Scliager Courant
TABAK van J. R. KEUSS
In Heidehoeve.
Zalerdag 27 Mei 1916.
59ste Jaargang No. 5Ö04.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
Brieven uit Engeland.
Gemengd Nieuws.
„EDELE CLUB „KNIPOOGJE".
Op bekeren fiag 't is ïru el een aardig brok maan-
Uen geleden, kwam hij zich bij mij aanmelden.
Bij (dood-eerlijken koopman in de provincie
dicht bij de grenzen die tot nu toe geleefd had
in kalme onbekendheid}, vrijwel zonder 2orgen.
't Is waar al een poosje voor Augustus 1914
waren gekomen de donker-onheilspeiiende wolkjes. En
die waren gaandeweg aldikker geworden.
Maarb
En nu licht ik even tipje op van sluier, hangend
over dingen, die voor velen zoo duister en onbegrij
pelijk zijn.
Ver van eerlijken provinciaal In centrum van
spionnage, omkooperij' en geschacher zaten op ze
keren dag nu ook al maanden hér een bejaar
de meneer en een jonkman in café tegenover el
kaar aan tafeltje.
De jonkman scheen mistroostig. De bejaarde met
zijn schrander-sluwe Ioeremd-hebzuchtige koolzwarte
oogjes; rosette in knoopsgat; lichtgrijs vilthoedje op
de zilveren haren,had al een paar maal gekeken
op vzdjn horloge, 't Was toch niks gedaan. Jongen,
jeugdige boemelaar, die om duiten zat te zeuren.
Nee, amice, zei achtbare grijsaard, aanstalten tot
vertrekken makend, voor 't moment gaat dat tot m'n
leedwezen waarachtig niet. Misschien later...
Met slap-mistroostig gebaar gaf de jonkman hem z'n
visite-kaartje.
De ander plantte lorgnet op neus.
Tuurde op adres... Dacht even na.
Knipte lorgnet dicht.
Tikte met glaasje.
Ging weer zitten.
Keek nog eens op horloge.
'Zei dat 't hem inviel, hij had' 't waarachtig hee
lemaal vergeten I iemand over een half uur in
't café zou komen.
Tja, bekende jonkman hij zou hem graag
gezelschap houden. Maar.... En hij grabbelde, glim
lachend-schokschouderend, in z'n vestzakken.
Garconl riep grijsaard met rosette in knoops
gat vraag eens wat meneer gebruiken wil I
En stilletjes uiterst discreet, schoof hij hem een
riksje toe.
Begon met hem te radeneeren.
De lichten werden in café opgestoken, 't Werd
avond. Tot zijn groote verbazing wachtte grijsaard'
vruchteloos op dien handelsvriend die komen zou.
't Was al over etenstijd. Maar die van de zilveren
haren en het grijsvilten hoede raakte in royaal-fidee
len stemming
Luisterde naar de verhalen van jonkman. Met vreemd
glimlachje om de lippen en met zonderling glinste
rende koolzwarte oogjes....
Er kwam een bankbiljet voor den dag op zeker
oogenblik.
Er werd een papier geteekend.
De naar geld zoekende jonkman drukte met tra
nen in de oogen eene hand' van den nobelen grijs
aard.
Zoo'n kranige Meelen kerel had-ie nooit ontmoet.
Meneer kon er zeker van zijn: tot het laatste dub-
bie zou hij z'n verplichting nakomen....
De oude knikte.
Kwam best terecht hoor!,..
En zij zagen elkaar nog ettelijke malen.
Er weiden nog een stuk of wat papierjes geteekendl.
Toen zagen wij straks kwam zich de deftige
gedecoreerde bejaarde meneer aanmelden bij braven,
eerlijken provinciaal.
En de bezoeker zinspeelde, o heel tactvol, heel voor
zichtig al visschend en speurend en tastend
op de zoete winsten, die sommigen in deze tijden..
Nu ja, niet <Leder zou 't kunnen prijzenMaar
toch
Meneer, zei brave provinciaal, dicht bij de gren
zen wonend, ik zal U eens wat zeggen. U komt hier
nu voor Idie verzeker!ngs-kwestie en onwillekeurig gaat
ons gesprek over die dingen Ioopen. Ik verzeker (J,
als ik morgen den dag voor mijn faillisement zou
staan en ik had de keus om eerlijk man te blijven,
zooais ik tot nu toe geweest .ben, en over te gaan tot
zulke dingen: er zou geen seconde keus voor mij
wezen. Mjjn vader, m'n grootvader en m'n over
grootvader hoort U mij goed r hebben hier de
zakten^ waar ik nu nog in, gedreven. Met God en
met eere!j.. Daar heb ik geen woord meer bij te
voegen.
Natuurlijk, natuurlijk, beaamde bezoeker ik weet
wie meneer Gunter is. Anders zoudt U mij ook hier
niet zien.
En de bezoeker klopte een stofje van de decoratie,
die z'n linker bovenkno-opsgat sierde.
Hij schoof intusschen zijn sigaar een tikje naar een
hoek van z'n mondhoeken, opdat de rook hem niet
te zeer zou hinderen.
Haalde z'n portefeuille voor den dag.
Bladerde, zocht erin.
Zei toen ineens:
Karei Marinus Gunter, thans wonend te Am
sterdam in de QuelhJnstraat, dat is toch uw zoon,
nietwaar t
Brave provinciaal verbleekte.
Begon, te beven.
Knikte van ja.
Bejaarde, gedecoreerde meneer wachtte weer even.
20.
Een glans van hoop ging er over het gelaat van
den ouden man. Dus hadden die twee menschen,
die hij reeds lang voor elkaar had bestemd elkaar
toch lief en niets anders dan Marie's huwelijk stond
er tusschen die beide menschen.
„Marie", zeide hij op veel milderen toon, „zou het
dan niet mogelijk zijn van dezen Goldammer weer
los te worden?"
„>ch, ik weet het niet grootvader. Mij is het, als
ga ik het hol van den leeuw in, wanneer ik in
het huis van den man terugkeer, die zulk een on-
I aanvechtbaar recht op mij heeft. Maar u ziet zelf,
lik kan niet anders handelen^ mijn zieke vader
I roept mij en zoo moet ik het wel".
I „Nu, hoor eens. Je hebt dien man een jaar lang
Imoedwillig verlaten, zooals dat in de wet heet. Blijf
Inu tegenover hem op je stuk staan en ga op geen
lenkel voorstel in. Zulk een huwelijk moet ontbon-
Iden kunnen worden."
I Met schitterende oogen riep Marie uit: „U m®e^t
Idus dat er een scheiding zou zijn te verkrijgen? O,
Ihoe geeft deze gedachte mij moed. Wanneer u mij
bijstaat wil ik mij getroost naar Berlijn wagen!
I De voorbereidingen van Mane voor haar reis wa
ren spoedig getroffen. De goede Riekje zeide haar
ren teeder vaarwel en een tot weerziens Dan bracht
groot' ader haar naar het station.
Toen zij in den spoorwagen stapte, fluisterde ae
h'de r-ian haar met een sluw lachje toe: ..wees
jnnnr stil miin beste, ik zal je wel iemand te hu p
l-orif'fin. F.r hl r noe*n, o: dat jij daar je eigen gela
Zei toen:
Lu.men wjj hier vertrouwelijk spreken,
dichtschroeit±'eer' °f ^zeren vuist hem keel
Jawel, bracht hi/ er eindelijk uit.
bezoeker drukte lorgnet op neuspunt. Richtte toen
den scherpen, wreeden blik van zijn koolzwarte loer-
oogen op nen ander,
iwelk« vordering op Lw zoon
Karei Marinus ik bij U! kom
vinciaal^ weo^te braven, eerlijken, sidderenden pro-
i mistende hem 't bedrag in 't oor. Tegelijk ver
duidelijkend, dai. bij ai Uoen niet voor ueu zoo en
dmVT<Sjpasf**aa*> ZOU vol«ea' zou wor-
Dat.kon in dit geval. En dat zou gebeuren..
O als t aan nem. edëien gijjsaand lag!... Welke
rampen had hij, uit zuiver altruïsme uit kassian, un
echt-menschelijk gevoel, niet van hem afoeweud
Maar er waren anderen
Minder nobei-teerhartig dan hij. Zonder deernis ol
erbarmen.
Die zouden Karei Marinus de das aandoen
En daarom was nobele grijsaard in hoofdzaak bij
hein gekomen, 't Sneed hem door 't hart. Hij wist
immers, welk een door en dioor goed, braaf, eer
lijk man meneer Gunter was.
Et voilal^..
De tranen blonken in Ide koolzwarte oogen.
Provinciaal zat lijkbleek, met slapneerhangenide ar
men tegenover bezoeker.
De meneer van de zilveren baren en de kleurige
rosette in 't knoopsgat bladerde al peinzend even nog
in zijn notitieboek.
Plotseling scheen hij besluit te vatten.
Kerel! zei hij, eene hand naar gastheer uitste
kend. wij zijn vrienden, mag ik wel zeggen. Weet-je
wtat je Üoet>. 'Heb je goeie, maar echt goeie ouwe
port, of zoo in huis. Anders zal ik....
Neen waarachtig niet, zea de ander, in z'ngast-
heers-eer gekrenkt, een minuut.
En even later was de port er. Kltonkdn ze.
Toen nam de gast der zilverwitte haren, sluw kool
zwarte oogen en kleurig rosette, de leiding.
Praatten ze zeer, zeer lang met elkaar.
't Kostte gastheer hevigen, hangen strijd.
Maar de keuze was zeer zwaar. Daar lag stapel
tje acceptjes van zoon, Daar waren nog andere ver
plichtingen, waar gast van wist.
't Moest onvermijdelijk op faillisement uitloopen.
't Kon niet anders.
Bezoeker hanteerde port-karaf. Telkens en telkens
weer.
Wist angsten, zorgen weg te praten.
Met wondere virtuositeit.
Hij moest bereiken, dat een enkel papiertlje door
gastheer geteekend werd.
Dan had hij hem| aan 't lijntje. En na enkele uren
jesel iedde 't. Bereikte nobele gast zijn doet. 't Papier
weid geteekend.
In hun gewone „stamhoekje" van grootstads-café za
ten de meneer vati de zilveren haren en de kleurige
decoratie en zijn gewone clubvrinden'.
In de krant stond het vonnis uitgesproken tegen
de firma tot nu toe te goedlernaam en faam be
kend wegens smokkelarij, gepaaid met %llerlei ver
dere frauduleuze handelingen.
Gevangenisstraf en boete van beteekenis waren on
vermijdelijk.
De eisch door het O.M. gesteld leek werkelijk nog
tamelijk clement.
Dat is toch Ide vader van dat joggie, zei een
van de edele club, dié van jou indertija duiten'heeft
gehad r
Precies, zei de grijsaard der decoratie, natel
lend of dé interruptie zijn berekening van domino
spel niet in de war stuuroe.
Dat heb je 'm toch maar kwiek gelapt! zei
een van de andere club-leden.
Grijsaard reageerde niet op dit woord.
Verzette zijn steen met waardig gebaar.
Glimlachte slechts even. En gaf knipoogje...
Hadden ze 'm in-de gaten! r Maar hij trok ommid
dellijk erna zoo'n statig braaf gezicht, diat het gelach
gierde, loeide door de edele club, zoo hevig, dat de
domino-steenen ervan trilden....
MAITRE CORBEAU
LONDEN, 7 Mei 1916
Op Oudejaarsavond!, 10 minuten over half 12, is
het steeds onze gewoonte tegen elkander te 'zeggen:
„Nu Wenschen ze elkaar geluk in Holland.'" Na va-
canties in het vaderland doorgebracht, gaan we ge
woonlijk nog «enige dagen door met mee te leven
in Iden Hollandschen tijd. Tien minuten over half 9
is het: „Dé scholen in Holland zijn al weerman en
en drie uur later: „In Holland gaan ze al weer naar
huis. Wij hebben nog 20 minuten voor de fout". Maar
nuf Nog 80 minuten hebben we voor 'de borst, als de
Hollanjdsche schooljeugd op luidruchtige wijize blijk
geeft van haar groot» tevredenheid1, althans voor oen
paar uren verlost t« zijn van het ongewenscht gezel
schap van meesters en juffrouwen. En wanneer de
bel van 9 uur gaat, wel, daar zal ik maar over zwij
gen.
Maar we zullen gauw het verschil weer hebben in
gehaald. Misschien al over precies een week. We we
ten hier heel goed, dat Holland den „zomertijd" heeft
ingevoerd, de „daglichtbesparing" zooals wij het noe
men, we hebben bet met afgunstige oogen aangezien,
maar we zeggen: „Allemaal goed en wel, dat jullie
het gedaan hebt, maar wij hebben het uitgevonden.
En wat beter is nu we zien, hoe mooi jullie
ons idee vindt, gaan we 't ook doen."
Beide dingen zijn waar. Morgen komt de zaak ter
sprake in het Lagerhuis, waar ieder er voor en nie
mand er tegen schijnt te zijn. Een eigenlijke wet is
niet eens noodig, en het zou mij daarom niét ver
wonderen, ais wij werkelijk den eerstvoigenden nacht
van Zaterdag op Zondag officieel één uur zagen in
korten.
En |d« eer der uitvinding komt ook werkelijk Enge
land tóe. De man, die het plan bedacht, om de klok
in de lente een uur voor, en later in dien herfst weer
een uur terug te zetten, is, of liever was, want
hij is gestorven voor hij zijn idee verwezenlijkt mocht
zien, Mr. Willism Willett, een Londenaar. Mr. Wil
lett was een aannemer, en elke .minuut, die hij van
zijn werk kon afnemen wijdde hij aan zijn „stok
paardje". zooals velen net noemden, zijn „levens
doel" voor hemzelf. Langen tijd werden zijn voorstel
len met koelheid ontvangen, vaak zelfs bespot, maar
hij hield vol. Persoonlijk trachtte hij het nut ervan
duidelijk te maken aan afzonderlijke leden van het
Lagerhuis, instellingen van algemeen belang ontvingen
gedrukte circulaires, hij stond steeds gereed journa
listen te woord te staan, hoe meer hoe liever. Tijd
noch geld spaarde hij. om aanhangers voor zijnplan
te winnen, en ten slotte bekroonde succes, althans
voorloopig, zijn streven. In Februari 1908 kwam een
wetsontweerp, het eerste ter besparing van daglicht,
voor |de leden van het Lagerhqis.
Maar hierbij bleef het succes. 1909 zag het wets
ontwerp opnieuw, evenals 1910 en alle volgende ja
ren tot 1914. De heeren leden d« Kamer bepraat
ten 'de zaak, en deden niets. Na er 8 jaar zonder
eenig resultaat over gepraat te hebben, zal nu Üe
zaak zonder veel redeneeren waarschijnlijk in acht da
gen bjjjjdonken zijn.
Hoewel het plan van verandering dier klok afkom-
is van Mr. Willett, het besparen yan daglicht
had reedis de aangetrokken van Benjamin Franklin,
den uitvinder van den bliksemafleider. Franklin ver
beelde de menschen schijnbaar in twee groepen. De
verstartdigen, zoo redeneerde hij', zullen uit zich zeil
's zomers vroeger opstaan. De luilakken moeten ge
wekt wonden door -het luiden van klokken en het
afvuren van kanonnen. Maar we weten allen bi/ on
dervinding, dat wekken alleen niet voldoende is.
Daar zou menig wekkerklokje van meekunnen spreken.
Wat zij de voordeden van de nieuwe regeling r
Een winst van 154 uren daglicht. Eene besparing van
30 miljoen gulden per jaar aan kunstlicht. Een be
sparing van éen vol jaar brandstof elke 25 jaar. Be
tere slaap tengevolge van de toeg.ving van een uur
donkere aan die slaap ween. En betere gezondheid door
|de groot ere gelegenheid om bij dag in de buiten
lucht te zijn. Daarbij komt nog, wat misschien nie
mand op het eerste gezicht vermoed zou hebben, een
groote besparing van menschemlevens, op eene ande
re wijze |dan door bevordering der gezondheid. De
Directeur van de Grent Railway rekent uit. dat het
aantal treinongelukken belangrijk zou verminderen, aan-
C'en 73 percent van deze plaats grijpt in. die don-
5 maanden des jaars, en slechts 27 percent in
de lichte.
Toch verheffen zich ook neg stemmen tegen het
voorstel. Een Mr. J. H. Willis heeft uitgelegd, dat
het een groote dwaalbegrip is, te denken, dat zon
licht goed is voor den mensch of liever, voor de
gezondheid van den lilbnsch. Hij wijst er op, dat
de noordelijke volken veel flinker en geharder zijn
dan andere, en dat de menschen steeds minder ener-
gieek worden naar mate zij landstreken bewonen die
dichter bij den evenaar zijn gelegen. Het is echter
Ide vraag, of Mr. Willis veel dokters zou kunnen
vinden, die hem zouden willen toajevcax, dat zon
licht licht is voor |Öe gezondheid. Maar er is een
ander, belangrijk ding, dat hij' geheel uit het oog ver
liest. Dat de noordelijke rassen zooveel geharder en
energieker Zijn dan die zuidelijke is een feit, maar
Mr. Willis zal moeten toegeven, dat dit een gevolg
is, 'niet van het zonlicht. maar van de zonnewarm
te. En door de menschen in den zomer een uur
vroeger uit hun bed te jagen, dóór dus hun dag in
den vroegen morgenstond een uur te verlengen, wordt
hun wel een uur ineer licht, maar niet een uur meer
warmte geschonken. Ik ken verscheidene slaapka
mers, waar het allesbehalve raadzaam is, op warme dar
gen een uurtje langer onder de wol te blijven.
Andere tegenstanders van het plan, zoo vertelde de
zoon van Mr. Willett aan een verslaggever van de
Daily Chronicle,. beweren, dat het ondoenlijk is de
klok te verzetten, en nog weer anderen, dat het vol
strekt niet noodig is, .een werkelijke bepaling in te
voeren. En hij legt heel terecht uit, hoe onverstan
dig beide redeneeringen zijln. Ieder, die wel eens in
het buitenland gereisd1 heeft, weet immers, dat je ge
rust je horloge kunt vér zetten, zonder diat er iets ern
stigs gebeurt, noch met jezelf noch met je horloge.
Ja, er zou wel eens iets heel onaangenaams met Je
kunnen gebeuren, als je je horloge niet verzette. En
ide tijd van een land is toch immers altijd maar een
afspraak. Ons land is zoo klein, maar die AmsteT-
(damscfie tfijldl is natuurlijk toch niet precies de tijd
ALKMAARSCHE
OVERAL VERKRIJGBAAR
hebt", Hij drukte haar een pakje in de hand.
Wat bedoelde grootvader? Hulp wilde hij haar zen
den. Zou Heinrich komen om haar bij te staan. O,
wanneer dat mogelijk ware, met hem aan haar zij
de zou zij worden vrij en gelukkig.
De trein vertrok en Marie voelde, dat zij met heel
haar hart aan het hier gevonden thuis hing. Het
geluk van het landleven was haar hier het eerst
deelachtig geworden. Wat had zij hier een heerlijk
jaar doorleefd. Hoeveel goeds en hoeveel vreugde
had zij hier genoten!
En nu wist zij opk, wat de liefde van een man
beteekende, want deze liefde vervulde haar heele
hart. Een zoet gevoel dat haar leven nu een wen
ding zou krijgen, vervulde haar en zij wist nu bijna
zeker, dat de toekomst klaar en helder was, een jon
ge dag voor haar zou opstijgen en een geluksge
voel deed haar hart luider kloppen. Haar scheen
het, alsof zij nu alle zorgen van zich zou kunnen af
schudden en de berg van angst die zoo lang lood
zwaar op haar had gedrukt, werd op eenmaal van
haar afgewenteld.
En zoo reed zij onder een gevoel van hoop en
verwachting, maar ook nog weer met nog eenige
vrees het groote drukke Berlijn tegemoet.
Oom Hans ontving haar op het station met open
armen Zij wierp zich snikkend aan zijn borst en
vroeg: „Hóe gaat het met vader?"
Wij willen eer het beste van hopen, kindlief
Zeïde de kleine man op zijn milde wijze, dan hielp
hij het diep ontroerde meisje in een rijtuig en reed
met haar naar de Leipzigerstraat.
Met een luid kloppend hart betrad Mane het huis
O nu alsjeblieft niemand ontmoeten en de gevrees
de man niet terugzien. Schuw en vlug snelde zij
door de gang de trap op. Het was haar gelukt, zij
had geen enkel bekend gezicht crerien, zij haalde
diep fldem en nu wendde al haar denken zich tot
de zieke
Vlug doorliep zij Assels kamertje, trad in de rui
me slaapkamer van haar ouders en aan haar vaders
bed. Zij schrikte, zoo verouderd vond zij den ouden
man.
Zijn hond stoof blaffend onder de dekens vandaan
maar toen hij Marie herkende, likte hij haar handen.
„Wees stil manneke", fluisterde de zieke met zwak
ke stem. „Zij is het mijn Doral Eindelijk ben je
daar en kom je mij nu halen?"
Met een gelukkige uitdrukking breidde hij zijn ar
men uit. Zij- omhelsde hem en kuste hem. „Ik ben
het, je dochter, je Marie." Zij zat op den rand van
zijn bed en ondersteunde hem met kussens, zoodat
de zwakke man zich rechtop kon houden.
„Ziet eens papa, daar ben ik nu en kom je op
passen".
„Oppassen waarvoor?"
„Opdat u weer spoedig beter zult zijn".
„Niet noodig", zeide hij hoofdschuddend.
„Waar ben je zoo lang geweest?"
Zij vertelde hem van Heidedorp, van grootvader,
die niet meer boos was en haar arme moeder ver
giffenis had geschonken.
Hij knikte bevredigd en verzonk in zijn herinne
ringen. Spoedig geloofde hij zijn Dora met haar spin
newiel over het boerderijerf te zien gaan en hij was
weldra in het oude boerenhuis, waarvan Marie elk
hoekje nu zoo goed kende. Dan stond hij met de ge
liefde in de maneschijn achter het tuinhek en vroeg
haar of zij nu de raderen van den watermolen hoor
de ruischen. De beelden en fantasieën die hij zag,
waren vroolijk en blij en steeds weer hield hij zijn
kind voor Dora, zijn beminde vrouw, dje gekomen
was om zich eindelijk met hem te vereenigen.
Zoo verliepen vele uren van den nacht. Eerst laat
deed de kranke een onrustige sluimer, terwijl Ma
rie zijn stokkende adem zat te bestudeeren.
Den volgenden morgen begon Marie met zachte
liefde voor hem te zorgen. Zij kookte soep en roodig
van Enschede. En reei miödfar ls de Greenwichtijo
die van Liverpool.
Dat iéder voor zichzelf den zomertijd sou kunnen
invoeren, is ook niet waar. Van 's morgefls vroeg
tot 's avonds laat zou Je in moeilijkheden kornet, 's
Morgens aan huis vóór de bakker er geweest was,
misschien tóór de eerste tram reed, 's avonds naar
beid vóór de laatste j>ost er was geweest, die Je tegen
woordig wel is waar, altifd op wegende wij» over
slaat, maar dan geregeld aan zou komen, en waar
schijnlijk met dingen, die biet door de brievenbus konl-
den. zoodat hij je eerste nachtrust door langdurig ge-
bel en geklop _zoy verstoren. Nu, dat is ondoenlijk.
Wetgeving dus, en kiokverzetting. Jullie bent ons
nu nog op voor in Holland, en wij, de uitvinders
van het plan, zijn ,jde Cnineezen van Europa",
Maar slechts een week, waarschijnlijk, en we verschil
len weer onze gewone twintig minuten. Wat billijk
Ls!
ZWEEDSCH GENEESMIDDEL
TEGEN MENINGITIS.
Niet alleen in Nederland, doch ook in Zweden
moet men jaar op jaar een grooter percentage nek
kramp constateeren en evenals hier komt de ziekte
het meest voor in de kazernes. Men heett in Zwe
den zelfs gevreesd, dat de ziekte zich dit jaar epi
demisch zou gaan verspreiden. Bij enkele ziektege
vallen in een regiment te West-Gotland is de regi
mentschef onmiddellijk over gegaan tot verplichte
inenting met een middel, samengesteld door prof.
Alfred Petterson. Deze geleerde is er het vorige jaar
in geslaagd, lange experimenteelen weg een genees
middel tegen meningitis te vinden .Dit middel be
staat hoofdzakelijk uit gedoode meningococcen. De
resultaten waren verrassend. Den 7en Maart werd
het heele regiment ingeënt en na acht dagen werd
dit herhaald. Den lOen Maart werd de ziekte ge
constateerd bij een soldaat, die de eerste maal niet
was ingeënt, omdat hij aan koorts leed. Verder
kwam onder de 0041 manschappen geen enkel ge
val voor, daarentegen wel onder de vrouwelijke
leden van het personeel, dat niet aan de verplichte
inenting was onderworpen. Thans echter zijn ook
deze ingeënt, evenals de civiele werklieden.
EEN NIEUWE VLIEG.
Edmond Perrier deelt in de Temps mede, dat door
den oorlog een nieuwe vlieg ls ingevoerd en wel
de Groenlandsche Calliphora, donkerrood van kleur
Ze is nog niet te Parijs gezien, maar schijnt zich in
het vijfde arrondissement al zoo goed thuis te ge
voelen, dat de bewoners er reeds even veel last van
hebben als van de inheemsche vliegen. Schrijver
vermoedt, dat ze meegekomen zijn met de paarden
die uit Groenland, via Canada, naar Frankrijk wer
den gezonden; waarschijnlijk legden ze hun eieren
in de spoorwegwagons en is dit het eerste broed.
HET SCHOENEN-HOSPITAAL.
In de Yorkshire Post leest men:
„Op het met rommel bedekte slagvelden verza
melen de legers allerlei dingen, die zij vinden. Le
deren riemen, gespen, geweren, revolvers, bussen,
paraphernaliën van allerlei soort, wielen van wa
gens, affuiten en van achter het front worden ge
scheurde tenten en afgedragen kleedingstukken,
messen, bajonetten, kortom alles, dat nog te herstel
len is, bijeengebracht en dit rommeltje wordt naar
het mijlen verder gelegen goederenhospitaal gezon
den, dat ik dezer dagen bezocht
Frisch uitziende, vroolijke Fransche vrouwen was
schen de schoenen een van haar maakte de mijne
schoon, toen ik door het hospitaal ging, een stevige
meid, die ze volgens, de regelen der kunst bewerk
te, terwijl een groepje van haar kameraden lachend
stond toe te kijken. Nadat de schoenen schoon, ge-
wasschen zijn, gaan ze naar de schoenlapperswérk-
plaatsen, waar Tedere schoen door 30 of 40 verschil
lende handen gaat; elke arbeider of arbeidster heeft
een bepaalde bewerking te doen, bijv. het amputee-
ren van een zool, dat met merkwaardige, handige
vlugheid geschiedt; nieuwe zolen aanzetten; het bo
venleer lappen. De eene bewerking volgt vlug de
andere. Er zijn daar zelfs machines om lappen op
te spijkeren.
Zoo loopen de schoenen de geheele zaal door, om
ten slotte weer geheel in orde en bruikbaar een olie
bad te krijgen en te drogen gehangen te worden,
voor zij naar den troep terug gaan, om als schoeisel
te dienen voor een soldaat, dien misschien te over
leven en weer naar het schoenenhospitaal terug te
keeren, om voor een ander dienst te doen."
KLEINER COURANTEN.
Te Berlijn is een vergadering gehouden van de
lichamen, die met de regeling van het verbruik
van drukpapier in Duitscnland te maken hebben.
Er waren ook vertegenwoordigers van de regeering
bij. De uitslag van het onderzoek naar den voorraad
werd medegedeeld. Een algemeene beperking van
het verbruik werd noodig genoemd. In het begin
van Juni verwacht men dienaangaande een veror
dening van den Bondsraad, die, zegt de Kolische
Zeitung, ver strekkende bepalingen voor de pers
kan bevatten.
BEDROG.
Het is bekend, dat men door toevoeging van wa
ter aan verschillende artikelen bedrog kan plegen.
Maar dat men dat ook kan doen door de kaarten
voor zulk een artikel nat te maken, is wel een
nieuwtje.
Toch is het zoo. Er stond n.1. dezer dagen een
bakker terecht, die zich te veel meel had laten leve
ren tegen afgifte van de broodkaarten die hij van
zijne klanten ontving. Deze kaarten worden niet ge
teld, maar gewogen en de bakker had nu een
voudig nat gemaakt. Zoo dacht ten minste het open
baar ministerie, maar de rechter achtte het feit niet
bewezen en sprak den aangeklaagde vrij.
de hem met vriendelijke woorden daarvan te gebrul
ken en ging dan de salon wat opruimen.
Toen zij daar mee bezig was, stak plotseling Je-
anne Duvernier haar hoofd om den hoek en riep
met een lachje: „Opgelet! hier komt hoog bezoek."
Marie deed verschrikt eenige stappen achteruit
toen zij Anatal Goldammer met zijn hoog rood ge
zicht zag binnen stappen. Het meisje moest zich
vastgrijpen om op de been te blijven. Met beide han
den achter zich grijpend, klemde zij zich aan den
rand van de tafel vast en staarde met ontzetting
naar den man. Hoe had zij in al haar gedachten en
droomen voor dat oogenblik gevreesd.
„Dat is dus mijn vluchteling", zeide de kapper,
trad op het meisje toe en wreef zich de dikke han
den.
Marie wilde hem smeeken haar te vergeven,
maar zij kon alleen haar lippen bewegen, geen klank
kwam er over haar lippen en zij week zoover te
rug als het maar eenigszins kon.
„Miserabel gefriseerd is zij nog steeds, Anatal",
zeide de Frangaise.
„Ik zou mijn vrouw met politiehulp kunnen laten
halen. Het zou slecht voor je afloopen, juffertje."
Jeanne riep uit: „In het hart van dezen nobelen
man woont alleen grootmoedigheid. Spreek nu maar
Anatal. Vertel alles."
„Ik wil alleen zeggen, dat ik blij ben haar einde
lijk te kunnen spreken.
„En tot welk doel zeg het haar maar."
„Mijn vrouw is nog veel mooier geworden, Je
anne."
„Ik smeek u
„Kalm wat meisje, geloof mij, ik laat mij, niet
ongestraft kleineeren, zelfs niet door een engel".
Marie wist niet wat zij van dit alles moest den
ken, maar zij voelde dat het haar plicht was een
goed woord tot Goldammer te zeggen, een vraag
o vergiffenis tot hem te richten en hem te smee-