Schagsr Courant. TWEEDE BLAD. DE LIJFRENTE. EENÖFÏm Zaterdag 1B September 1915. 58ste Jaargang No. 5662. De stille, oude heer met het vriendelijk j, blozen de gezicht onder het dichte grijze haar, die in een kleine villa in:een voorstad van München woon de, pleegde zijn morgenuren met een waar 'beha gen te genieten. Het was zoo héérlijk rustig in zijh jonggezelleaojwoning. Hij 'luisterde naar het gezang der vogels, keek lang en zorgvuldig naar zijn bloe- «L uien op de vensterbank en lachte vergenoegd voor zich been, dankbaar voor de zon, voor den lentedag, voor ui net mooie aat zijn oogen 'ctaar bunen m het bloeiende tuintje in het vroolijke morgenlicht konden - aanschouwen. Ook in zijn woonkamer was het'licht en vroolijk. De karnervogel kreeg zijn suiker, eer hij zelf aan aijn ontbijttafel plaats nam. De courant lag klaar. La de koffie kwam een 'ander genot: de morgen- sigaar. i Terwijl de geur van de Havflnnah door het ver trek trok, vietp de cvhza/me levenskunstaar lief devolle blikken cp rijn schatten aan de wanden. Het waren heerlijke kunstwerken in zijn oog. Hij, de bescheiden kopergraveur en radeerder, voelde zich zoo klein bij deze meesters, wie in het bizonder zijn vcreering en bewondering gold. Maar in de begees terde bewondering, in de groote aandacht, waarmee hij bun werk gadesloeg, kwam ook zijn eigen echte kunstenaarsnatuur tot uitdrukking. En in zijn kamertje heerselite, als een geest uit vroeger eeuwen, een verheven rust, terwijl enkele meters verder hot stadsgewoel hem voorbijrolae. Een paar morgenuren waren voor den vlijtigen man vlug genoeg met arbeid doorgebracht, toen er gebeld werd. Na een 'oogenhlik kwaim de huishoud ster met een verbaasd gezicht binnen. „Mijnheer Lenz! Er is een dame buiten. Zij ziou \i graag wil len spreken." 1 r[ „Mij? Een dame? Ja maar, cm Godswil,-wie mag dat wel zijn?" Hij las met angst het kaartje: „me vrouw Alinje Steltenberg." Hij was verlegen en ge heel in de war. „Weet je niet wat zij moet? Au- guste?" vroeg hij gansch radeloos. „Neen, mijnheer Lenz. Het is een mooie dame, nog in haar bseten leeftijd en zij gedraagt zich zeer be leefd." „Maar we kunnen haar toch niet in de gang laten staan. 'Loop dus naar voren en breng haar binnen. Geef haar een stoel. Ik zal even een andere jas Opgewonden door deze ongewone stoornis sloop hij naar zijn slaapkamer. Zijn goedig gezicht was rood, toen hij eindelijk schuchter weer binnenkwam en voor de vreemde bezoekster 'boog. „Verontschul dig mij, dat ik u even moest laten wachten." „O, integendeel, ik mag wel om verontschuldiging vragen, dat ik u bij uw'werk stoor., Overigens heb ik deze «ogenblikken góed kunnen besteden, door uw heerlijke 'schilderijen, te 'bezichtigen." Zij wees naar den wand. „Thans zijn er geen-schilders meer, die zulke werken kunnen maken." Zij had zich bij Lenz met beter kunnen introdu- ceeren dan niet dezen lof op zijn lievelingen. Daar bij trad zij zoo kalm op, babbelde zoo eenvoudig en vriendelijk, dat het Lenz, allesbehalve onaange naam te moede was, ofschoon hij tegenover een C vreemde dame zat, van wie 'hij niet eens wist, wat 1 zij van hem wilde. Het verheugde hem zeer te hooren, dat de dame ook niet veel met de moderne schilders op had, maar voor een gesprek over kunst Vas zij bepaald toch wel niet gekomen. Mevrouw 'Stettenburg prees zijn aardige woning en merkte op, dat het vandaag een -heerlijke dag was. Toen ontstond er een pauze. Eindelijk moest zij wel tot de zaak overgaan, die haar hier had getracht. „Mag ik uw tijd wat in 'beslag nemen?" begon zij wat minder gemakkelijk, bijna als zeide zij een iugestudjerden zin op. -'„Ik zou u namelijk wel de statuten en tarieven willen overhandigen Nan de verzekerings-maatschappij Olymp, en er u op wij zen, hoe praktisch of het tegenwoordig is. om zijn kapitaal, of een deel daarvan in een lijfrente 'om te zetten. U kunt daardoor uw inkom en bijna ver dubbelen. De maatschappij betaalt -u zeven procent inplaats van de ongelukkige drie-en-een-half. Dat i9 voor een ongehuwd 'persoon zeer aan te beve len. Wanneer u het mij toestaat, zal ik mijn papie ren hier laten en 'over een week eens komen infer- ineeren of u soms-geneigd is, n ijn aani iedingen in overweging te nemen, ik kan slechts -herhalen, dat I de voordeelen zoo opvallend zijn, dat een man, di< FEUILLETON. 15. Ilse liet Geldern geen tijd om een verontschul diging te bezingen. Zij knikte hem -vluchtig toe en ging de tuinpoort door. Kurt zag naar na.'Opgewonden ging,hij de ka mer op en neer. 'Zou zij een geheime -'ontmoeting met Ortzin hebben, afgesproken? Irma zou het in ieder geval wel w"eten, indien zij tenminste nog in eenjge betrekking tot 'elkander stonden. Dat moest hij te weten komen' Hij ging naar haar kamer. Irma's. oogen schit terden toen hij bij haar binnentrad. Toen zij ech ter zijn ontstemd gezicht zag, verdlween -die hoop volle glans direot weer. Kurt ging haar het venster en trommelde met zijn vingors tegen de ruiten, zonder 'te Bedenken, hoe pijnigend dat-geluid voor een zieke moest zijn. „Hou alsjeblieft-op," verzocht Irma. „Waarmee dan?" Hij zag haar verbaasd 'aan. „Ik kan dat getrommel op de .ruiten niet verdra gen." „O! vergeef mij als* ik je hinder."' Hij ging met het gezicht van een onschuldig be- leedigde op den stoel bij het raam. zitten en -speelde nu met een klosje 'gareu uit Ilse's werkmandje. - Irma wendde haar hoofd den anderen kant heen, om 'dat niet te zien. Zij wist, dat ook dit onnutte gespeel haar'ha een poosde zou pijnigen. „Heb lje ook liever, dat 'ik wegga?1*" vroeg hij ironisch. „Mijn tegenwoordigheid schijnt -je niét te bevallen," „Neen blijf liever. -Tk heb je reeds lang iets willen vragen." „Wat dan?" 1 „Waarom komt mijnheer Ortzin nooit meer bij ons?" „Waarschijnlijk wü hij niet storen, omdat jij ziek bent" „Dat kan de oorzjaak-hiet zijn. Als Ilse's verloof de is hij toch voor ons geen vreemde." „Hij is niet met Use verloofd." „Sedert wanneer ;dan niet meer?" „Hij is nooit met haar verloofd 'geweest, daar noch wij, noch de voogd toestemming-gaven" „Tk had dat heel 'graag gedaan." „Jawel, dat wiet ik. .lij kui Ilse niet vroeg ge noeg den eerste do beste in de-armen duwen.*' geen familie, geen kinderen heeft, waarvoor hij be hoeft te zorgen, beslist een hooge -winst van de hand als hij riet tot een lijfrente besluit." Zij had met groote virtuositeit gesproken en naar levendige bruine oogen schitterden daarbij'zoo over tuigend en opbeurend, dat de maatschappij bepaald geen betere vertegenwoordigster kon wenscheu. k i en u zeer dankbaar. Ik heb ook reeds zoo af eu toe aan een lijfrente gedacht," zeide Lenz beieefd en teergevoelig, om haar elke verlegenheid Lo sparen, dat zij hem zoo ongeroepen was komen lastig vallen. Eigenlijk had hij nooit aan zooiets gedacht, maar de zaak leek hem nu toch niet zoo kwaad. „Zeven procent! Ei, ei. Dat is bepaald zeer aanlokkelijk. Daar zou men, menig aangenaam reisjb van kunnen maken." „Natuurlijk. Een hoogere rente beteekent ook 'hocger levensgenot. Men is geborgen en'kan zonder krimp zijn inkomen gebruiken," praatte zij ijverig. Hij o nder li ie d zich nog'een poos met de aange name dame, die bepaald een-zeer sympathiek uiter- '■ijj; bezat en begeleidde haar, ondanks haar protest, tot aan de tuinpoort.-' „Arme vrouw," dacht hij medelijdend. „Wat moet dat fc-oi'i pijnlijke betrekking zijn." Wanneer hij zich moest 'voorstellen, dat hij zoo naar vreemde menschen moest gaan, dan -liep hem oen rilling langs den rug. Een paar dagen later maakte hij op een namid dag een wandeling naar het Isardal en toen hij'daar in een stil tuintje onder de vruchtboomen een plaatsje inn.am, om zijn 'koffie te drinken, zat daar aan een tafeltje naast hem een dame, die hem be kend voorkwam. Eigenlijk viel hem alleen den zwarten hoed met de lila veeren op, dien moest hij bepaald nog eens-hebben gezien. Toen zij hem het gezicht toedraaide, groette hij vriendelijk. Dat was immers zijn bezoekster van den vorigen Maandag, de agentes. Daar zij beiden zoo alleen aan de lange rij tafel tjes zaten, ontspon zich een gesprek. Hij had het onmogelijk kunnen zeggen, of hij, of zij de opmer king had gemaakt, dat het vandaag, zulk heerlijk weer was. Daar zij nem naar den naam van den berg vroeg, die achter den groenen oever opsteeg, trad hij op haar tafeltje toe. De kellnerin bracht juist liUn bei der koffie. Hij ging naast haar zitten en heiden voederden met de oudbakken koeken de kippen, die hongerig rondom hen trippelden. Mevrouw Aline kwam hem eigenlijk reeds als een goede bekende voor. Hij had zich nooit -nog zoo 'gemakkelijk met iemand anders onderhouden. Zeker, 't was waar, zij sprak bijna alleen. -Zij was weduwe en had groot ongeluk gehad. Haar man was uit'een rijtuig geslin gerd en had jarenlang ziek gelegen. „Ach, hoe moeilijk is het voor een vrouw om zich door het leven heen te slaan. Wanneer men niets bezit dan een klein pensioen." Zij: vertelde hem dat alles op zulk een frisschen toon en haar gelaat zag er zoo aantrekkelijk uit, dat dit klagen beele- maal met pijnlijk was. Zij stonden tegelijkertijd op. Lenz merkte op, dat hij nog een eindje wilde wandelen. Dat was ook haar bedoeling geweest, meende zijn gezellin. Zoo wandelden zij samen door het jonge boukorv groen, stonden menigmaal stil om van het heerlijke uitzicht te genieten. 'Aline plukte af en toe enne bloem, en was zeer dankbaar dat haar-metgezel haar den naam kon noemen. „Neen maar, hoe-'kort schijnt ons den weg, wan neer- men met elkaar praat!" zeide zij levendig, toen zij het kleine station van Ludwigshöhe bereikten, waar zij op de electrische tram wilden wachten. „Ik ga dikwijls alleen wandelen-en dan schijnt het mij wol driemaal zoo ver." In stilte moest hij haaj volkomen gelijk geven en knikte haar 'vriendelijk bevestigend 'toe. Zij lachte hem toe met haar warme oogten en-voor de eerste maal ontstond er een pauze in het gesprek. „Ik heb over die geschiedenis van de lijfrente nagedacht," zeide hij, om over iets te praten. Zij was bepaald verstrooid geweest, had aan an dere dingen gedacht, want zij keekwat ontsteld op. !„Ja, zoo de lijfrente O maar dat heeft geen haast," meende 'zij en zag er daarbij wat ver legen uit. "Dan zocht zij vlug een ander onderwerp van gesprek. Hij begreep heel goed, dat zij hier bui ten in die heerlijke natuur niet gaarne aan haar vervelend beroep herinnerd wenschte te worden en hij schaamde zich, dat hij dit-zoo taktloos had ge daan. Des te vriendelijker drukte hij^haar hij het al'scheidnemen de hand en bedankte haar voor het aangename gezelschap. Zij verzekerde hem, dat het voor haar een prettige namiddag was geweest en zij hoopte, dat zij elkaar nog eens zouden aantref fen. Den volgenden morgen kreeg de -eenzame man tot zijn \errassing een grooten zak gestuurd, waarin een heerlijke koek lag. ..Met vriendelijke groeten, Aline Stettenburg," verklaarde een bijliggend kaar tje. Hij lezon zich nu, dat hij Lij de koffie ge klaagd 1 ad o\er de oi (Hakken koek en had be weerd, dat zijn moeder alleen het verstond om een /andtaart te bakken. En nu steeg vanuit den zak hem een heerlijke geur in den neus. Het was „On dat deze eerste juist de beste was," zeide rma rustig. Zij richtte zich op en zag haar man vast in do oogen. „Ben jij lusschen beiden getre den, Kurt? Wat is er gebeurd? Ilse wil niets zeg gen." De klos vloog in het werkmandje. Met een -ruk stond Kurt op en trad dicht voor Irma's bed. Zij schrok, toen 'zij zijn gelaat zag. In zijn op gewonden bliksemende oogen las zij een duidelijke uitdrukking van haat het was de boozo blik van een reprikkeld, gepijnigd man, die aan hot einde zijner zelfbeheerschmg is. „Ja, Ik ben tusschen beiden getreden," zeido hij zacht, met onderdrukte stem. „Ik 'laat haar niet over aan Ortzin aan *hem niet en ook 'aiin geen ander." Irma voelde een anget% kloppen van hifar arme, zieke hart. Een beklemmend gevoel van angst kwam haar in de keel. „Waarom Ilaar wijdgeopende oogen klemden zich In naino- looze "angst .aan de gelaatstrekken van haar man. „Waarom? Omdat ik haar liefheb, grenzeloos hartstochtelijk! Omdat zij de mijne zal worden.!** „En of zij jou ook liefheeft, daarnaar vraag jo maar niet?" J „Ik geloof, 'dat zij mij bemint. Zij waagt het al leen niet, het zichzelf te bekennen. Maar .k heb mijn redenen om het te geiooven 'te hopen." „En ik sta nog alleen tusschen jou en de verwe zenlijking van j,e wenjschen?" Met een onbedwingbaar ongeduldige -beweging haalde hij de schouders op. „Duurt het je te lang, tot ik sterf?" vroeg Irma zacht. Kurt schrok van dien toon. Het klonk heesch en toch zoo merkwaardig opgewonden. Hij zag 'aan de beweging der plooien -van haar nachtgewaad, het krajr.achtig vlugge slaan van het hart. Eensklaps kèerde zijn "bezinning terug. „Wat is dat'voor een dwaze vraug, Irma?tracht te hij zich te herstellen. „Je moet, wat ik zoo juist gezegd heb, natuurlijk niet ernstig nemen, ik „N^en, ik neem het ook niet ernstig op," her haalde zij rustig.-„Het was natuurlijk alleen scherts. Erg gepast vind ik dat evenwel niet. Zeg mij nu nog, waarover 'Ortzin en Ilse getwist hebben." „Hij wilde, dat zij Glockenburg zou verlaten.' „En zij weigerde?" „Ja, terwille van jou." „Weer ik de hinderpaal." Een bitter glim lachje vertrek 'den Moeken moftd. ,.\\*P»:t Ortzin iets \an je. liefde vror Ilse?" „Misschien is hij ijverzuchtig. verbazend opmerkzaam van de dame, maar 't bracht hem leeiijk in de verlegerheid. Hij aon zich d-y.c koek niet cadeau laten 7- r.%» haar zenden, zonder haar te beieedigen? Hij Irak zich daar den ganschen dag het hoofd over en tenslotte vond hij niets passenders dan een azaJia en deze zond hij haar. 'Der. hij <ien volgenden morgen aan den arbeid was, kwam zij zeer opgewonden hem bedanken. „Neen, inaar dat was nu toch niet noodig geweest. Ik had mij er op verheugd, dat u-mijn koeken zou den .-maken. U kunt niet gelooven hoe het mij spijt, nooit eens voor iemand w»t te kunnen koken. Er is voor een vrouw geen grooter vreugde, dau ook iets lekkers klaar tc maken en dan-te zien hoe 'tieonand smaakt, dien men genegen is. Maai- ik ben toch erg Mij met de azalia. Het is mijn lievelingsbloem. Hoe merkwaardig dat u dat1 juist zoo wist te naden. Voor haar op tafel lagen de papleren van de verzekeringsmaatschappij, die zij hem had gebracht. Maar zij deed alsof 'zij ze niet zag, zij sprak ook geen woord oyer de lijfrente, die zij hom Toch zoo warm had aangeprezen. Hem spookte deze zaak werkelijk in het hoofd i .'Tid cit hij deed -uou paar .UiuM ceu L... het zakelijke te bespreken. Maar zij was veel handiger met de tong dan hij en zij sneed hem steeds het woord af. „Ach, mijnheer Lenz, ik heb een vriendelijk ver zoek aan u. Gaat u eens met mij -naar een -schilde rijententoonstelling. Over een paar dagen wordt er een geopend. Mag ik dan eens met u mee? Ik stel het mij 7S-o schoon en leerzaam voor, om door een kunstenaar te worden rondgeleid en ik ver trouw ln deze geheel-en al op uw oordeel." Hem waren die gesprekken over kunst eigenlijk eén gruwel en hij kon schilderijen bekijken als hij alleen was. Maar hoe 'had hij het verzoek eener daine kunnen weigeren. Eigenlijk moest hij er zich over verbazen, dat er een vrouwelijk wezen bestond, dat in alle opzichten zoo precies zijn sr.aak en 'opvattingen deelde als mevrouw Aline. Het was wonderbaar, hoe zij alles liefhad, bevoorrechte, steeds geliefd en steeds be voorrecht had, wat hem dierbaar was: de rust, de eenzame natuur, do bloemen, de kunstenaars van vroeger, enz. Hoe zij 'alle drukke gezelschappen haatte, evenals theaters on alle groote menschenver- za"ielingen. -Dat zij trots dat een aanspraak zocht en blij over een passende begeleiding was, kon Lenz zich nu begrijpen. Zij praatte immers zoo gaarne en zoo levendig, en wie weet bo© onbeleefd en in dringend de menschen haar behandelden, die zij als agentes naderen moest Eigenlijk streelde het hem toch, dat die frissche, aardige vrouw zoo duidelijk welbehagen in zijn ge zelschap vond. Op de schilderijententoonstelling, waar zij alles bewonderde, wat hem beviel, ook hoofdschuddend voor de „modernen" gestaan had, verzocht zij hem, om hem een schilderij-te mogen'laten zien, dat zij van haar man geërfd had en - voor zeer - waardevol hield, voor een van een ouden meester. Na enkele dagen kwam zij met het zorgvuldig in gepakte schilderij, dat zijns -inziens eon onbedui dende oude copie was. Hij zeide haar dat natuurlijk niet met zulke harde woorden,-maart uitte toch zijn grooten twijfel, of het bij een "verkoop meer dan tien mark zou opbrengen. Daar 'zij hierover zeer teleurgesteld scheen en vertelde, aat zij dit -'schilderij als 'een schat had bewaard voor tijden van nood, die haar -minstens honderden moest inbrengen, meende hij, om haar een weinig te troosten en ook olm de aangelegenheid af to wikkelen, die hem gewichtig was geworden: „Ik wil hopen 'dat u betere zaken maakt, als u mij voor de verzekeringmaatschappij -inschrijft. U krijgt daar toch in elk geval provisie en procenten van, niet waar? En ziet u, ik heb besloten, om inijn heele kapitaal voor een lijfrente uit 'te zetten. U hebt mij. door uw overredingskracht tot dezen 'stap gebracht. Dus verdient u werkelijk, dat de maat schappij zich voor u erkentelijk toont, want zonder u -wie weet, of ik daar ooit toe was gekomen." Zij zag er allesbehalve verheugd uit. Integendeel, zij greep met zekeren onwil naer de papieren, schud de met een rimpel tusschen de wenkbrauwen het hoofd en riep eindelijk-afwerend: „Neen, -neen! Deze verantwoordelijkheid wil ik niet op-mij nemen. Het zou mijn schuld zijn, dat u uw heele vermogen uit handen 'gaf I Neen, 'wat ik u bidden mag, mijn heer Lenz, doe mij dat niet-aan! Stel het ten minste nog wat uit." „Maar, beste mevrouw Stettenburg ik begrijp u werkelijk niet. Het is toch uw beroep, om de maatschappij aan te bevelen! Ik hoop, dat u dat niet zou doen, als u niet volkomen overtuigd was, dat u dit met 'een goed geweten inocht doen! U twijfelt toch niet aan haar soliditeit?" Zij was /eer verlegen geworden; voor de eerst».* maal scheen haar handigheid 'haar to hebben ver laten, want zichtbaar 'wist zij niet meer, wat zij moest zeggen. „O neen-bewaar mei Begrijp mij niet verkeerd: Als u dat zoo wildet opvatten, zou dat een mooie geschiedenis voor mij worden. Ik -bedoelde al- „Zoo als het mij voorkomt, niet -zonder reden. Het is goed ik weet genoeg." Irma viel in het kussen terug. Kurt schrok, toen hij haar vaal gezicht zag. Alleen de oogleden tril den voor het overige waren haar gelaatstrekken levenloos als een marmeren beeld. Een gevoel van berouw steeg in hem op. Hij boog zich over haar heen en greep hcur hand. Zij trok ze heftig weg. „Ik wil alleen zijn!" Nog eens richtte'zij den blik op hem. De-wijdge opende oogen staarden hem aan. Een huivering liep hem over den rug. Hij mom pelde Iets onverstaanbaars en verliet haastig de kamer. r Irma bleef alleen. „Dat is het einde," zoido zij zacht. Kurt had Ilse lief! l' Itceds lang'Had zij het vermoed; maar lioo groot moest zijn hartstocht wel zijn, dat-hij daarover met haar, zijn vrouw, sprak. Dat was geen licht ont vlamd en gemakkelijk weer verdwijnend gevoel, zoo als zij gedacht en gehoopt had neen, dat was een vurige hartstocht, waarvoor geen hindernissen meer bostonden en geen tempering' wilde kennen. Alleen haar armzalig leven stond nog tusschen hem en zijn geluk. Kon zij er hem een verwijt van maken, dat hij haar dood wenschte? Heete tranen kwamen ër in haar oogpn. Met de hard streek zij oyer "de brandende oogleden. Tranen? Waarom zou zij schreien? Zij had het eigenlijk -reeds lang geweten en zich alleen het te genovergestelde willen wijsmaken. Zij had gehoopt, dat als Ilse met Ortzin-getrouwd was. en zij weer met Kurt alleen leefde, zij zijn verdwenen liefde langzaam te.rug zou winnen. Het was zelfbedrog en een teleurstelling geweest, Nooit zou hij haar weer beminnen. Dat ook Ilse Kurt lief had geloofde zij niet. Ilse beminde Ortzin. De twist tusschen hen beiden was over haar ontstaan. Was zij gestorven, dan kon den zij zich weder verzoenen. Ilse moest in ivder geval gelukkig worden! ltaar gedachten draaiden in een cirkel in haar pijnlijk hoofd rond.- Er was geen uitweg niets 'dan smart verwar ring en strijd, zoolang zij leel'de. Zoodra -/ij stierf kwam-alles tot zijn recht, werd de weg efren. Waarom zou zij hun dat genoegen niet doen? Met moeite stond zij op en hield zich aan de meubels vast. Het werd haar zwart voor ,1e oog^-n. Ib-t l lood suisde in de roren. Sedert weken had zij geen \oet verzet. Langzaam bereikte zij haar doel, lleen, dat. mij tegen-act u do verantwoording drukt "mdat bet zou u not,- kunnen berouwen, z'ch zot? de ha.rtd •- te herben e">onden en ik daarvan de schuld zou dragen."' „U hebt mij toch zelf verklaard, dat Ür. mijn i. komsten kan verdubbelen?" „Ja, maar het kapitaal geeft u toch uit uw handen, voor altijd."' „Natuurlijk: Doch ik 'heb geen naaste bloedver wanten. Reeds dikwijls heb ik er mij aan geërgerd, dat mijn kapitaaltje aan wildvreemde neven zal toe vallen. Krijg ik meer -teute, dan kan ik bij mijn leven nog wat weggeven en heb-ik daar'zelf genoe gen van en oogst dank bovendien. Zooals gezegd, u hebt het mij zelf zoo aanlokkelijk voorgeschil derd." „Eerlijk gezegd, mijnheer Lenz, toen ik u opzocht ik moet natuurlijk de ongehuwden uitkiezen kwam u mij ouder vooa* dan nu," begon zij vleiend niet roodè wangen en zonder hem aan te zien. „Mijn God, op 'uw jaren, wie weet, kon er toch nog we'1 eens een verandering in uw positie plaats grijpen, het zou u wenschelijk kunnen voorkomen, om niet langer 'alleen te zijn. Ik bedoel alleen, dat u de zaak met moet overijlen. Ik uad u slecht- aan, alles rijpelijk te overwegen. Het heeft immers don tijd nog!" Zij was opgestaan, onderwijl zij deze woorden veel minder beslist en giad luid gesprokén dan an ders, en greep naar haar schilderij. Hij wilde haar behulpzaam zijn, om haar schil der!,) weer in te 'pakken, daar zij zich tamelijk on- hanrbg aanstelde, als neefden haar vingers 'van in nerlijke ^rtroerlrg. „Dank n zeer, mijnheer Lenz ach, u is zoo goed en vriendelijk! Ziet u. ik heb met u tot nu toe zoo mooie uren doorgebracht, ik heb -in deze poëtische kamer weer vertrouwen in de menschen gekrcgi-n. En daarom daarom hindert-het mij, dóca* mijn zuiver zakelijk voorstel in uw leven-in te-grijpen. Ik weet niet, of u dat gevoel kunt begrijpen. U is voor mij geen vreemde als de anderen Het scheen hein werkelijk-alsof zij vochtige «ogen had, en hij was zelf geheel verward, toen 'zij in verlegen haast weggesneld was. Hij stond aan het venster, zeg haar na, toon zij door den tuin ging, en -voelde hoe 'het angstzweet op zijn voorhoofd kwam. Daarom dus! Daarom wilde zij niet meer over de lijfrente spreken, daarom scheen zij zich in een zoo wonderlijke tegenstrijdigheid te verliezen I Zij meende, dat hij nog zou kunnen trouwen! Zij hoopte, dat hij haar de hand zon aanbieden! Hij nog trouwenl Het was hem, als werden zachte, warme, stree*- lende handen om zijn hals gelegd. Die aanraking had iets heerlijks, liefs, maar zij benam hem den adem, zij benauwde hem, alsof hij moest stikken. Zoo warm, 7.00 'rouwhartig, zoo verlangend had zij hem aangezien, mei een zoo goedigen, Heven blik J De arme vrouw! Zij was zoo alleen in do wereld, en zij verlangde zoo hard naar een rustig tehuis, naar een mensch, voor wien zij 'goed kon zijn! Dat zij vriendelijk over hem dacht hij-moest hot wel golooven, hoe ongewoon het hem ook scheen. In rijn jeugd had hij geen geluk bij de vrouwen gebad. Hij was altijd te 'schuw, te schuchter ge weest; de eene, die hij het 'vurigst bemind had, was hem door een ander voor den neus wegge kaapt, voor zij nog eenig yermoeden van zijn ge heim» bewondering had. Dat heta nu, 'cp rijn ou den dag, nog een vrouwenhart zou toevallen, hot was werkelijk "roerend. Ach, als zij het hem nog eens zeide, als zij tenslotte begon te schreien, dan was hij machteloos,i dat wist hij; dan deed hij alles wat rij van hem verlangde! Tranen kon hij niet zien, daar "kon hij niet tegen strijden,! Zelfs voor een lief, teeder verzoek, een zacht woord kon hij geen stand houden; daarvoor kende hij zich te goed. Het was hem ook nu zoo week, zoo rusteloos, zoo vreemd te moede deze vochtige oogen, die lieve blik. het verlegen 'gestamel hadden 'hem vol komen uit zijn evenwicht gebracht. Rusteloos ging Rij in zijn kamer op en neer; hij kou nie* werken, hij kon niet eten, hij kon 's nachts ook niet slapen. En steeds sterker en beklemmender werd de vrees, de angst voor zijn eigen goedmoedige zwakheid, de schrik voor de toekomst. De gedachte, bemind te worden, had iets aantrek kelijks, zeker! Maar als hij overlegde, dat hij dan nooit meer alleen zou zijn, dat een vreemde wil, een vreemde vrouw hem zou boheerschen, die hij nooit, nooit meer zou kunnen afschudden, dat het inet *t stille alleen voor zich zelf leven gedaan was, dan werd hij door ontzetting aangegrepen, alsof hij moest vluchten voor een vreescüjk gevaar, alsof hem een strik om den hals zou geworpen worden. En dit wist hij: wanneer hij Aline weerzag, als zij hem werkelijk haar liefde bekende, dan was hij verloren. Hij bezat niet de kracht zich tegen baar wenschen to verzetten. Hij zcu ook in de toekomst moeten doen, wat zij wilde. Terwijl hij slapeloos in de kussens lag, werd hem deze gedachte zoo folterend, dat hij als een dren- een kleine kast, waar Ilse de morphine had wegge sloten, Irma glimlachte. Wat een 'nuttelooze voorzich tigheid! Een druk van haar zwakke vingers wus vol doende om het oude slot te openen. Zij hurkte hui verend op den yloer neer met bet fleschje in'de hand. Zacht kreunend steunde rij het pijnlijke hoofd tegen de deur van het kastje. Irma's hart sloeg luid met -zware, doffe slagen; dikwijls zette het 'zich uit daarop kwam dan weer dat ontzettende angstgevoel, een vrcoselijke aanval van verstikking over haar. Zij kende-die ver schrikkelijke gewaarwordingen maar al te goed. Welke smarten verscheurden het arme hart, tot hot eindelijk stil mocht staan! Haar 'leven trok in wisselende beelden vlug aan haar geest voorbij. ZIJ was weer in de studeerka mer van haar vader een moederloos, vroegrijp kind, steeds stil en eanzaaim, zacht'met do poppen fluisterend, oïn vader niet té hinderen. Later werd zij zijn kleine helpster, die met haar rond kinjL.u*- lijk schrift reeds copieën voor 'hem maakte, hom bediende, het huishouden voerde zoo goed als maar mogelijk was. Zij had Ilse voorgelogen. Een lee- lijke jaloerschheid verscheurde haar het hart, toen Ilse's moeder, de jonge, mooie weduwe, -met haar vader huwde. Wat was zij yoor den vader gedurende de korte jaren van zijn gelukkig -huwelijk? Niets een schuw, stijf, 'halfvolwassen meisje, die hij vluchtig over het haar streek, als hij haar 'toevallig aantrof in de kinderkamer, waar hij op Ilse, zijn lieveling, wachtte. Na den dood der jonge vrouw nam zij weer de plaats van 'huishoudster in; maar de nooit geheel overwonnen smart haar& vaders toonde haar duide lijk, dat zij de ledige 'plaats in zijn hart niet kon innemen. - Als een voorjaarsstorm kwam de liefde van Kurt over haar. Zijn hartstochtelijk aanhouden om -haar wekte baar op uit het rustige, gelijkmatige leven. Zij, die altijd in de schaduw had gestaan, bloeide op als een roos onder zijn vurige ■liefkoozingen. Langzamerhand waren daarop zijn gevoelens 'ver koeld. Het werd weer stil en 'koud om haar heen een eenzame studeerkamer, waar zij verdiept in de studies van haar vader, de droefheid over het vervlogen liefdesgeluk, tevergeefs trachtte te over winnen. Toen kwam Ilse. Haar teederheid werkte als bal sem; maar ook in'bet leven van Ilse nam zij géén eerste plaats in. In nieönands hart was zij de e<*j stc. Haar dood 'zou geen onheelbare wonden verooizu-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5