In de avondzon.
T? ft
g*fii#ttbL omdat in 1014 dit ook uiot wns geschied,
©q ton 2© niet voor wolken prijs, De-wollmsiB was
in zijn gflbftftl hooger, du» had mggon worclnn ver
wacht, dat ook do regeoring hooger prijken kou
bepalen, Door eon paur voorbeelden toont spr. nnn,
dat de wolprijs uit do -koloniën en ingevoerd door
o«n syndicaat dat kleine wlnflton maakt, tpch nog
f 1.0P is, Spr. bad de Jonwottigheld alloen genoemd
tóe grl°f. Korst zou alleen Noordholland zijn opge
vorderd. Dan had m»n kunnen spreken van het op
vorderen van do wol alleen voor het leger, nu In
gehe«l ons land do wol is opgevorderd, is dat niet
het geval. Nu yorkoopt de regoering-straks do wol
»n steekt'het geld in den zak. i
Do h"ep c. Nobel meent, dat de sohapenhouders
in Noordholland blij mogen zijn, dat do opvordering
algemeen ig 1 niet NoordhoLland alleen, dan -toch
w is hun positie voel 'clechter gewöest. Dio onwt-
t'gbeld der opvordering acht^spr. van niet yool"be-
toekems.
I>a hoor Qovers Sr. bespreekt1 nog, dat het hoofd
bestuur dor Holl. Mij. van L. in deze zaak niet
he^ft willen meewerken. liet verzoek van 'kring 3,
om alla kringen over deze zaak bijeen te roepen, is
van de hand gewezen. Spr. vertelt verder, 'dat er
voor deze, actie f 200 noodig is en dat elkeen die
mee wen acht te prestoeren, f 5 als maximum toe
wijs^ en spr. vraagt of'men kan goedvinden do ac
tie te laten voeren door het coonité uit do ve.roe.ni-
ging voor den wolhandel.
Do hoer J. do Veer gelooft weinig resultaat van
deze beweging.
Neg.m personen wenschon te protestopren en ge
ven volmacht aan do commissie.
Hierna sluiting.
Dokter Max Erhart stond van den stoel voor zijn
schrijftafel op en schooi do daarop liggende papieren
terug. Het waren geel geworden brieven, waartuss'chen
een paar gedroogde bloemen lagen. Hij had oen door een
vrouwenhand geschreven gedichtje gelezen en zei:
„Ze was twee on twintig jaar, toen ze dat schreef
En het was aan den vooravond van een bruiloft
Toen schreef ze mij, armen onderwijzer ,dit ter herin
nering. Zich zelf echter gaf ze aan den bejaarden
man, die met zijn geld de «ereschulden van haar
vader en broeder betaald had. Dit gedichtje was alles
wat mij overbleef, toen ze ging. Maar als ik dit aanzie,
komt do gedachte aan den ouden tijd weer bij me op. De
lindeboomen ruischen weer als vroeger. En onder de
linden staan twee personen. Jong, vroolijk, gelukkig,
Dit alles is lang voorbij, Elisabeth".
vHct rijtuig staat voor, dokter".
In do deur stond ©en groot, slank meisje. De zon
bescheen haar mooi blond haar en haar open gezichtje.
In lmar grijze oogen viel een straal. Toen lichtten
ze helder en krachtig ais sterren.
Dokter Erhart keek de sprekende aan.
„Ja. Gertrud. We moeten uitrijden".
„Wat zegt u?"
liet klonk alsof ze onaangenaam was getroffen. En
een oogcnblik later zei het meisje:
„Ik zou liever thuis blijven".
Maar hij verzette zich daartegen.
,-,Neen. Elisabeth weet al genoeg,van u uit mijn vele
brieven om te begrijpen, dat gij ook bij do ontvangst
tegenwoordig moot zijn. Ik heb haar dikwijls over u
geschreven. Als ©enig achtergebleven zuster van mijn
overleden vriend staat ge mij toch..." hii aarzelde een
oogcnblik en kook het meisie door zijn brilleglazen
scherp aan „zeer na. Elisabeth zelf schroef mij
Indertijd, of het niet mogelijk zou zijn, dat gij, dié
zoo uitstekend dc huishouding waarnaamt voor mijn
armen vriend, voor de mijne dc zorg op u naamt.
Ik ben u nog altijd dankbaar voor uw bereidwilligheid.
Wij, twee eenzamen hebben het altijd goed met elkaar
kunnen vinden.
Gertrud Seidler knikte maar eens. Maar haar ge
zicht, dat nl was het dan ook niet heel jong meer,
toch nog frisch en aantrekkelijk was, behield een pijn
lijkeuitdrukking. Die droeg hét ook nog, toen ze tegen
over den dokter in het rijtuig zat.
Van tijd tot lijd keek hij haar bezorgd aan. En het
ging, zooals het hem al dikwijls gegaan was: hij had
een eigenaardig gevoel, dat het leven hem thans nog
eens in volle weelde en kracht werd aangeboden. Hij
schrikte bijna van zich zelf. Had hem niet sedert
jaren altijd slechts één gedachte beheerscht naast het
rijke leven in zijn wetenschap: de gedachte aan de
vrouw, die ver van hem in een enge, harde plichteji-
reeks leefde als de gezellin van een zieken man. En
nu nu zou hem nog eens een volle beker lokken?
„In hoelang heeft u mevrouw von Hartau niet ge
zien?" vroeg Gertrud plotseling.
Hij dacht na. Zijn ferm, scherp gezicht werd week.
„Sedert 15 jaar. Een lange tijd! En toen ook nog
maar heel vluchtig. Ze reisde met haar zieken man naar
Egypte. Men dacht toen, dat hij reeds aan den rand
van het graf stond Maar hij leefde nog veertien jaar,
welke voor hem en zijn vrouw ellendig waren. Wat weet
gij echter van zulke moeilijkheden van het leven?"
Ze keek lang' hem heen in de verte. En weer had
hij als meermalen het gevoel, alsof dit meisje reeds
veel geleden had, of er in die ziel diepten waren, die
hij niet kende.
Hij had geen tijd om na te denken, Het rijtuig reed
snelvoort. Daar schemerde reeds wit-blinkend in de
vlakte het stationsgebouw. Hij kon nog niet goed be
grijpen, dat Elisabeth von Hartau nu werkelijk zou ko
ter neer. Zomerdraden spanden zich over hekken en
struiken.
Kurt streek ongeduldig met de hand over het gelaat
„Kon men de levenszorgen ook maar zoo gemakke
lijk wegvegen als deze draden", zeide hij halfluid voor
zich heen. Hij hield het paard in en zocht naar Zijn
sigarenkoker.
„Verwenseht. daar heb ik het ding bij Von Langen
laten liggen, of heelemaal niet bij mij gestoken? Voor
omkeeren is het nu te ver. Vooruit, Ehrenbogen!"
Het paard kende zijn naam en spitste de ooren.
Het was een paard, dat na menige overwinning niet
moor geschikt was voor de renbaan. Geldern had
het voor een geweldigen prijs van een zijner kame
raden gekocht. Deze speculatie, had evenzeer een na-
deelig saldo opgeleverd als reeds zoovele. Ehrenbo
gen vervulde nu slechts nog zijn bestemming als
rij- en jachtpaard voor zijn meester.
Hoe meer m,en Glockenburg naderde, des te
schaarscher werden de eike- on beukeboomen. Ie
pen en dennen verdrongen ze hier spoedig volkomen.
Een hek werd zichtbaar. Het park van het Gloc-
konburger hoerenhuis was bereikt.*
Kurt sprong van zijn paard en opende het hek.
Hij bespaarde zich gaarne den omweg door den
tuin. V
Da hoog© b<- -men ontnamen de andere planten te
V'-el licht en lucht. Veel bloemen waren er daarom
niet in den tuin. Eenige bonte asters en wat rese
da's waren de eenige bloemen.
„Zet op jo tafel reseda's
Met ,wat roode asters!"
Kong een heldere meisjsstoni, Jong en overmoedig.
„Wat duivel, Ilse! Sedert wanneer tuinier jij -en
zingt daarbij?"
Kurt trad vlug op !d© slanke meisjesgestalte toe,
die van een der bedden asters en reseda's 'plukte.
Ilse keek tevreden op haar ruiker neer. „Ziezoo,
nu heb ik genoeg. Ik wil de tafel voor het middag
maal daarmee Bieren, zonder bloemen smaakt het
mij niet."
„Wat zegt Irma daarvan? Je kent toch haar idee,
nooit oen bloem te plukken, of afgesneden bloemen
in oen vaas in haar kamer te dulden?"
Ilse knikte. „Dat weet ik; zij zegt: ik wil niets
om mij hoen hebben, dat stervende Is, ik houd al
leen van bloomen die. vrij -kunnen tieren. Zon
derlinge gedachte niet'waar? Op zulk een idee zou
men. Al tlie Jaren door hadden zo elkaar dikwijls m
veel geschreven. Blieven, dio Ieder mocht lczon en
die toch voor bon beiden van veel gewicht waren. Tal-
loozc draden haddon zich tusschon hen gesponnen
en waren vaste banden geworden. Do groote, wanne
liefde van vroeger moest dood zijn. Ze waren beiden
niet de menschen .om zich een schijn van geluk to
stelen. Maar toch bleven ze aan elkaar verbonden.
Toen hij een kwartier later tegenover do verwachte
stond, kwam zo hom vreemd voor. Misschien was het
vrouwengezicht nog aanvalliger geworden, ondanks de
lijnen, die de tijd on een hard loven er in gegroefd had
den. Do warme oogen gaven leven aan 't neele gezicht,
het dikke haar was nog bruin en vol, de gestalte bijna
meisjesachtig. En toch was er iets in, dat hij niet ge
kend had, een harde trek om den blooken mond, een
stille ernst op het voorhoofd. Dat was niet meer de
Elisabeth van vroeger.
Toch was zo het wel! Toen ze hem do hand reikte
met een vroolijk schitteren van haar oogen. toen ze naast
ham z*t in do kleine restauratie van 't station, toen
ze de eerste schuwheid overwon en begon te spreken
werd ze in zijn oogen weer geheel de persoon, dio zo
eens was geweest. Stilletjes keek hij soms naar haai
op. Dacht zij ook aan die oogenblikken van vurig
geluk? Was dat werkelijk dc vrouw, die hij eens in
de armen had gehouden, jdie hij zoo dikwijls had ge
kust
Of vormden de jaren de lange eÈndeloozo jnnen
een muur, die streng het verleden van het tegen
woordige scheidde?
Van Elisabeth ging zijn blik naar Gertrud. Hij schrikte
bijna, zoo bleek scheen hem nu het anders zoo bloeien
de gezicht. Zoo streng iedere lijn, zoo vast gesloten do
roode mond-.
En weer voelde hij het duidelijk: Daar was een lij-
tien, een strijd, waarvan hij geen begrip had. Daar
was een groote droefheid, waarvan hij dc oorzaak niet
kende.
Zacht en liefelijk toekende zich Elisabeth's stil. fijn
gezicht rtf naast het trotsche, warme meisjesgezicht ji\
Het waren twee zeer verschillende brouwen, maar heiden
bekoorlijk.
„Herinnering en heden" dacht dr. Erhart. Lïi totti
wierp hij die gedachte weer ver van zich. Hot scheen,
hom, alsof die een krenking was voor do vrouw, die
het ideaal van zijn jeugd was geweest.
Ze zonden het rijtuig heen.
„Ik «vil gaarne uw woonplaats leeren kerjnen". zei
Elisabeth von Hartou hartelijk. „Uw bergen en bois-
schcn en uw geliefde vlakten. Alen begrijpt Iemand pas,
wanneer men zijn dngclijkscho omgeving kent csn. de
Wereld, waarin hij leeft".
Haajr warme blik gleed als onderzoekend over Gertruds
hoogc gestalte naar haar mooi gezichtje. En daarna gin
gen de donkore vrouwenoogeu verder over het land.
dat zachl-groen, afgebroken door gele korenvelden, voor
hen lag. Blauw welfde dc hemel zich daarboven. Do
zon stond reeds laag. Maar zo gaf nog een gouden
schijn. Elisabeth's gezicht werd er door beschenen cn
leek Jong on frisch.
Zc liepen dicht naast elkaar, de beide menschen, jdic
door het lol gescheiden en nu weer bijeen gevoegd
waren. En nu begonnen ze to spreken. Eerst zachtjes
cn aarzelend, alsof ze wennen moesten aan den klank
hunner eigen slem. Daarna opgewekter, vrijer. Alen
schrijft elkaar veel in brieven, mnar hel lovende woon!
heeft veel moer uitwerking.
Do anders zooi stille man sprak haar 'over zijn
leven, zijn werken, do boelken, die hij schrcfef do
taak, die hem wachtte. Dikwijls vond hij niet dadelijk
het juiste woord Dan kwam Gertrud hein to hulp.
Elisabeth bemerkte daaruit, dat hot meisje doel uit
maakte van zijn loven, dat zc niet alleen voor zijn
huishouden zorgde, maar dat zc mol hem meeleefde in
al zijn plannen, ontwerpen, verwachtingen.
Elisabeth keek stil, over hot schoon© land. De fijne,
witte vederwolkjes aan den lnomcl kleurden ziöh rood
en er kwam1 ook ©en rosé gloed over de aard©, dl©
zich rustig voor haar oogen uitbreidde.
De vrouw bleef staan en ademde diep on dorstig de
zware lucht in, die vervuld was van don geur 'dor
omgeploegde altkers.
„Uw thuis I" zei Elisabeth. verlangend Er lag veel
in den toon dezer stem: een, stom jarenlang nopen,
een eindelijk bevrijd zijn
Dr. Erhart keek haar aan. Zacht sloot zijn hand
zich om haar vingers.
„Vertel nu ook eens" sprak hij op zachten toon.
Nu sprak zij over het leven der voorbijgegane vijftien
jaren. Van de eenzame dagen, do verloren jaren. Van
de kleine twisten in een disharmonisch huwelijk, van
een eindelijke onderwerping ,vtan een warm verlangen
naar pluk. Maar terwijl ze sprak, voelde zo zelf: dit
alles had zij doorleefd, geleden; hot had alles samen
haar wezen gerijpt en gevormd. Maar dat was een
eigen leven en niet af te schilderen. Alles, waarvan
hij haar gesproken had, gold niet alleen hem, maar
ook anderen. Dat was aan vrij, een ruim arbeider*
voor de menschheid. Ze had zich door de bitterheid
def enkele dagen heen gewerkt cn was moe geworden.
Hij had gearbeid voor het leven en was jong geble
ven.
De zon daalde snel. Reeds rustte ze op den rand
van Öen horizon. Violette tinten stroomden over he
md en aarde, doorbroken van gouden lonken, dio over
het firmament vlogen. Aan den rand van den reus-
achtigen halven kogel kwamen al hooger do sterren-
Het .was een strijd tnssohen licht en duisternis.
„Elisabeth". zei de man, ontroerd door het prach
tige natuurlooneel, en de tegenwoordigheid dezer vrouw,
„ae zon gaat onder. Ze gaat ook onder voor ons. Wc
i k nooit komen. Ik verheug mij top de bloemen;
wanneer zij verwelken, denk ik: zij hebben Juist
voor mij gebloeid en haar roeping vervuld."
„Dat is ook de ©enig juiste gedachte. Irma's idee-
en zijn gewoonweg verschrikkelijk en overdreven.
De eenvoudigste gevoelens en gedachten worden door
haar geanalyseerd."
„Irma is duizendmaal beter dan ik; zij is juist
zoo onzelfzuchtig als ik egoïstisch ben."
„Ben je werkelijk zoo egoïstisch?"
Kurt gaf zijn paard aan den toesnellenden jongen
over en liep langzaam met het jonge meisje de
trappeD naar het huis op.
Epn merkwaardig gebouw voor een landhuis. Een
echte kunstenaarsgril, vol erkers en torens geen
enkel venster in dezelfde lijn als T vorige, nergens
rustige lijnpn. Alles onregelmatig, grillig. Roman
tisch en bizar lag het huisje tusschen de hoogop-
geschoten dennen, die haar lange, donkergroene
twijgen tot zelfs dicht voor het venster schoven.
Licht en schaduw dansten steeds over de witte tre
den van de stoep.
Ilse ging op de bovenste trede van dp stoep zitten
en sloeg haar armen oan haar knieën.
Kurt stond naast haar.
Met 'n glimlach keek hij op 't blonde kopje naast
hëm neer, dat bij het h©en-en-weer wiegen haast
zijn knieën raakte.
„In welk-opzicht ben Je dau zoo egoïstisch, Ilse?"
vroeg hij nog eenmaal. 1
„Waarin? In alles."
„Je wat practi8cher uitdrukken, kindlief."
Hij legde zijn hand-zacht op het blonde haat. Hoe
zacht dit was, als gesponnen zijde. In don nek kroo-
selden een paar brutale kleine lokjes. Zijn adem
ging luid en moeilijk. Hij deed oen -stap terug en
zag haar oplettend in het half afgewends gelaat.
Wal een heerlijk profiel. Een sierlijke kleine neus,
lange zijdon wimpers, fijn goteekonde wenkbrauwen
een week© mond. Hoe mooi liep de lijn van haar
hals bijna klassiek. Hot hoofd zat precies op den
slanken bals, als een bloem op haar stengel.
„Ilse, weet Je wel, dat jo hooi mooi bont?" ;z?ide
hij ineens. 1
Het Jonge meisje wendde hem ihet hoofd to© en
keek hem zeer verbaasd aan. Dan stak zij lachend
haar tong naar hem uit. De kuiltjes in haar wangen
waren bij het lachen onweerstaanbaar.
staan op ons hoogtepunt cn daarna wacht otis rood*
do schaduw."
„Ja", anlwoorddo z© mei mocl'a ,,\Vo hebber, der.
vollen dag verzuimd. Maar voor u, voor u komt ar
nog eon nieuwe zon".
Hij schudde het hoofd. Op tint oogcnblik 'was hij or,
van overtuigd, dat die vrouw voor hem dc laatste
bclofto van net leven was. Zij zag echter, zooals vrou
wen zien: schorpon, duidelijker. Nooit had zc het zoo
goed gevoeld, als nu. 'dat zo de hoogte van het leven
nooit moer bereiken kou, dat Jiaar vleugels warm af-
gestooten fn den tingel ijkschen strijd, dal die haar niet
meer droegen cn zo niet moor in staat zou zijn, om
een .groot, geluk to dragen. Zo wist het ook wol, dal
zc den man niet moer omhoog zou voeren naar ecu
nieuw doel, mceslocpen in nieuwe verlangens. Het le
ven had haar gevormd: van de geliefde, van dc vrouw,
om wier bezit een man vurig strijdt, lot vriendin, tot
kameraad. Hii zou dut voelen, vroeger of laler. En
langzamerhand zouden de schaduwen dieper worden.
Zo zou hein met zich omlaag trekken.
Over de vlakte streek dc avondwind. Koe! woei hij
om hnhr voorhoofd. Daar vlamde nog eens, voor hei
laatst, dc zon op, gloeiend, afscheid nemend. Vaster
greep de man haar hand, als in ploricliiv'en nwt
voor wat komen moest. Den vrijen arm legde hij als
beschermend om liaar schouder. Zoo stonden ze, innig
verbonden, dc zon na te kijken.
Een gouden net lag over de wereld uitgespreid.
Matter werden de kleuren. Hemel en aarde gloeiden
ineen. De donkere wolkenbank veranderde zich ca
leek nog maar een lichte streep in het sidderende,
diepe geel en purper. De wind verbrak groote -.volken-
muren. Wijd open stond de gouden poort des hemels...
Er ging een juichen over ae wereld. Daar boog do
man plotseling zijn bleek gezicht over de vrou\\\ die
bevond naast hem stond. IIij -drukte zijn mond op
den haren.
IIoo lang duren dc seconden van het geluk? Z>f zijn
menigmaal kort, nis do vleugelslag van een voorbijtrek
kenden vogel, on menigmaal dijen zo uit tot eeuwighe
den en vullen een mens oh «nloven mot glans.
De wind dreef do wolken samen. De gouden poor
ten vielen rulsohend dicht. De zon was weg, En plot
seling kwant top grauwe vleugelen de schemering, breid
de haar klood uttj cn hulde de aarde In eon n:»mbero
duisternis.
Twee menschen maakten zich vim elkaar los cn zagen
elkaar aan mot oogen vol vnn cort diep begrijpen,
Er hoerscJite een greorto stille om h m bolden. De
slilto, die ontsiatijl, voor tio nacht aanbreekt. Er was
Iets drukkends in dat groote zwijgen.
En uil 'n sta verlangen naar leven, warmte on licht,
zei de man: „Waar is Gertrud?"
Elisabeth wenkte hom. stil, oan voort te gaan. Zij
zelf liep door lot aan den wilgoboóm, onder wellis
lakken oen licht kleedje schemerde. Daar lag hol meisje
op den grond lo schreien, als Iemand, dito eon groot
vordriot hooft.
De vrouw knielde naast haar. jfcicht streelt zo over
het mooie haar.
„Hebt gij hem zoo lief?' vroeg" zo zachtjes. Gerlrud
•antwoordde niet. maar ze hief de oogen vol tranen
op naar hot gezicht dor stille vrouw. En twee harten
begrepen elkaar....
Don volgenden morgen vertrok Elisabeth. Ze kwam
eerst terug, toen de belde anderen reeds lang voor goed
met fuikaar wuron verbonden.
Hoe verhoogt de kaasmaker de
kans geregeld een best product
te bereiden?
vt.
Norion water hoeft, wat dc zuiverheid betreft, oen
gocvlklinkonden haam. Er was een tijd, toen ik, bij
het verloenon van hulp om bedrijfsstoringen In zin-,
vcibedrijvon op te heffen meende, dat ik geen acht
behoefde to slaan on het boon water, waiiMror daar
voor nortonw'atiir gebruikt werd. Immers dat wntor,
•afkomstig uit idiiop gelogen, aardlagen on niets gemeen
hebbende mot lliet aan allerlei voraiïlirciiiniging bloot
staande oppervlaktewater, is vrij van bacteriën. De schei
kundige samenstelling, het bevallen vaiti veel kalk- cm
magnesiumzoulen, van fjzerdoelcm of keukenzout kan
het nor ton water voor sommige doeleinden minder ge
schikt maken, maar daardoor kunnen geen kaasge-
brekon als heft cn knijpers veroorzaakt worden. Even-
wei leerde do praktijk mij al' spoedig or geheel anders
over te moeten oordcelen. Hot uiorlomwatcr is zelfs
dikwijls de oorzaak van genoemde kaasgebreken, om
dat het tengevolge van den onoordeelkumtiigcn, aan
leg van dc put met bijbdhoóren besmet, dus bedorven
wordt. De zaak, waarom 'het 'hier gaat, is toch zoo
eenvoudig. In de lager gelegen streken, waar de nor-
ton het water hoog genoeg ten opzichte vain hot pol-
derpeil opbrengt, stroomt het in een put met eon over
loop naar de sloot. In die put staat de pomp, dik
wijls uit een boomstam geboord. Nu heeft men maar te
zorgen, dat het van zich zelf goede nortan water niet
besmet kan worden door slecht drangwater in den bo
vengrond, of door' vuil boenwater, dat van 'boven in
de put terecht komt; dc aanleg van dc put moet
dus met evenveel zorg geschieden als die van een re
genbak; het verschil is alleen, dat hot water bij een
regenbak er Van boven inloopt, on bij een nortomput
van onderen.
Maar nu de toestand, zooals die op vele boerderijen
bestaat. De hoorder van de nörton kan het doel.
om niet alleen een ruime hoeveelheid water, 'doch te-
„Wat sjil je dan van mij, dait jo op -eenmaal zoo
galant bont?" vroeg zo hem-onverschillig.
„Wat ik van je wil?" Het rood vloog hem naar
de wangen. „Wat zou ik van -'je willen?"
„Welnu, praat dan ook niet zoo ellendig dom."
Bliksemsnel 'verscheen nog eens het rose puntje
van haar tong. t
„Kleine straatjongen die jetoent."
„Beu ik ook en egoïstisch bovendien. En'waar
om ik egoistiBch ben, wil je weten? Bijvoorbeeld
overmorgen dan rijden wij immers mee ter
jacht. Ik rijd in alle gevallen mep en1 nu heb ik
Irma, net zoo lang geplaagd,-totdat zij na de jacht
een paar heer en ten eten wil noodigen. Zij geeft er
niemendal om, zij vindt het eigenlijk zeer verve
lend en ondanks dat heb ik het haar afgesmeekt
is dat nu egoïstisch of niet?"
„Heel erg. Is je' dan" zooveel aan die heeren ge
legen, of misschien wol aan één hunner in het bij
zonder?"
Een scherpen blik trof het blozende gezichtje.
„De hemel beware'mij ik wil mij alleen amu-
sceren. Kurt, trek nu alsjeblieft geen boos gezicht."
Ilse sprong op en stak haar arm door dien van
haar zwager. „Je maakt een bowl. En wij rijden
flinkop. Toe-- - hè? Mijn eerste jacht-dat moe
ten wij toch vieren. Ik heb een mooi toilet eon
toilet, neen maar Je zult groote oogen opzetten.
En do tafel decoreer ik met bont herfstloof, aardbei-
ranken en roode bessen. T© eten geef ik: wildsbep
1'asant on tot slot zuurkool dat is nu nog
eens een prachtig jachtdiner, niet waar?"
Geldern groep de kleine handen, 'die op zijn arm
gevouwen lagen. Hij keek haar in de biddend tot
hom opgeslagen oogen. „Wat zou ik 'niet al doen,
wanneer jij piij daarom vrhagt, kleine toovenares!"
Zijn stem klonk half verstikt.
Tlso lachte vroolijk. „Er is niets mooiers dan zijn
wil door te zetten. Komisch bij jou valt me dat
niet zoo moeilijk on do mannen moeten nog wol
stijfhoofdig zijn."
„Dat ik Je die Jacht •'laat meerijden, is eigenlijk
een groote lichtzinnigheid, lieve Ilse. Je bent nog
niet heel zeker."
„Ben ik wol."
„Jouw kleine lege nspr ©ekster, jij hebt steeds het
laatste woord."
„Mijn voorrecht ais «dame. En 'nu maak ik snel
vota bruikbaar water te verkrijgen, iw.-iL voor kar
teren of lango.-on 'tijd verijdelen, door hij hel boren
van het gut in doii grond vul! water to gebruiken,
waarmede do watergevende grondlagen sterft besmei
kunnen warden. Het geld aan sol i tui© hou hm norion-
buizen besteed, is zeker gocn iiutleloozo. overbodig©
uitgaaf. Ook is het verstandig het bovenste gedeelte,
voor zooverre <111 gewenscht is met hot oog op tien aard
der grondlagen, met bladlood te laten omgeven. De/o
wenken verdienen alle overweging; do groote fouten
zitten evenwel in den toestand van hol reservoir en do
pomp. Het komt-nog al eens voor. dat men een nor-
Ionbuis heeft laten slaan in de oude beslaande drang-
waterput, zoodnt het reservoir bodemloos is en niet
ondienten wand. De gedacht© zit dan wellicht' voor,
dal er toch voldoende Idoorstrooming plaats heeft om
besmetting met grondwater tegen te gaan, maar dan
ontbreekt do noodigc zekerheid cn hoe dikwijls wordt
die doorslrooming tijdelijk of voor goed minder van
kracht ,en hoe fciikwijls ziet men een tweedon uitloop
lager dan den eersten aangebracht, zoodat lift gevaar
van het binnendringen van het slechte grondwater al
grooter wordt. Dikwijls wijst hot" bacteriologische on
derzoek van het uoriónwater uit. dat liet met slecht
grondwater in 'Sterke mate besmet is.
Een tweede groote fout wordt begaail door het re
servoir gelijkvloersdi te maken me! dc omgeving, veelal
bcstaauce uit een Straatje. De afdekking der put be
staat uit oen paar houten plankies met een gal voor
de pomp. Bij deze inrichting is net onvermijdelijk ge
volg, dat er van boven wat vuil schrob- of boenwater
in do put terecht komt. Dc mei den grond gelijk.lig
gende. altijd min of meer vochtig© houten afdekking
is spoedig aan bederf ondeihevig en beveiligt de put
niet tegen slakken en andere ongowenschtc gasten.
Terwijl dc nortonput buitenshuis gemaakt is, brdhgl
men soms gemakshalve deze ©in verbinding met een
bestaand® drangwateinput in liet huls, teneinde daar
ook met „nortonwater" te klinnen boenen. Ik behoef
or nu niet meer op te wijzen, waarom het wal er ui!
zoo'n bijnul zonden doorslrooming mei een dikwijl-,
'ondichte leiding door verontreinigden bodem nHcrmind
op den ijnam vnn deugdelijk nor Ion wal or aanspraak
kan maken.
Het vuile boenwater 'behoort uit de omgeving dor
put weg .ie kunnen loopen, zander daar e:w vuile klad-
<Jjg-' plials te maken. Daarop worit ook dikwijls
mOt voldoende gelet. Ilel moet m.ia.r al Ie veel in den
grom! veidwynen. Men ziel wol eens de bestraling,
waar geboend wo dt. in verzakking, omtial hel wnter
zijn weg vindt naar de put met ondiehton wand en grond
med ©voert.
liet hoeft mij steeds verwonderd, dal do tawoners
vnn do zuivel boerderijen, dl© toch weten, dat .rein
heid in dat bedrijf een eerste vereischlc is, zoo wei
nig oog hebben voo'r bovenaeaioemde zaken, waarme
de zij hot geheid eens zijn, indien zij er op gowozrjn/
worden. Ik geloof, dut men or niet op lel, otmdal do
pul onder den grond zit E|u toch is hei heef good
mogelijk ren govrle Virloni'iiriehBng Ie kri|gen, waar-
-er een volgenden koer.
Dr. L. 1. C. SCHUIL
RUkszuIveleonsulent voor Nd.-Holland.
Wordt vervolgd.
B rgerlijke Stand.
GEMEENTE SINT MA AKTEN
Geboren: Jan, zoon van Jaeob Jloos en Vrouwtje
geel. Alida, dochter van Sijbrand Bakker en-Dirk'jlH
Koordes. Jannetje, dochter van'Arie Htlns en Geer
tje de .Broe. Hor pol in, zoon van 1'loter Koning- en
Jon&ima Hnndrioa Fordinandus. Gornolis Görrlt, zoon
van Klaas Boontjes en Aagje van /nonen. Anna,
dochter van Pirter Rtins on Muurtje Noefkos. -
Ondertrouwd, Gehuwd on Overleden: üoene,.
GEMEENTE PETTEN.
Geboren; Gorrfelis Jncob, zoon van JftOOb Vries
man on Hoertje Riesling. Guurtje, dochter van Jan
Timmerman en Elisabeth Sinit.
Overleden: Levenloos aangegeven kind vnn - het
mannelijk geslacht van Jncob •Vriowuan, on Geertje
Klosling.
GEMEENTE SINT PANCHAS.
Ingeschreven vnn 1—15 Juli 1915.
Geboren: Jan, zoon van Klaas Hoos en Mftrljtjie
Wagenanr.
Overleden: Jantje Slijkor Jsdr., 8 maanden.
Gehuwd: Geen-\
GEMEENTE otfoE NIEDORP.
Ingeschreven vim 131 Juli 1915.
Geboren: Simon Petrus Adnanus, 'zoon van Pe
trus Klaver en Elizaboth Gathnrina Qua*. Nicolaas
Theodorus, zoon yan Pietier Mul en Agal'ha Groot.
Margarehti Elizaboth, dochter van Jacohus Pronk
on Elizaboth Hommer.
Ondertrouwd: Jacob Sinnige, weduwnaar van Mie
tje Groen, alhier *n Lijntje Rpil, alhier, -onlangs te
Grootebroek. 1
Getrouwd en Overleden: Geen/o.
GEMEENTE W A KM EMIl !IZEN.
Ingeschreven van 181 Juli 1915.
Geboren: Nicolaas Johannes, z. v. Franciskus Most-.h
en Grietje van Duin. Willem, z. v. Willem de .Vet
en Guurtje de Visser. Johannes Adrianus, z. v. Jo
hannes Groot c ii Ai ma Maria van Lierop. Divera Catha-
rina, d .v. Jan Klaver cn Anna Jolumnn Tak.
Ondertrouwd!: Petrus Johannes Pronk, 25 ja-ir. koop
man en IJda Molenaar, 23 ,jaar, beiden to 'armen
huizen.
GchuWdGeene.
Overleden: Duifje Kruk,- 43 jaar, cchtgenoote van
Pictor Klant
do tafel 'klaar. Wij eten vandaag wat vroeger, 'om
dat jij nog naar Binschen moet rijden."
„Eigenlijk heb ik geen lust meer."
„Hoe jammer, en ik had zoo graag jnee gewild."
„Dat verandert de zaak. Maar een donkere japon,
Ilse begrepen?"
.„Natuurlijk. Ik ben toch'niet Zij maakte een
heel duidelijke beweging met haar vinger naar haar
voorhoofd.
„Irma zou in elk geval jn een witte japon met
een vlindernet en botaniseertrommel op de jacht
gaan. Ik herinner me dat daarover onze eerste
twist ontstond, dat zij in een dusdanig costuum mij
de eerste maal op de jacht wenschte te vergezel
len."
Ilse lachte luid en vroolijk. -„Dat is juist goed
sW.ds Wen en laten leven. Den "bok verlengde
zij op die n .anierbeslist zijn leven wat?"
„"Vermoedelijk wel."
Kurt opende de deur en liet Ilse voorgaan. -Aar
zelend volgde hij haar. De zonneschijn bleef buiten.
In. buis was het koel en schemerig.
3Cr liep hen beiden een rilling langs den rug.
Geldern had sinds eenigen tijd een ware antipathio
tegen hot huis. Een Alp werd hom op do borst ge
legd, zoodra hij de stille en donkere, kamers Bo-
trad.
Zorgen keken als spinn.cn uit 'allo hooken, om
hem, zoodra hij maar binnentrad in haar netten
t» trokken. Zonder zijn vrouw goedendag t'o zoggen,
ging hij dadelijk naar zijn kamer om oonlgg nood
zakelijke zakenbrieven te schrijven. Hij zag 'Irma
zeer dikwijls bij het middageten voor do eerste maal
Daar do hoop, om van zijn zwager 'geld los to
krijgen niet vervuld was, moest er aan cn ande
ren uitweg gedacht worden. Lang zat hij jnot do
pen in de hand voor oen brief, maar hij schroef
g»en letter, maar toekende allerlei kruisjes on
streepjes. Tot wien moest hij zich -wenden? Ben
voorzichtig zakenman gaf bepaald geen 'geld moer
en ««usoliodten maakten misbruik van zijn positie en
jlietou Jiom grove woekerwinsten betalen.
Hop zou hij die kunnen betalen? Hij geraakte
steeds dieper in de ellende.
Wordt vervolgd