Schagsr Courant.
TWEEDE BLAD.
DE LIJFRENTE.
EENÖFÏm
Zaterdag 1B September 1915.
58ste Jaargang No. 5662.
De stille, oude heer met het vriendelijk j, blozen
de gezicht onder het dichte grijze haar, die in
een kleine villa in:een voorstad van München woon
de, pleegde zijn morgenuren met een waar 'beha
gen te genieten. Het was zoo héérlijk rustig in zijh
jonggezelleaojwoning. Hij 'luisterde naar het gezang
der vogels, keek lang en zorgvuldig naar zijn bloe-
«L uien op de vensterbank en lachte vergenoegd voor
zich been, dankbaar voor de zon, voor den lentedag,
voor ui net mooie aat zijn oogen 'ctaar bunen m
het bloeiende tuintje in het vroolijke morgenlicht
konden - aanschouwen.
Ook in zijn woonkamer was het'licht en vroolijk.
De karnervogel kreeg zijn suiker, eer hij zelf aan
aijn ontbijttafel plaats nam. De courant lag klaar.
La de koffie kwam een 'ander genot: de morgen-
sigaar. i
Terwijl de geur van de Havflnnah door het ver
trek trok, vietp de cvhza/me levenskunstaar lief
devolle blikken cp rijn schatten aan de wanden. Het
waren heerlijke kunstwerken in zijn oog. Hij, de
bescheiden kopergraveur en radeerder, voelde zich
zoo klein bij deze meesters, wie in het bizonder zijn
vcreering en bewondering gold. Maar in de begees
terde bewondering, in de groote aandacht, waarmee
hij bun werk gadesloeg, kwam ook zijn eigen
echte kunstenaarsnatuur tot uitdrukking. En in
zijn kamertje heerselite, als een geest uit vroeger
eeuwen, een verheven rust, terwijl enkele meters
verder hot stadsgewoel hem voorbijrolae.
Een paar morgenuren waren voor den vlijtigen
man vlug genoeg met arbeid doorgebracht, toen er
gebeld werd. Na een 'oogenhlik kwaim de huishoud
ster met een verbaasd gezicht binnen. „Mijnheer
Lenz! Er is een dame buiten. Zij ziou \i graag wil
len spreken." 1
r[ „Mij? Een dame? Ja maar, cm Godswil,-wie mag
dat wel zijn?" Hij las met angst het kaartje: „me
vrouw Alinje Steltenberg." Hij was verlegen en ge
heel in de war. „Weet je niet wat zij moet? Au-
guste?" vroeg hij gansch radeloos.
„Neen, mijnheer Lenz. Het is een mooie dame, nog
in haar bseten leeftijd en zij gedraagt zich zeer be
leefd."
„Maar we kunnen haar toch niet in de gang
laten staan. 'Loop dus naar voren en breng haar
binnen. Geef haar een stoel. Ik zal even een andere
jas
Opgewonden door deze ongewone stoornis sloop
hij naar zijn slaapkamer. Zijn goedig gezicht was
rood, toen hij eindelijk schuchter weer binnenkwam
en voor de vreemde bezoekster 'boog. „Verontschul
dig mij, dat ik u even moest laten wachten."
„O, integendeel, ik mag wel om verontschuldiging
vragen, dat ik u bij uw'werk stoor., Overigens heb
ik deze «ogenblikken góed kunnen besteden, door
uw heerlijke 'schilderijen, te 'bezichtigen." Zij wees
naar den wand. „Thans zijn er geen-schilders meer,
die zulke werken kunnen maken."
Zij had zich bij Lenz met beter kunnen introdu-
ceeren dan niet dezen lof op zijn lievelingen. Daar
bij trad zij zoo kalm op, babbelde zoo eenvoudig
en vriendelijk, dat het Lenz, allesbehalve onaange
naam te moede was, ofschoon hij tegenover een
C vreemde dame zat, van wie 'hij niet eens wist, wat
1 zij van hem wilde.
Het verheugde hem zeer te hooren, dat de dame
ook niet veel met de moderne schilders op had,
maar voor een gesprek over kunst Vas zij bepaald
toch wel niet gekomen.
Mevrouw 'Stettenburg prees zijn aardige woning
en merkte op, dat het vandaag een -heerlijke dag
was. Toen ontstond er een pauze. Eindelijk moest
zij wel tot de zaak overgaan, die haar hier had
getracht.
„Mag ik uw tijd wat in 'beslag nemen?" begon
zij wat minder gemakkelijk, bijna als zeide zij een
iugestudjerden zin op. -'„Ik zou u namelijk wel de
statuten en tarieven willen overhandigen Nan de
verzekerings-maatschappij Olymp, en er u op wij
zen, hoe praktisch of het tegenwoordig is. om zijn
kapitaal, of een deel daarvan in een lijfrente 'om
te zetten. U kunt daardoor uw inkom en bijna ver
dubbelen. De maatschappij betaalt -u zeven procent
inplaats van de ongelukkige drie-en-een-half. Dat
i9 voor een ongehuwd 'persoon zeer aan te beve
len. Wanneer u het mij toestaat, zal ik mijn papie
ren hier laten en 'over een week eens komen infer-
ineeren of u soms-geneigd is, n ijn aani iedingen in
overweging te nemen, ik kan slechts -herhalen, dat
I de voordeelen zoo opvallend zijn, dat een man, di<
FEUILLETON.
15.
Ilse liet Geldern geen tijd om een verontschul
diging te bezingen. Zij knikte hem -vluchtig toe en
ging de tuinpoort door.
Kurt zag naar na.'Opgewonden ging,hij de ka
mer op en neer. 'Zou zij een geheime -'ontmoeting
met Ortzin hebben, afgesproken?
Irma zou het in ieder geval wel w"eten, indien zij
tenminste nog in eenjge betrekking tot 'elkander
stonden. Dat moest hij te weten komen'
Hij ging naar haar kamer. Irma's. oogen schit
terden toen hij bij haar binnentrad. Toen zij ech
ter zijn ontstemd gezicht zag, verdlween -die hoop
volle glans direot weer.
Kurt ging haar het venster en trommelde met
zijn vingors tegen de ruiten, zonder 'te Bedenken,
hoe pijnigend dat-geluid voor een zieke moest zijn.
„Hou alsjeblieft-op," verzocht Irma.
„Waarmee dan?" Hij zag haar verbaasd 'aan.
„Ik kan dat getrommel op de .ruiten niet verdra
gen."
„O! vergeef mij als* ik je hinder."'
Hij ging met het gezicht van een onschuldig be-
leedigde op den stoel bij het raam. zitten en -speelde
nu met een klosje 'gareu uit Ilse's werkmandje.
- Irma wendde haar hoofd den anderen kant heen,
om 'dat niet te zien. Zij wist, dat ook dit onnutte
gespeel haar'ha een poosde zou pijnigen.
„Heb lje ook liever, dat 'ik wegga?1*" vroeg hij
ironisch. „Mijn tegenwoordigheid schijnt -je niét
te bevallen,"
„Neen blijf liever. -Tk heb je reeds lang iets
willen vragen."
„Wat dan?" 1
„Waarom komt mijnheer Ortzin nooit meer bij
ons?"
„Waarschijnlijk wü hij niet storen, omdat jij
ziek bent"
„Dat kan de oorzjaak-hiet zijn. Als Ilse's verloof
de is hij toch voor ons geen vreemde."
„Hij is niet met Use verloofd."
„Sedert wanneer ;dan niet meer?"
„Hij is nooit met haar verloofd 'geweest, daar
noch wij, noch de voogd toestemming-gaven"
„Tk had dat heel 'graag gedaan."
„Jawel, dat wiet ik. .lij kui Ilse niet vroeg ge
noeg den eerste do beste in de-armen duwen.*'
geen familie, geen kinderen heeft, waarvoor hij be
hoeft te zorgen, beslist een hooge -winst van de
hand als hij riet tot een lijfrente besluit."
Zij had met groote virtuositeit gesproken en naar
levendige bruine oogen schitterden daarbij'zoo over
tuigend en opbeurend, dat de maatschappij bepaald
geen betere vertegenwoordigster kon wenscheu.
k i en u zeer dankbaar. Ik heb ook reeds zoo
af eu toe aan een lijfrente gedacht," zeide Lenz
beieefd en teergevoelig, om haar elke verlegenheid
Lo sparen, dat zij hem zoo ongeroepen was komen
lastig vallen. Eigenlijk had hij nooit aan zooiets
gedacht, maar de zaak leek hem nu toch niet zoo
kwaad. „Zeven procent! Ei, ei. Dat is bepaald zeer
aanlokkelijk. Daar zou men, menig aangenaam reisjb
van kunnen maken."
„Natuurlijk. Een hoogere rente beteekent ook
'hocger levensgenot. Men is geborgen en'kan zonder
krimp zijn inkomen gebruiken," praatte zij ijverig.
Hij o nder li ie d zich nog'een poos met de aange
name dame, die bepaald een-zeer sympathiek uiter-
'■ijj; bezat en begeleidde haar, ondanks haar protest,
tot aan de tuinpoort.-'
„Arme vrouw," dacht hij medelijdend. „Wat moet
dat fc-oi'i pijnlijke betrekking zijn."
Wanneer hij zich moest 'voorstellen, dat hij zoo
naar vreemde menschen moest gaan, dan -liep hem
oen rilling langs den rug.
Een paar dagen later maakte hij op een namid
dag een wandeling naar het Isardal en toen hij'daar
in een stil tuintje onder de vruchtboomen een
plaatsje inn.am, om zijn 'koffie te drinken, zat daar
aan een tafeltje naast hem een dame, die hem be
kend voorkwam. Eigenlijk viel hem alleen den
zwarten hoed met de lila veeren op, dien moest hij
bepaald nog eens-hebben gezien.
Toen zij hem het gezicht toedraaide, groette hij
vriendelijk. Dat was immers zijn bezoekster van
den vorigen Maandag, de agentes.
Daar zij beiden zoo alleen aan de lange rij tafel
tjes zaten, ontspon zich een gesprek. Hij had het
onmogelijk kunnen zeggen, of hij, of zij de opmer
king had gemaakt, dat het vandaag, zulk heerlijk
weer was.
Daar zij nem naar den naam van den berg vroeg,
die achter den groenen oever opsteeg, trad hij op
haar tafeltje toe. De kellnerin bracht juist liUn bei
der koffie. Hij ging naast haar zitten en heiden
voederden met de oudbakken koeken de kippen, die
hongerig rondom hen trippelden. Mevrouw Aline
kwam hem eigenlijk reeds als een goede bekende
voor. Hij had zich nooit -nog zoo 'gemakkelijk met
iemand anders onderhouden. Zeker, 't was waar, zij
sprak bijna alleen. -Zij was weduwe en had groot
ongeluk gehad. Haar man was uit'een rijtuig geslin
gerd en had jarenlang ziek gelegen.
„Ach, hoe moeilijk is het voor een vrouw om zich
door het leven heen te slaan. Wanneer men niets
bezit dan een klein pensioen." Zij: vertelde hem dat
alles op zulk een frisschen toon en haar gelaat
zag er zoo aantrekkelijk uit, dat dit klagen beele-
maal met pijnlijk was.
Zij stonden tegelijkertijd op. Lenz merkte op, dat
hij nog een eindje wilde wandelen. Dat was ook
haar bedoeling geweest, meende zijn gezellin.
Zoo wandelden zij samen door het jonge boukorv
groen, stonden menigmaal stil om van het heerlijke
uitzicht te genieten. 'Aline plukte af en toe enne
bloem, en was zeer dankbaar dat haar-metgezel haar
den naam kon noemen.
„Neen maar, hoe-'kort schijnt ons den weg, wan
neer- men met elkaar praat!" zeide zij levendig, toen
zij het kleine station van Ludwigshöhe bereikten,
waar zij op de electrische tram wilden wachten.
„Ik ga dikwijls alleen wandelen-en dan schijnt het
mij wol driemaal zoo ver."
In stilte moest hij haaj volkomen gelijk geven en
knikte haar 'vriendelijk bevestigend 'toe. Zij lachte
hem toe met haar warme oogten en-voor de eerste
maal ontstond er een pauze in het gesprek.
„Ik heb over die geschiedenis van de lijfrente
nagedacht," zeide hij, om over iets te praten.
Zij was bepaald verstrooid geweest, had aan an
dere dingen gedacht, want zij keekwat ontsteld op.
!„Ja, zoo de lijfrente O maar dat heeft
geen haast," meende 'zij en zag er daarbij wat ver
legen uit. "Dan zocht zij vlug een ander onderwerp
van gesprek. Hij begreep heel goed, dat zij hier bui
ten in die heerlijke natuur niet gaarne aan haar
vervelend beroep herinnerd wenschte te worden en
hij schaamde zich, dat hij dit-zoo taktloos had ge
daan. Des te vriendelijker drukte hij^haar hij het
al'scheidnemen de hand en bedankte haar voor het
aangename gezelschap. Zij verzekerde hem, dat het
voor haar een prettige namiddag was geweest en
zij hoopte, dat zij elkaar nog eens zouden aantref
fen.
Den volgenden morgen kreeg de -eenzame man tot
zijn \errassing een grooten zak gestuurd, waarin
een heerlijke koek lag. ..Met vriendelijke groeten,
Aline Stettenburg," verklaarde een bijliggend kaar
tje. Hij lezon zich nu, dat hij Lij de koffie ge
klaagd 1 ad o\er de oi (Hakken koek en had be
weerd, dat zijn moeder alleen het verstond om
een /andtaart te bakken. En nu steeg vanuit den
zak hem een heerlijke geur in den neus. Het was
„On dat deze eerste juist de beste was," zeide
rma rustig. Zij richtte zich op en zag haar man
vast in do oogen. „Ben jij lusschen beiden getre
den, Kurt? Wat is er gebeurd? Ilse wil niets zeg
gen."
De klos vloog in het werkmandje. Met een -ruk
stond Kurt op en trad dicht voor Irma's bed.
Zij schrok, toen 'zij zijn gelaat zag. In zijn op
gewonden bliksemende oogen las zij een duidelijke
uitdrukking van haat het was de boozo blik van
een reprikkeld, gepijnigd man, die aan hot einde
zijner zelfbeheerschmg is.
„Ja, Ik ben tusschen beiden getreden," zeido hij
zacht, met onderdrukte stem. „Ik 'laat haar niet
over aan Ortzin aan *hem niet en ook 'aiin geen
ander."
Irma voelde een anget% kloppen van hifar arme,
zieke hart. Een beklemmend gevoel van angst kwam
haar in de keel. „Waarom
Ilaar wijdgeopende oogen klemden zich In naino-
looze "angst .aan de gelaatstrekken van haar man.
„Waarom? Omdat ik haar liefheb, grenzeloos
hartstochtelijk! Omdat zij de mijne zal worden.!**
„En of zij jou ook liefheeft, daarnaar vraag jo
maar niet?" J
„Ik geloof, 'dat zij mij bemint. Zij waagt het al
leen niet, het zichzelf te bekennen. Maar .k heb
mijn redenen om het te geiooven 'te hopen."
„En ik sta nog alleen tusschen jou en de verwe
zenlijking van j,e wenjschen?"
Met een onbedwingbaar ongeduldige -beweging
haalde hij de schouders op.
„Duurt het je te lang, tot ik sterf?" vroeg Irma
zacht.
Kurt schrok van dien toon. Het klonk heesch en
toch zoo merkwaardig opgewonden.
Hij zag 'aan de beweging der plooien -van haar
nachtgewaad, het krajr.achtig vlugge slaan van het
hart. Eensklaps kèerde zijn "bezinning terug.
„Wat is dat'voor een dwaze vraug, Irma?tracht
te hij zich te herstellen. „Je moet, wat ik zoo juist
gezegd heb, natuurlijk niet ernstig nemen, ik
„N^en, ik neem het ook niet ernstig op," her
haalde zij rustig.-„Het was natuurlijk alleen scherts.
Erg gepast vind ik dat evenwel niet. Zeg mij
nu nog, waarover 'Ortzin en Ilse getwist hebben."
„Hij wilde, dat zij Glockenburg zou verlaten.'
„En zij weigerde?"
„Ja, terwille van jou."
„Weer ik de hinderpaal." Een bitter glim
lachje vertrek 'den Moeken moftd. ,.\\*P»:t Ortzin
iets \an je. liefde vror Ilse?"
„Misschien is hij ijverzuchtig.
verbazend opmerkzaam van de dame, maar 't bracht
hem leeiijk in de verlegerheid. Hij aon zich d-y.c
koek niet cadeau laten 7- r.%»
haar zenden, zonder haar te beieedigen?
Hij Irak zich daar den ganschen dag het hoofd
over en tenslotte vond hij niets passenders dan een
azaJia en deze zond hij haar.
'Der. hij <ien volgenden morgen aan den arbeid
was, kwam zij zeer opgewonden hem bedanken.
„Neen, inaar dat was nu toch niet noodig geweest.
Ik had mij er op verheugd, dat u-mijn koeken zou
den .-maken. U kunt niet gelooven hoe het mij spijt,
nooit eens voor iemand w»t te kunnen koken. Er is
voor een vrouw geen grooter vreugde, dau ook iets
lekkers klaar tc maken en dan-te zien hoe 'tieonand
smaakt, dien men genegen is. Maai- ik ben toch
erg Mij met de azalia. Het is mijn lievelingsbloem.
Hoe merkwaardig dat u dat1 juist zoo wist te naden.
Voor haar op tafel lagen de papleren van de
verzekeringsmaatschappij, die zij hem had gebracht.
Maar zij deed alsof 'zij ze niet zag, zij sprak ook
geen woord oyer de lijfrente, die zij hom Toch zoo
warm had aangeprezen.
Hem spookte deze zaak werkelijk in het hoofd
i .'Tid cit hij deed -uou paar .UiuM ceu L...
het zakelijke te bespreken.
Maar zij was veel handiger met de tong dan hij
en zij sneed hem steeds het woord af.
„Ach, mijnheer Lenz, ik heb een vriendelijk ver
zoek aan u. Gaat u eens met mij -naar een -schilde
rijententoonstelling. Over een paar dagen wordt er
een geopend. Mag ik dan eens met u mee? Ik stel
het mij 7S-o schoon en leerzaam voor, om door
een kunstenaar te worden rondgeleid en ik ver
trouw ln deze geheel-en al op uw oordeel."
Hem waren die gesprekken over kunst eigenlijk
eén gruwel en hij kon schilderijen bekijken als hij
alleen was. Maar hoe 'had hij het verzoek eener
daine kunnen weigeren.
Eigenlijk moest hij er zich over verbazen, dat er
een vrouwelijk wezen bestond, dat in alle opzichten
zoo precies zijn sr.aak en 'opvattingen deelde als
mevrouw Aline. Het was wonderbaar, hoe zij alles
liefhad, bevoorrechte, steeds geliefd en steeds be
voorrecht had, wat hem dierbaar was: de rust, de
eenzame natuur, do bloemen, de kunstenaars van
vroeger, enz. Hoe zij 'alle drukke gezelschappen
haatte, evenals theaters on alle groote menschenver-
za"ielingen. -Dat zij trots dat een aanspraak zocht
en blij over een passende begeleiding was, kon Lenz
zich nu begrijpen. Zij praatte immers zoo gaarne
en zoo levendig, en wie weet bo© onbeleefd en in
dringend de menschen haar behandelden, die zij als
agentes naderen moest
Eigenlijk streelde het hem toch, dat die frissche,
aardige vrouw zoo duidelijk welbehagen in zijn ge
zelschap vond.
Op de schilderijententoonstelling, waar zij alles
bewonderde, wat hem beviel, ook hoofdschuddend
voor de „modernen" gestaan had, verzocht zij hem,
om hem een schilderij-te mogen'laten zien, dat zij
van haar man geërfd had en - voor zeer - waardevol
hield, voor een van een ouden meester.
Na enkele dagen kwam zij met het zorgvuldig in
gepakte schilderij, dat zijns -inziens eon onbedui
dende oude copie was. Hij zeide haar dat natuurlijk
niet met zulke harde woorden,-maart uitte toch zijn
grooten twijfel, of het bij een "verkoop meer dan
tien mark zou opbrengen.
Daar 'zij hierover zeer teleurgesteld scheen en
vertelde, aat zij dit -'schilderij als 'een schat had
bewaard voor tijden van nood, die haar -minstens
honderden moest inbrengen, meende hij, om haar
een weinig te troosten en ook olm de aangelegenheid
af to wikkelen, die hem gewichtig was geworden:
„Ik wil hopen 'dat u betere zaken maakt, als u
mij voor de verzekeringmaatschappij -inschrijft. U
krijgt daar toch in elk geval provisie en procenten
van, niet waar? En ziet u, ik heb besloten, om inijn
heele kapitaal voor een lijfrente uit 'te zetten. U
hebt mij. door uw overredingskracht tot dezen 'stap
gebracht. Dus verdient u werkelijk, dat de maat
schappij zich voor u erkentelijk toont, want zonder
u -wie weet, of ik daar ooit toe was gekomen."
Zij zag er allesbehalve verheugd uit. Integendeel,
zij greep met zekeren onwil naer de papieren, schud
de met een rimpel tusschen de wenkbrauwen het
hoofd en riep eindelijk-afwerend: „Neen, -neen!
Deze verantwoordelijkheid wil ik niet op-mij nemen.
Het zou mijn schuld zijn, dat u uw heele vermogen
uit handen 'gaf I Neen, 'wat ik u bidden mag, mijn
heer Lenz, doe mij dat niet-aan! Stel het ten
minste nog wat uit."
„Maar, beste mevrouw Stettenburg ik begrijp
u werkelijk niet. Het is toch uw beroep, om de
maatschappij aan te bevelen! Ik hoop, dat u dat
niet zou doen, als u niet volkomen overtuigd was,
dat u dit met 'een goed geweten inocht doen! U
twijfelt toch niet aan haar soliditeit?"
Zij was /eer verlegen geworden; voor de eerst».*
maal scheen haar handigheid 'haar to hebben ver
laten, want zichtbaar 'wist zij niet meer, wat zij
moest zeggen.
„O neen-bewaar mei Begrijp mij niet verkeerd:
Als u dat zoo wildet opvatten, zou dat een mooie
geschiedenis voor mij worden. Ik -bedoelde al-
„Zoo als het mij voorkomt, niet -zonder reden.
Het is goed ik weet genoeg."
Irma viel in het kussen terug. Kurt schrok, toen
hij haar vaal gezicht zag. Alleen de oogleden tril
den voor het overige waren haar gelaatstrekken
levenloos als een marmeren beeld.
Een gevoel van berouw steeg in hem op. Hij boog
zich over haar heen en greep hcur hand.
Zij trok ze heftig weg. „Ik wil alleen zijn!"
Nog eens richtte'zij den blik op hem. De-wijdge
opende oogen staarden hem aan.
Een huivering liep hem over den rug. Hij mom
pelde Iets onverstaanbaars en verliet haastig de
kamer. r
Irma bleef alleen. „Dat is het einde," zoido zij
zacht.
Kurt had Ilse lief! l'
Itceds lang'Had zij het vermoed; maar lioo groot
moest zijn hartstocht wel zijn, dat-hij daarover met
haar, zijn vrouw, sprak. Dat was geen licht ont
vlamd en gemakkelijk weer verdwijnend gevoel, zoo
als zij gedacht en gehoopt had neen, dat was een
vurige hartstocht, waarvoor geen hindernissen meer
bostonden en geen tempering' wilde kennen. Alleen
haar armzalig leven stond nog tusschen hem en
zijn geluk.
Kon zij er hem een verwijt van maken, dat hij
haar dood wenschte?
Heete tranen kwamen ër in haar oogpn. Met de
hard streek zij oyer "de brandende oogleden.
Tranen? Waarom zou zij schreien? Zij had het
eigenlijk -reeds lang geweten en zich alleen het te
genovergestelde willen wijsmaken. Zij had gehoopt,
dat als Ilse met Ortzin-getrouwd was. en zij weer
met Kurt alleen leefde, zij zijn verdwenen liefde
langzaam te.rug zou winnen. Het was zelfbedrog en
een teleurstelling geweest, Nooit zou hij haar weer
beminnen.
Dat ook Ilse Kurt lief had geloofde zij niet. Ilse
beminde Ortzin. De twist tusschen hen beiden was
over haar ontstaan. Was zij gestorven, dan kon
den zij zich weder verzoenen. Ilse moest in ivder
geval gelukkig worden!
ltaar gedachten draaiden in een cirkel in haar
pijnlijk hoofd rond.-
Er was geen uitweg niets 'dan smart verwar
ring en strijd, zoolang zij leel'de. Zoodra -/ij stierf
kwam-alles tot zijn recht, werd de weg efren.
Waarom zou zij hun dat genoegen niet doen?
Met moeite stond zij op en hield zich aan de
meubels vast. Het werd haar zwart voor ,1e oog^-n.
Ib-t l lood suisde in de roren. Sedert weken had zij
geen \oet verzet. Langzaam bereikte zij haar doel,
lleen, dat. mij tegen-act u do verantwoording drukt
"mdat bet zou u not,- kunnen berouwen,
z'ch zot? de ha.rtd •- te herben e">onden en ik
daarvan de schuld zou dragen."'
„U hebt mij toch zelf verklaard, dat Ür. mijn i.
komsten kan verdubbelen?"
„Ja, maar het kapitaal geeft u toch uit uw
handen, voor altijd."'
„Natuurlijk: Doch ik 'heb geen naaste bloedver
wanten. Reeds dikwijls heb ik er mij aan geërgerd,
dat mijn kapitaaltje aan wildvreemde neven zal toe
vallen. Krijg ik meer -teute, dan kan ik bij mijn
leven nog wat weggeven en heb-ik daar'zelf genoe
gen van en oogst dank bovendien. Zooals gezegd,
u hebt het mij zelf zoo aanlokkelijk voorgeschil
derd."
„Eerlijk gezegd, mijnheer Lenz, toen ik u opzocht
ik moet natuurlijk de ongehuwden uitkiezen
kwam u mij ouder vooa* dan nu," begon zij vleiend
niet roodè wangen en zonder hem aan te zien.
„Mijn God, op 'uw jaren, wie weet, kon er toch
nog we'1 eens een verandering in uw positie plaats
grijpen, het zou u wenschelijk kunnen voorkomen,
om niet langer 'alleen te zijn. Ik bedoel alleen,
dat u de zaak met moet overijlen. Ik uad u slecht-
aan, alles rijpelijk te overwegen. Het heeft immers
don tijd nog!"
Zij was opgestaan, onderwijl zij deze woorden
veel minder beslist en giad luid gesprokén dan an
ders, en greep naar haar schilderij.
Hij wilde haar behulpzaam zijn, om haar schil
der!,) weer in te 'pakken, daar zij zich tamelijk on-
hanrbg aanstelde, als neefden haar vingers 'van in
nerlijke ^rtroerlrg.
„Dank n zeer, mijnheer Lenz ach, u is zoo goed
en vriendelijk! Ziet u. ik heb met u tot nu toe zoo
mooie uren doorgebracht, ik heb -in deze poëtische
kamer weer vertrouwen in de menschen gekrcgi-n.
En daarom daarom hindert-het mij, dóca* mijn
zuiver zakelijk voorstel in uw leven-in te-grijpen.
Ik weet niet, of u dat gevoel kunt begrijpen. U is
voor mij geen vreemde als de anderen
Het scheen hein werkelijk-alsof zij vochtige «ogen
had, en hij was zelf geheel verward, toen 'zij in
verlegen haast weggesneld was.
Hij stond aan het venster, zeg haar na, toon zij
door den tuin ging, en -voelde hoe 'het angstzweet
op zijn voorhoofd kwam.
Daarom dus! Daarom wilde zij niet meer over de
lijfrente spreken, daarom scheen zij zich in een zoo
wonderlijke tegenstrijdigheid te verliezen I
Zij meende, dat hij nog zou kunnen trouwen! Zij
hoopte, dat hij haar de hand zon aanbieden! Hij
nog trouwenl
Het was hem, als werden zachte, warme, stree*-
lende handen om zijn hals gelegd. Die aanraking had
iets heerlijks, liefs, maar zij benam hem den adem,
zij benauwde hem, alsof hij moest stikken. Zoo
warm, 7.00 'rouwhartig, zoo verlangend had zij
hem aangezien, mei een zoo goedigen, Heven blik J
De arme vrouw! Zij was zoo alleen in do wereld,
en zij verlangde zoo hard naar een rustig tehuis,
naar een mensch, voor wien zij 'goed kon zijn!
Dat zij vriendelijk over hem dacht hij-moest hot
wel golooven, hoe ongewoon het hem ook scheen.
In rijn jeugd had hij geen geluk bij de vrouwen
gebad. Hij was altijd te 'schuw, te schuchter ge
weest; de eene, die hij het 'vurigst bemind had,
was hem door een ander voor den neus wegge
kaapt, voor zij nog eenig yermoeden van zijn ge
heim» bewondering had. Dat heta nu, 'cp rijn ou
den dag, nog een vrouwenhart zou toevallen, hot
was werkelijk "roerend. Ach, als zij het hem nog
eens zeide, als zij tenslotte begon te schreien, dan
was hij machteloos,i dat wist hij; dan deed hij
alles wat rij van hem verlangde! Tranen kon hij
niet zien, daar "kon hij niet tegen strijden,! Zelfs
voor een lief, teeder verzoek, een zacht woord kon
hij geen stand houden; daarvoor kende hij zich te
goed. Het was hem ook nu zoo week, zoo rusteloos,
zoo vreemd te moede deze vochtige oogen, die
lieve blik. het verlegen 'gestamel hadden 'hem vol
komen uit zijn evenwicht gebracht.
Rusteloos ging Rij in zijn kamer op en neer; hij
kou nie* werken, hij kon niet eten, hij kon 's nachts
ook niet slapen.
En steeds sterker en beklemmender werd de vrees,
de angst voor zijn eigen goedmoedige zwakheid, de
schrik voor de toekomst.
De gedachte, bemind te worden, had iets aantrek
kelijks, zeker! Maar als hij overlegde, dat hij dan
nooit meer alleen zou zijn, dat een vreemde wil, een
vreemde vrouw hem zou boheerschen, die hij nooit,
nooit meer zou kunnen afschudden, dat het inet *t
stille alleen voor zich zelf leven gedaan was, dan
werd hij door ontzetting aangegrepen, alsof hij
moest vluchten voor een vreescüjk gevaar, alsof
hem een strik om den hals zou geworpen worden.
En dit wist hij: wanneer hij Aline weerzag, als
zij hem werkelijk haar liefde bekende, dan was hij
verloren. Hij bezat niet de kracht zich tegen baar
wenschen to verzetten. Hij zcu ook in de toekomst
moeten doen, wat zij wilde.
Terwijl hij slapeloos in de kussens lag, werd hem
deze gedachte zoo folterend, dat hij als een dren-
een kleine kast, waar Ilse de morphine had wegge
sloten,
Irma glimlachte. Wat een 'nuttelooze voorzich
tigheid! Een druk van haar zwakke vingers wus vol
doende om het oude slot te openen. Zij hurkte hui
verend op den yloer neer met bet fleschje in'de
hand. Zacht kreunend steunde rij het pijnlijke hoofd
tegen de deur van het kastje.
Irma's hart sloeg luid met -zware, doffe slagen;
dikwijls zette het 'zich uit daarop kwam dan
weer dat ontzettende angstgevoel, een vrcoselijke
aanval van verstikking over haar. Zij kende-die ver
schrikkelijke gewaarwordingen maar al te goed.
Welke smarten verscheurden het arme hart, tot
hot eindelijk stil mocht staan!
Haar 'leven trok in wisselende beelden vlug aan
haar geest voorbij. ZIJ was weer in de studeerka
mer van haar vader een moederloos, vroegrijp
kind, steeds stil en eanzaaim, zacht'met do poppen
fluisterend, oïn vader niet té hinderen. Later werd
zij zijn kleine helpster, die met haar rond kinjL.u*-
lijk schrift reeds copieën voor 'hem maakte, hom
bediende, het huishouden voerde zoo goed als maar
mogelijk was. Zij had Ilse voorgelogen. Een lee-
lijke jaloerschheid verscheurde haar het hart, toen
Ilse's moeder, de jonge, mooie weduwe, -met haar
vader huwde.
Wat was zij yoor den vader gedurende de korte
jaren van zijn gelukkig -huwelijk? Niets een
schuw, stijf, 'halfvolwassen meisje, die hij vluchtig
over het haar streek, als hij haar 'toevallig aantrof
in de kinderkamer, waar hij op Ilse, zijn lieveling,
wachtte.
Na den dood der jonge vrouw nam zij weer de
plaats van 'huishoudster in; maar de nooit geheel
overwonnen smart haar& vaders toonde haar duide
lijk, dat zij de ledige 'plaats in zijn hart niet kon
innemen. -
Als een voorjaarsstorm kwam de liefde van Kurt
over haar. Zijn hartstochtelijk aanhouden om -haar
wekte baar op uit het rustige, gelijkmatige leven.
Zij, die altijd in de schaduw had gestaan, bloeide
op als een roos onder zijn vurige ■liefkoozingen.
Langzamerhand waren daarop zijn gevoelens 'ver
koeld. Het werd weer stil en 'koud om haar heen
een eenzame studeerkamer, waar zij verdiept in
de studies van haar vader, de droefheid over het
vervlogen liefdesgeluk, tevergeefs trachtte te over
winnen.
Toen kwam Ilse. Haar teederheid werkte als bal
sem; maar ook in'bet leven van Ilse nam zij géén
eerste plaats in. In nieönands hart was zij de e<*j stc.
Haar dood 'zou geen onheelbare wonden verooizu-