Schager Courant.
ZATERDAG 31 JuLi 1915.
58s'.c Jaargang No. 56311.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
DE HOFDAME.
DE EIERPROEF.
MI.LE T1NY.
OUDE FILM
Zij zat in het voortuintje van het Tiuis. Haar
vader was op 't land, 'en de tweede moeder be
moeid» zich niet mot Tinokon, nu Tinotto gowor-
do Zij snoef dc lekkere geuren op, die ze kende
uil haar vroege jeugd. Zij had oen bleek gezicht en
onder haar oogen Varen diep-blauwfi kringen. Zij
hoorde de oude welbekende geluiden yen het dorp.
In de verte kranido oen haan, waarvan'zij zou heb
ben durven zweren, 'dat 't doznlfde haan was, bij
boer Jasper die haar zoo dikwijls wakker-gekraaid
had, it» 'lagen, nu heel ver achter liggend. Zij
hooruH h"t gezellig kakelen van d« graantjes-pik
kende kippen. En in oen oens dacht Tinotto aan de
kanarie, die haar zoo goed gekend had. „Piet, Piet!"
riep, ais zo zich maar oven vertoonde. Ook al zoo
lang geleden... Ze lei de voeten op het rieten-stoeltje
vlak bij haar. En zij lag te droomm.
Kr gonsden vliegen om haar heen. En zij dacht aa
do waarschuwing, om toch voorzichtig te zijn met
do gevaarlijke beesten, die dood en verderf aan
brengen. Malligheid.'.Hoe hadden de vliegen om
haar hoen gegonsd en gedanst. Bij vele, vele tion-
tailon zotten zij zich-op den muur van haar hesieö;
op haar gelaat, <j'r schouders, d'r■•handen. Zij was
er nooit ziek van geworden. Daar kwam weer zoo'n
dikke oude bromvlieg, zoo'n blauwige, aangon
zen. Zo vond 't een gozollig idee; 't was Tineke, of
zij weer tion jaar jonger werd..,. De oude geluiden
vermeerderden zich. Daar hadt-je waarachtig Dc
\ocr. die de luiken van z'n winkel opende. Precies
acht uur. Zij hoorde hot klotsen van z'n klompen.
Het smakken aan z'n pij». Straks, o-Cvr een minuut
of I ten, kwam Gerrlts, fle postbode, voorbij. Sjok
kend met z'n zwam tasch vol 'brieven en kranten
en andero stukkon. Tineke wist precies van welken
kant hij zou komen. Bij vrouw Ja ris je, de wedu
we van den molenaar, maakte Gerrit altijd een
praatje. En dn menschen uit het dorp hadden al
voor Jaren gezegd: '„Let op, dajt wordt nog eens
wat." Want Gerrit z'n vrouw was 'ook al dood.
Maar er was niks van gekomen. Tot aller verba
zing.... 1
Tineke, leunde 't hoofd achterover. Zij had slécht
geslapen. En 't groefde, pijnde, -schrijnde in haar
•horst, zooair, zoo dikwijls. In het begin van den
nacht had ze gedroomd. Dat. vroege naar bed gaan
\v.!-j zij heelomaal ontwend. .Maar tpéij André haar
verteld had het schrikkelijke van zijn gaan trou
wen; van rlal, 't zoo moest zijn'ton niet anders kon,
- toen har! Ti nette het groote besttuit genomen. Had
zij een briefkaart geschreven uan vader, van: „Ik
kom mot vacabtie acht dagen over." En had een
van haar eenvoudigste jurken gekozen.
Ën v/as gegaan. Jn de n'achtki'oeg had hij tegen
over Tiaar 'gezeten. En ■'zijn mooie, zachte, trouwe
oogen waren vol 'truuon geweest. En zijn blank®,
zaohtc vingers hadden de hare gestreeld.
,,'t Kan niet anders, Tinyt'had hij gezegd, „we
moeien ons erin schikken. Later zal ik je dat alles
wel uitleggen. Ik kom toch'nog wol bij je. Dat weet
je wel. De zaken moeten g®regeld worden, 'anders
■zouden er groote ongelukken gebeuren. 'Ik heb geld
.vei ior- u. Mijn moeder mag 't niet weten...."
Tineke dacht, 'terwijl do oude haan al maar
kraaide 'en de' vliegen gonsd°n, zoemden olm haar
hoofd, aan dien nacht.'Hoe zij hem wnisky-soda
had laten bestellen. Totdat alles draaide om haar
heen. En hoe zij in een auto -waren gestapt. Die
snorde, in snelle vaart naar haar huis. Zij
zag haar woonkamer, mé£rbot vuurroode behang,
"•u mat'du kaluSbonV» prenten aan-'de wanden. De
gaslamp mot dn roodzijden kap. En zij zelve in haar
peignoir 'rr.»t kant en linten. Als vader 't 'wist
Vader, die dacht, dat ze 'huishoudster was bij een
deftige oude dame. "Vader, suffig, bonkig, onver
schillig. Blij 'met de postjwissnltjes, die zij nu -en
dan stuurde van haar „overgespaarde ''centjhs'". En
stiefmoeder, die wel begreep. Dat, had ze dade
lijk gesnapt. 'Die gekeken, geloerd had, met ken
nersblik, naar de bleelce wangen, waar-nu, voor een
dag of wat, 'de poudre-de-riz was afgewa-sschfcn;
naar de diepliggende oogen. Wie 't koud liet, wat
de meid iu grootstad uilYOgrtte. Die zioh verge
noegde, met- de p08twisseltj"8.
....Oude Gerrit, van hel 'postkantoor, was nog niet
voorbij gekomen. Maar zij hoorde, droomond, in
vermoeienis van half-slapeloozen nacht, dien zij
had doorgemaakt en verlangend naar dep prikkel
van toddy of whisky-scda, schreden op voetpad.
En daar stond hij ineens.*
Fris-li. iï'if roode wargen. Verlegen climlacheiid.
Knauw'-vd op z'n tabakspijp. Z'n. 1 est doend om te
43.
„Wëlneen, als ik de kinderen daar gelukkig weet
i ze dikwijls zien-en bezoeken kan. Het is ook
beter, dat Heini op het oudo stamgoed opgroeit» dat
hij r-®ns bezitten zal." 1
,.Zal Heini werkelijk Malchow erven, en niet dé
kinderen van 'Karola?" 1
„Jn, natuurlijk! Heini is Hans -Henning's oudste
z ion, bovendien mijn bezondere. lieveling, omdat
ja, ornaat ik zijn arme moeder niet rechtvaardig
behandeld 'heb. Aan het kind wil ik niets verzui
men - - dat heb ik mijzelf beloofd."
„U is wel goed, oom!" Hilde greep de hand van
den oude.
„Och waf ik wil alleen rechtvaardig zijn!
Dus het blijft erbij, dat wij naar Hinrichshagen
trokken?"
„Daar moet ik nog eens over'denken, oom. Ik ben
zoo moede. Telkens wortel ik mij vast, en steeds
weer moet ik mij losrukken. Niemand-vermoedt wat
het mij kost, om lleini te verlaten."
„Bilde, jo hndt moeten trouwen! Je zoudt -"een
goede, verstandige vrouw zijn geworden."
„Toen ik Jong was, hen ik daartoe wel in de ge
legenheid geweest, maar ik kon niet. Na moeders
d <i moest ik op Roodebosch het-huishouden be
sturen pn do kleine Ilse opvoeden. Iloe kon ik toen
aan eigen geluk denken? Later had Hans Henning
51 ij ïK'Oflig op Hinrichshagen. Nauwelijks een jaar
later was het: „Adieu, lieve Hilde ik ga trou-
won - je bent te veel."'Ilse riep. Ik kwam on
middellijk. Toen haar man terugkeerde was"t. het
zelfde liedje. Gelooft u, dat dal allemaal zonder
ziolepijn ging? Nadat Sitita gestorven was, hen ik
weer naar Hans Henning gegaan. Heini'was een on
weerstaanbare magneet. Het kind vergoedde mij het
verloren moeder- en vrouwengeluk. 'Met iedere ze
nuw van mijn hart hang ik aan hem. Ditmaal is
het scheiden bitterder d$n sterven."
„Hilde, ga nu dadelijk voor een paar weken naar
'Di'. Karola en ik zullen dan voor het kind zorgen.
Eenvoudig doorsnijden is beter dan zich langzaam
losmaken."
Hilde schudde het'hoofd. „Neen. Voordat Karola
zijn nis vroeger. Haar met 'de band toewuivend.
Kornelis, van oorne-Toon.
Hij boog over 't Lekje.
En zag haar'scherp aan. En zij zag in-de oogan
ven den jongen boer, dat hij iets op 't hart haa.
En ze voelde, begreep ook wel wat hij zeggen
wou.
Want Tineke had, in de drie jaren, dat zij -nu
in grootstad had doorgebracht, heel wat levenswijs
heid opgedaan. i
Hij joeg rookwolken naar haar toe. En wist niet,
wat eigenlijk te zeggen. Hij koek naar de fijne, ver
lakte punten van haar schoenen. Naar ide kantien
strooken van haar onderrok, die -slipte van onder
haar japon. Naar een smal-gouden braceletje, dat
ze oin haar linkerpols droegVan hem. van An
dré. De soherpturende oogen van Kornelis obser
veerden haar. Tuurden, ook, naar 'haar vingers....
Tineke voelde, dat ze rood werd. Dacht aan het
ringetje van André, dat zij droeg. Hij Leunde-over 't
hek, en Tineke merkte, dat'er iets vlammen ging
in zijn oogen.
„Wauimer ga-Je weg?" vroeg hij eindelijk.
„Morgen," z'-i Tineke, terwijl 'er iets angstigfc om
haar hart schroefde. 1
Nu klopte hij 't bouten tabakspijpje tegen -het
hek uit. llij fluisterde tets.
Wat 'I meke niet verstond. 1
Maar ze snapte 't w»l. Hij Vroeg haar om van
avond samen te wandelen. Zij wist dat bij -haar veel
t« zeggen bad.
Zij keek naar het breed®, roode, grove gpzichtvan
den jongen boor. Naar de-harige knuisten van haar
neef. 2ij dacht aan de dagen, toen zeals kinde
ren samen gespeeld hadden. Hij, sterke jongen,
haar geschommeld had, met zoo'n vaart, dat Ti
neke'in de lucht zweefde. En ook wist ze wel, dat
hij haar eens gezoend had, een paar jaar later.
Toen ze uit de k®xk 'kwam, op 'n Zondag. En zij
gewandeld hadden totdat, thuis, de Zondagsche mid-
dagkolïie al lang op was. Zij gelogen had, dat ze,
met' Kornelis, biji oome-Toon en tanto-Eef had kof
fie gedronken na kerktijd. Toen ze waren allebei
zoowat vijftien of zestien 'had hij gezegd, dat
Tineke z'n mouw zou worden.
En ze had 't best gevonden.
Maar nu dacht Tineke aan André. En heimwee,
stormig-hartstochtelijk v-erlangen naar hem, greep
naar aan.
Zij vergat den jongen boer, die bij 't hek stond.
"W eer zei hij iets.
Maar zij weigerde.
Schudde van-peen. De oude Gerrit kwam aansjok-
ken. Bromde, als voor vele Jaren, als alfijd-aoor
z'n groet.
Ging voorbij.
Zij keek neef Kornelis, nog -altijd wachtend
hij 't hok aan.
Had echt-kassian met den jongen, maar schudde
van nepn. Ze kon niet komen.
Glimlachte, nie.t om hem to bespotten. Maar
om 't groteske, 't belacho.lijk-onmogeiijkc dat zij-
vond in het denkbeeld, dat ze roet dten jongen boor
zou gaan wandelen, alis aaristaand verloofd paar
tje. Parallel trekkend tusschen borrkig-grof kerel
tje, daar tegenover haar staand, en André,
met zijn zachte oogen, zijn blank-stréelende vin
gers1
,Denk er 'nou om," had de stiefmoeder gezegd,
dien avond, voordat zij naar grootstad "terug zou
gaan, ,,'t is morgen vroeg dag-voor je meid. Ga nou
slapen." En d« vrouw wals nog naar de schuur ge
gaan om 't een 'of ander t® beredderen.
Vader lag te snorken. Was naar. de, markt ge
weest, in de buurt. Kwam bij zoo'n gelegenheid 1'ich-
telijk cndcr7in,vloed'thuis.
Met open mond lag de oude boer in z'n arm
stoel te. ronken.
De petroleumlamp walmde.
En Tineke stond op. De trein ging tegen halfzeven.
Zij zou gaan slapen.
Toen d® buitendeur kraakte.
Schreden slopen nader.
En hij stond daar vlak bij 'r.
Hij, n 'ef Kornelis.
Was ook naar marktdag geweest.
De smerige jeneverlucht walmde haar tegen.
Hij was cnvast op z'n beenen. Wilde haar grijpen.
Ze moest mee.'Had beloofd zijn vrouw te'worden.
Hij zou wel 's zien.
Naar'de stad terug?.... Naar die fijhe'meneertjes,
die haar hadden bedorven? Nooit, koor.
En zijn grove, harige knuisten grepen haar arm
vast. 1
„Smerige boer!" gfldó Tinetto, .'walgend van
don' lcorel.
En het mes flikkerde. Zij gilde.
Maar de oude boer ronkte door. Was to ver weg.
„Hulp! Moord!" gilde Tinette.
Toen kwam bijstand.
Maar zij lag op den grond inde kamer. En een
bloedgolf spoot uit haar schouder. 'Dn menschen
schoten toe. Hij, Kornelis, *"was gevïucht... De her
rie, het wilde'gerucht in het dorp groeide aan. Het
gerucht van moord, door Kornelis'op zijn nicht, uit
grootstad Overgekomen gepLbegd.
Zij is hersteld.
Hans Henning's vrouw is, geef ik Heini niet af."
„Nu, wij zulten op Hinrichshagen het best met
elkaar kunnen vinden. -Ik zal daar vanavond "nog
met Hans Henning over spreken," 1
„U meent het 'goed, oom, maar
„Nu goed, denk er nog maar eens over, Hilde.
Maar vergeet nooit, dat je in -je oom een trouwen
vriend hebt."
Hilde glimlachte weemoedig. "„Ik ben daar dank
baar voor, oom. Als u eens wist, hoe moeilijk het
te dragen is, altijd ernaast te staan, nooit de eer
ste in iemands hart te zijn! Want u houdt natuur
lijk toch het meest van Hans Henning en Karola."
„Heb je nooit iemand bijzonder lief "gehad?" ont
week de oude Krochert heel handig deze gewetens
vraag.
„Ik, oom?" Hilde kleurde tot achter de koren en
zij zag er opeens veel jonger en meisjesachtiger
uit. „Ik heb wel eens iemand lief gehad en mij
een poosje verbeeldt dat hij van mij hield. Hij had
echter Ilse lief ik was voor de zooveelsto maal
uitgenoodigd om toe te kijken." Zij streek zich over
de oogpu. „Maar wij willen daar niet meer over
spreken. Nu zal ik voor'-het avondbrood zorgen en
ook e-m flesch goeden' wijn voor -den dag haten. L'
zult toch naar gewoonte de verloving toch ook wel
wat willen "begieten,"
„Da s pen goede gedachte!"-prees d*> oude.
Maar ondanks den fonkelenden rijnwijn in de
bleekgroene glazen, wiide -de stemming maar ntet
opgewekt worden. Lag het aan de eetkamer met
haar vele herinneringen, of aan Hilde-s bedrukt
gezicht, ook Karola sprak merkwaardig weinig.
Eerst toen zij naast Hans Henning, die hen na
tuurlijk zelf naar Malchow -terugreed, op den hoo-
gen jachtwagen zat, vond zij haar vroolijkheid weer
terug. De maneschijn lag helder op haar gedicht,
dat zij bijna voortdurend tot hem ophief. Het was
een zomernacht vol bloemengeuren.
De oude Krochert zat achter het jonge paar. Hij
wikkelde zich in zijn stofjas en rookte. „Wij ko
men ditmaal beslist in de sloot terecht," meende
hij in philosophische rust. „Maar het gras is hoog,
en 't is beneden zacht. Kinderen, waarom gaan
jullie niet achterin zitten en laat mij rijden?" riep
hij plotseling, want de wagen helde bedenkelijk.
„Rijd ik soma niet goed, oom?" vropg Hans Hen
ning.
„Nu ja, zoo ongeveer of je scheef geladen, of
te veel rijnwijn gedronken hebt, jongen."
Ik heb fcoar zien verschijnen 'voor den rechter,
als eerste getuige h charge. Zij sprak heel zacht,
Mlle. Tiny, met de zooX bleek:.-, zwaar-grpor;r-i-
wangen. linar zwierig gewaad, van. zwoele parfum
doortrokken, 'vulde de rechtszaal met vr^emue geu-
ron.„...
En toen zij uitsprak haar getuigenis tegen den
Jongen boev, die haar een messteek haast levens
gevaarlijk had toegebracht, toon hokte haar
stem. Was 't mij, of "de vale, grauwig-ongezondo
kleur onder het'rijstpoeder op haar wangen nog ver
bleekte. Cf or weemoed ging schreien in de diep
liggende, uitgebluschte oogen van de-cocotte. Of zij
weer dacht aan -dien ochtend, toen do oudo haan
van buurman kraaide, als jaren-geleden.En dü
vliegen om haar vermoeid hoofd zoemden. -
MAiTRE CÜRBEAÜ.
Zuidelijk China is een mooi stuitje land met zijn
bprgen en vlak ton, 'weelderige akkers en heldere
bronnen. En hoe hooger men opstijgt in do 'bergen,
hoe vreedzamer en indrukwekkender de omgeving
wordt. NiAtsxerstoort daar de eenzaamheid en z'T-J
den betreedt een menschelijko voet die strook. Van
daar uit dwaalt de bjik over de landen die zich als
een bontgekleurd tapijt aan den voet van de bergen
uitspreiden en het hart wordt vol, het verlangen
grooter om ook eens 6e zien wat daar voorbij di. ii
horizon ligt. Reizen en trekkon Ï3 op eén na do
grootste hartstocht van den-niensch.
Boven op een dier bergen, die zich nog'niet in
een naam mag verheugen, staat een eenvoudige
liut en daarin woont 'een nog eenvoudiger man,
Tong Fang. Vaak als ik dien weg langs kwam ging
ik óver den berg naar hem toe om wat uit to rus
ten en mij door een dronk thee tc vcrfrisschen. Hij
was altijd blij als men hij hem kwam, en-hij ver
zuimde nooit zijn vzveugde te tooncn door bijzonder
goede thee te brouwen. Zijn hut was gevlochten van
bamboestaven en met leem aangevuld. De bodem
was ongeplaveid en vochtig. Het meubilair bestond
uit eenige planken waarop hij sliep en uit «enige
steeneu waarvan hij een soort haard gebouwd had.
Brandhout leverde hem het bosch dat zich achter
zijn hut uitstrekte en het beekje dat voorbij zijn
hut rmschte gaf hem altijd helder water. Hij had
een kleinen tuin aangelegd en ben stuk grond voor
rijstcultuur in orde gemaakt.-Het ontbrak hem aan
niets, hij was tevreden.
Menigeen za' dezen smerigten Chinees vo'orbij zijn
gegaan, >elen zullen hem openlijk hebben veracht,
dien eenzamen "bergbewoner, en toch had menigeen
van bom kunnen loeren hoe men zich'met zijn lot
kan verzoenen en gelukkig leven kan.
Ook hij was een «uensoh. De hartstochten die
de gemoederen van dfi fijnst 'beschaafde menschen
beroeren, wonen OGk in de -'Chineezen en ook in
Tong Fang. Van zijn prille Jeugd af aan moest hij
hard verken van 's ochtends 'vroeg tot 's avonds
laat want hij had zich twee gewichtige zalton tot
levenstaak gestold. Hij moest geld besparen om
voor zijn ouders doodkisten te kunnen koopen en
daarna om een vrouw te 'koopva die de eenzaam
heid van den berg met, hem wilde doelen. 'Hot eer
st» was liem gehikt. Welk 'een genoegen was het
voor hem toen hij de eerste doodkist den -berg op
kon sleepen om zijn vader -to schenken en later de
tweede, 'voor zijne mOfiderg Hij had zijn 'plicht vol
bracht en het beste-'werk gedaan dat «en zoon voor
zijn ouders doen kaïn'.
Nu stonden do beid®'kisten, die de twee hom'zoo
dierbare afgestorvenen bevat ton, (licht bij dn 'hut
en hij liot ge®n dag'vooVbijgaan, zonder een wiorook.
kaars daarvoor te 'branden.
Nu kwam de tweede' taak aan "de beurt: het
kiezen van een 'vrouw. Beneden in het dal stond
ren'hut. waarin zij, die hij uitverkoren had, leefde.
Hoeveel men er ook-'in boeken over moge beweren,
dat in China een. man zijn toekomstige :vrouw nooit
kent, in waarheid is -dit hij de gewone Chineezen
anders. Hij kende haar on ging zelf naar het dal
oni naar haar hand te werven. De koop werd ge
sloten. Het meisje moest de laatste-proef alleen nog
doormaken: de eierproef. "Uit een dozijn kippen
eieren moest zi j er 6 kiezen. Deze werden door 'een
hen uitgebroed. Zooveel hennen als er -uitkwamen
zooveel dochters zou zij krijgen -en het aantal
jonge hanen wees aan hoeveel zonen zij zou hebben.
Maar helaas, het meisje had verkeerd gekozen.
Geen 1 enkel jong haantje kwam uit vde eieren tp
voorschijn.
Het'was voor Tong Fang een zware'slag. De koop
werd nietig verklaard 'en eenznam keerde hij naar
zijn berg'terug.
Hij kon het in zijn stille hut nu'niet meer uit
houden. Niets bond hem meer aan zijn huis. De
wijde vereld'lag voor hem open. Lang dacht hij cr
over na. Toen de lente'weer in het land kwam had
hij een besluit genomen. Hij wilde 'gaan zwerven.
De mooiste bamboeistammen, di% bij in het woud
vinden kon vielen 'onder zijn bijl. Hij sleepte ze
naar zijn hut en liet ze'door dn beek naar bet dal
drijven.
Daar bond hij ze tot een vlot'bijeen, om het zoo
ver to laten drijven als het water maar ging en het
dan to verkcopen. Waarheen dat ging wist hij zelf
„Dat is de schuld van Karola!"
„Hans Henning, ik ga met Hilde naar Hinrichs
hagen," schreeuwde Heinrich Krochert'hun plotse
ling toe. „Jij en.Karola blijft op Malchow, maar zoo,
dat je op je eigendom bent» niet als pachter be
grepen?"
„Oom, dat kan ik niet aannemen!" Hans'Henning
viel toch epn steen van het hart, want op Hinrichs
hagen te'moeten blijven, was hem toch pijnlijk.
„Je kunt er niets tegen'toen, als ik het je nu
dadelijk inplaats van na mijn dood wil schenkenI
Ik Imb mij lang genoeg op aat groote landgoed af
gejakkerd, ik wil de laatète jaren van mijn leven
rust hebben. Dp eenige voorwaarde, die'ik stel, is,
dat. jullie dikwijle bij mij en ik -gedurig bij
jullie komen mag!"
„O, paatje!" Karola. 'boog ziek naar den oude
heen. 1 1
Hans Henning wilde zich ook omdraaien, maar de
oude wees h°m energiek af. „Pas op de paarden,
anders liggen we toch nog met al onze liefelijkhe
den in de sloot. Ik zie de lichten van het dorp
reeds. Maar dit vil ik je wel zeggen, kinderen, zoo
lang je verlooft zijt ga ik niet meer met jullie rij
den.'
Bet afscheid was met het oog op -den knecht,
kort.
„Kom morgen' heel vroeg," verzocht Karola. „En
b'.ijt' je dan lang?"
„Ja, Karola, ik kom maar al te gaarne!" ant -
woordde Rans Henning teeder. Hij streek den toe
ren handschoen van haar hand -en kuste de fijqe
vtngr rs. 1
De oude Krochert keek meesmuilend'toe. Bijna
met geweld schoof hij Karola daarop naar binnen.
Mot schitterende oogen zag zij -den wegrijdenden
wagen na. 1
Hilde stond nog lang aan het open raam in haar
kamer 'op Hinrichshagen. De wind ruischte door
den ouden notoboom, een vleermuis vloog,-door. het
licht aangetrokken, tegen de ruiten. .Hilde §loot vlug
het venster. Alles in haar was dof en zwaar. Zij
gevoelde de .smart meer verlammend dan snijdend.
Neen, zij wilde niet op Hinrichshagen blijven.
Ilaar tegenwoordigheid zou Hans -Henning steeds
hinderen en den ouden Krochert de laatste levens
vreugde, een voortdurend, -verkeer met Malchow,
vergalton. 1
Zij ging met moede schreden naar haar schrijf-
nlet. 1
Hoe Irotsch voelde hij zich op zijn vlot. HIJ dreef
drukke marktrr, •- n volkrijke t'j den -voorbij
repds lang kon bij rijn schoon® bergen niet meer
ren en hij werd door de grooto vinkte van Kt-
angsl voortgedragen. Ho^ vruchtbaar 'was die vlak-
to. hoe geheel anders dan op zijn bfirg daarboven
groeide 'm°r de rijst. Yroolijker waren de land-
ouwera Lier op hun velden en het geld dat in
zijn land zulk een hooge waarde had, cshecn hier
waardeloos. Maar het eind van de rivier had hij nog
niet bereikt, hij moest verder.
Toen kwam echter een dag dat hij meende zijn
oogen nauwelijks to kunnen vertrouwen. Dé 'rivier
wus er uiPt méér °n vóór heme breidde zich ef<i
lich taf stralend vlakto uit: een meer. Water, waar
ook zijn oog reikte; overal zag hij dton helderen,
lichtgewaden plas. Hij had het Poyangineer bo -
reikt. Duizenden rijk beladen schepen trokken hem
voorbij. Een nieuwe, schoonere wereld ontplooide
zich voor zijn oogen. Tegelijkertijd kwam hel ver
langen naar zijn geboortegrond weer boven. Maar
dat ging voorbij.
Nadat hij het meer lang'doorkruist had kwam hij
op een dag met zijn vlot aan de 'uitmonding voor
de rivier. Tegelijkertijd bereikte hij daardoor een
wel grooter« rivier, d« Yang Tze. Snel droegen dn
golven van de Yang Tze hem nu verder stroom
afwaarts naar de grooto handelsstad van China,
naar Shanghai. Spoedig vond hij daar een koopcr
voor vijn-vtot on de opbrengst stolde hem-in staat
öe stad op zijn yemaJ: te bezichtigen. En wat was
dan- yeel to. zien, vooral vreemdelingen. Hij had
i '- -'.f; xofive..: van hen gehoord dat hom in hot be
gin ®en 'grooto vreee beving toen hij ze -zoo vrij
zag rondloopen. M®n kon 'herlemaal niet zien, zoo
vertelde bij later, welke, dn vrouwen en welke de
mannen waren.
Meer dan ooit 'voelde hij zich hier' eenzaam en
weer kwam de gde&chta in hem op zich een vrouw
to koopen. Hij vroeg aan bekenden hoe hij 'zich
hot best pen vrouw zou kunnen 'aanschaffen en
men weeg hem een waarzegger die hem wel zou
kunnen helpen.
1 >eze verwees hem naar een huwelijksmakelaar.
B'I had niet zulk soort menschen nog nooit zaken
v- daan en voelde eet) soort angst toen hij voor
<'--n grondvester van zijn toekomstig geluk stond.
Maar fto makelaar was 'een goede man. Hij had
net een wouw die als geknipt voor hem was, alleen
v/na zij blind aan één oog en hij wees 'daarbij op
het rechter oog. Tong Fang had -liever een andero
vrouw gehad, maar 'het meisje was goedkooper,
juist omdat zij m«t het één» oog 'de makelaar
w» "s nu cp het linker niet goed zien kon.. Tong
Fang was te eerlijk om iets van dat bedrog to be
merken. Hij 'betaalde zijn lieve geld en zou -reeds
na acht dagen in hett bezit van zijn vróuw gestold
worden. Van een eierproef had de makelaar nooit
gehoord, dus had die niet plaats. In e*n stad als
Shanghai deed 'men niet aan zulk bijgeloof. Tong
Fang stoide zich met een bezwaard hart daarmede
tevreden.
Acht dagen'Vol angstige, verwachting gingen voor
bij. Op den negenden dag werd hem zijn bruid ge
bracht. Vrienden dip'een bruiloft altijd graag mee
vieren, ontbraken nipt'en daar er aan wijn on-rijst
goon gebrek was, was het é®n zeer schoon feest.
Op den avond, dien hij nauwelijks kon afwachten,
toen'zijn gezellin ontsluierd werd, ontdekte hij-het
bedrog. Zij was blind, aan -beide oogen stekeblind.
Hij was diep terneergeslagen. -Kon hij haar me$
naar huis nemen? En hoe zou hij haar mee naar
zijn vaderland voeren?
Die vragen newogen hem diep dn 'hij kon geen ant
woord vinden. Toen brak de volgende dag aan, waar
op hij zijne echtgenoote aan zijn vrienden moest wij
zen. Het was een harde dag voor hem, doch inog har
der voor zijn jonge vrouw. Iedereen had een opmerking
vol haat en bitterheid voor haar, iedereen veroorlooft
zien dingen met haar te doen waarvan zij Dooit ge
droomd heeft. Tong Fang begreep duidelijk dat hij
Knar niet verlaten non. Zij was wel blind, maar zi]
was zijn vrouw en voor de eerste maal voelde hij
liefde voor haar.
Nu begon een moeilijke tijd voor hem in die groote
stad. Hij beproefde van allerlei, maar niets gelukte hem.
Eindelijk nam een Europeaan hem aan om de ricks-
haw te trekken. Hij verdiende nu rijst voor zich en
zijn blinde vrouw.
Weer kwam de lente in het land. Zij bracht hem
wat hij zoo lang gewenscht had. een zoon. Niemand
had meer vreugde kunnen gevoelen over dien eerstge
borene dan Tong Fang. Maar de vreugde was van
korten duur. Toen hij op een avond long uit moest
i blijven om op zijn meester te wachten, vond hij bij
zijn thuiskomst zijn vrouw dood en den volgenden
morgen stierf zijn kind ook. Hij was als verlamd van
smart. Maar hij was maar een koellie en had het recht
niet gelukkig of ongelukkig te zijn. Als een dier, als
een machine moest nij zooals hem bevolen weid. voor
de ickshaw draven en wilde hij zulks niet dan waren
er honderd anderen om zijn plaats in te nemen.
Door den dood van vrouw en kind waren de banden
die hem aan Shanghai bonden verbroken en weder
keerde zijn blik zich naar zijn geboortegrond. Maar
kon hij daar gelukkig worden? Moesten de geesten van
zijn voorvaderen hem niet straffen omdat hij in zulk
een langen tijd niet aan de graven geofferd had? Zijn
tafel. Ken brief en !een kaart lagen daar. De kaart»
door Hilmar geschreven, nvTdde -Tiet voortdurend
welzijn van lis» en haar kind. Den brief bekeek zij
met verbazing. Haar correspondentie was niet groot.
Het bandschrift kwam haar bekend voor, wat hoe
kig en stijf, rechte, vaste, lettors met nadruk ge
schreven. 1
Het bloed steeg haar in hét gezicht. 'De manus
cripten van Meringer zagen er net zoo uit
Zij ging zitton 'en maakte den brief open. Haar vin.
gers beefden. De woorden vloeiden eerst ineen
maar langzamerhand kon zij ze beter zien en 'nu
las zij;1
„Lieve 'juffrouw Hilde!
Mijn geheele brief zal slechts beden en :vragen
bevatten. De eerste bede is, de niet geheel en al
met de voorschriften overeenkomende aanspraak to
verontschuldigen. Maar iets in mij verzet zich tegen
e!k° andere. U is juist voor mij de lieve Juffrouw
Ililde. die mijn boeken 'opmerkzaam las, zeer ver
standige vragen deed en ook'zoo vriendelijk'voor
eten én drinken zorgde.... U kunt me gelooven, dat
ik dikwijls, zeer dikwijls aan die avonden heb ge
dacht, en daarbij speelde in den laatston tijd u
alleen de hoofdrol,, niet de mooie mevrouw Ilse.
Moet ik het bekennen, of weet u het reeds? Ik
heb df-ze mevrouw Ilse liefgehad zoo vurig als
slechts die man kan liefhebben, die nog nooit inet
e®n vrouwelijk wezen in aanraking was geweest.
Ik bemerkte zeer spoedig ;de. eigenaardig-geprikkel-
de stemming tussebpn het jonge echtpaar, dat elkan
der liefhad 'en toch niet in elkaar kon leven. Ik
had mijn vriend Hilmar'dikwijls kunnen schudden,
ik lieb 'i ook eens gedaan, maar eerst later, toen
hij f indelijk weöT> thuis was en niet wilde inzien,
dat de stijve terughouding, waarmee zijn vrouw
hem ontving, rjets anders dan angstig geworden,
moeilijk ingehouden liefde -was. 1
Wij mannen zijn dikwijls aartsdom en «blind, als
het de studie van vrouwenzielen betreft Ja, dom
en blind'.... En toen ik laatst eens over alles na
dacht, viel mij plotseling in: Frits Meringer, Je
bent indertijd ook e®n ezel geweest Een lief, heer
lijk Duitsch meisje hield van jou van jou, ezel,
ondanks je ruw^n buitenkant-en grove vuisten. Jou
zelf had 'zij lief en niet den rok dien Je aanhadt, of
den ütel dien je draagt! En je bent als een
blinde voorbijgegaan, omdat jij je aan het roodgou
den haar en de droevigfi oogen van mevrouw lls«»
\ergaaple!..~. 1 1