds vraag mijn vrouw
te worden. Ik wilde toch graag Je atifcwoord weten."
Zij legde haar heeten wang tegen zijn, hand, die
op haar schouder lag. „Hoe 'lief van je, dat je mij
eerst vraagt of ik' Heini's moedor zijn wil. Hoe
graag o hoe graag!"
„Jo zult echter niet alleen Heini'si moeder, maar
ook mijn vrouw zijn, Karola."
„Ja, Hans Henning. Maar zij zuchtte. „Het
zal moeilijk zijn, om ook maar eenigszins Sitta bij
j« te vervangen. O, mocht'het mij gelukken!"
„Karola!" Hij trad van haar weg, zijn gezioht ver
donkerde. „Ik vraag je niet, of je mij liefhebt. Ik
hoorde d°za vraag door Sitta 'bevestigend boant-
woorden het was'een leugen. Ik probeer het niet
nog 'eens die vraag te stellen. Maar 'ik kom tot Je
in mijn eenzaamheid, 'met oen zware hartewond, die
jouw liefde zou kunnen genezen."
Wc<rdl vervolgd: