lef vervloekte geslacht. |Zaterdag 3 Juni 19*6. TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. FEUILLETON. J Gaat meneer de baron uit? vroegeen oude, lleek uitziende vrouw over de trapleuning gebo- pn. Ik heb het al lang gezegd, het gaat van- aag niet goed. Best mogelijk dat er een toe'sal Jomt. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Ingezonden Stukken. Binnenlandsch Nieuws. Schager Courant 69<<ar ang No. 5Ö07. Londen, 21 Mei 1916. In den loop der eeuwen heeft zich, hoewel zeer langzaam, de mogelijkheid uitgebreid zich ken nis te vergaderen op allerlei gebied, voor ieder, die den wil heeft zijn geest te verrijken. Indien we dui zenden en meer jaren terug gaan, wordt kennis slechts aangetroffen onder de geestelijkheid, en dat het met de wetenschap onder de geestelijken vaak zelf niet al te. goed gesteld was, bewijst het Voor bericht dat de beroemde Koning Alfred, die in 901 stierf, schreef voor zijne vertaling van Paus Gre- gorius' Cura Pastoralis. In dit voorbericht schrijft koning Alfred over den toestand der wetenschap in Engeland. En hij is er zeer slecht over te spre ken. Hij herinnert aan de tijden, toen vreemde lingen van de landen over de zee kwamen, om kennis te verkrijgen in Engeland, en hoe in zijn tijd de rollen waren omgekeerd, en de Engelschen naar het buitenland moesten gaan, indien zij wetenschap verlangden. „Zoo algemeen is onze achteruitgang in onze kennis", zegt koning Alfred, „dat er ten Zuiden van de Humber maar weinigen zijn, die hun ritualen kunnen begrijpen in het Engelsch, of zelfs een brief kunnen vertalen uit het Latijn in de moedertaal, en ik geloof, dat er niet velen zijn, ten Noorden van de Humber. Zoo weinigen waren er, dat ik mij geen enkele kan herinneren ten Zui den van de Theems, toen ik de troon beklom." Als we eenige eeuwen overspringen na den tijd, waarin Alfred de Groote zoo weinig goeds kon zeg gen van de wetenschap in zijn land, vinden we dat een groote stap voorwaarts is gedaan. De boekdruk kunst is uitgevonden, de Engelschman Caxton heeft ze geleerd op het vasteland, waarschijnlijk in Keulen, en is naar zijn vaderland teruggekeerd om er in 1476 de eerste drukkerij te openen. Niet langer is de wetenschap uitsluitend bezit van de geestelijkheid. In dien tijd bestaan ook reeds lang de twee groote universiteiten, die van Cambridge en Oxford, de eer ste opgericht in de 12e- eeuw, de laatste waarschijn lijk in het begin der 13e eeuw. Maar de aanwezig heid alleen van universiteiten, was geen waarborg dat ieder zich kennis verschaffen kon. Dit was groo- tendeels een kwestie van geld. Hoe arme studenten er soms in slaagden een universitaire opleiding deelachtig te worden, lezen we bijv. in The Pro- logue to the Canterbury Tales, van den dichter Chaucer, die van 1340 tot 1400 leefde. Sprekend over een van wereldsche schatten misdeelde student in Oxford, zegt Chaucer: „En ijverig bad hij voor de zielen dergenen, die hem van de middelen voor zagen om te studeeren." Het is misschien minder bekend, dat de studenten de milddadigheid der men schen moesten opwekken, door bedelende door het land te trekken. Giften aan bedelstudenten vormen een der uitgaven van een boer, die in een oud ge dicht over de slechte tijden klaagt: „Dan komen de studenten van Oxford en klagen, dat zij voor hun studie gelden behoeven." Enkele eeuwen later vinden we dit gebruik af geschaft. Niet langer trekken studenten bedelend door het land, maar er is iets anders op gevon den, om de minder gegoeden tot studeeren in staat te stellen. De meest beroemde voorganger van Sha- kespeare na Chauer was Edmund Spenser, die in 1569 naar de universiteit van Cambridge ging, als een „sizar". Dit wil zeggen Spenser bediende aan tafel, was kellner, terwijl zijn medestudenten aan den maaltijd zaten, en moest door deze en andere diensten betalen voor een studie, die zijn middelen hem niet toelieten te bekostigen. De schrijver van The Vicar of Wakefield, Dr. Oli- ver Goldsmith, ging op dezelfde wijze naar de uni versiteit van Dublin, waar hij er nog een duitje bij verdiende door voor drie gulden per stuk lied jes te schrijven voor straatzangers. De overlevering zegt, dat Goldsmith steeds 's avonds op straat te vinden was, om zijn dichtwerken te hoo- ren voordragen. Wie iets over het leven van Gold smith weet, zal dit wel niet onwaarschijnlijk vinden Daarna komt de tijd van studiebeurzen, maar steeds blijft de universiteit feitelijk het eigendom van de gegoeden. In 1850 evenwel opperde Sewel, sen „tutor" aan de universiteit van Oxford het denk jeeld om de universiteit te brengen tot* al diegenen, iie onmogelijk naar de universiteit konden komen' n.a.w. om professoren en leeraren uit te zenden /an de twee groote middelpunten der wetenschap. Ixford en Cambridge, om, soms in den namiddag, naar vooral des avonds, lezingen te geven, die voor veinig geld voor ieder toegankelijk zouden zijn. Dit is het begin geweest van de „University En- ension",, de uitbreiding van de universiteit. Sewel's lan viel door verschillende oorzaken in duigen. Het ou nog 21 jaar duren, tot 1871, eer Cambridge er toe ver ging, acht jaar later gevolgd door Oxford, hans is University Entension een zeer uitgebreid ets, uitgaande van de drie universiteiten van Ox- ord, Cambridge en Londen. Laten we eens nagaan oe zij werkt. De vakken, die onderwezen worden, zijn vele en an zeer verschillenden aard, maar ik zal er een uit iezen, letterkunde, omdat ik vier jaren achtereen elegenheid heb gehad er persoonlijk kennis mee tö maken. In een stad als Londen bestaat op ver schillende plaatsen gelegenheid University enten sion lezingen over literatuur te volgen, op Maandag avond, oensdagmiddag, Woensdagavond, Donder dagavond. Deze worden alle gegeven door denzelf den professor, die voor elke lezing hetzelfde hono rarium ontvangt natuurlijk, terwijl het studiegeld voor de toehoorders zeer afwisselt, en afhangt van de buurt, waarin het „centrum" gevestigd is. De we- kelijksche lessen beginnen in October, en eindigen in Maart of April, te zamen vier of vijf en twintig, liet hoogste wordt gevraagd voor een namiddag- een deftige buurt als South-Kensington, f 12.60 voor alle lezingen te zamen. Dezelfde lezin gen kun je in de City volgen voor f 7.50, en in een buurt als Fulham voor f 1.50. Men begrijpe mij wel: de lezingen zijn geheel dezelfde, ze worden gegeven door denzelfden professor. Voor vier en twintig le zingen van een uur, gevolgd door een „klas" van een half uur, waarin vragen gesteld kunnen wor den, betaalt men in Fulham f 1;50. Dit mag toch zeker wel genoemd worden de universiteit naar het volk brengen. Een cursus voor letterkunde duurt vier jaar. In het eerste jaar, wanneer het een cursus is voor uit sluitend Engelsche literatuur, wordt de letterkunde behandeld van Chaucer tot Milton; in het tweede jaar van Dryden tot Burke; in het derde jaar van ordsworth tot George Eliot. Deze drie jaarcursus sen worden alle gegeven door denzelfden professor. Ieder der studenten ontvangt een boekje met een schema van elke lezjng, een uitgebreide lijst van studieboeken, die gewoonlijk uit bibliotheken ver krijgbaar zijn. en een lijst van onderwerpen voor opstellen. Want opstellen maken is een belangrijk onderdeel van het werk. Iedere Week geeft de pro fessor de keus uit twee of drie onderwerpen, in ver band staande met zijne lezing. Die opstellen moe ten minstens twee dagen vóór de volgende lezing zijn huis bereiken, en worden daarna den volgen den keer in de „klas" gecorrigeerd teruggegeven, en besproken. Wie de lezingen in de klas daarna ge regeld volgt, en van' de.24 opstellen er minstens 18 maakt, en goed maakt, mag opgaam voor een exa men aan het eind van den cursus. Dit is een schrif-. telijk examen, dat niet afgenomen wordt door den leeraar, en drie uur duurt. Men kan er voor zak ken en slagen, zakken op een manier, en slagen op drie manieren, namelijk gewoon, met verdienste, en met buitengewone onderscheiding. Wie slaagt ontvangt een diploma van de Londensche Univer siteit. Zijn de drie jaren voorbij, en is men dus door de geheele literatuur heen, dan volgt een vierde en laatste jaar onder leiding van een anderen profes sor. In dat jaar wordt één enkel onderdeel uit de letterkunde zeer in bijzonderheden behandeld, bijv. Shakespeare's werken, of de tijd van Samuel John son. Nu worden er geen wekelijksche opstellen meer geëischt, maar bij voorkeur veel meer diepgaande studiën, die dan het werk van eenige weken of maanden vertegenwoordigen. Vooral het werk van de eerste drie jaren zoowel als van het laatste, wor den cijfers toegekend. Aan het eind van het vierij de jaar is ook weer een examen, dat natuurlijk gaat over het speciale onderwerp in dat jaar behandeld. Wie de lezingen tot dusver alle heeft gevolgd, het werk geregeld heeft gemaakt, en met goed gevolg voor de examens is overgegaan, is in het bezit van vier diploma's, gewone, verdienstelijke, of zeer bij zonder onderscheidene. Maar zijne studie is nog niet afgeloopen. Zijn laatste examen heeft hij gedaan in het begin van Mei, maar daarop volgt nog een eind examen in October, waarop vragen beantwoord moeten worden over al het behandelde in de afge loopen vier jaren. Een goede uitslag van dit exa men besluit de studie, en de student vindt al zijn moeite beloond door het verkrijgen van het „Di ploma in Literature", dat hem onder het zegel van de Univesiteit wordt uitgereikt door den Kanselier van de University Entension Board, den graaf van Rosebery. Dit alles zal, hoop ik, eenige inzicht geven in de groote beteekenis van „University Entension". door E. WELLNITZ. Jüe aangesprokene zag er niet uit naar den titel, laarmede hij genoemd werd. Zijn jeugdig gezicht let de meisjesachtige, zachte uitdrukking, paste let voor een grondbezitter, zoo min als de veel ge- luikte jas voor een man van zijn stand. Vol ernst zorg keek hij naar het bedenkelijke gezicht van vrouw, die zijne moeder al jaren lang verpleeg- Ik moet tegen tien uur in D. wezen, waar Des- bulins mij het geld voor de rogge zal betalen. Ik ■n er benieuwd naar, want men zegt, dat zijn ten niet goed gaan. Wat is er met mijn moeder, |anciaka? T- /e zong van Wrgen weer. Het was het liedje n het verlaten jongetje geloof ik, of van het graf den groenen grond en haar oogen schitterden Ik heb het wel gezegd, het was altijd zoo, Jir de toevallen kwamen. |let ging ook dikwijls voorbij. Ja, dat is waar. r Ik denk tegen eenen weer terug te zijn. li ij keerde zich nog eens naar de trap. Zoo licht 1 zacht was zijn loopen, dat de oude treden niet kakten, terwijl de kleine, magere vrouw, die ach- 1 hem liep ze duidelijk liet piepen. Hij ging door ligo kamers, waarvan de inrichting ouderwetsch en ging toen een vriendelijk hoekvertrek bui- Dit was van alle mogelijke gemakken voor Zitting 30 Mei 1916. DE EERSTE. Uitgeroepen werd als nummer één zekere Nico- laas Hoep, woonachtig te Amsterdam en deze mijn heer was zelf in de beste orde present. Maar de getuige was niet verschenen en met het oog daarop werd voorloopig van deze zaak afgestapt en kreeg Simon Peper, beklaagde nummer twee, een beurtje. EEN VALSCHE HANDTEh.Kb.NING. Simon Peper was een landman, geboren op Texel en wonende te Zijpe. Hij had 't laatst te Woensel werk en gaf deze ge meente dan nu ook als zijn woonplaats op. Simon lichtte de E.A. heeren zoo in den loop van 't zaakje nogal omslachtig in omtrent zijn wedervaren, dat in hoofdzaak dan hierop neerkwam, dat hij aan vankelijk een vrouwtje had, waarmee hij maar niet overweg kon. Later vond hij een andere en daar kan hij best mee opschieten. Met deze wilde hij den Oceaan over. Hij betaalde passagegeld Voor over tocht met de Holland—Amerika-lijn maar gat zich-uit voor zekeren Grijn Jansen. Als zoodanig kwam hij dan ook met zijn „nieuwe" 36-jarige vrouw en haar 7-jarig dochtertje op de pas- Zulks om dit aldus valscheljjk onderteekende stuk als echt te gebruiken, H®t „gezin deed na al deze voorbereidingen den overtocht met „De Rijndam" vanuit Rotterdam en ze kwamen in „De nieuwe wereld" aan. Echter om na een niet zeer lang verblijf aldaar Amerika weer te ver,aten en opnieuw op den vaderlandschen bodem terecht te komen. Den 28sten October j.1. is beklaagde failliet ver klaard gewórden, Nu moest hij terechtstaan wegens het va.sche.,jk s burgemeesters handteekening piaataen onuer 't bi- vvuste bewijs van Nederlanderschap, waarin Simon zich bovendien ai had laten beschrij.en ais Orijn Jan sen. Deze zijne handelingen konden gevaar voor ande ren opleveren en hij werd in rechten deswege ver volgd. De O.v.j. eischte tegen Simon 14 dagen gev. Simon zei, gaarne een lichte straf zich te zien op leggen, doch maakte tevens de opmerking dat de ge- eischte straf niet zwaar is. HIJ LUSTE EIEREN. Nu was Nicolaas Hoep de uitverkorene. Wel was de getuige H. Mooi, polier te Helder nog al tijd niet verschenen^ maar daarop verkoos men niet langer te wachten. De O.v.j. vroeg ten oprechte van den afwezigen getuige aanteekening op 't audiëntie blad En de gevraagde acte werd Z.E.G. verleend. H etbleek dat Nico als machinist op de boot „Zuhr- mulen" zien wel eens tegoed had gedaan aan ter verzending aan de eerlijkheid toevertrouwde eieren. Hij wist de eieren machtig te worden door ze tusschen de ope ningen der verpakking heen te halen. Wat met eenige handigheid en voorzichtigheid net gebeuren kon. Zoo deed hij echter den verzender vrijwat schade en het liep in de gaten. Nico moest voor de heeren komen. Hij bekende 't gebeurde, maar had nogal wat misère. Zijn vrouw kon niet goed huishouden en kan niet rondkomen met zijn wekelijksche f 17 verdiensten. Te minder wijl ze nog eenige kinderen hadden. Dan was hij in geldelijke moeilijkheden geraakt en de prooi geworden van een woekeraar, die er blijkbaar ferm over heen streek. .Want Hoep moest elke week een dubbeltje van den gulden betalen. Zulk geleend geld komt nogal duur..... Enfin andermans eieren opeten ddt mag niet. Dat kwam Hoep duidelijk aan de weet, waar O.v.j. tegen hem f 15 boete of 10 dagen hechtenis eischte. Beklaagde verzocht, die boete s.v.p. dn drieën te mogen betalen. VERZET VAN ZIJN VONNIS. De sjouwerman Hemtje van den Berg uit Hoorn was absent. Hij had verzet aangeteekend tegen zijn vonnis tot 1 jaar krententuin wegens openbare dronkenschap reeds bij tiende herhaling Maar 't liep nu van kwaad op erger voor Hem want de Officier eischte nu wel 3 jaar rijkswerkinrichting. HIJ HAD GEEN VERGUNNING Harm Hendrik Gerssen, een stevigen winkelier te Urk, had sterken drank in een halve Liter flesch verkocht, zonder de daarvoor bij de wet vereischte vergunning te hebben. Toen de poMe-rijksveldwachter Brouwer van Enk huizen, destijds tijdelijk te Urk, hem op heerterdaad betrapte, loofde hij geld uit, als het dan maar „goed'" was en er geen verbaal volgde. De politieman ging hierop niet in, waarvoor hij heden een pluimpje kreeg. De O.v.j. eischte f 50 of 14 dagen hechtenis.. EEN DURE LIEFHÜBBKRIJ P« D van. tot het ons op den dag der herstemming door anderen werd verteld. Thans was de toestand geheel anders. Reeds dagen te voren (voor de eerste stemming wel te verstaan) vernamen wij, dat de Vrijzinnige verkiezingsclub sa men zou werken met de Roomsch Katholieke Kies- vcreemging en met de Neutrale KiesvereenigingDoor Recht (II??) en Eenheid tot Vooruitgang. Men be val in advertentiën dan ook openlijk elkanders candi- daten aan. En nu begrijpen wij zeer goed, dat het aan onzen wassenden invloed is te danken, dat men tot uene dergelijke samenwerking overging, dat men hiertoe moest overgaan. Als ieder op zich zelf blijft staan is voor iedere partij de kans. om zijne candidaten ver kozen te krijgen slechts gering, maar alleen gezamen lijk en dan nog de Anti-revolutionairen als nulptroe- en er bij is het misschien nog mogelijk de Sociaal )emocraten uit de Raad te weren. Ja feitelijk wordt het dan wel zoo dat zwart op de vrijzinnig* vèrkiezingswip komt te zitten, maar ach, daar over spreekt men maar liever niet als hetroode spook maar geweerd wordt. Gerust wij gunnen de heeren die pret, Laat hun ge rust traenten met elkaar nog eenigen tijd aan ons net hoofd te bieden, 't Is immers hun laatste kans' Maar één ding meenen wij toch te mogen etscheh. Indien men ons bestrijdt, laat men het (Én e e r 1 ij k doen en niet zooals bij de laatste herstemming is ge schiedt op den avond voor de herstemmingsdag (als er dus geen tijd meer is voor beantwoording) een leugenachtig verkiezingspatoflet ver spreiden. waarin ons miskenning en ontwrich ting van allerlei maatschappelijke deugden in de schoe nen wordt geschoven, waarven de candidaat Pateer dan eene beschermer zou zijn. En het mooist van dit alles is, dat dit puikje van verkiezingspropa ganda zonder onderteekening „anoniem dus' do we reld wordt ingestuurd. Men schaamde zich dus blik baar voor hetgeen men neer schreef. Wij willen er niet veel tijd en inkt aan vermorsen. Slechts een paar vragen zouden wij willen stellen om het lasterlijke van dit pamflet duidelijk in het oog te doen springen: De heer Pateer is Roomsch- Katholiek en wij willen aannemen, dat hij een trouw zoon zijner kerk is. Maarbestaat er bij die kerk dan wel eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging? Immers neen i Erkent de R. IC. Kerk de noodzakelijkheid der wettelijkheid van het huwelijk (wat te verstaan, het burgerlijk huwelijk, over het Kerke lijk huwelijk wordt in het pamflet niet gesproken)? Immers neen, indien niet kerkelijk ingezegend, is vpor de R. K. Kerk een huwelijk niet wettig. Wij zullen maar zwijgen over de persoonlijke aan val op onzen candidaat Crum. Crum staat bij de arbeiders te hoog, om door een der gelijken laffen aan val te worden neergehaald. Maar nu men van de zijde, van waar het pamflet uitgaat, zich blijkbaar er voor schaamt, zou het nu voor de anderen der samenwerkenden geen tijd worden, om alle verantwoordelijkheid voor dergelijk laf gedoe van zich af te werpen? Men begrijpt toch wel dat er anders wordt gerekend, dat alle samenwerkende 'jen er aan hebben mee gewerkt. "et Bestuur v. d. afd. Anna Paulowna der S.D.A.P. De 20-jarige Schager koopman Willem Wit was Zon dagavond 30 April j.1. zooals hij heden verklaarde met verkeerde jongens uitgeweest. Hij sloeg, zonder dat van eenige aanleiding daartoe jebleken is, pardoes een reusachtig spiegelruit stuk in 'e etalage van den 41-jarigen Reinier Joseph Brugge- mann op de Laagzijde. Deze zat rustig met zijn moe der in de kamer van den gezelligen avond te genie ten, die zoo onaangenaam gestoord werd. Bruge- mann vloog natuurlijk overeind en naar buiten. Hem werd de dader aangewezen in den persoon van Wit. Brugemann hem nog achterna, maar toen hij Wit er over aansprak, sloeg deze hem nog op z'n kop toe. Later echter heeft Wit dan toch schadevergoeding opgedokt en wel eventjes f 55. 't Kan nog een duur gevalletje worden, daar de Ov.j. f 15 boete of 10 dagen vorderde. KORT VAN MEMORIE. Tot slot een hondenzaakje contra Jacob de Rover die „vergat" belasting te betalen voor zijn viervoeter. Eisch f 6 of 1 dag hechtenis. sagierslijst voor. Voorts had hij onder een bewijs van Nederlander schap dat de bevriende hand van nachtwaker Alder- lieste voor hem had geschreven, brutaalweg valsche- lijk de handteekening van den Burgemeester van Texel gezet. zien, met tapijten belegd, lekker warm en doortrok ken van een heerlijken bloemengeur. Hoe gaat het, moedertje? Goed, Arnold, antwoordde de liggende gestal te van de sofa uit. Kom je niet wat bij mij zitten? Je weet, ik vlieg weer; als ik maar niet juist op het graf daar beneden neerval. Ze groeven het zoo dicht bij de muur. Ik ben hoog, hoog in de lucht. Arnold, de wind drijft me voort ze schreeuwde eensklaps, ik val Arnold, hou me tegen, ik val ik val! Wees maar stil, ik zal u wel vasthouden. Hij zeei het vrouwelijk zacht, maar vastbesloten en sterk als een man. Ze sloot de oogen. De oude Franciska stond op een afstand, met haar hoofd knikkend, zooals haar gewoonte was. Ik heb het wel gezegd, fluisterde zij bijna on hoorbaar, Arnold, zei de zieke na een oogenblik ben je er nog, kind. Ze aaide zacht over zijn hand. M'n lieveling! Moedertje! Toen hij zich over haar heen boog, kon men dui delijk zien, dat hij op haar leek. Dezelfde droome- rige oogen, dezelfde lieve trek om den mond, en de prettige bewegingen vond men bij den jongen man, evenals bij de ouder wordende dame. Nog steeds gleed haar hand over de zijne. Ar nold fluisterde ze het doet me zoo n verdriet, ik gaf graag mijn leven, om jou gelukkig te zien, maar het is te laat - tot in het derde en vierde ge slacht geen geluk, geen geluk. Arnold! Het was maar ©gei heel zacht kreunen en toch een angstgil, die de beide verzorgers door het hart sjieed Er gleed een'oneindig droevige uitdrukking over het vriendelijke gezicht van de dame. Geen ge luk herhaalde zij nog eens, Toen vouwde zij haar handen als in stille berusting, ze sloot haar oogen, hetwerd stil, niets bewoog meer. Anna Paulowna, 30 Mei 1916. Mijnheer de Redacteur. Mogen wij even eenige plaatsruimte verzoeken in Uw veel gelezen blad? Bij voorbaat onzen dank daar voor. M. de R. In uw nummer van Donderdag 25 dezer stond de uitslag der herstemming te Anna Paulowna vermeld in een heel sober berichtje. „Sober' zeg gen wij, omdat wij minstens hadden gedacht, dat aan deze herstemming door U wel eenige beschouwingen zouden zijn gewijd. Wij verwachtten dit daarom, om dat ook vorig jaar, toen onzen candidaat Koorn bij de herstemming de meerderheid op zich wist te ver eenigen, er door.U o.a. den nadruk op werd gelegd, dat zwart hier*rood op het kussen had gebracht. Hoewel daar over nog wel het een en ander zou zijn te zeggen, is dit hier ons doel niet. Wij willen er alleen op wijzen, dat indien dit weikelijk het rsval is geweest, dit geheel buiten onze voor ennis is geschiedt. Wij wisten er absoluut niet partje. Na een poosje keek de jonge man op en ontmoet te Franciska's blikken. Hij knikte haar vriendelijk toe. Toen maakte hij met onbeschrijfelijke teederheid zijn hand los uit die der geliefde slapende en ging de kamer uit. Ik heb het wel gezegd, meneer mompelde de oude met vochtige oogen. Beneden stond de oude koetsier, die tegelijk de plaats van bediende vervulde en wachtte bij slede en paard, tot meneer kwam. Ik was nog even bij mijn moeder, zei de jonge man, toen hij de teugels nam ze slaapt nu en dat is in haar toestand altijd het beste teeken. Als 't soms erger wordt, dan moet iemand me te paard de boodschap brengen en dan kom ik met den dok ter. Is alles in orde Christiaan? Ja, meneer de baron. De oude man keek het tuig nog eens na en krab belde zich achter de ooren. 't Zal daarmee riiet lang meer duren. Johan, die schurk, heeft de beste weggemoffeld. Uw vader zaliger zou niet uitgereden zijn. Zwijg daar maar over, Christiaan, dat zijn nu eenmaal gebeurtenissen waar niets meer aan te ver anderen is. Mijn goede vader stierf te vroeg, de bestuurder lette alleen op eigen voordeel en mijn voogd was gepn man van de daad. Als 't alleen die kleinigheden maar waren, zou ik geen klagen heb ben. Ja, bij den bestuurder had Johan het makke lijk genoeg. Klaar? vroeg de jonge man. De oude streek nog eens liefkozend over den rug van het dier. Het was geen vurig renpaard, zijn tijd liep ten einde, hij begon langzaam, een der achterpooten wat slepend, te loopen. De weg leidde naar de hoogvlakte en de wind sneed koud over het water. Ver beneden, zoo ver, dat men het ternauwernood zien kon, lachte de zon neschijn, hier boven lagen de wolkschaduwen don ker en zwaar en er vielen enkele sneeuwvlokken. DE STRAF. Hij was tuinder in Bergen. Hij werd gemobiliseerd als Landstormman, en kwam in garnizoen te Naar- den. Dat was fnuikend voor zijn jonge onderneming, waar hij onmogelijk kon gemist worden. Dies vroeg hij verlof. Hij kreeg nul op het rekwest. Toen ging hij op bezoek bij een grootmachtig lid der Tweede Kamer. En deze ried verstandig man als hij Is den verdediger des vaderlands om met gepasten eerbied en hoofsche bescheidenheid, om overplaatsing te vragen van Naarden naar Alk maar. Dan was hij toch vlak bij zijn zaakjes. En de HoogEdelgestrenge voorspraak werd hem ver zekerd en verleend. Hij schreef, Dit stuk passeerde 84 buro's. werd voorzien van 146 handteekenlngen, 193 adviezen, 280 parafen en 424 visa.De slotsom was, dat de over plaatsing was in strijd met het belang van de hand having van de neutraliteit van het Koninkrijk der Nederlanden. Ditzelfde herhaalde zich vier malen. En vier ma len was de ongenoemde staatsman zijn voorspraak. En vier maal zwelgde de heilige Burokratius in de weelde der paperassen, doch onveranderlijk met het zelfde resultaat. Overplaatsing van Naarden naar Alkmaar stond gelijk met het prijsgeven van de on afhankelijkheid van het vaderland. En alle vertogen daartegen waren machteloos: Het zou niet kunnen en het zou niet gaan.... Toen kwamen de Paaschdagen. Zonder verloven. En met de opstandige lust om er stiekum van tus- schep te gaan. En ook onze Bergenaar smeerde hem. De zondaar! En werd deswege gestraft. Toen hij deze straf had ondergaan en meende dat de schuld geboet en vergeven.zie daar kwam eene aanschrijving van hoogerhand: Aangezien de landstormman X. de plaat had gepoetst zonder be komen verlof, werd hij als straf overgeplaatst van.. Naarden naar Alkmaar. De jongeman beweert nu, dat de viermalige wei gering dus pesterij was, en vloekt tusschen de tan den. Hetgeen bewijst dat zijn zin voor humor onvoldoen de is ontwikkeld. Overigens is dit verhaal historisch. Slechts de plaatsnamen zijn verzonnen. Want als ze hem vinden, gaat hij natuurlijk naar Naarden retour. Maar dan weer in het belang van 's lands defensie Ons Blad. Arnold de Tumar keek er met een weemoedig lachje naar. Hij dacht aan den tijd als de sneeuw smelt, dan ontspruit beneden de rijke oogst, gevoed door den vruchtbaren bodem .gedrenkt door de stroomen en gerijpt door de zon, die het dal verwarmt maar boven waaien de winden jaar in, Jaar uit, ze nemen mee wat de bodem aan kracht in zich draagt en de armzalige halm kan met groote moeite zich staande houden. Geen geluk I mompelde de jonge man, denkend aan de woorden van zijn moeder. Een kraai vloog op en langzaam zijn vleugels be wegend, begeleidde hij het voertuig, vloog dan weer vooruit. Hij had totaal geen haast. Hij wachtte op een der armzalige hoornen langs den straat weg, tot hij ingehaald werd en dan begon het spel letje opnieuw Een geweer! riep Arnold. JIJ onheilskind! Hij sloeg zoo hard met de zweep, dat de oude hengst voor een poosje wat vlugger ging loopen. De kraai vloog een eind het land in en liet zijn onaangenaam gekras hooren. Schuw mij maar zei de vogel het ongeluk schuwt jon niet! Een zijsprong van het paard deed den jongen man opschrikken uit zijn gedachten, het dier steigerde en bleef toen luid snuivend staan, alsof het niet verder wilde.... Een roodharige vagebond was uit de sloot gesprongen. Hij deed, alsof hij het dier wil de kalmeeren, maar hij maakte het nog onrustiger. Arnold merkte het heel goed. Ga uit den weg man! riep hij en greep naar den zweep. Is dat de dank voor mijn bemoeiingen, riep de roode. Dat zal ik jeen hij maakte een onverwachte beweging voor den kop van het paard, zoo, dat het over de sloot vloog, tegen de berm op en het scheelde weinig of de hengst was met de omgevallen slede de akkers overgerend. Een gewel dige ruk van de hand van zijn meester en het dier stond stil, tot aan de knieën in de sneeuw, ver geefs trachtend zich los te werken. Suizend ging de zweep over het brutaal lachende

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5