Sciiager Courant Het vervloekte geslacht. De dingen om ons heen. Raad Yan Schagen. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Ingezonden Stukken. Zaterdag 1 Juli 1916. 59ste Jaargang No. 5824. „UIT ZWOELE SFEREN" Dat was nu wel haast twintig iaar geleden. Dat op een avond, toen ze weer laat thuis was gekomen en ze dac na de afmattende dagtaak Dat de trap toen gekraakt hadEn ze meende dat het vader was.... En zij een schrik kreeg,zóó erg, dat 't benauwd, om haar hart werdWant vader beukte met z'n knuisten zoo erg, dat't dagen l3ter nog te voelen wasMaar 't was toen moe geweest Moeder, die naast Kee kwam zitten. Die d'r grijze veel geziene en begrepen hebbende oogen op haar richtte. Die zei: SstStil nou Vader slaapt. Hij denkt dat je al lang naar bed bentSst nou I En 't was stil geweest, een poos lang in het ka mertje. Want Kee rilde van angst, dat vader 't merken zou... Van dat laat thuis komen... Toen had Moe een van haar spichtige, beenige stokkige armen om haar heen geslagen. En dicht bij d'r oor gezegd Maar mij kun je toch wel vertellen, niet.... Ik weet 't Kee Je bent weer met dien jongen uit reweest met dien meneermetVerder ton moeder toen dien avond niet komen. Want Kee had haar plotseling aangepakt't Hoofd tegen moeder's borst gedrukt en gesnikt gesnikt. Zich inhoudend nog smorend, het gesnik om in God's naam Vader 'niet wakker te maken En toen had die zachte, weeke-stem van moeder gezegd Hou je dan zoo veel van 'm. En't snikken was al maar erger gewordenWilder, woester, wan hopiger.... En Kee herinnerde zich nog zoogoed zoo scherp, dat moeder een van haar handen zacht streelend had later, glijden over haar hoofd... En dichtheel dicht bij d'r oor. Want vader lag boven te slapenHaar had verteld van.... din gen uit ver' verleden, van jarenher.... Toen Moe nog niet was het verlepte, vergrijsde, verma gerde, verdorde vrouwtje maar een frissche, jolige meid als Kee nu, met blijde oogen. Zoo had moeder toen van 'm verteld. Dat-ie een echte meneer was. Zoo 'n in-goeie jongen,, hè?met zulke eerlijke oogenEn dat ze haar vingers voor God durfde opsteken om te bezweren, dat hij, haar Wim haar niet bedriegen zou Moeder voelde nu de hitte van haar adem, in haar tranen, in haar stem, hpe lief zij hem hadEn schreiend tegen haar Kee aan, herdacht de verlep te, afgewerkte oude Moe haar eigen verleden Miste zij den moed om Kee te openbaren, hoe ook zij.... En de twee vrouwen, de oude en de jonge, spraken nog lang met elkaar, dien nacht. Totdat de oude beweging meende te hooren, bovenAls vader wakker werd Er stommelde ietsEn in het donkere kamertje scheidden zij met grc-ote schrik. Klom de oude met dood-voorzichtige pasjes, naar boven. Rillend van angst, wanneer het hout van de trappen kraakte. Om eenmaal boven gekomen te gaan uit schreien het leed van eigen, oude herinneringen, van zoovele jaren terug, en van medelijden van deernis-pijn met haar kind, dat nu droomt van toe komst, vol heerlijk, zonnig geluk. Ze wist, ze kende 't immers, de moederVan de geschiedenis, de veelmaals doorleefde, van de tragedie, die telkens herhaald wordt. Toen zqten zij daar aan de tafeltjes dezan- feressen in den tingel-tangel. In hun dunne, garen lee'djes, met de schmink-verfjes op de verlepte, verbleekte, ingevallen wangen. Met de uitgebluschte, afgeleefde, vermoeide, holle, treurige oogen, waar ze door verfjes „uitdrukking" aan hadden pogen te geven. En één 'n al erg ouwe, 'n ongezond-dikke wachtte in landeliik-afgematte pose aan een der tafeltjes. Eri dacht, dacht, piekerde over dat van vele, vele jaren her Met moeder In de stille achterkamer. Klemde, wat haar aan gezonde tanden was overgebleven op een. Speelde met een glas op tafeltje Collega legde arm op vleezige schouders So, treurig Kee En ze schrok op. Temet schoten naar de tranen in de oogen. Wat het week-sentimenteele klankje in de stem der Duitsche 'm had gelapt. Toch 'n goeie meid, die Annie. Ze zei niets. Kon over dat groote verdriet niks zeggen. Maar de tranen drupten uit d'r oogen. En haastig hield zij ze tegen, bang-dat al d'r schmink bederven zou. L)e tranen drupten, welden, drupten En ze vloog haastig naar achter, naar 't kleedhokje. Om over te schminken. Als „tante" 't merkte, zou t ergste te vreezen zijn. Kate was toch al zoo oud En wanneer er dan nog tranen bij kwamen Ze kwam terug met hél roode blos, verjongd Maar t gloeide in haar oogen en op haar wangen. En in haar hart. En 't schreide, 't kromp in haar ziel Dien avond. In tingel-tangel. Ze dronk veel, snel en haastig. Slechte bocht van Champagne Mont Sherrij weet ik al wat meer. Toen werd de deur weer opengesmeten. Kreeg Kate een duim, 'n por van een vriendin. Nette heeren, hoor Amstandigl Puik Ze zag mannen in „evening-dress" Frok, witte das, glanzend pastron After-fuif. O, ja van dat congres. Toen zag zij hem. Hij, Koen was grijs geworden. Hij had i'n'baard laten staan. Knevel en baard waren grijs. Maar de oogen tin telden-net-zoo jolig als twintig jaar geleden. En had datzelfde leuke, gezellige glimlachje Dat zooveel-goedige O, hij had dien avond te veel gedronken. Dat voelde zij Als in 'n nevel zag zij hem daar zitten klinken Annie zat naast hem En zij spotten over haar Kate die immers vér was Ze zag die twee, Wim en Annie, over haar lachen. Ze zag den meneer, denzelfde, over wien zij met moeder gesproken had, in dat nachtkamertje, nu zoovele jaren her Meneer z'n glas slechte champie—mikken op haar boezem Toen stroomde het prikkelende, killige nat over haar borst.- Zag zij het schamper spotten van zijn gezicht.- Hij herkende haar niet. Maar zij, Kate, herkende hem wèl. Toen is het gebeurd. Dat ze hem, al wat haar voor de hand kwam, naar het gelaat slingerde, smeet "at de glasscherven hem bloedige wonden toe brachten. Dat er tumuli, was in 't nachtbuurtje. Dat forsch-grijpende armen van politie-mannen haar rukten van den mishandelde En meesleurden uit het lokaal. Naar naastbijzijnden politiepost. Een oude, havelooze, vaalbleeke afgeleefde vrouw heb ik zien terechtstaan wegens mishandeling, in dronkenschap gepleegd. Ik voélde de matelooze minachting, waarmee het O. M. enkele maanden gevangenisstraf eischte. Tegen de uit „betrekking van buffetjuffrouw" weggejaagde deerne Met walging keek ifij naar de beklaagde Naai; de diep-gezonkene. En de vrouw in de zondaaarsbank zei mets Schudde van neen, toen de Voorzitter der Recht bank haar vroeg, of zij iets ter harer verdediging had in te brengen. Sloeg de vermagerde grauwe vingers voor het ongeschminkte gelaat. En snikte 't uit. En 'n verdriet-scheurend al wat er nog van feweten-leven in haar verdorden boezem was ge leven. Te groot, te snerpend was het leed van herinnering en verwording, dan dat arme, oude Kate 't had kunnen zeggen toen ze daar terecht stond MAïTRE CORBEAU. 10. HOOFSTUK XI. Economische Oorlog. Wij hebben in deze artikelen nooit de vrees onder stoelen of banken geschoven, dat de oorlog na den oorlog en de buitengewone tijdsomstandigheden, na afloop van die waaronder wij thans lijden, veel erger zullen blijken te zijn, dan dat we nu als „heel erg" aanzien. De kans, dat we feitelijk tot meedoen in den oor log zullen worden genoodzaakt is naar het oordeel van velen in den lande niet meer zoo groot als voor eenigen tijd, daar de partijen hoe langer hoe meer tegen elkaar gaan opwegen en geen hunner het zou kunnen bestaan ons te dwingen tot partij kiezen. Waar allen praktisch in kracht gelijk staan, meenen velen, als een hunner het zoover liet komen, dat ons land zich aan de zijde der tegenpartij stelde en daardoor wellicht den doorslag kunnen helpen geven. De kans om er buiten te blijven lijkt aus niet zoo gering. Doch dat wij ook buiten den economischen oor log zullen blijven, die volgen zal, als de wapens eenmaal worden neergelegd, lijkt ons vrijwel uit gesloten. Dan zal er geen ontkomen aan zijn. Daar op wijzen alle teekenen, en dan: wee ons gebeente en wee onze portemonnaie Zooals bekend is hebben de mogendheden van Gentraal-Eüropa het aangestuurd op een economisch verbond, dat -hunne landen tot een vast-aan een ge sloten geheel moet maken én dat zooveel mogelijk wat productie en handel betreft aan zichzelf genoeg zal hebben. Niet meer produceeren voor export (wat tot dusver steeds de duitsche leus geweest is) doch zorgen zelf alles voort te brengen, wat de centrale volken noodig hebben en eerst, dan wat werkelijk overtollig is, exporteeren. Ziedaar de nieuwe koers, waarvoor men in Duitschland propaganda maakt. De Geallieerden doen iets dergelijks. Ook zij heb ben^ het plan opgevat en op <fe Conferentie van Parijs voorloopig nader uitgewerkt om het bestaan de verbond na den vrede te laten voortbestaan en zich door wederkeerige samenwerking onafhanke lijk te maken van den vijand-van-thans en om tevens te pogen hem na het sluiten van den vrede niet meer in de gelegenheid te stellen de markten der geallieerden met zijn waren te overstroomen. Als een der middelen daartoe strekkend werd genoemd een speciaal tarief van invoerrechten op gelijken basis door alle deelnemers te heffeh, waarbij het recht voor de bevriende kooplieden het laagst zou zijn, terwijl de neutralen-van-thans het dubbele, de vijand nogmaals het dubbele zou hebben te betalen, althans voorzoo ver zijn goed heelemhhl een kansje kreeg ingevoerd te mogen worden. Dit zijn de mooie plannen, die de heeren koeste ren en het is duidelijk, dat wij, wanneer zij er in mochten slagen (wat wij nog zoo voetstoots niet aannemen) ze in hun vollen omvang te verweze- lijken, ons pleizier best zullen op kunnen. Doch al wordt de brei ook minder heet gegeten, dan zij gekookt werd. in het gedrang komen wij er zeker door, al was het alleen maar door verminde ring van onze uitvoeren, die door de te heffen rechten onzer buren bemoeilijkt zullen worden. Het is overigens niet aan te nemen, dat beide par tijen, die gedurende den oorlog allerlei waren niet of tegen schandelijk hooge prijzen van ons ontvin gen, direct daarna weer zullen doen, alsof zij dat feheel vergeten zijn. Integendeel zijn wij overtuigd, at dit nog lang zal nawerken en aat zij, die op de geheime of officieele zwarte lijst der naburige landen geplaatst zijn, nog menig jaar de gevolgen van hun gebrek aan neutraliteit zullen hebben te dragen. Vermoedelijk zullen beide partijen noggeruimen tijd na den oorlog om allerlei verlegen zitten, natuurlijk ook om artikelen, die wij ook noodig hebben. Gevolg daarvan is duurte en slechts hij, die den hoogen prijs betalen wil, zal in staat zijn zijn behoeften te dékken. Aan den anderen kant is er natuurlijk een groote voorraad van allerlei goede ren, heel- en halffabrikaten, waaraan de oorlog voerenden straks geen behoefte hebben en die zij voor een laag prijsje zullen zien op te ruimen. Wanneer dit artikelen zijn, die wij hier te lande maken, men denke bijv. aan conserven van allerlei soort dan ligt onze productie, speciaal wanneer zij zich op de tijdelijke buitenlandsche behoefte heeft ingericht, voor geruimen tijd lam, terwijl bovendien onze markt met den buitenlandschen uitvoer van het overtollige overstroomd wordt en dus de verdiensten der f abrikanten er onder lijden. Bedenkt men nu verder dat hooge belastingen en hooge prijzen ook hooge loonen zullen noodig maken en hooge transportprijzen zeker nog ge- ruimen tijd aan de orde van den dag zullen zijn, dan zal men moeten toegeven, dat het vooruitzicht weinig bemoedigend is. Doch ook onze gewone productie van allerlei artikelen, die vroeger naar het buitenland gingen zal lijden. De handelsrelaties tusschen de verbondenen van beide groepen zullen vermoedelijk heelemaal veranderd zijn. Veel van wat wij aan Engeland plachten te leveren, kan Rusland ook bezorgen en zal het waarschijnlijk bezorgen ook, wanneer het verschil in het inkomen de recht, dat op de leveranties uit beide landen van toepassing is, maakt, dat de productieprijs of het transport desnoods iets hooger kan zijn, zonder dat de verkoopsprijs daarvan den invloed ondervindt. Bij heel het dreigend gevaar voor onze verdere economische ontwikkeling is misschien het eenige lichtpunt, dat zich hier te lande industrieën zullen vestigen, om met hollandsch (d.i. neutraal en dus niet verboden of bovenmatig belast) product op de engelsche of duitsche markt de plaats van het onmogelijk geworden duitsche of engelsche artikel te gaan innemen. Doch waarschijnlijk zouden ook deze nieuwe industrieën (die feitelijk niet nieuw, doch alleen verplaatst zijn) in hoofdzaak slechts een schijnvoordeel opleveren voor ons land, daar de voornaamste winst den vroegeren ondernemer elders ten goede blijft komen. Wat meerder uitbe taald loon. wat tantièmes voor de hollandsche com missarissen, die er natuurlijk moeten zijn, om te maken, dat de onderneming met het oog op het buitenland en règle is daarmede houdt het voordeel voor ons land op. Hiertegen nu reeds maatregelen te treffen lijkt ons zeer noodzakelijk. Zoo met, dan zien wij ge beuren, dat tengevolge van het oprichten dezer schijnmaatschappijen onze verhouding tot den staat, ten wiens naaeele dat smokkelen geschiedt, weer opnieuw onaangenamer wordt. En wij hebben door dat smokkelen al zooveel van onzen goeden naam ingeboet, dat er maar weinig toe noodig is, om ons inplaats van „neutraal", als op zijn minst „twijfelachtig" te zien boeken. UITKIJK. Alles was voorbij. Ze hadden hem op het eenzame kerkhof gelegd, midden onder de verwelkte bladen van de esch naast zijn broer. Diep in den grond slin gerde de boom zijn wortels, om de beide graven. Rose had er bij gestaan, geleund op den arm van haar bruidegom, en als laatste groet had zij sparre- groen in het graf geworpèn. Van de woorden van den predikant had zij weinig begrepen. Verbaasd had zij opgekeken, toen ze hoorde dat men schreide, Maar toen een eenvoudig lied door een mannen- kcjr gezongen, de plechtigheid besloot en de toonen langzaam wegstervend, naar het dal zweefden, toen was ze buiten kennis ineengezakt. Ze lag nu boven in een kleine kamer op de sofa, terwijl de naaste bekenden in de zaal wat gebruik ten. Soms hoorde zij het rinkelen der borden. Mevrouw Treptow, die met haar meegegaan was, had haar hoed en sluier afgedaan, een warme de ken over haar heen gelegd en haar toen alleen gela ten. De nieuwe rouwhoed. was aan de kleeren van roevrouw Treptow blijven hangen en zonder dat zij het merkte, had ze hem van tafel getrokken. Rose keek naar dit' onaangename, terwijl ze dood- Mi 1 lag, ze vond het storend, maar deed niets om het te veranderen. Toen weerklonken schreden op de 'raP, de dames kwamen weer naar boven, tantè Larès droeg een glas wijn, mevrouw Treptow brood en vleesch, men praatte met haar, trachtend haar te troosten en wou dat ze ging eten; het was allés heel onplezierig en-iedere minuut hinderde het haar meer Ook de bruidegom kwam.. Rose, zei hij, ik denk, dat wij elkaar de eer ste dagen niet zullen zien, ik heb mijn zaken erg verwaarloosd door de gebeurtenissen hier. Ook heb Ui rust noodig. Vandaag over acht dagen wordt het testament geopend. Ik vrees dat ik je tot zoolang vaarwel moet zeggen. Onverschillig knikte zij met het hoofd. Ga je niet met me naar beneden vroeg hij, terwijl een ongeduldige toorn in zijn stem klonk. Ze stond open volgde hem. Toen de,deur achter hen dicht was, nam hij haastig haar handen tusschen de zijne. Nu heb je mij alleen nog maar, Rose, zei hij roet zooveel gloed, dat het vreemd aandeed van de zen koelen man. „Heken er op, dat je altijd zeker bent van mijn liefde en dat ik je begrijp". bevreemd keek zij op. Kreeg een steen leven? Ze ermoedde niet, det de macht van haar persoonliik- heid zoo groot was, dat zelfs Grandet dien invloed dei' ond. fnpa* genaam aangedaan bevrijdde ze haar vingers uit zijn hand. Rose'. vroeg hij week, zooals nooit een klank uit zijn mond was gekomen. Laat me maar! steunde ze zacht en schuw. Een anderen keer ik voel me zoo vreemd, ik begrijp nog niet wat gebeurd is een anderen keer zullen wij er meer over praten. Korte vlugge stappen waren op de trap te hooren, 't was Arnold, hij kwam ook vaarwel zeggen. Even kwam het verlangen in Rose op, zich aan zijn borst te werpen en al haar leed daar uit te schreien. Gran- det's oogen keken zoo scherp en vorschend naar haar dat een gevoel van onuitsprekelijke angst zich van haar meester maakte, ieder eigen gevoel tegen hoi d end. Automatisch boog zij, als tegen een vreemde. Moet zoo het afscheid tusschen ons wezen? vroeg Arnold met bevende stem. Een handdruk, Rose een laatste. God behoede jel Ik hóóp dat je zoo geluk kig zal worden als menschen kunnen zijn. Toen ging hij weg. Grandet zond hem een veront waardigden blik na, toen hij de trap af ging. De dag, waarop het testament geopend zou wor den brak aan. Rose zag het onverschillig tegemoet Ze ontving Grandet en de heeren van het gerecht in de huiskamer, noodigde hen uit wat te gebrui ken, liet wijn brengen en onderhield zich met hen maar er lag een koude sfeer op den kring van men schen. Vergeefs liet juffrouw Larès hout op de ko len doen, 't brandde fel, maar het werd niet warm, Men ging de kamer van de Luzy binnen. Het was nog precies zoo, als de overledene het achtergela ten had, zonder iets te veranderen of aan te raken nam men plaats aan de groote eikenhouten tafel die in het midden stond. Een der heeren haalde een groot couvert te voor- scijn en gaf het aan Rose. om zich van de echtheid van het opschrift te overtuigen. Het was zoo stil, dat men het ruischen van fon tein buiten hoorde en de fluitende toon van fladde rende duivenvleugels. De rechter opende het en las: „In aanmerking genomen de vergankelijkheid der dingen en de onbestendigheid der aardsche verhou dingen, heb ik ondergeteekende besloten, in vol be wustzijn en na rijp overleg, mijn testament te ma ken en over mijn nalatenschap te beschikken, als volgt; ,Mijn eenig kind, miin dochter Rose, is wel vol gens alle bestaande rechtsbegrippen, mijn erfgenaam Ze is echter nog minderjarig en in overweging ne mend, dat zij binnenkort gaat trouwen en dat het onnoodige moeilijkheden zou opleveren, haar voor dien overgangstijd een voogd te geven, daar toch het bestuur over alles wat haar toebehoort, spoedig zal overgaan in handen van den door mij gekozen schoonzoon, maar ook ten volle overtuigd, dat deze vaken door niemand beter kunnen behartigd wor den dan c'oor hein, benoem ik hierbij onherroepelijk Mijnheer de Redacteur. Tot mijn spijt zie ik me genoodzaakt nog eens een kleine plaatsruimte in uw blad te vragen en wederom naar aanleiding van het verslag van de gemeenteraadszitting in N. Niedorp. De heer D. Kuilman heeft het ook ditmaal niét bij het rechte einde. Dat zuster Bottema in N. Nie dorp is aangesteld, is niet een gevolg van het feit, dat ze in mij „een dierbaren geestverwant" heeft Zij is. in N. Niedorp gekomen door de beschikking van hot lot. Er waren twee sollicitanten voor twee standplaatsen en het hoofdbestuur heeft toen door loting beslist waar ieder der twee zusters zou werk zaam zijn. De heer Kuilman heeft den raad dus voorgelogen. Hij biedt aan zuster B. zijne veront schuldiging aandit is 'heel vriendelijk van hem, maar van harte gemeend is die verontschuldiging toch niet. Immers de heer K. insinueert dat zij alleen haar ontslag voorkomen heeft, door spoedig te sol- liciteeren en daarna ontslag te vragen. Ook hier in staat de heer K. weer naast de waarheid. De directeur van het W. G. ontving de mededeeling van zuster B. dat ook haar naam onder het mani fest stond, héél kalm en sprak nóch van herroeping, nóch van ontslag. Ten slotte nog eene opmerking: het onderteeke nen van het dienstweigeringsmanifest is geen anar chistische. maar een anti-militairistische daad. En nu hoop ik dat de heer K., als hij in den|raad van N. Niedcrp over deze kwestie weer spreekt, pro- beeren zal om waar te zijn. Dat zou hem tot eere strekken en ons de moeite besparen, om zijn me dedeeling te verbeteren. Met dank voor de plaatsing Uw dw. N. J. C. SCHERMERHORN. N. Niedorp, 29 Juni 1916. tot mijn eenig erfgenaam den heer Victor Grandet, echter onder voorwaarde: door bemiddeling van me vrouw Lamond heb ik Arnold de Tumar een kapitaal voorgeschoten van zes en dertig duizend francs. Een schuldvordering hiervan bestaat niet en is ook niet noodig. Mijn schoonzoon moet deze post uit zijn erf deel schrappen en ik verzoek de Tumar dit geld te willen aannemen als het laatste bewijs van zijn va derlijke vriend. Weigert hij, dan laat ik hem zeggen, dat ik zijn moeder mijn geheele leven heb lief gehad en ik eisch van hem, dat hij dit bedrag gebruikt om haar laatste levensdagen te veraangenamen. Mijn inventaris en alle door mij persoonlijk gebruikte paarden en wagens met alles wat erbij behoort, be houdt mijn dochter ter vrije beschikking. Ik heb niets meer te zeggen. Mijn stoffelijk overschot moet rusten naast dat van mijn overleden broeder. God zij mijne ziel genadig! DE LUZY. Erkent u het testament? vroeg de rechter aan Rose, antwoordt u nog niet dadelijk, ik geef u een kwartier bedenktijd; overlegt u rustig of u het wil erkennen. Rose stond op en ging naar het venster. Grandet wilde haar volgen, werd echter door den rechter tegengehouden. Er ontstond een half luid gesprek tusschen de heeren over de vragen van den dag. Door de anderen niet gezien, stond het jonge meis je achter het gordijn in de diepe vensternis, haar oogen over het landgoed naar den berg slaande, waar de esch temidden der vele kruisen stond. Daar was hij nu, in zijn kamer toefden vreemden. En toch had hij zooeven nog tot haar gesproken, een hard, moei lijk woord, harder, dan die vriendelijke man ver moeden kon, die haar een kwartier tijds gaf om te bedenken, dat er nog hulp is te krijgen tegen ge weld, dat de levenden wordt aangedaan door een doo- de. Wat bekommerde zij zich om landgoed en ver mogen, de beteekenis van het eerste begreep zij nau welijks. Maar het laatste, de hulp van Arnold, dat was de ijzeren boei, die levenslang om haar polsen was gelegd, daarmee hield do 'koude hand in het graf de overeenkomst en geen ontvluchten voor het noodlot scheen nog mogelijk» Ze was een gevan gene. Heeft u al een besluit genomen? vroeg de ju rist. Erkent u het testament? Ja, ik erken het. Grandet wilde naar haar toe "gaan, maar ze had haar arm in dien van den rechter gelegd en ver liet met dozen de kamer. De bruidegom volgde lang zaam. Alleen de secretaris bleef nog in het vertrek om een afschrift van het testament voor de Tumar i te maken. U hebt u besluit genomen en daaraan is niets I meer te veranderen, zei de ambtenaar, toen hij even alleen was met het jonge meisje, maar het is een i heel zeldzame maatregel, die uw vader genomen Vergadering van den Gemeenteraad te Schagen, ge houden Donderdagavond 7 uur, Afwezig de heer P, Buis Jz. Voorzitter, Jhr. J. P. W. v. Doorn, burgemeester, opent de vergadering, waarna de secretaris de uitvoerige notulen leest van de vorige twee ver gaderingen, welke notulen worden goedgekeurd. Ingekomen stukken: a. Goedkeuring van Ged. Staten, kohier Honden belasting. b. Bericht van den heer G. Veldkamp, dat hij zijn benoeming tot lid der Schoolcommissie aanneemt. c. Dankbetuiging Alg. Militair Tehuis voor Mili tairen, voor de toegestane subsidie. Alle voor kennisgeving aangenomen. d. Adres van het Bestuur der Afd. Noordholland van den Bond van Gemeente-Ambtenaren, dat naar B. en W. wordt teruggezonden, daar het is ingeko men na het beleggen dezer vergadering. e. Mededeeling kasverificatie, in kas f 754.07. f. Rapport van den afgevaardigde ter vergadering der Noorder Stoomtramvereeniging, den heer Jb. Kos ter. De afgevaardigde had betreffende het uitgekeer de dividend ad 2 pet. opgemerkt, dat aan de hand der officiëele stukken dit percentage niet juist was. Er was aan de deelnemende corporaties 3 pet. in uitzicht gesteld door de Noorder Stoomtram, welke rente gegarandeerd werd door de H.IJ.S,M. Deze opmerking van afgevaardigde werd beantwoord door den heer Mr. W. C. Bosman en door den voorzitter, die oordeelden, dat de Vennootschap deze 3 pet niet had gegarandeerd en dkt de Vennootschap ver schillende kosten had te bestrijden, waarvoor 1 pet heeft en die zou licht omvergeworpen kunnen zijn. U hebt een volkomen vertrouwen in den heer Gran det? Papa, had het, antwoordde zij. Wat weet ik van dergelijke dingen? Hij moest weten wat hij deed. Het heeft ons veel hoofdbrekens gekost of hij 't werkelijk wist, zei de jurist. De dokter verklaarde hem voor toerekenbaar en het laatste deel van het testament gaf den doorslag. Grandet had ons eerst den inhoud duidelijk gemaakt van den laatsten wil en uw vader had door teekens zijn toestemming ge geven. Maar wij vertrouwden de zaak niet erg .Toen richtte de oude heer zich plotseling van zijn leger stede op. Met verbazing hoorden wij hoe hij begon, stamelend eerst, toen steeds duidelijker, de woorden tot zinnen verbond tot de klaus over de Tumar dui delijk werd uitgesproken. Het wa$ qiet meer moge lijk te twijfelen aan de helderheid van zijn geest en ik geloof dat niemand zoo verrast was als Gran det. Ik begrijp papa's beweegredenen .volkomen, zei Rose. Men nam afscheid. Grandet nam het goed in oogen- schouw, hij nam zonder eenig weifelen bezit van zijn nieuwe eigendommen, 's Middags dineerde hij met de dames en wilde toen naar zijn landgoed terugkee- ren. Rose nam maar weinig deel aan het gesprek; de niet meer af te werpen last, die het noodlot haar had opgelegd, drukte haar als een alp, .Ook bij het af- scheidnemen lag haar hand koud in de zijne; hij voelde, dat dit niet zoo blijven kon, hij trok het meisje haastig naar zich toe en drukte schuw een kus op haar koude slapen. Verschrikt huiverend, draaide ze zich om, ze had er een afschuw van en vluchtte in haar kamer. Tante Hymnia kwam binnen en vond haar lie veling zooals den laatsten tijd zoo dikwijls, met in elkander geknepen handen, strak voor zich uitkij kend. Ga toch wat doen kind, zei ze vriendelijk, het deugt niet,' je aan je verdriet over te geven en niets te doen. Wat moet ik doen, zuchtte Rose, 't kan me toch allemaal niets schelen. Maar ze stond toch op, nam een haakwerkje en ging er mee aan het raam zitten. Een mooi werkje, zei de tante, wat kan je dat toch aardig maken. Zeker voor een mutsje? Ze legde het fijne haakwerk op het hoofd van het meisje. Wat zal je er lief in uitzien, lieve, kleine Rose, En dat is het doel dan ook. Wat zal je dan zacht tegen do wang liggen van je man in een heel ver trouwelijk uurtje. Tante, houdt in Godsnaam op; steunde Rose. Ja. ja, dat kan ik wel, zoo'n beetje een kleur kri'gou bii de gedachte eraan. Het is een heerlijke, wondervolle tijd, ik ben ook eens jong geweest m gelukkig!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5