Scliager Courant TABAK van J. R. KEUSS In Heidehoeve. Zalerdag 27 Mei 1916. 59ste Jaargang No. 5Ö04. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Brieven uit Engeland. Gemengd Nieuws. „EDELE CLUB „KNIPOOGJE". Op bekeren fiag 't is ïru el een aardig brok maan- Uen geleden, kwam hij zich bij mij aanmelden. Bij (dood-eerlijken koopman in de provincie dicht bij de grenzen die tot nu toe geleefd had in kalme onbekendheid}, vrijwel zonder 2orgen. 't Is waar al een poosje voor Augustus 1914 waren gekomen de donker-onheilspeiiende wolkjes. En die waren gaandeweg aldikker geworden. Maarb En nu licht ik even tipje op van sluier, hangend over dingen, die voor velen zoo duister en onbegrij pelijk zijn. Ver van eerlijken provinciaal In centrum van spionnage, omkooperij' en geschacher zaten op ze keren dag nu ook al maanden hér een bejaar de meneer en een jonkman in café tegenover el kaar aan tafeltje. De jonkman scheen mistroostig. De bejaarde met zijn schrander-sluwe Ioeremd-hebzuchtige koolzwarte oogjes; rosette in knoopsgat; lichtgrijs vilthoedje op de zilveren haren,had al een paar maal gekeken op vzdjn horloge, 't Was toch niks gedaan. Jongen, jeugdige boemelaar, die om duiten zat te zeuren. Nee, amice, zei achtbare grijsaard, aanstalten tot vertrekken makend, voor 't moment gaat dat tot m'n leedwezen waarachtig niet. Misschien later... Met slap-mistroostig gebaar gaf de jonkman hem z'n visite-kaartje. De ander plantte lorgnet op neus. Tuurde op adres... Dacht even na. Knipte lorgnet dicht. Tikte met glaasje. Ging weer zitten. Keek nog eens op horloge. 'Zei dat 't hem inviel, hij had' 't waarachtig hee lemaal vergeten I iemand over een half uur in 't café zou komen. Tja, bekende jonkman hij zou hem graag gezelschap houden. Maar.... En hij grabbelde, glim lachend-schokschouderend, in z'n vestzakken. Garconl riep grijsaard met rosette in knoops gat vraag eens wat meneer gebruiken wil I En stilletjes uiterst discreet, schoof hij hem een riksje toe. Begon met hem te radeneeren. De lichten werden in café opgestoken, 't Werd avond. Tot zijn groote verbazing wachtte grijsaard' vruchteloos op dien handelsvriend die komen zou. 't Was al over etenstijd. Maar die van de zilveren haren en het grijsvilten hoede raakte in royaal-fidee len stemming Luisterde naar de verhalen van jonkman. Met vreemd glimlachje om de lippen en met zonderling glinste rende koolzwarte oogjes.... Er kwam een bankbiljet voor den dag op zeker oogenblik. Er werd een papier geteekend. De naar geld zoekende jonkman drukte met tra nen in de oogen eene hand' van den nobelen grijs aard. Zoo'n kranige Meelen kerel had-ie nooit ontmoet. Meneer kon er zeker van zijn: tot het laatste dub- bie zou hij z'n verplichting nakomen.... De oude knikte. Kwam best terecht hoor!,.. En zij zagen elkaar nog ettelijke malen. Er weiden nog een stuk of wat papierjes geteekendl. Toen zagen wij straks kwam zich de deftige gedecoreerde bejaarde meneer aanmelden bij braven, eerlijken provinciaal. En de bezoeker zinspeelde, o heel tactvol, heel voor zichtig al visschend en speurend en tastend op de zoete winsten, die sommigen in deze tijden.. Nu ja, niet <Leder zou 't kunnen prijzenMaar toch Meneer, zei brave provinciaal, dicht bij de gren zen wonend, ik zal U eens wat zeggen. U komt hier nu voor Idie verzeker!ngs-kwestie en onwillekeurig gaat ons gesprek over die dingen Ioopen. Ik verzeker (J, als ik morgen den dag voor mijn faillisement zou staan en ik had de keus om eerlijk man te blijven, zooais ik tot nu toe geweest .ben, en over te gaan tot zulke dingen: er zou geen seconde keus voor mij wezen. Mjjn vader, m'n grootvader en m'n over grootvader hoort U mij goed r hebben hier de zakten^ waar ik nu nog in, gedreven. Met God en met eere!j.. Daar heb ik geen woord meer bij te voegen. Natuurlijk, natuurlijk, beaamde bezoeker ik weet wie meneer Gunter is. Anders zoudt U mij ook hier niet zien. En de bezoeker klopte een stofje van de decoratie, die z'n linker bovenkno-opsgat sierde. Hij schoof intusschen zijn sigaar een tikje naar een hoek van z'n mondhoeken, opdat de rook hem niet te zeer zou hinderen. Haalde z'n portefeuille voor den dag. Bladerde, zocht erin. Zei toen ineens: Karei Marinus Gunter, thans wonend te Am sterdam in de QuelhJnstraat, dat is toch uw zoon, nietwaar t Brave provinciaal verbleekte. Begon, te beven. Knikte van ja. Bejaarde, gedecoreerde meneer wachtte weer even. 20. Een glans van hoop ging er over het gelaat van den ouden man. Dus hadden die twee menschen, die hij reeds lang voor elkaar had bestemd elkaar toch lief en niets anders dan Marie's huwelijk stond er tusschen die beide menschen. „Marie", zeide hij op veel milderen toon, „zou het dan niet mogelijk zijn van dezen Goldammer weer los te worden?" „>ch, ik weet het niet grootvader. Mij is het, als ga ik het hol van den leeuw in, wanneer ik in het huis van den man terugkeer, die zulk een on- I aanvechtbaar recht op mij heeft. Maar u ziet zelf, lik kan niet anders handelen^ mijn zieke vader I roept mij en zoo moet ik het wel". I „Nu, hoor eens. Je hebt dien man een jaar lang Imoedwillig verlaten, zooals dat in de wet heet. Blijf Inu tegenover hem op je stuk staan en ga op geen lenkel voorstel in. Zulk een huwelijk moet ontbon- Iden kunnen worden." I Met schitterende oogen riep Marie uit: „U m®e^t Idus dat er een scheiding zou zijn te verkrijgen? O, Ihoe geeft deze gedachte mij moed. Wanneer u mij bijstaat wil ik mij getroost naar Berlijn wagen! I De voorbereidingen van Mane voor haar reis wa ren spoedig getroffen. De goede Riekje zeide haar ren teeder vaarwel en een tot weerziens Dan bracht groot' ader haar naar het station. Toen zij in den spoorwagen stapte, fluisterde ae h'de r-ian haar met een sluw lachje toe: ..wees jnnnr stil miin beste, ik zal je wel iemand te hu p l-orif'fin. F.r hl r noe*n, o: dat jij daar je eigen gela Zei toen: Lu.men wjj hier vertrouwelijk spreken, dichtschroeit±'eer' °f ^zeren vuist hem keel Jawel, bracht hi/ er eindelijk uit. bezoeker drukte lorgnet op neuspunt. Richtte toen den scherpen, wreeden blik van zijn koolzwarte loer- oogen op nen ander, iwelk« vordering op Lw zoon Karei Marinus ik bij U! kom vinciaal^ weo^te braven, eerlijken, sidderenden pro- i mistende hem 't bedrag in 't oor. Tegelijk ver duidelijkend, dai. bij ai Uoen niet voor ueu zoo en dmVT<Sjpasf**aa*> ZOU vol«ea' zou wor- Dat.kon in dit geval. En dat zou gebeuren.. O als t aan nem. edëien gijjsaand lag!... Welke rampen had hij, uit zuiver altruïsme uit kassian, un echt-menschelijk gevoel, niet van hem afoeweud Maar er waren anderen Minder nobei-teerhartig dan hij. Zonder deernis ol erbarmen. Die zouden Karei Marinus de das aandoen En daarom was nobele grijsaard in hoofdzaak bij hein gekomen, 't Sneed hem door 't hart. Hij wist immers, welk een door en dioor goed, braaf, eer lijk man meneer Gunter was. Et voilal^.. De tranen blonken in Ide koolzwarte oogen. Provinciaal zat lijkbleek, met slapneerhangenide ar men tegenover bezoeker. De meneer van de zilveren baren en de kleurige rosette in 't knoopsgat bladerde al peinzend even nog in zijn notitieboek. Plotseling scheen hij besluit te vatten. Kerel! zei hij, eene hand naar gastheer uitste kend. wij zijn vrienden, mag ik wel zeggen. Weet-je wtat je Üoet>. 'Heb je goeie, maar echt goeie ouwe port, of zoo in huis. Anders zal ik.... Neen waarachtig niet, zea de ander, in z'ngast- heers-eer gekrenkt, een minuut. En even later was de port er. Kltonkdn ze. Toen nam de gast der zilverwitte haren, sluw kool zwarte oogen en kleurig rosette, de leiding. Praatten ze zeer, zeer lang met elkaar. 't Kostte gastheer hevigen, hangen strijd. Maar de keuze was zeer zwaar. Daar lag stapel tje acceptjes van zoon, Daar waren nog andere ver plichtingen, waar gast van wist. 't Moest onvermijdelijk op faillisement uitloopen. 't Kon niet anders. Bezoeker hanteerde port-karaf. Telkens en telkens weer. Wist angsten, zorgen weg te praten. Met wondere virtuositeit. Hij moest bereiken, dat een enkel papiertlje door gastheer geteekend werd. Dan had hij hem| aan 't lijntje. En na enkele uren jesel iedde 't. Bereikte nobele gast zijn doet. 't Papier weid geteekend. In hun gewone „stamhoekje" van grootstads-café za ten de meneer vati de zilveren haren en de kleurige decoratie en zijn gewone clubvrinden'. In de krant stond het vonnis uitgesproken tegen de firma tot nu toe te goedlernaam en faam be kend wegens smokkelarij, gepaaid met %llerlei ver dere frauduleuze handelingen. Gevangenisstraf en boete van beteekenis waren on vermijdelijk. De eisch door het O.M. gesteld leek werkelijk nog tamelijk clement. Dat is toch Ide vader van dat joggie, zei een van de edele club, dié van jou indertija duiten'heeft gehad r Precies, zei de grijsaard der decoratie, natel lend of dé interruptie zijn berekening van domino spel niet in de war stuuroe. Dat heb je 'm toch maar kwiek gelapt! zei een van de andere club-leden. Grijsaard reageerde niet op dit woord. Verzette zijn steen met waardig gebaar. Glimlachte slechts even. En gaf knipoogje... Hadden ze 'm in-de gaten! r Maar hij trok ommid dellijk erna zoo'n statig braaf gezicht, diat het gelach gierde, loeide door de edele club, zoo hevig, dat de domino-steenen ervan trilden.... MAITRE CORBEAU LONDEN, 7 Mei 1916 Op Oudejaarsavond!, 10 minuten over half 12, is het steeds onze gewoonte tegen elkander te 'zeggen: „Nu Wenschen ze elkaar geluk in Holland.'" Na va- canties in het vaderland doorgebracht, gaan we ge woonlijk nog «enige dagen door met mee te leven in Iden Hollandschen tijd. Tien minuten over half 9 is het: „Dé scholen in Holland zijn al weerman en en drie uur later: „In Holland gaan ze al weer naar huis. Wij hebben nog 20 minuten voor de fout". Maar nuf Nog 80 minuten hebben we voor 'de borst, als de Hollanjdsche schooljeugd op luidruchtige wijize blijk geeft van haar groot» tevredenheid1, althans voor oen paar uren verlost t« zijn van het ongewenscht gezel schap van meesters en juffrouwen. En wanneer de bel van 9 uur gaat, wel, daar zal ik maar over zwij gen. Maar we zullen gauw het verschil weer hebben in gehaald. Misschien al over precies een week. We we ten hier heel goed, dat Holland den „zomertijd" heeft ingevoerd, de „daglichtbesparing" zooals wij het noe men, we hebben bet met afgunstige oogen aangezien, maar we zeggen: „Allemaal goed en wel, dat jullie het gedaan hebt, maar wij hebben het uitgevonden. En wat beter is nu we zien, hoe mooi jullie ons idee vindt, gaan we 't ook doen." Beide dingen zijn waar. Morgen komt de zaak ter sprake in het Lagerhuis, waar ieder er voor en nie mand er tegen schijnt te zijn. Een eigenlijke wet is niet eens noodig, en het zou mij daarom niét ver wonderen, ais wij werkelijk den eerstvoigenden nacht van Zaterdag op Zondag officieel één uur zagen in korten. En |d« eer der uitvinding komt ook werkelijk Enge land tóe. De man, die het plan bedacht, om de klok in de lente een uur voor, en later in dien herfst weer een uur terug te zetten, is, of liever was, want hij is gestorven voor hij zijn idee verwezenlijkt mocht zien, Mr. Willism Willett, een Londenaar. Mr. Wil lett was een aannemer, en elke .minuut, die hij van zijn werk kon afnemen wijdde hij aan zijn „stok paardje". zooals velen net noemden, zijn „levens doel" voor hemzelf. Langen tijd werden zijn voorstel len met koelheid ontvangen, vaak zelfs bespot, maar hij hield vol. Persoonlijk trachtte hij het nut ervan duidelijk te maken aan afzonderlijke leden van het Lagerhuis, instellingen van algemeen belang ontvingen gedrukte circulaires, hij stond steeds gereed journa listen te woord te staan, hoe meer hoe liever. Tijd noch geld spaarde hij. om aanhangers voor zijnplan te winnen, en ten slotte bekroonde succes, althans voorloopig, zijn streven. In Februari 1908 kwam een wetsontweerp, het eerste ter besparing van daglicht, voor |de leden van het Lagerhqis. Maar hierbij bleef het succes. 1909 zag het wets ontwerp opnieuw, evenals 1910 en alle volgende ja ren tot 1914. De heeren leden d« Kamer bepraat ten 'de zaak, en deden niets. Na er 8 jaar zonder eenig resultaat over gepraat te hebben, zal nu Üe zaak zonder veel redeneeren waarschijnlijk in acht da gen bjjjjdonken zijn. Hoewel het plan van verandering dier klok afkom- is van Mr. Willett, het besparen yan daglicht had reedis de aangetrokken van Benjamin Franklin, den uitvinder van den bliksemafleider. Franklin ver beelde de menschen schijnbaar in twee groepen. De verstartdigen, zoo redeneerde hij', zullen uit zich zeil 's zomers vroeger opstaan. De luilakken moeten ge wekt wonden door -het luiden van klokken en het afvuren van kanonnen. Maar we weten allen bi/ on dervinding, dat wekken alleen niet voldoende is. Daar zou menig wekkerklokje van meekunnen spreken. Wat zij de voordeden van de nieuwe regeling r Een winst van 154 uren daglicht. Eene besparing van 30 miljoen gulden per jaar aan kunstlicht. Een be sparing van éen vol jaar brandstof elke 25 jaar. Be tere slaap tengevolge van de toeg.ving van een uur donkere aan die slaap ween. En betere gezondheid door |de groot ere gelegenheid om bij dag in de buiten lucht te zijn. Daarbij komt nog, wat misschien nie mand op het eerste gezicht vermoed zou hebben, een groote besparing van menschemlevens, op eene ande re wijze |dan door bevordering der gezondheid. De Directeur van de Grent Railway rekent uit. dat het aantal treinongelukken belangrijk zou verminderen, aan- C'en 73 percent van deze plaats grijpt in. die don- 5 maanden des jaars, en slechts 27 percent in de lichte. Toch verheffen zich ook neg stemmen tegen het voorstel. Een Mr. J. H. Willis heeft uitgelegd, dat het een groote dwaalbegrip is, te denken, dat zon licht goed is voor den mensch of liever, voor de gezondheid van den lilbnsch. Hij wijst er op, dat de noordelijke volken veel flinker en geharder zijn dan andere, en dat de menschen steeds minder ener- gieek worden naar mate zij landstreken bewonen die dichter bij den evenaar zijn gelegen. Het is echter Ide vraag, of Mr. Willis veel dokters zou kunnen vinden, die hem zouden willen toajevcax, dat zon licht licht is voor |Öe gezondheid. Maar er is een ander, belangrijk ding, dat hij' geheel uit het oog ver liest. Dat de noordelijke rassen zooveel geharder en energieker Zijn dan die zuidelijke is een feit, maar Mr. Willis zal moeten toegeven, dat dit een gevolg is, 'niet van het zonlicht. maar van de zonnewarm te. En door de menschen in den zomer een uur vroeger uit hun bed te jagen, dóór dus hun dag in den vroegen morgenstond een uur te verlengen, wordt hun wel een uur ineer licht, maar niet een uur meer warmte geschonken. Ik ken verscheidene slaapka mers, waar het allesbehalve raadzaam is, op warme dar gen een uurtje langer onder de wol te blijven. Andere tegenstanders van het plan, zoo vertelde de zoon van Mr. Willett aan een verslaggever van de Daily Chronicle,. beweren, dat het ondoenlijk is de klok te verzetten, en nog weer anderen, dat het vol strekt niet noodig is, .een werkelijke bepaling in te voeren. En hij legt heel terecht uit, hoe onverstan dig beide redeneeringen zijln. Ieder, die wel eens in het buitenland gereisd1 heeft, weet immers, dat je ge rust je horloge kunt vér zetten, zonder diat er iets ern stigs gebeurt, noch met jezelf noch met je horloge. Ja, er zou wel eens iets heel onaangenaams met Je kunnen gebeuren, als je je horloge niet verzette. En ide tijd van een land is toch immers altijd maar een afspraak. Ons land is zoo klein, maar die AmsteT- (damscfie tfijldl is natuurlijk toch niet precies de tijd ALKMAARSCHE OVERAL VERKRIJGBAAR hebt", Hij drukte haar een pakje in de hand. Wat bedoelde grootvader? Hulp wilde hij haar zen den. Zou Heinrich komen om haar bij te staan. O, wanneer dat mogelijk ware, met hem aan haar zij de zou zij worden vrij en gelukkig. De trein vertrok en Marie voelde, dat zij met heel haar hart aan het hier gevonden thuis hing. Het geluk van het landleven was haar hier het eerst deelachtig geworden. Wat had zij hier een heerlijk jaar doorleefd. Hoeveel goeds en hoeveel vreugde had zij hier genoten! En nu wist zij opk, wat de liefde van een man beteekende, want deze liefde vervulde haar heele hart. Een zoet gevoel dat haar leven nu een wen ding zou krijgen, vervulde haar en zij wist nu bijna zeker, dat de toekomst klaar en helder was, een jon ge dag voor haar zou opstijgen en een geluksge voel deed haar hart luider kloppen. Haar scheen het, alsof zij nu alle zorgen van zich zou kunnen af schudden en de berg van angst die zoo lang lood zwaar op haar had gedrukt, werd op eenmaal van haar afgewenteld. En zoo reed zij onder een gevoel van hoop en verwachting, maar ook nog weer met nog eenige vrees het groote drukke Berlijn tegemoet. Oom Hans ontving haar op het station met open armen Zij wierp zich snikkend aan zijn borst en vroeg: „Hóe gaat het met vader?" Wij willen eer het beste van hopen, kindlief Zeïde de kleine man op zijn milde wijze, dan hielp hij het diep ontroerde meisje in een rijtuig en reed met haar naar de Leipzigerstraat. Met een luid kloppend hart betrad Mane het huis O nu alsjeblieft niemand ontmoeten en de gevrees de man niet terugzien. Schuw en vlug snelde zij door de gang de trap op. Het was haar gelukt, zij had geen enkel bekend gezicht crerien, zij haalde diep fldem en nu wendde al haar denken zich tot de zieke Vlug doorliep zij Assels kamertje, trad in de rui me slaapkamer van haar ouders en aan haar vaders bed. Zij schrikte, zoo verouderd vond zij den ouden man. Zijn hond stoof blaffend onder de dekens vandaan maar toen hij Marie herkende, likte hij haar handen. „Wees stil manneke", fluisterde de zieke met zwak ke stem. „Zij is het mijn Doral Eindelijk ben je daar en kom je mij nu halen?" Met een gelukkige uitdrukking breidde hij zijn ar men uit. Zij- omhelsde hem en kuste hem. „Ik ben het, je dochter, je Marie." Zij zat op den rand van zijn bed en ondersteunde hem met kussens, zoodat de zwakke man zich rechtop kon houden. „Ziet eens papa, daar ben ik nu en kom je op passen". „Oppassen waarvoor?" „Opdat u weer spoedig beter zult zijn". „Niet noodig", zeide hij hoofdschuddend. „Waar ben je zoo lang geweest?" Zij vertelde hem van Heidedorp, van grootvader, die niet meer boos was en haar arme moeder ver giffenis had geschonken. Hij knikte bevredigd en verzonk in zijn herinne ringen. Spoedig geloofde hij zijn Dora met haar spin newiel over het boerderijerf te zien gaan en hij was weldra in het oude boerenhuis, waarvan Marie elk hoekje nu zoo goed kende. Dan stond hij met de ge liefde in de maneschijn achter het tuinhek en vroeg haar of zij nu de raderen van den watermolen hoor de ruischen. De beelden en fantasieën die hij zag, waren vroolijk en blij en steeds weer hield hij zijn kind voor Dora, zijn beminde vrouw, dje gekomen was om zich eindelijk met hem te vereenigen. Zoo verliepen vele uren van den nacht. Eerst laat deed de kranke een onrustige sluimer, terwijl Ma rie zijn stokkende adem zat te bestudeeren. Den volgenden morgen begon Marie met zachte liefde voor hem te zorgen. Zij kookte soep en roodig van Enschede. En reei miödfar ls de Greenwichtijo die van Liverpool. Dat iéder voor zichzelf den zomertijd sou kunnen invoeren, is ook niet waar. Van 's morgefls vroeg tot 's avonds laat zou Je in moeilijkheden kornet, 's Morgens aan huis vóór de bakker er geweest was, misschien tóór de eerste tram reed, 's avonds naar beid vóór de laatste j>ost er was geweest, die Je tegen woordig wel is waar, altifd op wegende wij» over slaat, maar dan geregeld aan zou komen, en waar schijnlijk met dingen, die biet door de brievenbus konl- den. zoodat hij je eerste nachtrust door langdurig ge- bel en geklop _zoy verstoren. Nu, dat is ondoenlijk. Wetgeving dus, en kiokverzetting. Jullie bent ons nu nog op voor in Holland, en wij, de uitvinders van het plan, zijn ,jde Cnineezen van Europa", Maar slechts een week, waarschijnlijk, en we verschil len weer onze gewone twintig minuten. Wat billijk Ls! ZWEEDSCH GENEESMIDDEL TEGEN MENINGITIS. Niet alleen in Nederland, doch ook in Zweden moet men jaar op jaar een grooter percentage nek kramp constateeren en evenals hier komt de ziekte het meest voor in de kazernes. Men heett in Zwe den zelfs gevreesd, dat de ziekte zich dit jaar epi demisch zou gaan verspreiden. Bij enkele ziektege vallen in een regiment te West-Gotland is de regi mentschef onmiddellijk over gegaan tot verplichte inenting met een middel, samengesteld door prof. Alfred Petterson. Deze geleerde is er het vorige jaar in geslaagd, lange experimenteelen weg een genees middel tegen meningitis te vinden .Dit middel be staat hoofdzakelijk uit gedoode meningococcen. De resultaten waren verrassend. Den 7en Maart werd het heele regiment ingeënt en na acht dagen werd dit herhaald. Den lOen Maart werd de ziekte ge constateerd bij een soldaat, die de eerste maal niet was ingeënt, omdat hij aan koorts leed. Verder kwam onder de 0041 manschappen geen enkel ge val voor, daarentegen wel onder de vrouwelijke leden van het personeel, dat niet aan de verplichte inenting was onderworpen. Thans echter zijn ook deze ingeënt, evenals de civiele werklieden. EEN NIEUWE VLIEG. Edmond Perrier deelt in de Temps mede, dat door den oorlog een nieuwe vlieg ls ingevoerd en wel de Groenlandsche Calliphora, donkerrood van kleur Ze is nog niet te Parijs gezien, maar schijnt zich in het vijfde arrondissement al zoo goed thuis te ge voelen, dat de bewoners er reeds even veel last van hebben als van de inheemsche vliegen. Schrijver vermoedt, dat ze meegekomen zijn met de paarden die uit Groenland, via Canada, naar Frankrijk wer den gezonden; waarschijnlijk legden ze hun eieren in de spoorwegwagons en is dit het eerste broed. HET SCHOENEN-HOSPITAAL. In de Yorkshire Post leest men: „Op het met rommel bedekte slagvelden verza melen de legers allerlei dingen, die zij vinden. Le deren riemen, gespen, geweren, revolvers, bussen, paraphernaliën van allerlei soort, wielen van wa gens, affuiten en van achter het front worden ge scheurde tenten en afgedragen kleedingstukken, messen, bajonetten, kortom alles, dat nog te herstel len is, bijeengebracht en dit rommeltje wordt naar het mijlen verder gelegen goederenhospitaal gezon den, dat ik dezer dagen bezocht Frisch uitziende, vroolijke Fransche vrouwen was schen de schoenen een van haar maakte de mijne schoon, toen ik door het hospitaal ging, een stevige meid, die ze volgens, de regelen der kunst bewerk te, terwijl een groepje van haar kameraden lachend stond toe te kijken. Nadat de schoenen schoon, ge- wasschen zijn, gaan ze naar de schoenlapperswérk- plaatsen, waar Tedere schoen door 30 of 40 verschil lende handen gaat; elke arbeider of arbeidster heeft een bepaalde bewerking te doen, bijv. het amputee- ren van een zool, dat met merkwaardige, handige vlugheid geschiedt; nieuwe zolen aanzetten; het bo venleer lappen. De eene bewerking volgt vlug de andere. Er zijn daar zelfs machines om lappen op te spijkeren. Zoo loopen de schoenen de geheele zaal door, om ten slotte weer geheel in orde en bruikbaar een olie bad te krijgen en te drogen gehangen te worden, voor zij naar den troep terug gaan, om als schoeisel te dienen voor een soldaat, dien misschien te over leven en weer naar het schoenenhospitaal terug te keeren, om voor een ander dienst te doen." KLEINER COURANTEN. Te Berlijn is een vergadering gehouden van de lichamen, die met de regeling van het verbruik van drukpapier in Duitscnland te maken hebben. Er waren ook vertegenwoordigers van de regeering bij. De uitslag van het onderzoek naar den voorraad werd medegedeeld. Een algemeene beperking van het verbruik werd noodig genoemd. In het begin van Juni verwacht men dienaangaande een veror dening van den Bondsraad, die, zegt de Kolische Zeitung, ver strekkende bepalingen voor de pers kan bevatten. BEDROG. Het is bekend, dat men door toevoeging van wa ter aan verschillende artikelen bedrog kan plegen. Maar dat men dat ook kan doen door de kaarten voor zulk een artikel nat te maken, is wel een nieuwtje. Toch is het zoo. Er stond n.1. dezer dagen een bakker terecht, die zich te veel meel had laten leve ren tegen afgifte van de broodkaarten die hij van zijne klanten ontving. Deze kaarten worden niet ge teld, maar gewogen en de bakker had nu een voudig nat gemaakt. Zoo dacht ten minste het open baar ministerie, maar de rechter achtte het feit niet bewezen en sprak den aangeklaagde vrij. de hem met vriendelijke woorden daarvan te gebrul ken en ging dan de salon wat opruimen. Toen zij daar mee bezig was, stak plotseling Je- anne Duvernier haar hoofd om den hoek en riep met een lachje: „Opgelet! hier komt hoog bezoek." Marie deed verschrikt eenige stappen achteruit toen zij Anatal Goldammer met zijn hoog rood ge zicht zag binnen stappen. Het meisje moest zich vastgrijpen om op de been te blijven. Met beide han den achter zich grijpend, klemde zij zich aan den rand van de tafel vast en staarde met ontzetting naar den man. Hoe had zij in al haar gedachten en droomen voor dat oogenblik gevreesd. „Dat is dus mijn vluchteling", zeide de kapper, trad op het meisje toe en wreef zich de dikke han den. Marie wilde hem smeeken haar te vergeven, maar zij kon alleen haar lippen bewegen, geen klank kwam er over haar lippen en zij week zoover te rug als het maar eenigszins kon. „Miserabel gefriseerd is zij nog steeds, Anatal", zeide de Frangaise. „Ik zou mijn vrouw met politiehulp kunnen laten halen. Het zou slecht voor je afloopen, juffertje." Jeanne riep uit: „In het hart van dezen nobelen man woont alleen grootmoedigheid. Spreek nu maar Anatal. Vertel alles." „Ik wil alleen zeggen, dat ik blij ben haar einde lijk te kunnen spreken. „En tot welk doel zeg het haar maar." „Mijn vrouw is nog veel mooier geworden, Je anne." „Ik smeek u „Kalm wat meisje, geloof mij, ik laat mij, niet ongestraft kleineeren, zelfs niet door een engel". Marie wist niet wat zij van dit alles moest den ken, maar zij voelde dat het haar plicht was een goed woord tot Goldammer te zeggen, een vraag o vergiffenis tot hem te richten en hem te smee-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5