Schager Courant. ZATERDAG 31 JuLi 1915. 58s'.c Jaargang No. 56311. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. DE HOFDAME. DE EIERPROEF. MI.LE T1NY. OUDE FILM Zij zat in het voortuintje van het Tiuis. Haar vader was op 't land, 'en de tweede moeder be moeid» zich niet mot Tinokon, nu Tinotto gowor- do Zij snoef dc lekkere geuren op, die ze kende uil haar vroege jeugd. Zij had oen bleek gezicht en onder haar oogen Varen diep-blauwfi kringen. Zij hoorde de oude welbekende geluiden yen het dorp. In de verte kranido oen haan, waarvan'zij zou heb ben durven zweren, 'dat 't doznlfde haan was, bij boer Jasper die haar zoo dikwijls wakker-gekraaid had, it» 'lagen, nu heel ver achter liggend. Zij hooruH h"t gezellig kakelen van d« graantjes-pik kende kippen. En in oen oens dacht Tinotto aan de kanarie, die haar zoo goed gekend had. „Piet, Piet!" riep, ais zo zich maar oven vertoonde. Ook al zoo lang geleden... Ze lei de voeten op het rieten-stoeltje vlak bij haar. En zij lag te droomm. Kr gonsden vliegen om haar heen. En zij dacht aa do waarschuwing, om toch voorzichtig te zijn met do gevaarlijke beesten, die dood en verderf aan brengen. Malligheid.'.Hoe hadden de vliegen om haar hoen gegonsd en gedanst. Bij vele, vele tion- tailon zotten zij zich-op den muur van haar hesieö; op haar gelaat, <j'r schouders, d'r■•handen. Zij was er nooit ziek van geworden. Daar kwam weer zoo'n dikke oude bromvlieg, zoo'n blauwige, aangon zen. Zo vond 't een gozollig idee; 't was Tineke, of zij weer tion jaar jonger werd..,. De oude geluiden vermeerderden zich. Daar hadt-je waarachtig Dc \ocr. die de luiken van z'n winkel opende. Precies acht uur. Zij hoorde hot klotsen van z'n klompen. Het smakken aan z'n pij». Straks, o-Cvr een minuut of I ten, kwam Gerrlts, fle postbode, voorbij. Sjok kend met z'n zwam tasch vol 'brieven en kranten en andero stukkon. Tineke wist precies van welken kant hij zou komen. Bij vrouw Ja ris je, de wedu we van den molenaar, maakte Gerrit altijd een praatje. En dn menschen uit het dorp hadden al voor Jaren gezegd: '„Let op, dajt wordt nog eens wat." Want Gerrit z'n vrouw was 'ook al dood. Maar er was niks van gekomen. Tot aller verba zing.... 1 Tineke, leunde 't hoofd achterover. Zij had slécht geslapen. En 't groefde, pijnde, -schrijnde in haar •horst, zooair, zoo dikwijls. In het begin van den nacht had ze gedroomd. Dat. vroege naar bed gaan \v.!-j zij heelomaal ontwend. .Maar tpéij André haar verteld had het schrikkelijke van zijn gaan trou wen; van rlal, 't zoo moest zijn'ton niet anders kon, - toen har! Ti nette het groote besttuit genomen. Had zij een briefkaart geschreven uan vader, van: „Ik kom mot vacabtie acht dagen over." En had een van haar eenvoudigste jurken gekozen. Ën v/as gegaan. Jn de n'achtki'oeg had hij tegen over Tiaar 'gezeten. En ■'zijn mooie, zachte, trouwe oogen waren vol 'truuon geweest. En zijn blank®, zaohtc vingers hadden de hare gestreeld. ,,'t Kan niet anders, Tinyt'had hij gezegd, „we moeien ons erin schikken. Later zal ik je dat alles wel uitleggen. Ik kom toch'nog wol bij je. Dat weet je wel. De zaken moeten g®regeld worden, 'anders ■zouden er groote ongelukken gebeuren. 'Ik heb geld .vei ior- u. Mijn moeder mag 't niet weten...." Tineke dacht, 'terwijl do oude haan al maar kraaide 'en de' vliegen gonsd°n, zoemden olm haar hoofd, aan dien nacht.'Hoe zij hem wnisky-soda had laten bestellen. Totdat alles draaide om haar heen. En hoe zij in een auto -waren gestapt. Die snorde, in snelle vaart naar haar huis. Zij zag haar woonkamer, mé£rbot vuurroode behang, "•u mat'du kaluSbonV» prenten aan-'de wanden. De gaslamp mot dn roodzijden kap. En zij zelve in haar peignoir 'rr.»t kant en linten. Als vader 't 'wist Vader, die dacht, dat ze 'huishoudster was bij een deftige oude dame. "Vader, suffig, bonkig, onver schillig. Blij 'met de postjwissnltjes, die zij nu -en dan stuurde van haar „overgespaarde ''centjhs'". En stiefmoeder, die wel begreep. Dat, had ze dade lijk gesnapt. 'Die gekeken, geloerd had, met ken nersblik, naar de bleelce wangen, waar-nu, voor een dag of wat, 'de poudre-de-riz was afgewa-sschfcn; naar de diepliggende oogen. Wie 't koud liet, wat de meid iu grootstad uilYOgrtte. Die zioh verge noegde, met- de p08twisseltj"8. ....Oude Gerrit, van hel 'postkantoor, was nog niet voorbij gekomen. Maar zij hoorde, droomond, in vermoeienis van half-slapeloozen nacht, dien zij had doorgemaakt en verlangend naar dep prikkel van toddy of whisky-scda, schreden op voetpad. En daar stond hij ineens.* Fris-li. iï'if roode wargen. Verlegen climlacheiid. Knauw'-vd op z'n tabakspijp. Z'n. 1 est doend om te 43. „Wëlneen, als ik de kinderen daar gelukkig weet i ze dikwijls zien-en bezoeken kan. Het is ook beter, dat Heini op het oudo stamgoed opgroeit» dat hij r-®ns bezitten zal." 1 ,.Zal Heini werkelijk Malchow erven, en niet dé kinderen van 'Karola?" 1 „Jn, natuurlijk! Heini is Hans -Henning's oudste z ion, bovendien mijn bezondere. lieveling, omdat ja, ornaat ik zijn arme moeder niet rechtvaardig behandeld 'heb. Aan het kind wil ik niets verzui men - - dat heb ik mijzelf beloofd." „U is wel goed, oom!" Hilde greep de hand van den oude. „Och waf ik wil alleen rechtvaardig zijn! Dus het blijft erbij, dat wij naar Hinrichshagen trokken?" „Daar moet ik nog eens over'denken, oom. Ik ben zoo moede. Telkens wortel ik mij vast, en steeds weer moet ik mij losrukken. Niemand-vermoedt wat het mij kost, om lleini te verlaten." „Bilde, jo hndt moeten trouwen! Je zoudt -"een goede, verstandige vrouw zijn geworden." „Toen ik Jong was, hen ik daartoe wel in de ge legenheid geweest, maar ik kon niet. Na moeders d <i moest ik op Roodebosch het-huishouden be sturen pn do kleine Ilse opvoeden. Iloe kon ik toen aan eigen geluk denken? Later had Hans Henning 51 ij ïK'Oflig op Hinrichshagen. Nauwelijks een jaar later was het: „Adieu, lieve Hilde ik ga trou- won - je bent te veel."'Ilse riep. Ik kwam on middellijk. Toen haar man terugkeerde was"t. het zelfde liedje. Gelooft u, dat dal allemaal zonder ziolepijn ging? Nadat Sitita gestorven was, hen ik weer naar Hans Henning gegaan. Heini'was een on weerstaanbare magneet. Het kind vergoedde mij het verloren moeder- en vrouwengeluk. 'Met iedere ze nuw van mijn hart hang ik aan hem. Ditmaal is het scheiden bitterder d$n sterven." „Hilde, ga nu dadelijk voor een paar weken naar 'Di'. Karola en ik zullen dan voor het kind zorgen. Eenvoudig doorsnijden is beter dan zich langzaam losmaken." Hilde schudde het'hoofd. „Neen. Voordat Karola zijn nis vroeger. Haar met 'de band toewuivend. Kornelis, van oorne-Toon. Hij boog over 't Lekje. En zag haar'scherp aan. En zij zag in-de oogan ven den jongen boer, dat hij iets op 't hart haa. En ze voelde, begreep ook wel wat hij zeggen wou. Want Tineke had, in de drie jaren, dat zij -nu in grootstad had doorgebracht, heel wat levenswijs heid opgedaan. i Hij joeg rookwolken naar haar toe. En wist niet, wat eigenlijk te zeggen. Hij koek naar de fijne, ver lakte punten van haar schoenen. Naar ide kantien strooken van haar onderrok, die -slipte van onder haar japon. Naar een smal-gouden braceletje, dat ze oin haar linkerpols droegVan hem. van An dré. De soherpturende oogen van Kornelis obser veerden haar. Tuurden, ook, naar 'haar vingers.... Tineke voelde, dat ze rood werd. Dacht aan het ringetje van André, dat zij droeg. Hij Leunde-over 't hek, en Tineke merkte, dat'er iets vlammen ging in zijn oogen. „Wauimer ga-Je weg?" vroeg hij eindelijk. „Morgen," z'-i Tineke, terwijl 'er iets angstigfc om haar hart schroefde. 1 Nu klopte hij 't bouten tabakspijpje tegen -het hek uit. llij fluisterde tets. Wat 'I meke niet verstond. 1 Maar ze snapte 't w»l. Hij Vroeg haar om van avond samen te wandelen. Zij wist dat bij -haar veel t« zeggen bad. Zij keek naar het breed®, roode, grove gpzichtvan den jongen boor. Naar de-harige knuisten van haar neef. 2ij dacht aan de dagen, toen zeals kinde ren samen gespeeld hadden. Hij, sterke jongen, haar geschommeld had, met zoo'n vaart, dat Ti neke'in de lucht zweefde. En ook wist ze wel, dat hij haar eens gezoend had, een paar jaar later. Toen ze uit de k®xk 'kwam, op 'n Zondag. En zij gewandeld hadden totdat, thuis, de Zondagsche mid- dagkolïie al lang op was. Zij gelogen had, dat ze, met' Kornelis, biji oome-Toon en tanto-Eef had kof fie gedronken na kerktijd. Toen ze waren allebei zoowat vijftien of zestien 'had hij gezegd, dat Tineke z'n mouw zou worden. En ze had 't best gevonden. Maar nu dacht Tineke aan André. En heimwee, stormig-hartstochtelijk v-erlangen naar hem, greep naar aan. Zij vergat den jongen boer, die bij 't hek stond. "W eer zei hij iets. Maar zij weigerde. Schudde van-peen. De oude Gerrit kwam aansjok- ken. Bromde, als voor vele Jaren, als alfijd-aoor z'n groet. Ging voorbij. Zij keek neef Kornelis, nog -altijd wachtend hij 't hok aan. Had echt-kassian met den jongen, maar schudde van nepn. Ze kon niet komen. Glimlachte, nie.t om hem to bespotten. Maar om 't groteske, 't belacho.lijk-onmogeiijkc dat zij- vond in het denkbeeld, dat ze roet dten jongen boor zou gaan wandelen, alis aaristaand verloofd paar tje. Parallel trekkend tusschen borrkig-grof kerel tje, daar tegenover haar staand, en André, met zijn zachte oogen, zijn blank-stréelende vin gers1 ,Denk er 'nou om," had de stiefmoeder gezegd, dien avond, voordat zij naar grootstad "terug zou gaan, ,,'t is morgen vroeg dag-voor je meid. Ga nou slapen." En d« vrouw wals nog naar de schuur ge gaan om 't een 'of ander t® beredderen. Vader lag te snorken. Was naar. de, markt ge weest, in de buurt. Kwam bij zoo'n gelegenheid 1'ich- telijk cndcr7in,vloed'thuis. Met open mond lag de oude boer in z'n arm stoel te. ronken. De petroleumlamp walmde. En Tineke stond op. De trein ging tegen halfzeven. Zij zou gaan slapen. Toen d® buitendeur kraakte. Schreden slopen nader. En hij stond daar vlak bij 'r. Hij, n 'ef Kornelis. Was ook naar marktdag geweest. De smerige jeneverlucht walmde haar tegen. Hij was cnvast op z'n beenen. Wilde haar grijpen. Ze moest mee.'Had beloofd zijn vrouw te'worden. Hij zou wel 's zien. Naar'de stad terug?.... Naar die fijhe'meneertjes, die haar hadden bedorven? Nooit, koor. En zijn grove, harige knuisten grepen haar arm vast. 1 „Smerige boer!" gfldó Tinetto, .'walgend van don' lcorel. En het mes flikkerde. Zij gilde. Maar de oude boer ronkte door. Was to ver weg. „Hulp! Moord!" gilde Tinette. Toen kwam bijstand. Maar zij lag op den grond inde kamer. En een bloedgolf spoot uit haar schouder. 'Dn menschen schoten toe. Hij, Kornelis, *"was gevïucht... De her rie, het wilde'gerucht in het dorp groeide aan. Het gerucht van moord, door Kornelis'op zijn nicht, uit grootstad Overgekomen gepLbegd. Zij is hersteld. Hans Henning's vrouw is, geef ik Heini niet af." „Nu, wij zulten op Hinrichshagen het best met elkaar kunnen vinden. -Ik zal daar vanavond "nog met Hans Henning over spreken," 1 „U meent het 'goed, oom, maar „Nu goed, denk er nog maar eens over, Hilde. Maar vergeet nooit, dat je in -je oom een trouwen vriend hebt." Hilde glimlachte weemoedig. "„Ik ben daar dank baar voor, oom. Als u eens wist, hoe moeilijk het te dragen is, altijd ernaast te staan, nooit de eer ste in iemands hart te zijn! Want u houdt natuur lijk toch het meest van Hans Henning en Karola." „Heb je nooit iemand bijzonder lief "gehad?" ont week de oude Krochert heel handig deze gewetens vraag. „Ik, oom?" Hilde kleurde tot achter de koren en zij zag er opeens veel jonger en meisjesachtiger uit. „Ik heb wel eens iemand lief gehad en mij een poosje verbeeldt dat hij van mij hield. Hij had echter Ilse lief ik was voor de zooveelsto maal uitgenoodigd om toe te kijken." Zij streek zich over de oogpu. „Maar wij willen daar niet meer over spreken. Nu zal ik voor'-het avondbrood zorgen en ook e-m flesch goeden' wijn voor -den dag haten. L' zult toch naar gewoonte de verloving toch ook wel wat willen "begieten," „Da s pen goede gedachte!"-prees d*> oude. Maar ondanks den fonkelenden rijnwijn in de bleekgroene glazen, wiide -de stemming maar ntet opgewekt worden. Lag het aan de eetkamer met haar vele herinneringen, of aan Hilde-s bedrukt gezicht, ook Karola sprak merkwaardig weinig. Eerst toen zij naast Hans Henning, die hen na tuurlijk zelf naar Malchow -terugreed, op den hoo- gen jachtwagen zat, vond zij haar vroolijkheid weer terug. De maneschijn lag helder op haar gedicht, dat zij bijna voortdurend tot hem ophief. Het was een zomernacht vol bloemengeuren. De oude Krochert zat achter het jonge paar. Hij wikkelde zich in zijn stofjas en rookte. „Wij ko men ditmaal beslist in de sloot terecht," meende hij in philosophische rust. „Maar het gras is hoog, en 't is beneden zacht. Kinderen, waarom gaan jullie niet achterin zitten en laat mij rijden?" riep hij plotseling, want de wagen helde bedenkelijk. „Rijd ik soma niet goed, oom?" vropg Hans Hen ning. „Nu ja, zoo ongeveer of je scheef geladen, of te veel rijnwijn gedronken hebt, jongen." Ik heb fcoar zien verschijnen 'voor den rechter, als eerste getuige h charge. Zij sprak heel zacht, Mlle. Tiny, met de zooX bleek:.-, zwaar-grpor;r-i- wangen. linar zwierig gewaad, van. zwoele parfum doortrokken, 'vulde de rechtszaal met vr^emue geu- ron.„... En toen zij uitsprak haar getuigenis tegen den Jongen boev, die haar een messteek haast levens gevaarlijk had toegebracht, toon hokte haar stem. Was 't mij, of "de vale, grauwig-ongezondo kleur onder het'rijstpoeder op haar wangen nog ver bleekte. Cf or weemoed ging schreien in de diep liggende, uitgebluschte oogen van de-cocotte. Of zij weer dacht aan -dien ochtend, toen do oudo haan van buurman kraaide, als jaren-geleden.En dü vliegen om haar vermoeid hoofd zoemden. - MAiTRE CÜRBEAÜ. Zuidelijk China is een mooi stuitje land met zijn bprgen en vlak ton, 'weelderige akkers en heldere bronnen. En hoe hooger men opstijgt in do 'bergen, hoe vreedzamer en indrukwekkender de omgeving wordt. NiAtsxerstoort daar de eenzaamheid en z'T-J den betreedt een menschelijko voet die strook. Van daar uit dwaalt de bjik over de landen die zich als een bontgekleurd tapijt aan den voet van de bergen uitspreiden en het hart wordt vol, het verlangen grooter om ook eens 6e zien wat daar voorbij di. ii horizon ligt. Reizen en trekkon Ï3 op eén na do grootste hartstocht van den-niensch. Boven op een dier bergen, die zich nog'niet in een naam mag verheugen, staat een eenvoudige liut en daarin woont 'een nog eenvoudiger man, Tong Fang. Vaak als ik dien weg langs kwam ging ik óver den berg naar hem toe om wat uit to rus ten en mij door een dronk thee tc vcrfrisschen. Hij was altijd blij als men hij hem kwam, en-hij ver zuimde nooit zijn vzveugde te tooncn door bijzonder goede thee te brouwen. Zijn hut was gevlochten van bamboestaven en met leem aangevuld. De bodem was ongeplaveid en vochtig. Het meubilair bestond uit eenige planken waarop hij sliep en uit «enige steeneu waarvan hij een soort haard gebouwd had. Brandhout leverde hem het bosch dat zich achter zijn hut uitstrekte en het beekje dat voorbij zijn hut rmschte gaf hem altijd helder water. Hij had een kleinen tuin aangelegd en ben stuk grond voor rijstcultuur in orde gemaakt.-Het ontbrak hem aan niets, hij was tevreden. Menigeen za' dezen smerigten Chinees vo'orbij zijn gegaan, >elen zullen hem openlijk hebben veracht, dien eenzamen "bergbewoner, en toch had menigeen van bom kunnen loeren hoe men zich'met zijn lot kan verzoenen en gelukkig leven kan. Ook hij was een «uensoh. De hartstochten die de gemoederen van dfi fijnst 'beschaafde menschen beroeren, wonen OGk in de -'Chineezen en ook in Tong Fang. Van zijn prille Jeugd af aan moest hij hard verken van 's ochtends 'vroeg tot 's avonds laat want hij had zich twee gewichtige zalton tot levenstaak gestold. Hij moest geld besparen om voor zijn ouders doodkisten te kunnen koopen en daarna om een vrouw te 'koopva die de eenzaam heid van den berg met, hem wilde doelen. 'Hot eer st» was liem gehikt. Welk 'een genoegen was het voor hem toen hij de eerste doodkist den -berg op kon sleepen om zijn vader -to schenken en later de tweede, 'voor zijne mOfiderg Hij had zijn 'plicht vol bracht en het beste-'werk gedaan dat «en zoon voor zijn ouders doen kaïn'. Nu stonden do beid®'kisten, die de twee hom'zoo dierbare afgestorvenen bevat ton, (licht bij dn 'hut en hij liot ge®n dag'vooVbijgaan, zonder een wiorook. kaars daarvoor te 'branden. Nu kwam de tweede' taak aan "de beurt: het kiezen van een 'vrouw. Beneden in het dal stond ren'hut. waarin zij, die hij uitverkoren had, leefde. Hoeveel men er ook-'in boeken over moge beweren, dat in China een. man zijn toekomstige :vrouw nooit kent, in waarheid is -dit hij de gewone Chineezen anders. Hij kende haar on ging zelf naar het dal oni naar haar hand te werven. De koop werd ge sloten. Het meisje moest de laatste-proef alleen nog doormaken: de eierproef. "Uit een dozijn kippen eieren moest zi j er 6 kiezen. Deze werden door 'een hen uitgebroed. Zooveel hennen als er -uitkwamen zooveel dochters zou zij krijgen -en het aantal jonge hanen wees aan hoeveel zonen zij zou hebben. Maar helaas, het meisje had verkeerd gekozen. Geen 1 enkel jong haantje kwam uit vde eieren tp voorschijn. Het'was voor Tong Fang een zware'slag. De koop werd nietig verklaard 'en eenznam keerde hij naar zijn berg'terug. Hij kon het in zijn stille hut nu'niet meer uit houden. Niets bond hem meer aan zijn huis. De wijde vereld'lag voor hem open. Lang dacht hij cr over na. Toen de lente'weer in het land kwam had hij een besluit genomen. Hij wilde 'gaan zwerven. De mooiste bamboeistammen, di% bij in het woud vinden kon vielen 'onder zijn bijl. Hij sleepte ze naar zijn hut en liet ze'door dn beek naar bet dal drijven. Daar bond hij ze tot een vlot'bijeen, om het zoo ver to laten drijven als het water maar ging en het dan to verkcopen. Waarheen dat ging wist hij zelf „Dat is de schuld van Karola!" „Hans Henning, ik ga met Hilde naar Hinrichs hagen," schreeuwde Heinrich Krochert'hun plotse ling toe. „Jij en.Karola blijft op Malchow, maar zoo, dat je op je eigendom bent» niet als pachter be grepen?" „Oom, dat kan ik niet aannemen!" Hans'Henning viel toch epn steen van het hart, want op Hinrichs hagen te'moeten blijven, was hem toch pijnlijk. „Je kunt er niets tegen'toen, als ik het je nu dadelijk inplaats van na mijn dood wil schenkenI Ik Imb mij lang genoeg op aat groote landgoed af gejakkerd, ik wil de laatète jaren van mijn leven rust hebben. Dp eenige voorwaarde, die'ik stel, is, dat. jullie dikwijle bij mij en ik -gedurig bij jullie komen mag!" „O, paatje!" Karola. 'boog ziek naar den oude heen. 1 1 Hans Henning wilde zich ook omdraaien, maar de oude wees h°m energiek af. „Pas op de paarden, anders liggen we toch nog met al onze liefelijkhe den in de sloot. Ik zie de lichten van het dorp reeds. Maar dit vil ik je wel zeggen, kinderen, zoo lang je verlooft zijt ga ik niet meer met jullie rij den.' Bet afscheid was met het oog op -den knecht, kort. „Kom morgen' heel vroeg," verzocht Karola. „En b'.ijt' je dan lang?" „Ja, Karola, ik kom maar al te gaarne!" ant - woordde Rans Henning teeder. Hij streek den toe ren handschoen van haar hand -en kuste de fijqe vtngr rs. 1 De oude Krochert keek meesmuilend'toe. Bijna met geweld schoof hij Karola daarop naar binnen. Mot schitterende oogen zag zij -den wegrijdenden wagen na. 1 Hilde stond nog lang aan het open raam in haar kamer 'op Hinrichshagen. De wind ruischte door den ouden notoboom, een vleermuis vloog,-door. het licht aangetrokken, tegen de ruiten. .Hilde §loot vlug het venster. Alles in haar was dof en zwaar. Zij gevoelde de .smart meer verlammend dan snijdend. Neen, zij wilde niet op Hinrichshagen blijven. Ilaar tegenwoordigheid zou Hans -Henning steeds hinderen en den ouden Krochert de laatste levens vreugde, een voortdurend, -verkeer met Malchow, vergalton. 1 Zij ging met moede schreden naar haar schrijf- nlet. 1 Hoe Irotsch voelde hij zich op zijn vlot. HIJ dreef drukke marktrr, •- n volkrijke t'j den -voorbij repds lang kon bij rijn schoon® bergen niet meer ren en hij werd door de grooto vinkte van Kt- angsl voortgedragen. Ho^ vruchtbaar 'was die vlak- to. hoe geheel anders dan op zijn bfirg daarboven groeide 'm°r de rijst. Yroolijker waren de land- ouwera Lier op hun velden en het geld dat in zijn land zulk een hooge waarde had, cshecn hier waardeloos. Maar het eind van de rivier had hij nog niet bereikt, hij moest verder. Toen kwam echter een dag dat hij meende zijn oogen nauwelijks to kunnen vertrouwen. Dé 'rivier wus er uiPt méér °n vóór heme breidde zich ef<i lich taf stralend vlakto uit: een meer. Water, waar ook zijn oog reikte; overal zag hij dton helderen, lichtgewaden plas. Hij had het Poyangineer bo - reikt. Duizenden rijk beladen schepen trokken hem voorbij. Een nieuwe, schoonere wereld ontplooide zich voor zijn oogen. Tegelijkertijd kwam hel ver langen naar zijn geboortegrond weer boven. Maar dat ging voorbij. Nadat hij het meer lang'doorkruist had kwam hij op een dag met zijn vlot aan de 'uitmonding voor de rivier. Tegelijkertijd bereikte hij daardoor een wel grooter« rivier, d« Yang Tze. Snel droegen dn golven van de Yang Tze hem nu verder stroom afwaarts naar de grooto handelsstad van China, naar Shanghai. Spoedig vond hij daar een koopcr voor vijn-vtot on de opbrengst stolde hem-in staat öe stad op zijn yemaJ: te bezichtigen. En wat was dan- yeel to. zien, vooral vreemdelingen. Hij had i '- -'.f; xofive..: van hen gehoord dat hom in hot be gin ®en 'grooto vreee beving toen hij ze -zoo vrij zag rondloopen. M®n kon 'herlemaal niet zien, zoo vertelde bij later, welke, dn vrouwen en welke de mannen waren. Meer dan ooit 'voelde hij zich hier' eenzaam en weer kwam de gde&chta in hem op zich een vrouw to koopen. Hij vroeg aan bekenden hoe hij 'zich hot best pen vrouw zou kunnen 'aanschaffen en men weeg hem een waarzegger die hem wel zou kunnen helpen. 1 >eze verwees hem naar een huwelijksmakelaar. B'I had niet zulk soort menschen nog nooit zaken v- daan en voelde eet) soort angst toen hij voor <'--n grondvester van zijn toekomstig geluk stond. Maar fto makelaar was 'een goede man. Hij had net een wouw die als geknipt voor hem was, alleen v/na zij blind aan één oog en hij wees 'daarbij op het rechter oog. Tong Fang had -liever een andero vrouw gehad, maar 'het meisje was goedkooper, juist omdat zij m«t het één» oog 'de makelaar w» "s nu cp het linker niet goed zien kon.. Tong Fang was te eerlijk om iets van dat bedrog to be merken. Hij 'betaalde zijn lieve geld en zou -reeds na acht dagen in hett bezit van zijn vróuw gestold worden. Van een eierproef had de makelaar nooit gehoord, dus had die niet plaats. In e*n stad als Shanghai deed 'men niet aan zulk bijgeloof. Tong Fang stoide zich met een bezwaard hart daarmede tevreden. Acht dagen'Vol angstige, verwachting gingen voor bij. Op den negenden dag werd hem zijn bruid ge bracht. Vrienden dip'een bruiloft altijd graag mee vieren, ontbraken nipt'en daar er aan wijn on-rijst goon gebrek was, was het é®n zeer schoon feest. Op den avond, dien hij nauwelijks kon afwachten, toen'zijn gezellin ontsluierd werd, ontdekte hij-het bedrog. Zij was blind, aan -beide oogen stekeblind. Hij was diep terneergeslagen. -Kon hij haar me$ naar huis nemen? En hoe zou hij haar mee naar zijn vaderland voeren? Die vragen newogen hem diep dn 'hij kon geen ant woord vinden. Toen brak de volgende dag aan, waar op hij zijne echtgenoote aan zijn vrienden moest wij zen. Het was een harde dag voor hem, doch inog har der voor zijn jonge vrouw. Iedereen had een opmerking vol haat en bitterheid voor haar, iedereen veroorlooft zien dingen met haar te doen waarvan zij Dooit ge droomd heeft. Tong Fang begreep duidelijk dat hij Knar niet verlaten non. Zij was wel blind, maar zi] was zijn vrouw en voor de eerste maal voelde hij liefde voor haar. Nu begon een moeilijke tijd voor hem in die groote stad. Hij beproefde van allerlei, maar niets gelukte hem. Eindelijk nam een Europeaan hem aan om de ricks- haw te trekken. Hij verdiende nu rijst voor zich en zijn blinde vrouw. Weer kwam de lente in het land. Zij bracht hem wat hij zoo lang gewenscht had. een zoon. Niemand had meer vreugde kunnen gevoelen over dien eerstge borene dan Tong Fang. Maar de vreugde was van korten duur. Toen hij op een avond long uit moest i blijven om op zijn meester te wachten, vond hij bij zijn thuiskomst zijn vrouw dood en den volgenden morgen stierf zijn kind ook. Hij was als verlamd van smart. Maar hij was maar een koellie en had het recht niet gelukkig of ongelukkig te zijn. Als een dier, als een machine moest nij zooals hem bevolen weid. voor de ickshaw draven en wilde hij zulks niet dan waren er honderd anderen om zijn plaats in te nemen. Door den dood van vrouw en kind waren de banden die hem aan Shanghai bonden verbroken en weder keerde zijn blik zich naar zijn geboortegrond. Maar kon hij daar gelukkig worden? Moesten de geesten van zijn voorvaderen hem niet straffen omdat hij in zulk een langen tijd niet aan de graven geofferd had? Zijn tafel. Ken brief en !een kaart lagen daar. De kaart» door Hilmar geschreven, nvTdde -Tiet voortdurend welzijn van lis» en haar kind. Den brief bekeek zij met verbazing. Haar correspondentie was niet groot. Het bandschrift kwam haar bekend voor, wat hoe kig en stijf, rechte, vaste, lettors met nadruk ge schreven. 1 Het bloed steeg haar in hét gezicht. 'De manus cripten van Meringer zagen er net zoo uit Zij ging zitton 'en maakte den brief open. Haar vin. gers beefden. De woorden vloeiden eerst ineen maar langzamerhand kon zij ze beter zien en 'nu las zij;1 „Lieve 'juffrouw Hilde! Mijn geheele brief zal slechts beden en :vragen bevatten. De eerste bede is, de niet geheel en al met de voorschriften overeenkomende aanspraak to verontschuldigen. Maar iets in mij verzet zich tegen e!k° andere. U is juist voor mij de lieve Juffrouw Ililde. die mijn boeken 'opmerkzaam las, zeer ver standige vragen deed en ook'zoo vriendelijk'voor eten én drinken zorgde.... U kunt me gelooven, dat ik dikwijls, zeer dikwijls aan die avonden heb ge dacht, en daarbij speelde in den laatston tijd u alleen de hoofdrol,, niet de mooie mevrouw Ilse. Moet ik het bekennen, of weet u het reeds? Ik heb df-ze mevrouw Ilse liefgehad zoo vurig als slechts die man kan liefhebben, die nog nooit inet e®n vrouwelijk wezen in aanraking was geweest. Ik bemerkte zeer spoedig ;de. eigenaardig-geprikkel- de stemming tussebpn het jonge echtpaar, dat elkan der liefhad 'en toch niet in elkaar kon leven. Ik had mijn vriend Hilmar'dikwijls kunnen schudden, ik lieb 'i ook eens gedaan, maar eerst later, toen hij f indelijk weöT> thuis was en niet wilde inzien, dat de stijve terughouding, waarmee zijn vrouw hem ontving, rjets anders dan angstig geworden, moeilijk ingehouden liefde -was. 1 Wij mannen zijn dikwijls aartsdom en «blind, als het de studie van vrouwenzielen betreft Ja, dom en blind'.... En toen ik laatst eens over alles na dacht, viel mij plotseling in: Frits Meringer, Je bent indertijd ook e®n ezel geweest Een lief, heer lijk Duitsch meisje hield van jou van jou, ezel, ondanks je ruw^n buitenkant-en grove vuisten. Jou zelf had 'zij lief en niet den rok dien Je aanhadt, of den ütel dien je draagt! En je bent als een blinde voorbijgegaan, omdat jij je aan het roodgou den haar en de droevigfi oogen van mevrouw lls«» \ergaaple!..~. 1 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5