ScSiager Courant
ZIJN VROUW.
TWEEDE BLAD.
Brieven uit Engeland.
FEUILLETON.
VEEFOKKERIJ
Gemengd Nieuws.
Zaterdag 22 Januari 1916.
59ste Jaargang No. 5732.
Londen, '2 Januari 1916.
Alweer een nieuw jaar begonnen, en geen vrede,
ells niet in het vooruitzicht, 't Is, alsof de men-
ichen zich meer en meer aan den oorlogstoestand
;aan aanpassen. Zal het ten slotte misschien vreemd
rijn, als de rust van vóór twee jaren is terugge
keerd
Ja, het moet vreemd zijn. Vreemd, dat je een
irief kunt posten in Londen vóór kwart over 5
s middags, zoodat hij den volgenden morgen half
12 in Amsterdam bezorgd wordt. Vreemd, dat je
em zoo lang kunt maken als je wilt, zonder een
ermanend briefje van den Censor„Brieven wor-
en vlugger doorgezonden als ze kort zijn, en dui-
elijk geschreven." En wat is vlugger? Vlug be-
eekent, als ik het wel heb, vier of vijf dagen. Een
erjaarsbrief voor mijn zuster, waarin ik op vijf
agen oponthoud had gerekend, met een vriendelijk
erzoek aan den Censor er bij, om hem een beetje
auw door te laten, was twee dagen over tijd nog
iet gearriveerd, en de hemel weet of hij er nu is.
Een brief aan ons gericht uit Holland, deed er elf
dagen over, en de Censor had hem niet eens open
gemaakt Een andere brief, uit Enschedé af komstig,
maakte op een of andere geheimzinnige wijze eerst
kennis met den Duitschen Censor, en daarna met
zijn Engelschen collega.
vreemd ook zal het wezen, dat je 's avonds kunt
uitgaan in Londen, terwijl straten en winkels schit
terend verlicht zijn. Thans zijn de trottoirbanden
en de boomen wit geverfd, dat je zult weten, waar
je over valt of waar je tegen aanbomt, als je na
zonsondergang je huis verlaat. Nergens heb ik den
tegenwoordigen toestand beter zien voorgesteld
(met de noodige overdrijving natuurlijk) dan in
PunchEen groote plaat, nagenoeg geheel donker.
Een heer, knielend op den grond! een brandende
lucifer in de hand, blijkbaar naar iets zoekend. Een
politie-agent„Heeft u iets verloren, mijnheer r"
Antwoord„Nee, dank je wel, ik zoek Leicester-
square." (Een groot plein, zooals men weet, in het
hartje van Londen.) Of een andere plaat, eveneens
zoc goea als geheel zwart. Een oude dame roept
een taxi aan. „Waar naar toe, juffrouw?' „Anderen
kant van de straat, chaffeur."
Vreemd ja, en in drie dagen zijn we er weer aan
fewend. Mopperen we, omdat de tweede post op
en bepaalden dag geen brief van huis gebracht
heeft. Mopperen we omdat we niet meer op den
Censor kunnen mopperen, en omdat we verjaars-
brieven precies op tijd moeten oversturen, aange
zien ze anders thuis op ons mopperen, ('t Komt er
nu op geen paar dagen, schuif maar op den Cen
sor. Familieleden, vrienden en bekenden, worden
verzocht deze regels over te slaan.) En mopperen
we omdat de straatlantaarn voor de deur een slecht
kousje heeft.
Neen. voor ons, gewone burgers, zal het niet zoo
vreemd zijn, of het vreemde zal althans heel spoe
dig weer gewoon zijn geworden. Maar over de
honderdduizenden, die na een afwezigheid van
maanden terugkeerd naar het vaderland, om plot
seling een leven vol gevaren, een leven van altijd
buiten zijn, een leven van discipline, vervangen te
zien door een leven, zoo veilig als we dat gewend
zijn in vredestijd, een huis- ofkantoorleven, waarin
discipline weinig te zeggen heeft, voor al diegenen,
dunkt me, moet het maanden duren, eer de nieuwe
toestand weer als gewoon is geworden.
Vreemd moet het ook zijn, voor de duizenden bij
tienduizenden officieren, die twee jaar geleden niet
wisten, aan welken kant een geweer kon schieten,
die aan niets minder dachten, dan aan de mogelijk
heid, dat zij, de sabel in de vuist, de troepen zouden
aanvoeren >n den strijd, die twee jaar jaar geleden
door tecier onopgemerkt werden voorbijgeloopen,
en zich thans van links en rechts gegroet zien, en
in kazerne, kamp en leger onvoorwaardelijk worden
gehoorzaamd. Zoo vreemd als, wel, als de verande
ring, die plaats greep, toen de burgerkleedij voor
de uniform werd verwisseld.
En die verandering was een groote. Op allerlei
gebied natuurlijk, maar, om één heel klein onderdeel
9.
Den volgenden morgen Werd er hij de dames een
prachtig bouquei rozen, en tegen 'den middag ver
schoon Ernst zelf
Mamaatje ontving hem vriendelijk, maar wat
terughoudend.
Hij informeerde hoe de dames het feest bekomen
was.
„Dank u, heel goed," zeide de theatermoeder, „al
leen mijn dochter is wat overspannen en laat zich
verontschuldigen." i
Hij was teleurgesteld, maar bielKl zich goed.
Mamaatje zuchtte.
„Is u ook niet geheel wel, men/rouw?" vroeg hij
bezorgd. I f
„Toch wel, maar ik moet het 'hoofd "boven wa
ter houden,"* zeide zij wat bedrukt. Er is op het
oogenblik veel bij ons noodig. Zoodra miin dochter
een engagement heeft, moeten er costumes worden
aangeschaft, dan helbfn wij ook nog geen versierse
len, in het kort, men bpdft het oude hoofd vol. Ja.
ja, u kunt dat gerust van 'mij aannemen. Het is
niet alles theatermoeder te zijn."
Hij glimlachte, doch hoorïfb wat verbaasd op, en
hij hoorde tevens wat 'tusschen 'deze komische
klachten onuitgesproken bleef.
Spoedig daarop Vertrok hij. Maar hij ging niet
naar buis, hij ging het café 'binnen tegenover de
woning.
Daar ging hij aan een raam zitten, achter een
gordijn verborgen, en wachtte. Hij kwam zich voor
a's een schoolknaap. Maar dat was hetzelfde, hij
moest haar zien en spreken.
Zoo wachtte hij meer 'dan een uur het was
een ware marteling.
Eindelijk kwam zij zij ging alleen uit.
Toen zfi \er genoeg weg was, snelde hij haar pa,
eerst op een eerbiedigen afstand.
Prachtig, hij had geluk. Zij ging naar den Tier-
garten
Direct sloeg hij een zijweg in, opdat de ontmoe
ting toevallig zou zijp en zoo trad hij haar vijf
minuten later plotseling tegemoet.
Zij schrok en werd geheel verward.
„Ik bid om vergeving." groette hij vroolijk, „en
ik verheeug mij, dat het u 'nu beter gaat."
„Beter?" vroeg zij.
„Nu, n evrouw uw moeder zeide toch
Maar zij viel hem in de rede. „Zij heeft gelo
gen,"
Hij werd rood. ,.0, u wilde mij niest ontvangen?"
„Neen, ik wilde riet."
Vragend, smeekend zag hij haar aap zoodat zij
den blik moest afwenden.
„Waarom wilde u niet?" smeekte hij.
te. nemen, in het gesalueerd worden, ging ze ge
paard met zeer onverwachte moeilijkheden. De
bezwaren daaraan verbonden, voor den kersver-
schen jongen tweede luitenant, werden eenigen tijd
geleden heel aardig beschre/en in, als ik me niet
vergis, „De Daily Mail."
„Salueeren en gesalueerd worden," schreef een
jong omciertje. pis niet zoo'n gemakkelijke kunst
als de oningewijde denken, voor den gewonen
soldaat is er niets aan. Die groet alles in Knaki wat
een Sam Browne ceintuur draagt, maar voor den
juist uitgebroede tweede luit. wemelt het van val
strikken en struikelblokken."
„Ik zal vertellen, wat mij overkwam, den eeïsten
dag, toen mijn uniform verscheen, of liever, toen
het grootste deel er van verscheen. Laarzen, sporen
en pet kwamen verscheidene uren te laat, en of-
schoqn ik een zeer vergeeflijke lust gevoelde om
het eerste saluut te ontvangen, moest ik geduld
oefenen. Want zelfs in deze democratische dagen
is het niet comme il faut om rond te loopen in khaki
zonder pet en laarzen. Eindelijk evenwel, kon ik
me, volledig uitgedost, op straat begeven, maar tot
miin groote spijt was in velden of wecen geen
soldaat te bespeuren. De eerste die de verandering
in mij bemerkte, was de juffrouw van de melkin
richting, en haar groette ik, door mijn'pet af te
nemen, een onvergeeflijk vergrijp in het leger.
Op hetzelfde oogenblik ging het eerste werkelijke
saluut bijna onopgemerkt voorbij, en een verward
en haastig antwoord er op, werd opgevangen door
een verbaasden politieagent, waarop ik in mijn ver
warring mijn stok in de goot liet vallen. Een niet
zeer waardig begin.
Den volgenden dag, op de wandeling, kwam ik
twee compagnies op marsch tegen. Een sergeant
met een rooa gezicht, schreeuwende„Eyes right!"
(kijkt naar rechts? Ik weet heusch niet, wat men in
dat geval in 't Hollandsch zegt, als ik 't goed heb,
zegt men heelemaal niets) en twee honderd paar
oogen staarden mij strak aan, een wedergroet ver
langend. Het was te laat om weg te kruipen.
Wat moet ik doen? Den sergeant groeten, of de
heele bende, of halt en front maken, tot dat ze
allemaal voorbij waren? Bovendien rookte ik, en
had mijn stok in de verkeerde hand. Ik zal het
stilzwijgen maar bewaren over wat volgde.
Maar al spoedig leerde ik.
Een soldaat op een fiets draait plotseling zijn hoofd
om, en gooit, om zoo te zeggen, een paar oogen
naar je toe. Dat is een saluut.
Een ca valer st hoadt plot ;eling zijn rechierarm
stijf langs zijn zij. iJ.u is ook een soidaat, en moet,
evenals het vorige, beantwoord worden.
Maar er stonden me verrassingen te wachten.
Een merkwaardige, en pijnlijke ontmoeting bracht
aan het licht iets, wat ik tot dusver niet vermoed
had, dat er namelijk raenschen zijn, die verwachten
gesalueerd te worden door m ij.
Het gebeurde buiten op een landweg, en werd
gelukkig door niemand opgemerkt. Een oude heer
in khaki, inet een rood gezicht, een grijze snor, en
een paar kwade oogen staarde me strak aan, toen
ik hem voorbij liep. In volkomen onschuld staarde
ik terug. Officieren, voor zoover ik wist, negeerden
elkaar of staarden elkaar aan. Ik zou spoedig beter
weten.
„Goeie morgen," zei de ouwe heer op een allès-
benalve vriendelijke toon.
„Goeie morgen," zei ik, zoo kort mogelijk, terug,
en wou doorloopen, maar hij bleef staan, en fronste
de wenkbrauwen onheilspellend.
„Hoe lang is u in dienst, mijnheer?" grauwde hij
me toe.
„Ongeveer vier en twintiguur."
„Lang genoeg om beter te weten," bromde hij,
terwijl hij doornep.
't Was een brigade generaal.
Dit geval bracht me tot nadenken, en dagen
achtereen liep ik rond, zoekend naar sterretjes op
armen en kroontjes op schouders. Bovendien ont
dekte ik, dat er veeartsen zijn. die majoor zijn,
geestelijken met den rang van kolonel, en dokters
met dien van generaal. Eens had ik bijna een man
gegroet, die op het punt stond mij een allersierlijkst
saluut te brengen. Hij had een kroontje op zijn arm
en droeg een Sam Browne, maar zijn jas was iets
anders aan van een officier, 't Was een adjudant
onderofficier.
Een' andere moeilijkheid ontstaat in regenweer
door het gebruik van regenjassen. Hoogere Offi
cieren, majoors, kolonels enz., die er op gesteld
zijn gegroet te worden, moesten liever uitgaan
zpnder regenjas of thuisblijven, als het regent
Want hoe kan je kroontjes ol sterretjes zien, als
ze bedekt zijn?
.Er zijn verschülende soorten saluten. Daar heb je
„Omdat het doelloos was".
„U stelt geen vertrouwen in mijn woorden".
„Och. woest u toen verstandig en denkt u aan uw
familie
„Ik heb slechts een vrouw> onze echt is kinderloos".
„.Maar u is getrouwd en dat is genoeg".
Bevend keek hij haar aan. Dan huisterde hij, dicht
bij haar komend: „Elke eehtvereemging is te verbreken,
dat weet u toch wel".
„Zwijg over zulke dingen, ik wil niet in een schan
daal gewikkeld worden.
„ik heb n lief, Mila". riep hij uit.
„Jawel, hoe dikwijls hebt ge dat reeds tot een
vrouw gezegd?"
„Waar en waarachtig, zooals u, heb ik nooit iemand
lief gehad".
„Dat zijn maar mooie woorden".
„ik zweer je het, Mila".
Met brandende oogen keek hij .haar aan en toen
z(j zijn blik zag, schrikte zij. Nn geloofde zij hem.
„Mila, zeg mij één enkel woord, dat eene kleine
woordje, dat mij hoop geeft", smeekte hij.
Nu was zij toch verward en wist niet, wat erf zij
zeggen zou.
Hij echter smeekte verder. „Eén woord slechts, Mila
éen enkel woord".
„Mijn God, ik weet immers niet hoe ik het u zeggen
moet".
„Slechts een ia, een ja. dat ge mij lief hebt".
Blozend staarde zij naar den grond.
Toen stamelde zij„ik kaïji met, ik mag niet neen
neen ik ken u nauwelijks vijf dagen".
„Maar Mila!" smeekte hij.
„Neen, nu niet, ineen, neen. Laat mij tijd tot na
denken. Ik wil er over denken".
Zij groette en wilde heengaan. Doch hij hield haar
bij de hand vast.
Laat mij gaan", gebood zij trotsch.
Hij echter nield haar nog steviger vast en smeek
te: „nog een ttninuut, Mila, slechts nog, maar een
seconde. Zie je dan niet, hoe ik lijd zie je dan niet
welk een kwelling mij verteert!? Ik heb voor de eer
ste maal in mijn leven iemand lief, zoo lang ben jk
blind en doof voor alle vrouwen voorbijgegaan, eerst
nu weet ik waar de rechte rijkdom van het leven
ligt. Ach, Mila, voelt ge dan niet, dat ik te gronde
ga met dezen twijfel in het hart. Eén woord slechts,
één enkel woord'.
Toen staarde zij in zijn wilde, vonkelende oogen
en een rilling liep haar langs den rug, een schrik zij
werd bang voor zulk een laaiende nartstocht en vlug
rukte zij zich los en liep weg.
Bevend en tandenknarsend bleef hij staan.
HOOFDSTUK 8.
Weinige dagen na het groote feest, dat Ernst had
gegeven, las Lusie in de leeszaal van het Kurhaus de
Berliner Zeitung en daar vond zij het artikel, dat een
uitvoerige schildering bevatte van het gebeurde.
Met steeds stijgende belangstelling las zij verder en
verder. Maar toen zij aan het gedeelte kwam dat sprak
over het nieuwontdekte talent, waar de heerlijke stein
het saluut van een man, die zijn hand aan den
zijkant van zijn hoofd houdt met dè palm naar voren.
Een zwaai met den stok is voldoend? sis vc?d*rcrrnf?t
Lijnrecht daartegenover staan de prachtige"arm
zwaai en het tegen elkander slaan van de hielen
van de militaire politie, en het indrukwekkend
saluut van de schildwacht, die het geweer presen
teert Dje verdienen den besten wedergroet, dien
ik tot mijn beschikking heb.
In de laatste plaats" heb je de moeilijkheid van
het beantwoorden van militaire saluten van soldaten
in een drukke straat, bijv. tegen theetijd. Je kunt
ze niet allen beantwoorden, en bovendien, bet is
erg vermoeiend. Het beste, wat je doen kunt, is
een officier van noogeren rang te leenen, een
kapitein bijv., en dien de groeten te laten beant
woorden. Maar dat gaati met altijd. Ook kun je
tusschen twee colleea - in gaan loopen, en die voor
je laten groeten, terwijl jezelf majestueus in 't mid
den wandelt. En als je èr geen twee kunt vinden,
loop je vlak langs den muur, en laat één coUega
het werk doen aan je buitenkant.
Daarmee eindigt het verhaal van de moeilijk
heden, waarmee een piksplinternieuwe luitenant te
worstelen heeft. De verteUer schijnt er nu lang
zamerhand achter te zijn gekomen. Tot hij, na kor-
teren of langeren tijd, laten we hopen, zeer kor
ten, voor een nieuwe moeilijkheid zal komen te
staan, bij het verwisselen van het militaire voor
het burgercostuum. Zal hij dan niet iederen soldaat
roet-verwachtende aankijken en onwillekeurig de
e hand omhoog heffen bij het zien van kroontjes
en sterretjes?
De? Provinciale Commissie tot bevordering der
eefokkerij in Noord-Holland heeft aan Z.Exc. den
Min. van Landbouw het volgende werkplan van
1916 ingezonden.
De Provinciale Commissie tot bevordering der
veefokkerij in Noord-Holland gelet op letter c
artikel 9 van het Reglement aangaande de onder
steuning van Rijkswege van de Veefokkerij heeft
de eer Uwe Excellentie onderstaand plan aan te
bieden betreffende de besteding van de geiden voor
1916 ter beschikking der Commissie gesteld.
Hierbij dient te worden opgemerkt, dat nog niet
vastgesteld kan worden het overschot op de toege
kende premiên en bijdragen in 1915, zoodat alléén
de bedragen der bijdragen genoemd kunnen wor
den, 't aantal kan eerst wotden vastgesteld nadat
de rekening over 1915 is opgemaakt.
A. Omtrent het primeeren van stieren.
De Commissie is voornemens op vijftien plaatsen
vó rkeuringen en te Alkmaar een centrale keuring
te houden. Slectits stieren met afstammingsbewijzen
mogen ter keuring worden aangeboden. Op al deze
keuringen zal de beoordeeling geschieden door de
geheele Jury. Voor zoover de stieren volgens een
Euntenstelsel beoordeeld worden, zal worden gevolgd
et puntenstelsel door het Nederlandsch Rundvee-
Stamboek vastgesteld. Tot de keuringen worden
alleen zwartbonte runderen toegelaten, behalve in
't zuidelijk gedeelte waar ook raszuivere blaarkoppen
voorgebracht mogen worden.
Het ligt in de bedoeling de eenjarige stieren niet
meer als tot dusverre volgens een puntenstelsel
te beoordeelen. De ervaring heeft geleerd, dat een
dergelijke beoordeeling tot veel teleurstelling aan
leiding geeft De stieren van dien leeftijd kun
nen nog zoo vergroeien. Vaak is 't voorgekomen
dat op dien leeftijd geprimeerde stieren op twee
jarigen leeftijd werden afgekeurd; zelfs eerste klasse
stieren is dat overkomen, terwijl ook gevallen be
kend zijn, dat tweejarige stieren werden geprimeerd,
die als eenjarige waren afgekeurd.
Het plan is nu de eenjarige stieren te splitsen in
twee rubrieken: aangehouden en niet aangehouden
stieren. De totale indruk en het bewijs van afstam
ming zullen beslissen.
Dè afstammingsbewijzen moeten vóór 1 Maart bij
den secretaris der Commissie ingezonden worden.
De aangehouden stieren mogen door de verschil
lende fokvereenigingen worden gebruikt. Ten be
wijze hunner goedkeuring bekomen zij een oormerk
aan de eene zijde de letters N H en aan de andere
zijde een nummer. Voor de eenjarige stieren worden
geen premiên toegekend.
De commissie is van oordeel, dat de primeeren
van eenjarige stieren niet aan het doel beantwoordt,
omdat de premiên niet zoo hoog gesteld kunnen
worden, dat de buitenlandsche of binnenlandsche
liefhebber daarin een bezwaar ziet om het dier te
koopen.
Om de beste stieren, waarvan men op grond van
bouw en afstamming voor de verbetering van den
veestapel veel verwachting koestert, in de provincie
en schitterende schoonheid van Mila Perronis werd
vermeld, en toen zij las, dat haar man, haar Ernst,
als de ontdekker van dat talent gevierd werd, toen
hield zij bevend en angstig op met lezen. Het blad in
haar hand trilde, en hulpeloos keek zij rondom ziéh.
Een gedachte, angstig en kwellend, steeg in haar op
en dat benam baar baast den adem.
Eindelijk vermande zij zich in zooverre, dat zij den
bediende verzocht haar deze courant, die daar ai reeds
eenige dagen had gelegen, te willen afstaan. Dan wilde
zij daarmee zoo vlug zij kon, naar baar woning.
Hier siöot zij zich in baar kamer op en las het slot
van het artikel, eens en nog eens weer, totdat zij niet
meer kon en in elkaar zakte.
Toen Louise thuis kwam, klopte zij bij Lusie aan.
maar eerst na herhaald en nog eens kloppen, werd
de kamerdeur opengedaan.
„Wat is cr toch gebeurd f' vroeg Louise ontsteld,
?toen zij haar schoonzuster zoo geheel buiten Zich
zelf vond.
Stom en stil reikte Luzie haar het blad over.
Louise las .en las verder, steeds verder. Ook zij
schrikte? maar zij toonde het niet.
Angstig, stom, met vragende blikken, keek Luzie naar
haar. Eindelijk zeide Louise schijnbaar luchtig: „nu
ja, dat is een feest, zooals hij er al reeds zoo menig
maal een heeft gegeven."
Doch Luzie schudde ontkennend het hoofd: „o, neen.
ik lees meer uit deze regels".
„Meer? Ja, maar lief kind wat dan?"
„Voelt ge werkelijk niets?"
„Ik weet niet, wat of ge meent".
„Het is deze zangeres aie mij ongerust maakt".
Louise deed verontwaardigd. „Maar je denkt toch
niet dat Ernst zijn plicht zal kunnen vergeten?"
Weemoedig zweeg de jonge vrouw en drukte een
doek voor haar gelaat.
Toen trad Louise op haar toe en sprak vriendelijk
en liefdevol tot haar. „Maak je toch geen onnutte zor
gen, lief kind, je moet toch vertrouwen hebben in je
man".
Onder tranen zeide Luzie: „Ja, maar waarom schrijft
hij mij dan nietl"
„Lief kind, zijn zaken zullen hem zoo geheel in be
slag nemen."
,)Voor de drie regels aan mij moest hij toch wel
enkele oogenblikken kunnen vinden, tenminste als hij
dat wilde
„Doe hem geen onrecht Luzie, je weet niet wat
of zakenmens enen al niet in hun hoofd hebben"
„O, ik voel het maar al te goed. hij heeft mij niet
meer lief dat is alles", riep de jonge vrouw uit.
Louise poogde nog eenmaal haar te troosten, maar het
was tevergeeisch en tenslotte gaf zij het op, omdat
zij ook zelf begon te twijfelen..
Nog op denzelfden dag schreef Luzie aan Ernst, ver
ried eehter met geen woord haar angst, maar smeekte
om eenig teeken van leven.
Maar er kwam niets. Een heele week wachtte zij.
Er kwam geen bericht. Toen kon zij het niet langer
uithouden. „Morgen ga ik naar huis", verklaarde zij
zoo beslist, dat geen tegenspraak mogelijk was.
Louise schrikte. „Maar kindje, je ziekte".
te houden, acht de commissie het gewenscht deze
aan te kooppn en onder beperkende bepalingen
Deze zienswijze wordt gedeeld door de vereeni-
Sng tot Ontwikkeling van den landbouw in Hol
nes Noorderkwartier, die daarvoor een bedrag
beschikbaar stelde. In overleg met genoemde ver-
eeniging is een commissie aangewezen. Een van
de voorwaarden van verkoop Ts, dat de kooper
verplicht is den stier minstens drie jaar aan te
houden. De verkoop heeft plaats ter centrale keu
ring te Alkmaar. V oor bijdrage in mogelijke ver
liezen is uitgetrokken f 10Ö0.—
Aangezien het van groot belang is telken jare
een overzicht te krijgen van den stand der fokkerij
en om een goede gelegenheid te hebben zou voor
vereenigingen als particulieren om geschikt man
nelijk fokmateriaal te koopen en te verkoopen moet
er naar gestreefd worden zooveel mogelijk de aan
gehouden eenjarige stieren naar de centrale keuring
te Alkmaar te krijgen.
Middelen ter bereiking van dit doel worden over
wogen.
De primeering van tweejarige*en andere'stieren
behoort te blijven. Vooral voor de oudere 9tieren
dienen flinke premies beschikbaar gesteldfte wor
den. Deze zullen geprimeerd woraen op hunne
afstammelingen.
Een drie- of vierjarige stier, waarvan 'niet een
voldoend aantal afstammelingenfgetoond kan wor
den, dient van primeering te worden uitgesloten.
Als voorwaarde wordt gesteld, dat zooveel moge
lijk alle afstammelingen van de voor primeering
aangeboden stieren, voor zooverre*inJdeJprovincie
aanwezig, worden gezien.
Aan alle tweejarige of oudere stieren, die tot de
centrale keuring worden toegelaten wordt een pre
mie van vijf-en-twintig gulden toegekend. Ter cen
trale keuring dingen zij naar de volgende verhoo
gingen: voor tweejarige stieren van f50, voor
driejarige met afstammelingen van f 175, voor vier
jarige en oudere met afstammelingen van f 325.
De driejarige en oudere stieren moeten ter cen
trale keuring verschijnen met minstens tien afstam
melingen.
Aan tweejarige of oudere stieren wordt de premie
alléén uitgekeerd, wanneer zij't volgend jaar weder
ter centiale keuring voorgebracht worden.
Aan de toekenning der premiên zhn de volgende
voorwaarden verbonden:
De stieren moeten tegen een maximum dekgeld
van f 20 per koe in de provincie N.-Holland beschik
baar zijn. De eigenaren moeten deklijsten bijhouden
en deze voor .15 Januari 1917 bij den secretaris
inleveren.
Voor 't zuidelijk gedeelte van N.-Holland waar
nog weinig aan rt veefókken gedaan wordt, worden
voor stierenvereenigingen, wier reglement door
deze commissie worden goedgekeurd en die aan-
fehouden stieren behooren te gebruiken, bijdragen
eschikbaar gesteld.
B. Bijdragen in de kosten van vereenigingen, die
zich verbetering van den veestapel ten doel stellen.
Door dertig fokvereenigingen is subsidie aange
vraagd.
De pasopgerichte en slechts twee jaar bestaan
hebbende vereenigingen ontvangen een subsidie
tot de „helft der uitgaven van de kosten van melk-
onderzoek en administratie met een maximum van
twee honderd en vijftig gulden. De oudere veree
nigingen ieder f 100.
Aan den Provincialen Bond van Rundveefokver-
eenigingen wordt voor de uitgifte van het Centraal
Register drie honderd gulden toegestaan.
De commissie is overtuigd, dat de uitgifte van
het Centraal Register veel bijdragen kan tot de
ontwikkeling der veefokkers, omdat zij daarin kun
nen vinden de afstamming van de ingeschreven
dieren met het geheele keuringsrapport en voor de
bestudeering der bloedlijneu en waarde voüe gege
vens in zullen aantreffen. De waarde van het Cen
traal Register wordt steeds grooter omdat tegen
woordig aUe dieren met afstamming, eigendom der
leden van fokvereenigingen, worden geregistreerd.
Met de contróle op de werking der vereenigingen
is een Inspecteur belast, onder diens werkzaam
heden behooren: 't nagaan of de monstername en
het melkonderzoek der voor proef melken, toege
laten koeien met de noodige accuratesse geschiedt,
terwijl het keuren der fokdieren voor opname in
de fokregisters in overleg met hem gebeurt.
Ontvluchting van krijgsgevangenen.
Den laatsten tijd gaat er nagenoeg geen week
voorbij, of er komen ontvluchtte krijgsgevangenen
„Ik word hier nog ellendiger".
„Je kunt je kuur hier toen niet afbreken".
„Zeg wat je wilt ik ga toch. Ik moet zekerheid
hebben, dit nopen en vreezen brengt mij de dood
doen zag Louise in, dat eik woord tevergeefs was en
gaf toe.
Den anderen dag vertrokken zij.
Ernst was als razend. Sedert hij van Mila weer
zulk een besliste weigering had gekregen, liep hij ais
een mensen zonder nooid rond. Niels op de wereld
meer nad zijn belangstelling, bij dacht alleen aan baar
aan haar alleen! Tweemaal reeds was hij adn haar
woning geweest, beide malen bad mamaatje hem ont
vangen en hem, zooais gewoonlijk, een klaaglied voor
gezongen. Van iViiLa was niets te zien.
„Zij is niet heel wei", verontschuldigde de oude.
ui Ernst wilde of niet, hij moest daarmee tevreden
zijn. Maar toch gaf hij de hoop niet op, want hij kon
nog met daaraan geiooven, dat een meisje hem wer-
aeujk op den duur zou kunnen weerstaan.
Ook schreef hij haar eenige malen en stuurde haar
de neeriijkste bloemen, maai' bet was alles tevergeeisch
en er kwam geen antwoord.
Dan pakte hem een. razende begeerte aan naar haar
en urenlang zat hü in een café aan den overkant van
naar buis op de loer, maar ook dat was tevergeeisch.
hij zag haar niet.
Vertwijfeld liep hij rond en wjst geen raad meer.
En dagelijks groeide zijn- hartstocht voor haar en dage
lijks drong het besef meer en meer tot hein door,
nat hij dezen hartstocht geen meester zou kunnen blij
ven. Hij zat met gebalde vuisten en dacht na hoe
hij uit dezen toestand zou kunnen worden verlost.
Ach, als hij n.u vrij was geweest. Dan kon .hij
Mila kort en bond aanbieden en dan zou zij ook Depaald
geen neen gezegd hebben. Maar nu, nu hij niet vrij was,
meed zij hem. Dit alles was hem zonneklaar.
O, die ketting, ^ie vergulden ketting, die hem aan
die andere vrouw verbond.
En vertwijfeld, verbitterd, liep hij rond, met tegenzin
in alles, zijn leven vervloekend.
Op een dag dat hij van zijn zaak thuis kwam, vond
hij zijn vrouw en zijn zuster tbuis, die zoo juist van
het station waren aangekomen.. Hij was eerst zoo ver
rast, dat hg geen woord ter begroeting kon vinden.
Eerst toen Luzie hem met een mat lachje de hand toe
stak, eerst toen dwong hij zichzelf tot een groet.
„Waarom kom je zoo plotseling terug?" vroeg hij
met moeite onderdrukte scherpte.
Stil en goed antwoordde zijn vrouw: ,.ik had geen
rust meer".
Met gefronst voorhoofd keek hij haar aan. „Maar men
begint toch geen kuur om haar om de een of andere
luim plotseling weer op te geven".
„Het was geen luim, Ernst".
„Anders kan ik het niet noemen, want ik zie ab
soluut geen verstandige reden voor je plotselingen terug
keer".
Bevend en het weenen nabij, stond zij voor hem
en keek hem met vragenden blik aan.
Toen werd het hem heel onaangenaam te moede