lef vervloekte geslacht.
|Zaterdag 3 Juni 19*6.
TWEEDE BLAD.
Brieven uit Engeland.
FEUILLETON.
J Gaat meneer de baron uit? vroegeen oude,
lleek uitziende vrouw over de trapleuning gebo-
pn. Ik heb het al lang gezegd, het gaat van-
aag niet goed. Best mogelijk dat er een toe'sal
Jomt.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Ingezonden Stukken.
Binnenlandsch Nieuws.
Schager Courant
69<<ar ang No. 5Ö07.
Londen, 21 Mei 1916.
In den loop der eeuwen heeft zich, hoewel zeer
langzaam, de mogelijkheid uitgebreid zich ken
nis te vergaderen op allerlei gebied, voor ieder, die
den wil heeft zijn geest te verrijken. Indien we dui
zenden en meer jaren terug gaan, wordt kennis
slechts aangetroffen onder de geestelijkheid, en dat
het met de wetenschap onder de geestelijken vaak
zelf niet al te. goed gesteld was, bewijst het Voor
bericht dat de beroemde Koning Alfred, die in 901
stierf, schreef voor zijne vertaling van Paus Gre-
gorius' Cura Pastoralis. In dit voorbericht schrijft
koning Alfred over den toestand der wetenschap in
Engeland. En hij is er zeer slecht over te spre
ken. Hij herinnert aan de tijden, toen vreemde
lingen van de landen over de zee kwamen, om
kennis te verkrijgen in Engeland, en hoe in zijn tijd
de rollen waren omgekeerd, en de Engelschen naar
het buitenland moesten gaan, indien zij wetenschap
verlangden. „Zoo algemeen is onze achteruitgang
in onze kennis", zegt koning Alfred, „dat er ten
Zuiden van de Humber maar weinigen zijn, die
hun ritualen kunnen begrijpen in het Engelsch, of
zelfs een brief kunnen vertalen uit het Latijn in
de moedertaal, en ik geloof, dat er niet velen zijn,
ten Noorden van de Humber. Zoo weinigen waren
er, dat ik mij geen enkele kan herinneren ten Zui
den van de Theems, toen ik de troon beklom."
Als we eenige eeuwen overspringen na den tijd,
waarin Alfred de Groote zoo weinig goeds kon zeg
gen van de wetenschap in zijn land, vinden we dat
een groote stap voorwaarts is gedaan. De boekdruk
kunst is uitgevonden, de Engelschman Caxton
heeft ze geleerd op het vasteland, waarschijnlijk
in Keulen, en is naar zijn vaderland teruggekeerd
om er in 1476 de eerste drukkerij te openen. Niet
langer is de wetenschap uitsluitend bezit van de
geestelijkheid.
In dien tijd bestaan ook reeds lang de twee groote
universiteiten, die van Cambridge en Oxford, de eer
ste opgericht in de 12e- eeuw, de laatste waarschijn
lijk in het begin der 13e eeuw. Maar de aanwezig
heid alleen van universiteiten, was geen waarborg
dat ieder zich kennis verschaffen kon. Dit was groo-
tendeels een kwestie van geld. Hoe arme studenten
er soms in slaagden een universitaire opleiding
deelachtig te worden, lezen we bijv. in The Pro-
logue to the Canterbury Tales, van den dichter
Chaucer, die van 1340 tot 1400 leefde. Sprekend over
een van wereldsche schatten misdeelde student in
Oxford, zegt Chaucer: „En ijverig bad hij voor de
zielen dergenen, die hem van de middelen voor
zagen om te studeeren." Het is misschien minder
bekend, dat de studenten de milddadigheid der men
schen moesten opwekken, door bedelende door het
land te trekken. Giften aan bedelstudenten vormen
een der uitgaven van een boer, die in een oud ge
dicht over de slechte tijden klaagt: „Dan komen
de studenten van Oxford en klagen, dat zij voor hun
studie gelden behoeven."
Enkele eeuwen later vinden we dit gebruik af
geschaft. Niet langer trekken studenten bedelend
door het land, maar er is iets anders op gevon
den, om de minder gegoeden tot studeeren in staat
te stellen. De meest beroemde voorganger van Sha-
kespeare na Chauer was Edmund Spenser, die in
1569 naar de universiteit van Cambridge ging, als
een „sizar". Dit wil zeggen Spenser bediende aan
tafel, was kellner, terwijl zijn medestudenten aan
den maaltijd zaten, en moest door deze en andere
diensten betalen voor een studie, die zijn middelen
hem niet toelieten te bekostigen.
De schrijver van The Vicar of Wakefield, Dr. Oli-
ver Goldsmith, ging op dezelfde wijze naar de uni
versiteit van Dublin, waar hij er nog een duitje
bij verdiende door voor drie gulden per stuk lied
jes te schrijven voor straatzangers. De overlevering
zegt, dat Goldsmith steeds 's avonds op straat te
vinden was, om zijn dichtwerken te hoo-
ren voordragen. Wie iets over het leven van Gold
smith weet, zal dit wel niet onwaarschijnlijk vinden
Daarna komt de tijd van studiebeurzen, maar
steeds blijft de universiteit feitelijk het eigendom
van de gegoeden. In 1850 evenwel opperde Sewel,
sen „tutor" aan de universiteit van Oxford het denk
jeeld om de universiteit te brengen tot* al diegenen,
iie onmogelijk naar de universiteit konden komen'
n.a.w. om professoren en leeraren uit te zenden
/an de twee groote middelpunten der wetenschap.
Ixford en Cambridge, om, soms in den namiddag,
naar vooral des avonds, lezingen te geven, die voor
veinig geld voor ieder toegankelijk zouden zijn.
Dit is het begin geweest van de „University En-
ension",, de uitbreiding van de universiteit. Sewel's
lan viel door verschillende oorzaken in duigen. Het
ou nog 21 jaar duren, tot 1871, eer Cambridge er toe
ver ging, acht jaar later gevolgd door Oxford,
hans is University Entension een zeer uitgebreid
ets, uitgaande van de drie universiteiten van Ox-
ord, Cambridge en Londen. Laten we eens nagaan
oe zij werkt.
De vakken, die onderwezen worden, zijn vele en
an zeer verschillenden aard, maar ik zal er een uit
iezen, letterkunde, omdat ik vier jaren achtereen
elegenheid heb gehad er persoonlijk kennis mee
tö maken. In een stad als Londen bestaat op ver
schillende plaatsen gelegenheid University enten
sion lezingen over literatuur te volgen, op Maandag
avond, oensdagmiddag, Woensdagavond, Donder
dagavond. Deze worden alle gegeven door denzelf
den professor, die voor elke lezing hetzelfde hono
rarium ontvangt natuurlijk, terwijl het studiegeld
voor de toehoorders zeer afwisselt, en afhangt van
de buurt, waarin het „centrum" gevestigd is. De we-
kelijksche lessen beginnen in October, en eindigen
in Maart of April, te zamen vier of vijf en twintig,
liet hoogste wordt gevraagd voor een namiddag-
een deftige buurt als South-Kensington,
f 12.60 voor alle lezingen te zamen. Dezelfde lezin
gen kun je in de City volgen voor f 7.50, en in een
buurt als Fulham voor f 1.50. Men begrijpe mij wel:
de lezingen zijn geheel dezelfde, ze worden gegeven
door denzelfden professor. Voor vier en twintig le
zingen van een uur, gevolgd door een „klas" van
een half uur, waarin vragen gesteld kunnen wor
den, betaalt men in Fulham f 1;50. Dit mag toch
zeker wel genoemd worden de universiteit naar het
volk brengen.
Een cursus voor letterkunde duurt vier jaar. In
het eerste jaar, wanneer het een cursus is voor uit
sluitend Engelsche literatuur, wordt de letterkunde
behandeld van Chaucer tot Milton; in het tweede
jaar van Dryden tot Burke; in het derde jaar van
ordsworth tot George Eliot. Deze drie jaarcursus
sen worden alle gegeven door denzelfden professor.
Ieder der studenten ontvangt een boekje met een
schema van elke lezjng, een uitgebreide lijst van
studieboeken, die gewoonlijk uit bibliotheken ver
krijgbaar zijn. en een lijst van onderwerpen voor
opstellen. Want opstellen maken is een belangrijk
onderdeel van het werk. Iedere Week geeft de pro
fessor de keus uit twee of drie onderwerpen, in ver
band staande met zijne lezing. Die opstellen moe
ten minstens twee dagen vóór de volgende lezing
zijn huis bereiken, en worden daarna den volgen
den keer in de „klas" gecorrigeerd teruggegeven, en
besproken. Wie de lezingen in de klas daarna ge
regeld volgt, en van' de.24 opstellen er minstens 18
maakt, en goed maakt, mag opgaam voor een exa
men aan het eind van den cursus. Dit is een schrif-.
telijk examen, dat niet afgenomen wordt door den
leeraar, en drie uur duurt. Men kan er voor zak
ken en slagen, zakken op een manier, en slagen
op drie manieren, namelijk gewoon, met verdienste,
en met buitengewone onderscheiding. Wie slaagt
ontvangt een diploma van de Londensche Univer
siteit.
Zijn de drie jaren voorbij, en is men dus door
de geheele literatuur heen, dan volgt een vierde en
laatste jaar onder leiding van een anderen profes
sor. In dat jaar wordt één enkel onderdeel uit de
letterkunde zeer in bijzonderheden behandeld, bijv.
Shakespeare's werken, of de tijd van Samuel John
son. Nu worden er geen wekelijksche opstellen meer
geëischt, maar bij voorkeur veel meer diepgaande
studiën, die dan het werk van eenige weken of
maanden vertegenwoordigen. Vooral het werk van
de eerste drie jaren zoowel als van het laatste, wor
den cijfers toegekend. Aan het eind van het vierij
de jaar is ook weer een examen, dat natuurlijk gaat
over het speciale onderwerp in dat jaar behandeld.
Wie de lezingen tot dusver alle heeft gevolgd, het
werk geregeld heeft gemaakt, en met goed gevolg
voor de examens is overgegaan, is in het bezit van
vier diploma's, gewone, verdienstelijke, of zeer bij
zonder onderscheidene. Maar zijne studie is nog niet
afgeloopen. Zijn laatste examen heeft hij gedaan in
het begin van Mei, maar daarop volgt nog een eind
examen in October, waarop vragen beantwoord
moeten worden over al het behandelde in de afge
loopen vier jaren. Een goede uitslag van dit exa
men besluit de studie, en de student vindt al zijn
moeite beloond door het verkrijgen van het „Di
ploma in Literature", dat hem onder het zegel van
de Univesiteit wordt uitgereikt door den Kanselier
van de University Entension Board, den graaf van
Rosebery.
Dit alles zal, hoop ik, eenige inzicht geven in de
groote beteekenis van „University Entension".
door E. WELLNITZ.
Jüe aangesprokene zag er niet uit naar den titel,
laarmede hij genoemd werd. Zijn jeugdig gezicht
let de meisjesachtige, zachte uitdrukking, paste
let voor een grondbezitter, zoo min als de veel ge-
luikte jas voor een man van zijn stand. Vol ernst
zorg keek hij naar het bedenkelijke gezicht van
vrouw, die zijne moeder al jaren lang verpleeg-
Ik moet tegen tien uur in D. wezen, waar Des-
bulins mij het geld voor de rogge zal betalen. Ik
■n er benieuwd naar, want men zegt, dat zijn
ten niet goed gaan. Wat is er met mijn moeder,
|anciaka?
T- /e zong van Wrgen weer. Het was het liedje
n het verlaten jongetje geloof ik, of van het graf
den groenen grond en haar oogen schitterden
Ik heb het wel gezegd, het was altijd zoo,
Jir de toevallen kwamen.
|let ging ook dikwijls voorbij.
Ja, dat is waar.
r Ik denk tegen eenen weer terug te zijn.
li ij keerde zich nog eens naar de trap. Zoo licht
1 zacht was zijn loopen, dat de oude treden niet
kakten, terwijl de kleine, magere vrouw, die ach-
1 hem liep ze duidelijk liet piepen. Hij ging door
ligo kamers, waarvan de inrichting ouderwetsch
en ging toen een vriendelijk hoekvertrek bui-
Dit was van alle mogelijke gemakken voor
Zitting 30 Mei 1916.
DE EERSTE.
Uitgeroepen werd als nummer één zekere Nico-
laas Hoep, woonachtig te Amsterdam en deze mijn
heer was zelf in de beste orde present.
Maar de getuige was niet verschenen en met het
oog daarop werd voorloopig van deze zaak afgestapt
en kreeg Simon Peper, beklaagde nummer twee, een
beurtje.
EEN VALSCHE HANDTEh.Kb.NING.
Simon Peper was een landman, geboren op Texel
en wonende te Zijpe.
Hij had 't laatst te Woensel werk en gaf deze ge
meente dan nu ook als zijn woonplaats op.
Simon lichtte de E.A. heeren zoo in den loop van
't zaakje nogal omslachtig in omtrent zijn wedervaren,
dat in hoofdzaak dan hierop neerkwam, dat hij aan
vankelijk een vrouwtje had, waarmee hij maar niet
overweg kon. Later vond hij een andere en daar
kan hij best mee opschieten. Met deze wilde hij den
Oceaan over. Hij betaalde passagegeld Voor over
tocht met de Holland—Amerika-lijn maar gat zich-uit
voor zekeren Grijn Jansen.
Als zoodanig kwam hij dan ook met zijn „nieuwe"
36-jarige vrouw en haar 7-jarig dochtertje op de pas-
Zulks om dit aldus valscheljjk onderteekende stuk
als echt te gebruiken,
H®t „gezin deed na al deze voorbereidingen den
overtocht met „De Rijndam" vanuit Rotterdam en ze
kwamen in „De nieuwe wereld" aan. Echter om na
een niet zeer lang verblijf aldaar Amerika weer te
ver,aten en opnieuw op den vaderlandschen bodem
terecht te komen.
Den 28sten October j.1. is beklaagde failliet ver
klaard gewórden,
Nu moest hij terechtstaan wegens het va.sche.,jk
s burgemeesters handteekening piaataen onuer 't bi-
vvuste bewijs van Nederlanderschap, waarin Simon
zich bovendien ai had laten beschrij.en ais Orijn Jan
sen. Deze zijne handelingen konden gevaar voor ande
ren opleveren en hij werd in rechten deswege ver
volgd.
De O.v.j. eischte tegen Simon 14 dagen gev.
Simon zei, gaarne een lichte straf zich te zien op
leggen, doch maakte tevens de opmerking dat de ge-
eischte straf niet zwaar is.
HIJ LUSTE EIEREN.
Nu was Nicolaas Hoep de uitverkorene. Wel was
de getuige H. Mooi, polier te Helder nog al
tijd niet verschenen^ maar daarop verkoos men niet
langer te wachten. De O.v.j. vroeg ten oprechte van
den afwezigen getuige aanteekening op 't audiëntie
blad
En de gevraagde acte werd Z.E.G. verleend.
H etbleek dat Nico als machinist op de boot „Zuhr-
mulen" zien wel eens tegoed had gedaan aan ter
verzending aan de eerlijkheid toevertrouwde eieren. Hij
wist de eieren machtig te worden door ze tusschen de ope
ningen der verpakking heen te halen. Wat met eenige
handigheid en voorzichtigheid net gebeuren kon.
Zoo deed hij echter den verzender vrijwat schade
en het liep in de gaten.
Nico moest voor de heeren komen. Hij bekende 't
gebeurde, maar had nogal wat misère.
Zijn vrouw kon niet goed huishouden en kan niet
rondkomen met zijn wekelijksche f 17 verdiensten.
Te minder wijl ze nog eenige kinderen hadden.
Dan was hij in geldelijke moeilijkheden geraakt en de
prooi geworden van een woekeraar, die er blijkbaar
ferm over heen streek. .Want Hoep moest elke week
een dubbeltje van den gulden betalen. Zulk geleend
geld komt nogal duur.....
Enfin andermans eieren opeten ddt mag niet. Dat
kwam Hoep duidelijk aan de weet, waar O.v.j. tegen
hem f 15 boete of 10 dagen hechtenis eischte.
Beklaagde verzocht, die boete s.v.p. dn drieën te
mogen betalen.
VERZET VAN ZIJN VONNIS.
De sjouwerman Hemtje van den Berg uit Hoorn
was absent.
Hij had verzet aangeteekend tegen zijn vonnis tot
1 jaar krententuin wegens openbare dronkenschap
reeds bij tiende herhaling Maar 't liep nu van
kwaad op erger voor Hem want de Officier eischte
nu wel 3 jaar rijkswerkinrichting.
HIJ HAD GEEN VERGUNNING
Harm Hendrik Gerssen, een stevigen winkelier te
Urk, had sterken drank in een halve Liter flesch
verkocht, zonder de daarvoor bij de wet vereischte
vergunning te hebben.
Toen de poMe-rijksveldwachter Brouwer van Enk
huizen, destijds tijdelijk te Urk, hem op heerterdaad
betrapte, loofde hij geld uit, als het dan maar „goed'"
was en er geen verbaal volgde.
De politieman ging hierop niet in, waarvoor hij
heden een pluimpje kreeg.
De O.v.j. eischte f 50 of 14 dagen hechtenis..
EEN DURE LIEFHÜBBKRIJ
P«
D
van. tot het ons op den dag der herstemming door
anderen werd verteld.
Thans was de toestand geheel anders. Reeds dagen
te voren (voor de eerste stemming wel te verstaan)
vernamen wij, dat de Vrijzinnige verkiezingsclub sa
men zou werken met de Roomsch Katholieke Kies-
vcreemging en met de Neutrale KiesvereenigingDoor
Recht (II??) en Eenheid tot Vooruitgang. Men be
val in advertentiën dan ook openlijk elkanders candi-
daten aan.
En nu begrijpen wij zeer goed, dat het aan onzen
wassenden invloed is te danken, dat men tot uene
dergelijke samenwerking overging, dat men hiertoe
moest overgaan. Als ieder op zich zelf blijft staan
is voor iedere partij de kans. om zijne candidaten ver
kozen te krijgen slechts gering, maar alleen gezamen
lijk en dan nog de Anti-revolutionairen als nulptroe-
en er bij is het misschien nog mogelijk de Sociaal
)emocraten uit de Raad te weren. Ja feitelijk wordt
het dan wel zoo dat zwart op de vrijzinnig*
vèrkiezingswip komt te zitten, maar ach, daar
over spreekt men maar liever niet als hetroode
spook maar geweerd wordt.
Gerust wij gunnen de heeren die pret, Laat hun ge
rust traenten met elkaar nog eenigen tijd aan ons net
hoofd te bieden, 't Is immers hun laatste kans'
Maar één ding meenen wij toch te mogen etscheh.
Indien men ons bestrijdt, laat men het (Én e e r 1 ij k
doen en niet zooals bij de laatste herstemming is ge
schiedt op den avond voor de herstemmingsdag (als
er dus geen tijd meer is voor beantwoording) een
leugenachtig verkiezingspatoflet ver
spreiden. waarin ons miskenning en ontwrich
ting van allerlei maatschappelijke deugden in de schoe
nen wordt geschoven, waarven de candidaat Pateer
dan eene beschermer zou zijn. En het mooist
van dit alles is, dat dit puikje van verkiezingspropa
ganda zonder onderteekening „anoniem dus' do we
reld wordt ingestuurd. Men schaamde zich dus blik
baar voor hetgeen men neer schreef.
Wij willen er niet veel tijd en inkt aan vermorsen.
Slechts een paar vragen zouden wij willen stellen
om het lasterlijke van dit pamflet duidelijk in het
oog te doen springen: De heer Pateer is Roomsch-
Katholiek en wij willen aannemen, dat hij een trouw
zoon zijner kerk is. Maarbestaat er bij die
kerk dan wel eerbiediging van ieders godsdienstige
overtuiging? Immers neen i Erkent de R. IC. Kerk de
noodzakelijkheid der wettelijkheid van het huwelijk (wat
te verstaan, het burgerlijk huwelijk, over het Kerke
lijk huwelijk wordt in het pamflet niet gesproken)?
Immers neen, indien niet kerkelijk ingezegend, is vpor
de R. K. Kerk een huwelijk niet wettig.
Wij zullen maar zwijgen over de persoonlijke aan
val op onzen candidaat Crum. Crum staat bij de
arbeiders te hoog, om door een der gelijken laffen aan
val te worden neergehaald.
Maar nu men van de zijde, van waar het pamflet
uitgaat, zich blijkbaar er voor schaamt, zou het nu
voor de anderen der samenwerkenden geen tijd worden,
om alle verantwoordelijkheid voor dergelijk laf gedoe
van zich af te werpen? Men begrijpt toch wel dat
er anders wordt gerekend, dat alle samenwerkende
'jen er aan hebben mee gewerkt.
"et Bestuur v. d. afd. Anna Paulowna der S.D.A.P.
De 20-jarige Schager koopman Willem Wit was Zon
dagavond 30 April j.1. zooals hij heden verklaarde
met verkeerde jongens uitgeweest.
Hij sloeg, zonder dat van eenige aanleiding daartoe
jebleken is, pardoes een reusachtig spiegelruit stuk in
'e etalage van den 41-jarigen Reinier Joseph Brugge-
mann op de Laagzijde. Deze zat rustig met zijn moe
der in de kamer van den gezelligen avond te genie
ten, die zoo onaangenaam gestoord werd. Bruge-
mann vloog natuurlijk overeind en naar buiten.
Hem werd de dader aangewezen in den persoon
van Wit.
Brugemann hem nog achterna, maar toen hij Wit
er over aansprak, sloeg deze hem nog op z'n kop toe.
Later echter heeft Wit dan toch schadevergoeding
opgedokt en wel eventjes f 55.
't Kan nog een duur gevalletje worden, daar de
Ov.j. f 15 boete of 10 dagen vorderde.
KORT VAN MEMORIE.
Tot slot een hondenzaakje contra Jacob de Rover
die „vergat" belasting te betalen voor zijn viervoeter.
Eisch f 6 of 1 dag hechtenis.
sagierslijst voor.
Voorts had hij onder een bewijs van Nederlander
schap dat de bevriende hand van nachtwaker Alder-
lieste voor hem had geschreven, brutaalweg valsche-
lijk de handteekening van den Burgemeester van Texel
gezet.
zien, met tapijten belegd, lekker warm en doortrok
ken van een heerlijken bloemengeur.
Hoe gaat het, moedertje?
Goed, Arnold, antwoordde de liggende gestal
te van de sofa uit. Kom je niet wat bij mij zitten?
Je weet, ik vlieg weer; als ik maar niet juist op
het graf daar beneden neerval. Ze groeven het zoo
dicht bij de muur. Ik ben hoog, hoog in de lucht.
Arnold, de wind drijft me voort ze schreeuwde
eensklaps, ik val Arnold, hou me tegen, ik val
ik val!
Wees maar stil, ik zal u wel vasthouden.
Hij zeei het vrouwelijk zacht, maar vastbesloten
en sterk als een man.
Ze sloot de oogen.
De oude Franciska stond op een afstand, met haar
hoofd knikkend, zooals haar gewoonte was.
Ik heb het wel gezegd, fluisterde zij bijna on
hoorbaar,
Arnold, zei de zieke na een oogenblik ben
je er nog, kind. Ze aaide zacht over zijn hand. M'n
lieveling!
Moedertje!
Toen hij zich over haar heen boog, kon men dui
delijk zien, dat hij op haar leek. Dezelfde droome-
rige oogen, dezelfde lieve trek om den mond, en
de prettige bewegingen vond men bij den jongen
man, evenals bij de ouder wordende dame.
Nog steeds gleed haar hand over de zijne. Ar
nold fluisterde ze het doet me zoo n verdriet, ik
gaf graag mijn leven, om jou gelukkig te zien, maar
het is te laat - tot in het derde en vierde ge
slacht geen geluk, geen geluk. Arnold!
Het was maar ©gei heel zacht kreunen en toch
een angstgil, die de beide verzorgers door het hart
sjieed
Er gleed een'oneindig droevige uitdrukking over
het vriendelijke gezicht van de dame. Geen ge
luk herhaalde zij nog eens, Toen vouwde zij haar
handen als in stille berusting, ze sloot haar oogen,
hetwerd stil, niets bewoog meer.
Anna Paulowna, 30 Mei 1916.
Mijnheer de Redacteur.
Mogen wij even eenige plaatsruimte verzoeken in
Uw veel gelezen blad? Bij voorbaat onzen dank daar
voor.
M. de R. In uw nummer van Donderdag 25 dezer
stond de uitslag der herstemming te Anna Paulowna
vermeld in een heel sober berichtje. „Sober' zeg
gen wij, omdat wij minstens hadden gedacht, dat aan
deze herstemming door U wel eenige beschouwingen
zouden zijn gewijd. Wij verwachtten dit daarom, om
dat ook vorig jaar, toen onzen candidaat Koorn bij
de herstemming de meerderheid op zich wist te ver
eenigen, er door.U o.a. den nadruk op werd gelegd,
dat zwart hier*rood op het kussen had gebracht.
Hoewel daar over nog wel het een en ander zou
zijn te zeggen, is dit hier ons doel niet. Wij willen
er alleen op wijzen, dat indien dit weikelijk het
rsval is geweest, dit geheel buiten onze voor
ennis is geschiedt. Wij wisten er absoluut niet
partje.
Na een poosje keek de jonge man op en ontmoet
te Franciska's blikken. Hij knikte haar vriendelijk
toe. Toen maakte hij met onbeschrijfelijke teederheid
zijn hand los uit die der geliefde slapende en ging
de kamer uit.
Ik heb het wel gezegd, meneer mompelde
de oude met vochtige oogen.
Beneden stond de oude koetsier, die tegelijk de
plaats van bediende vervulde en wachtte bij slede
en paard, tot meneer kwam.
Ik was nog even bij mijn moeder, zei de jonge
man, toen hij de teugels nam ze slaapt nu en
dat is in haar toestand altijd het beste teeken. Als
't soms erger wordt, dan moet iemand me te paard
de boodschap brengen en dan kom ik met den dok
ter. Is alles in orde Christiaan?
Ja, meneer de baron.
De oude man keek het tuig nog eens na en krab
belde zich achter de ooren.
't Zal daarmee riiet lang meer duren. Johan,
die schurk, heeft de beste weggemoffeld. Uw vader
zaliger zou niet uitgereden zijn.
Zwijg daar maar over, Christiaan, dat zijn nu
eenmaal gebeurtenissen waar niets meer aan te ver
anderen is. Mijn goede vader stierf te vroeg, de
bestuurder lette alleen op eigen voordeel en mijn
voogd was gepn man van de daad. Als 't alleen die
kleinigheden maar waren, zou ik geen klagen heb
ben.
Ja, bij den bestuurder had Johan het makke
lijk genoeg.
Klaar? vroeg de jonge man.
De oude streek nog eens liefkozend over den rug
van het dier. Het was geen vurig renpaard, zijn
tijd liep ten einde, hij begon langzaam, een der
achterpooten wat slepend, te loopen.
De weg leidde naar de hoogvlakte en de wind
sneed koud over het water. Ver beneden, zoo ver,
dat men het ternauwernood zien kon, lachte de zon
neschijn, hier boven lagen de wolkschaduwen don
ker en zwaar en er vielen enkele sneeuwvlokken.
DE STRAF.
Hij was tuinder in Bergen. Hij werd gemobiliseerd
als Landstormman, en kwam in garnizoen te Naar-
den. Dat was fnuikend voor zijn jonge onderneming,
waar hij onmogelijk kon gemist worden. Dies vroeg
hij verlof. Hij kreeg nul op het rekwest.
Toen ging hij op bezoek bij een grootmachtig lid
der Tweede Kamer. En deze ried verstandig man
als hij Is den verdediger des vaderlands om met
gepasten eerbied en hoofsche bescheidenheid, om
overplaatsing te vragen van Naarden naar Alk
maar. Dan was hij toch vlak bij zijn zaakjes. En
de HoogEdelgestrenge voorspraak werd hem ver
zekerd en verleend.
Hij schreef, Dit stuk passeerde 84 buro's. werd
voorzien van 146 handteekenlngen, 193 adviezen, 280
parafen en 424 visa.De slotsom was, dat de over
plaatsing was in strijd met het belang van de hand
having van de neutraliteit van het Koninkrijk der
Nederlanden.
Ditzelfde herhaalde zich vier malen. En vier ma
len was de ongenoemde staatsman zijn voorspraak.
En vier maal zwelgde de heilige Burokratius in de
weelde der paperassen, doch onveranderlijk met het
zelfde resultaat. Overplaatsing van Naarden naar
Alkmaar stond gelijk met het prijsgeven van de on
afhankelijkheid van het vaderland.
En alle vertogen daartegen waren machteloos:
Het zou niet kunnen en het zou niet gaan....
Toen kwamen de Paaschdagen. Zonder verloven.
En met de opstandige lust om er stiekum van tus-
schep te gaan. En ook onze Bergenaar smeerde hem.
De zondaar! En werd deswege gestraft.
Toen hij deze straf had ondergaan en meende
dat de schuld geboet en vergeven.zie daar kwam
eene aanschrijving van hoogerhand: Aangezien de
landstormman X. de plaat had gepoetst zonder be
komen verlof, werd hij als straf overgeplaatst van..
Naarden naar Alkmaar.
De jongeman beweert nu, dat de viermalige wei
gering dus pesterij was, en vloekt tusschen de tan
den.
Hetgeen bewijst dat zijn zin voor humor onvoldoen
de is ontwikkeld.
Overigens is dit verhaal historisch. Slechts de
plaatsnamen zijn verzonnen.
Want als ze hem vinden, gaat hij natuurlijk naar
Naarden retour.
Maar dan weer in het belang van 's lands defensie
Ons Blad.
Arnold de Tumar keek er met een weemoedig lachje
naar. Hij dacht aan den tijd als de sneeuw smelt,
dan ontspruit beneden de rijke oogst, gevoed door
den vruchtbaren bodem .gedrenkt door de stroomen
en gerijpt door de zon, die het dal verwarmt
maar boven waaien de winden jaar in, Jaar uit, ze
nemen mee wat de bodem aan kracht in zich draagt
en de armzalige halm kan met groote moeite zich
staande houden.
Geen geluk I mompelde de jonge man, denkend
aan de woorden van zijn moeder.
Een kraai vloog op en langzaam zijn vleugels be
wegend, begeleidde hij het voertuig, vloog dan weer
vooruit. Hij had totaal geen haast. Hij wachtte op
een der armzalige hoornen langs den straat
weg, tot hij ingehaald werd en dan begon het spel
letje opnieuw
Een geweer! riep Arnold. JIJ onheilskind! Hij
sloeg zoo hard met de zweep, dat de oude hengst
voor een poosje wat vlugger ging loopen. De kraai
vloog een eind het land in en liet zijn onaangenaam
gekras hooren. Schuw mij maar zei de vogel
het ongeluk schuwt jon niet!
Een zijsprong van het paard deed den jongen man
opschrikken uit zijn gedachten, het dier steigerde
en bleef toen luid snuivend staan, alsof het niet
verder wilde.... Een roodharige vagebond was uit
de sloot gesprongen. Hij deed, alsof hij het dier wil
de kalmeeren, maar hij maakte het nog onrustiger.
Arnold merkte het heel goed. Ga uit den weg
man! riep hij en greep naar den zweep.
Is dat de dank voor mijn bemoeiingen, riep
de roode. Dat zal ik jeen hij maakte een
onverwachte beweging voor den kop van het paard,
zoo, dat het over de sloot vloog, tegen de berm op
en het scheelde weinig of de hengst was met de
omgevallen slede de akkers overgerend. Een gewel
dige ruk van de hand van zijn meester en het dier
stond stil, tot aan de knieën in de sneeuw, ver
geefs trachtend zich los te werken.
Suizend ging de zweep over het brutaal lachende