Schager Courant ïiet vervloekte oeslacht. feuilleton. TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. Zaterdag 8 Juli 1618. 59ste Jaargang No. 5828. Schetsen uit de Rechtzaal. mmm Mag m „BUFFETJUF". n.t is al jaren geleden. Wanneer zij eraan dacht, aoezelde de herinnering door a1 de beelden van liripn die zich in haar geest verdrongen. ve7 fwas toen nog juffrouw.Treesje. laat ik er dadelijk bij zeggenzij was altijd en door en door net, fatsoenlijk:, braaf vrouwtje ëece^Svérant van burger café, die haar in dienst toen ze n°g maar even twintig telde, hij zag na®< "L z>n oogen. Op Zondagmiddag en -avond g°ea (je vrouwen, zusters, tantes, schoonmoeders v .'n klanten mee. En die keken, wist hij best- va n naar het buffetwat daar nu eigenlijk voor zat. Eens had gérant 't ondernomen om J iirht-frivool juffie in dienst te nemen. Die lonk- glimlachte tegen de heeren. Maar den derden 7ondag nadat zij er was, dat de zaal akelig leeg en Anton, de oude ober had hem geraden Meneer, wat ik U zeg. laat U die juffrouw Loes „.iïïeties schieten. Die richt Uw zaak nog ten gron 3» 7e is veel te koket, luister naar mij 1'Hm! had patroon geantwoord, nog niet dade lijk voor beter inzicht van ober Anton willende ^laar^twee dagen later zat juffrouw Loes bij de mster van gérant, die zijn huishouden bestierde. Fn in het buffet was een bedaagde juffer met een wrat op de punt van haar neus en een stem als een orenadier van de ouderwetsche soort. Dat was een tikje te kras. Maar patroon vond iuffrouw Trees een juweel van een menschje. Toonbeeld van plichtsbetrachting, eenvoud en ingetogenheid. Er ging van haar uit een suggestie, waartegen 0»k ae meest drieste niet bestand was. Zij leefde voor haar werk. Ze hield op alles het oog. De meest- oientere kellner zou 't vruchteloos geprobeerd heb ben zich ook maar een stuivertje toe te eigenen. Zij deed alles met dat kalme, rustige, voor zich „eenerlei lof begeerende, dat alles imponeerde. - Meneer 1 had ober Anton op zekeren dag tot nog jeugdigen patroon gezegd, nou hebt U wat U hier noodig hebt. Trees is een pronkjuweel. Let op meneer, dat meisje is het geluk voor Uw zaak. èn Patroon gelooide 't wel. Hij was zelf een in dolente figuur, wie hem kenden, zij wisten,dat hjj een oude vlam" aanbadIn naburig stadje. De rest kon hem niet schelen. Juffrouw Trees werd de machtig, invloedrijke plaatsvervangster van gé rant. En zelfs oude ober Anton bukte voor haar gezag. Toen was ze nog maar drie ot vier-en-twin lVn£ niemand had haar ooit eenig blijk van „voor keur" zien geven aan een der bezoekers. Totdat.... Hij was een jonge echt artistieke kerel. Een tee kenaar, Een vroolijk-lichtzinnige, jolige vent met zwakken wil. 't Gebeurde wel, dat oude ober Anton, en die had menschenkennis, scherpe opmerkingsgave, had be speurd, hoe wanneer meneer Van Dieren z'n vijfde borreltje bestelde, er iets scheen te trekken, van weembed en smart om de lippen van juffrouw Trees. Zij schonk natuurlijk het kelkje vol. Maar de hand, waarmede zij de ieneverkaraf vasthield, was soms onzeker. En dan icon had oude Toon gemerkt - 't gebeuren, dat zij snel een oog wierp» in de rich ting van jongen schilder. Eens had hij een schets van haar gemaakt. Liet hij naar een „vluchtigen krabbel" zien. Oude ober Anton had alles geobserveerd. Hoe zij kleurde, stemmige juffrouw Treesje. Hij opmerkzaam zij bekeek de schets van meneer Van Dieren, 't Was de eenige maal geweest, dat zij met een der bezoekers een vrij lang gesprek had, daar bij 't buffet. En ober Anton had woord voor woord ver staan wat zij spraken. Hoe vindt gij 't, vroeg meneer van Dieren. Eerst zei juffer Trees niets. 't Kostte naar héél groote moeite om te zeggen wat haar op het hart lag. 12. HOOFDSTUK XIII. Het was eenzaam en ongezellig in de kamer. Ar nold wilde een sigaar opsteken, maar deed het niet, l Jr4zelf niet waarom. Hij nam een krant en ^eek s in de laatste berichten, maar onder die ge- one gedachten, die hij bezig was in zich op te ne- Kïelde hiJ duidelijk, alsof ze tegenwoordig was, i lichaam van Rose in zijn armen, Het blad viel v. han.d' hiJ 8loot de oogen. Hij voelde het te bloed in de slapen hameren en kloppen met nieuwe kracht, ruiechend als een vloed. Of kwam 8e'uid van buiten? Was het de wind? t„ a' de wind ruisclite in de boomen en wierp iets lnU v, f r&men, druppels of sneeuw, maar dat ge- a ?nders geklonken. Arn ii verbeelding van overspannen zenuwen! vol andere verstrooing. Er stond een kast on w n 4n den hoek. Maar er zat geen sleutel hii' Bi5?r,..wa8 LU? Verloren? Na lang zoeken was wiji. jjdelijk gevonden. Vroeger werd hij ook dik- spiike erin'8f- Hat moest anders worden. Aan dezen Tna„ ?oe®t hij voor het vervolg hangen, lans? ♦1,/nold dat dacht, lachte hij. Verdragen, voor kpoidi» den gesloten, schoten hem te binnen. Hoe de vil ,Waren ze verbroken! Suisde buiten niet Kelnnv»8 la8 der vergankelijkheid? De menschen reis v» „dat de wind is. Maar zoo gaat de En r? den Dood door de halmen, die hij afsnijdt nemen» v;elen Arnold voornemens in, ernstige voor- Vervefai. t juister tijd genomen. Hoe gauw weer Kinv n, u W dacht niet meer aan de boeken, hij het ee»; v. bankje bij den haard zitten en borg dat hii dn de handen. Was het mogelijk geweest, een «na ^no'd de Tum&r, vandaag de bruid van ®erbWi 1S1 gekust? Waar was zijn eer? Waar de die hü' altijd voor zich zelf gpliad bad en Was li«t nde het niet, ook anderen voelden. Nu voor s een 'eogen tegenover de vrienden, een niets En „n do°de. °°gen ieer hamerde, klopte en tpilde het om z'n zei ii'e het om zijn ooren en een doffe stem 8ekUst 18 daarmede niet gedaan. Die je als bruid lijk zii»> r zal als vrouw niet minder begeer- vo«it h'i zult haar troosten als zij zich alleen VaOzéifngeld '8 een goed voorwendsel, de rest komt Dwaast' J® ult betere stof te zijn dan anderen? jij zijn'v kende de verzoeking niet. Sterker dan Het aÜ8zweken en Jij zult ook bezwijken, op hem ,1 df*voel ifigde steeds drukkender her tot yii at, er °nder ineenzonk, dieper en die- i ilcii11 n4e den grond raakte. ker te »i mel anioekto hij tot God. Ik dacht ster- 'Oas *n ik ben zwak. ik loop in het denker "der den weg te weten. Help mei Nou!? vroeg de t «eken aar. Toen schudde juf frouw Tr«ee het hoofd. j\ean flj. wiide. zij durfd« 't niet zegg*.a. ,at' '--j drong a-u. De niióere, ec.u.xc, z-ckte vroolijke jongeii»oogcn Zagen naar En toen worstelend met haar tranen heeft zij 't Qar. .gezegd. Zij-vond dat-hij wei mooi kon werken. Maaralleen wS"Mr. nrj De rest werd heel zacht gez<-'d. Ober Anton verstond 't zelfs niet. TIuffr„^f^5F?n.Jdt<Ki hij wel, toen-hoe juffrouw beduiden: als meneer Van Dieren niet tïüs"t,s dronln Want dat vermoordde, v*r- hLt atnir 21jn ,ka.nst en daarmee het goede, het njner-teer-menschelyke van zijn. ziel. wÈrtem,?& «??rna ^orhijgeeaan. Juffrouw Trees, «ri-iinstijver. Een ruin-prettige ver- irnSg'w« tef?enover hen, die hlar iets A 8 tegenover bezoekers, die schert send woord zeiden. 1 atroon hield haar in eere, want zij was de ziel, de motor van ztjn zaak. trouwde en zijn vrouw had weinig belang stelling, lust in de café-bijzonderheden. Wijdde zim aan haar huishoudelijke plichten. Juffrouw Trees bleef alles besturen. ober Anton was nog op zijn post Maar hij trok zich toch zachtjes aan terug. Dacht eraan, van de centjes, die hij overspaard had, te gaan leven. Juöiouw i rees stond sochtends negen uur iu het buffetregelde alles, becijferde en controleerde alles en iedereen. Was de laatste, die vertrok. Naar boven naar het kamertje dat zij bewoonde in het huis. Vaar nog nooit iemand was geweest. Zij hield t schoon. Duldde niet, dat een der vrouwe lijke dienstboden er kwam. 't Was haar heiligdom. Patroon beseffend wat zij voor z'n zaak was berustte, liet juffrouw Trees begaan. Zoo vlogea de jaien voort. Op een najaars-avond 't was zon derling-leeg in het café kwam een bejaarde, vrij havanlooze man binnen. Ging in een hoek zitten. Vroeg jeneVer 't was al bij tieneh en schrijf- garnituur. Eerst had juffrouw Trees niet op hem gelet. Dien dag had oude ober Anton verlof. De „Waarnemende" was een suffig-onverschillige kerel. Keek den bezoeker met wantrouwenden blik aan. Fluisterde juffrouw Trees iets toe. i Zij had zitten cijferen, bonnetjes|nummeren en zoo meer. Nu keek zij op, Zag den schamelen kerel, in hoek van café-zaal zittend aan. Wat hebt u, juffrouw vroeg waarnemend ober, plotseling echt-ontdaan. Want juffrouw Trees was lijkbleek geworden. En de suikerpot, die zij had opgenomen, viel in scher ven op parketvloer. Wat hebt u?... Ik NiksHeelemaal niks. „Wat duizelig..." Maar zij ging naar achteren. Wiesch zich de slapen en de polsen. Zij sidderde over haar holle magere, verouderde lichaam. Maar zij wist zich te beheerschen. Want zij wilde hem nog eens zien. Den have- loozen kerel, daar in de café-zaal. Ze wist dat hij 't *was, na jaren teruggekeerd. Stom, rampzalig, door den drank vernield. Zooals zij 't gedacht, ge vreesd had. Verwacht had van het oogenblik af, dat zij afscheid namen en hij, Van Dieren, haar bezworen had te zullen vechten tegen 'den drank duivel Zijn kunst, het mooie, het goede in hem te zullen redden. Totdat hij succes zou hebben be vochten. Rijk zou zijn geworden. H:j haar, Trees zou kunnen halen, om samen gelukkig te zijn Zij wist, dat hij te zwak was om dt eeaan te kun nen gestand doen. Toch had zij geloofd, ondanks alles vertrouwd. Nu zag zij, dat haar folterend angst gevoel was bewaarheid. En zij wiesch met ijskoud water polsen en slapen om in staat te zijn hem den teekenaar nog eens te kunnen zien. 't Is een jaar of wat geleden, dat ik ex-ober Anton eens in de Geldersche streek ontmoette. Toen heeft hij mij verteld van het droeve geval Hoe braaf plichtmenschje juffrouw Trees den vage bond geholpen beeft, en nadat hij haar spaarduitjes had ongemaakt ertoe gekomen is om geld te ont vreemden uit de zaak, waar zij ze vele jaren de ziel, de drijfkracht, de vertrouwde was, om van Dieren uit de" gevangenis te redden. Patroon had haar willen sparen. Maar gade van gérant toch al taloer och op haar invloed zette aoor. Juffrouw Trees werd vervolgd. Dt diefstal \vas voor een niet onbelangrijk bedrag. En d<e kerel, ten bate van wien zij had gestolen, w*s handiet. •T® £ecl»ibank was haar antecedenten Inreke- °reri^cnd nog genadig. -laar „zitten" moest zij. Eu dat beeft haar gees- teliis geknakt. Oud ober Anton heeft mij gebracht bij een plicht menschje. nu een ruïne geworden. Tandeloos-ver- §n3?d schepseltje, dat in Geldersch dorp leeft, on- i °jen door een stuk °fwat menschen, die naar ge Ken d hebben in'd'r goeden, gouden tijd. Tot zijn eer moet ik hier bijvoegen, dat ook oud-patroon er .buiten weten van gadej toe bijbrengt. ik zag juffer Trees zitten versutt en verstande loos. Aan de wand van haar kamertje hingen een paar teekeningen. Vat5_ bém. Toen nog niet alles in hem verwoest was. Wii stonden even in het vertrekje. wrarfd °U<^ TrouwtJe nam een der schetsjes van den Wees er met haar bevend handje naar, meek ons aan. Ep grijnsde en grijnsde In ae oude oogen lichtte 'L 't Was niet te onder scheiden, wat zij wilde zeggen. De tandbrokken zag ik tusschen de kleurlooze lippen. En het vuurglanzen van waanzin in de smartoogen. Ik snelde 't huisje uit 't Was of dit beeld van menschelijke smart mij de borst omsnoerde MAITRE CORBEAU. Amsterdam, 3 Juli 1916. Mijn vorige brief bedoelde een afscheidsbrief te zijn, in allen ernst. Maar bij onze aankomst in Am sterdam, nu reeds ruim een week geleden, lag een brief van den heer Trapman mij te wachten. En het gevolg daarvan is, waarde lezers, deze brief, die, op zijnbeurt, nog weer door andere gevolgd zal worden. 't Is altijd zoo-makkelijk, wanneer je brieven schrijft dat je alleen aan 't woord bent. Niemand kan je in de rede vallen. Anders kon ik nu onge twijfeld al de belangstellende vraag te hooren ge kregen „Bent u weer in 't vaderland terug Een uiterst overbodige, hoewel, moet ik toegeven, een zeer natuurlijke vraag. Een soort vraag, die wij zelf honderden malen gesteld hebben, en, vrees ik. zullen stellen. Op een, goeden dag ziet iemand bij een kennis de verhuiswagen voor de deur staan. Eeniga mannen in overhemden er bij/ Een paar kasten op de straat. Geen gordijnen voor de ramen. Gevolgtrekking gemakkelijk te maken. Wat zegt onze man tegen zijn kennis? Hij zegt niets, hij vraagt „Ga je verhuizen Maar de vriend, die misschien de vraag al eeni ge malen had gehoord dien morgen, antwoordt „Wel nee, kerel, ik ga een beetje met mijn meubel tjes rondrijden. Dus het staat vast, dat we hier zijn. Nu een en ander over het hoe" van het komen. Een groot gemak is het daarbij, dat ik precies vertellen kan, wat ik wil. In Londen moest ik altijd rekening hou den met de wenschen en inzichten van mijnheer den Censor. Ik zeg mijnheer, en schrijf Censor met een hoofdletter, omdat ik zelf bijna cfe betrekking fekregen had, en de brieven van mijn vrouw aan aar familie had mogen nakijken. Wat geen kleinig heid is, vooral omdat ze vlug en dicht ineen ge schreven zijn. Maar Jen Necierlandscne consul in Londen bew^arus; mij voor een overhaasten stap. „Censor?" zei hij, „maar dan verliest U uw Neder landerschap. U moet uw paspoort terugsturen, en krijgt van mij geen nieuw meer. De Engelsche re geering kan U er evenmin een geven, want U is geen Engelschman. En als U later weer Nederlan der1 wilt worden kost U dat een honderd gulden." Waarop ik de zaak maar kalmpjes heb laten loopen. Als ik me goed herinner, schreef ik in mijn vori- gen brief, dat we etn vijftien kisten als bagage bij ons zouden heobeu. Maar wie wel eens gereisd heeft, weet, dat bagage steeds aangroeit Nog altijd weer zijn er dingen, die noodzakelijk mee moeten, en die we totaal over het hoofd hadden gezien. Vlak voor-ons vertrek bijvoorbeeld „ontdekte mijn vrouw mijn gekleede pak, nadat alle koffers gepakt en overvol waren. Hamer, nijptang, breekijzer, spijkers, touw, waren dingen, di'e pas op het aller laatste oogenblik gepakt konden worden, omdat ze doorloopend in get)ruik waren geweest. Bovendien moesten ze onderweg voor de hand liggen, want ze konden mogelijk goed te pas komen. Door een of andere onbekende oorzaak Kwamen ze ergens terecht waar ze op reis onbereikbaar waren, en, voorzoover ik weet, tot nu toe nog veilig opgeborgen zitten. De hond stond op en luisterde. Zijn haar ging rechtop staan; blaffend, vol woede spvong hij naar de-deur. Koest, Nero. zei Arnold. Hij lotte niet op hot dier. Wat zou er buiten ook voor bizondero gebeu ren? Misschien was er een kat voornijgeslopen. Dc vijand woonde binnenip. Het was stil niets anders te hooren dan h*t ruischen van den wind. dat dè storm aanzwol. En toch dat naargeestig geluid, dat uit 't eigen bloed scheen te komen, soms hoorde hij het heel duldelij, kon zijn oor het geluid opvangen, maar ook hoorde hij 't wel als het vermoeden van naderend onheil. De storm dreef de vlam uit den haard en vulde de kamer met rook, eerst weinig, toen meer en meer, de voorwerpen met een dichten nevel bedekkend. De hond werd steeds onrustiger. Hij .nkte, blafte en rende naar de deur, waar hij hevig tegen krabbel de. Arnold liep heen om haar te openen maar het ging niet. Wat was dat? De sleutel zat van buiten in het slot, zou iemand zich een grap veroorloofd hebben? Maar er was niemand in huis, die zooiets tegen over hem zou wagen. Maar als een vreemde het gedaan had, niet uit gekheid, maar uit bitteren ernst, als hij in de gangen rondsloop en ongestoord zijn gang wilde gaan? De hond had niet voor niets gewaarschuwd. Arnold greep het geweer van den wand, greep naar de handbijl, die hij voor eigen gebruik naast den haard bewaarde en sloeg de deur stuk. Overal was rook, niets dan ondoordringbare rook en hoor! Geen knetteren meer, maar een hevig kra ken als vatn hout, dat door vuur verteerd wordt, drong tot hem door van uit den onbewoonden vleu- K°Bevend tastte Arnold naar de huisdeur, die was ook dicht Van de plaats drongen kreten tot hem door- Brand! Brand! en nog eens: Brand! Weer moest hij met de bijl de deur openen en nu gloei den de vlammen Arnold tegen. Toen kreeg by zijn kraebt terug, zijn oude rustige, bezonnen sterkte. Hll herkende gestalten op de plaats en riep ze; met krachtige stem deelde hij zijn bevelen uit En het volgend oogenblik was hij al op weg naar de vertrekken van zijn moeder. Kuchend, steeds naar adem hijgend, vocht hij tegen den rook, de oogen vol tranen door de snijdende pijn, met steeds zwakker wordend bewustzijn, met verlamde krach ten. Maar de dwingende wil van den man overwon, hij bereikte de kamer. Diepe, angstige stilte. Al.een het knetteren en kraken, het naderend onheil hoor baar op afschuwelijke wijze. Meer en meer voelde Arnold zijn geest beneve.d worden. In wilden strijd ging zijn borst op en neer, naar lucht snakkend, rochelend, steunend ver- geeful Hij wankelde, voelde zich neergetrokken; viel hij dan zou hij niet meer op kunnen staan, dan zou do' nevelmassa vloeien en het zou niet lttDg du ren of hot zou binnendringen on de vreeselijke dru- kenadeui, die steeds duidslijker voelbaar werd, zou hem vernietigen. Maar met dat al srroeitïe onze bara^e aan, van kist tot kist, en koffer tot koffer. De Ciatate V rtje heeft me nog; langs ae Chifwich Hign Iocu z,cu wandelen, zwoegend onder het gewicht vau etu extra stevige, en zware paakist, uoor mijn kruide nier met veel verontschuldigingen, aat ze zoo duur was, geleverd voor den prrs van twee dubbeltjes. De andere kisten, allemaal gekocht aan netzelfae adres, en netjes thuisbezorgd, hadden precies ae helft gekost, of tien centen ieder. En dat in deze dure tijd, terwijl de man bovendien wist, dat hij ziin klanten voor goed kwijt raakte. Nee, de kisten heb ben de reis niet duur gemaakt Onze bagage bestona ten slotte uit zes en twin tig stuks, veertien kisten, twee city bags, twee hoedendoozen, twee reismanden, een waschmand, een vioolkist, een houten koffer en een duwwagen- tje. Alles behoorlijk van naam, adres en volgnum mer voorzien. Thans was de eerste zorg. die zes en twintig stuks van ons huis naar het Victoria station te vervoeren, ^en afstand van ruim een uur. Ieder, die in Londen rgewoond heeft, zegt terstond„Dan ga je naar je groentenboer." En zoo Is het ook. Het kruiersvak schijnt, behalve aan de stations, in Engeland onbe kend. te zijn. De groentenhandelaars beoefenen bet ais een bijbaantje. Ze nemen verhuizingen aan, en iLun meybels op. Onze groenboer beloofde precies om vijf uur voor mijn deur te zijn, met kar. paard en twee. mannen. Om kwart over vijf ging ik dus eens vragen, waar hij bleef, en korten tijd daarna was hij present. Het op den wagen brengen duurde niet lang, en kort na half zes zagen we de bagage vertrekken, den eersten stap op den weg naar Holland. De man had f 4.50 gevraagd, maar ik had hem f 6 beloofd, wan neer hij zorgde, er vroeg tfe zijn. Hij begon met ine te vertellen, dat hij nu eerst met het vracütje naar huis ging om thee te drinken, en niet dacht aan het Victoria station te zijn voor een uur of zeven. Een niet zeer bemoedigend begin. Lang voor dien tijd waren we daar per onder grond reeds aangeland, en had ik met den bagage chef onderhandeld over de dingen, die hem te wach ten stonden. De belofte van een fooi maakte den man uiterst voorkomend. Hii zou voor twee kruiers zorgen, de boel zou oogenblikkelijk gewogen wor den, en in minder dan geen tijd. in den trein zijn. Nu, dat gedeelte liep, zooals men het maar wen schen kan. Toen ik een kwartiertje later kwam kijken, stond de groenteboer voor het bagagelokaal, en vfrerd reeds ontladen. Toen wachtte mij ook met een mijn eerste schrik. De bodem zakte uit een van de twee grootste boekenkisten. En dat aan het be gin van de reis. Met touwen werd de kwaal zoo goed en zoo kwaad als het ging, verholpen. De groenman, werd betaald, en vroeg om de klan- disie, wanneer ik terug kwam. Ik vrees, dat dat wel eenigen tijd zal duren. Daarna werd de bagage in haar geheel gewogen, en geregistreerd tot Gravesend. De bagagechef deed feheimzinnig bij het wegen, en verzekerde me later, at hij maar wat minder had gerekend, dan er eigenlijk was. Ik weet niet ot het werkelijk waar was. Yolgéns hem woog de bagage 1200 Engelsche ponden, ae Vlissinger boot kreeg er 550K.G.uiten de trein in Vlissingen 650 K.G. fn elk geval moest ik beginnen met f 12,45 te betalen voor het vervoer der bagage tot Gravesend. Zoo langzamerhand naderde thans de tijd voor het vertrek van onzen tie.n. Maar op hei perron vierden we niet toegelaten, voor een trein met aoldaien vertrokken was! De mannen hadden blijk baar hun vijfdaagsch verlof "achter den rug, en wer den nu door vrouwen en kinderen, door moeders en vaders weggebracht. Een afscheid voor maanden, misschien voor altijd. De stemming was zeer ge drukt. j Toen kwam enze trein voor, en we konden in stappen. Te twee voorste wagens waren „gereser veerd voor een militaire partij", zooals er opstond, en geheel gesloten. Alle gordijntjes waren neer. Zoo of er; toe zag ie een gezicht naar buiten gluren. Een Engelsch officier kwam aanloopen, en sprak met iemand in den trein, terwijl een gordijntje een hal ven decimeter werd teruggeschoven. Het waren, volgens de conducteur, zwaar gewonde Duitschers, die teruggingen naar het vaderland. Later bleek, dat da man.zich vergist had. Slechts enkelen waren Duitschers, de meesten waren Hongaren, en geen van allen was gewond. Zij vertelden ons aan boord, dat ze zeelui waren en reeds geïnterneerd voor de oorlog begonnen was. Aangezien dit een onwettige handelwijze was geweest, werden ze nu terugge zonden. Beter laat dan nooit De meesten waren gezonde, sterke mannen, die wel blij waren, dat ze vrouw en kinderen weer zouden zien, maar met minaer genoegen gedachten aan de militaire ver- Groote God, wat was dat! Op den grond lag stijf en roerloos een mensch, Ar nold was er over gestruikeld. Angstig tastte hij over hoofd, armen en handen van den levenioozo. W as het zijn moeder Noen, Vv_iit ~e had een ander muts je op en ze had haar trouwring nog aan den vinger, 't Moest Franciska wezen, die vol schrik ontwaakt was, maar hulp had gezocht, maar door het ongeluk overmeesterd was. En moeder? Hij sprong op. Hij had nog kracht, hij leefde en wilde nog. Hij stond bij haar bed, ze bewoog zich niet Hij nam haar op, pakte haar voorzichtig in de dekens en droeg haar weg. Het lichaam leek erg stijf en koud en ze werd ook niet wakker. Door zijn instinct geleid, vond Arnold de deur. Schroeiende gloed sloeg hem tegemoet. Hij bereikte de plaats, den tuin, droeg de beweeglooze last in een der arbeidershutten en legde haar daar op een bed, waaruit zooeven de kinderen' waren opgenomen. Ze verroerde zich niet Hevig snikkend boog de zoon zich over haar heen, wreef haar handen, kuste haar oogen. Vergeefs, de oogleden, die hij zelf eenige uren geleden gesloten had, openden zich niet meer. De van kou bibberende kinderen stonden er nieuws gierig bij, terwijl hun ouders hun goed naar buiten brachten, uit angst dat het vuur ook tot hier zou komen. Een oude vrouw zat stil in een hoek en schreide. Het is uit met haar, zei ze eindelijk, treurt u niet, meneer, zij heeft het goed. Hoe vaak wordt dat tegen ons gezegd, wanneer' wij bijna bezwijken onder den last van het leed, als wij pas het liefste, dat we bezaten verloren heb ben, als onze handen begeerig in het graf willen grijpen, om ons eigendom terug te halen 1 Zij heeft het goed. En ik. Maar hij herstelde zich. De schreeuwende en ker mende stemmen buiten, vroegen om meneer, hij ging or heen. Maar bij de deur wendde hij zich nog even om. Je blijft bij haar moedertje, voor 't geval.... Maar dat gebeurde niet.meer. Buiten wemelde de stroom van helpenden en nieuwsgierigen dooreen, brullende runderen werden voortgedreven, paarden schreeuwden angstig luid door den nacht. Arnold baande zich met veel moeite een weg door het gedrang. Daar is meneer! werd er geroepen, maakt plaats En met een rustige gelijkmoedigheid, alsof het hem persoonlijk niet meer aanging, gai Arnold zijn beve len. Er was weinig te doen. Ternauwernood kon het levenae aan de vlammen worden omtrokken; zij wier lichaam boven in den zengenden vlood ver teerd ve:J, marlito er niets meer van. liii nu was iedere poging vergeefs, neen onmoge lijk geworden en mon kon zich er alleen nog .op toeleggen, dat dc kleine huisjes voor het verderf ge spaard Lieven. Een dool der menschen keek roer loos naar het „mende element, hoe hst ontke tend opsteeg, hoonlachend zich naar den hemel strek te, die in donkeren ernst er droevig over heen welf de en hoe het dan krakend ineenviel in rook cn nevel, om daarna opnieuw uit te slaan, hemelhoog, als in trotsche verontwaardiging. Plotseling ging er een mompelen door de schaar, een nieuwsgierig dringen, niemand wist waarnaar, niemand waarom, men riep elkaar toe: Daar was 't daar! Vang hem. Houdt hem. Hij is 't Toen werd bij oogenblikken iemand, in lompen gehuld, zichtbaar, die in wilde vlucht, door den tuin snelde, achter de boomen opduikend en weer ver dwijnend, ai naar het roode vlammetje opdook of verdween en achter hem aan, bloothoofds en hard op kuchend, de oude Christiaan, de handen vooruit gestoken, op het punt om hem te grijpen, maar de vluchtende was behendiger dan de eerste; kreeg weer een voorsprong, bereikte de schutting en wilde er over. Houdt 'm, schreeuwde Christiaan, 't is Johan, de booswicht, die al zooveel kwaad over ons ge bracht heeft. Hij is de brandstichter niemand an ders houdt hem! En de menschen riepen: Houdt 'ml slaat 'm dood. Gooi 'm in het vuur, als-ie zulke beste vrinden met de vlammen is. Honderd armen strekten zich uit, om hem te grij- en;p aan den anderen kant van de schutting, waar de opgewonden menigte stond, was geen ontkomen mogelijk; aan dezen kant alleen de oude bediende, die, ondanks zijn ijver en toorn toch niet op kon té gen de kracht der jeugd. Johan bedacht zich niet lang, hij' wierp zich op zijn vervolger. Een korte strijd een schreeuw weerklonk en Christiaan viel steunend op den grond. Nu nu was 't tijd, nu moest hij zien te ontkomen, maar daar dook al een gestalte vóór de schutting op nog eeff een derde en de massa brulde: In 't vuur. Gooi 'm in het vuur. En ver uit den achtergrond nog eens: Sla 'm dood, den brandstichter, den verrader! En Johan vluchtte zooals het wild voor de hon den zig-zag, zich verbergend, kruipend, opgejaagd, gesnapt en toch weer ontkomend; al verscheidene keeren was hij den tuin op en neer gehold, tgen sprong de drieste* man, juist in de richting van de brandende gebouwen. Hier zal je me wel niet meer volgen! stootte hij er hoonlachend uit, toen hij zag dat de mecsie van zijn vervolgers weifelend achterbleven en woes ter dan ooit schalde zijn lach; het was een duivelsch geluid te midden van het vlammengeknetter. Maar toch waren er nog twee die de vervolging waagden, de schaapherder van 't goed, een flinke sterke vent en een ander, in wien de verbaasde toe schouwers Balthasar meenden te herkennen. Zhn lange ledematen leken, onder het loopen in het Hak - kerende licht onnatuurlijk van verhouding, spook achtig lang, los byeengevoegd. De vlucute^do'giag naar het tuintje bij den oostelijken vleugel, een kLine poort voerde van daar duor den muur, in het veil, maar 't was gesloten en ging niet open, ondanks

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5