Schager Courant De dingen om ons heen. KRACH TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Brieven uit Engeland. Tweede Kamer. Zaterdag 19 Auqustus 1916. 59ste Jaargang No. 5652. tf READJUSTEERING. II. MANUSJE VAN ALLES. Zal het gelukken het zakenleven wedar zoo tot ver- nnoflden hloei te brengen, dat ook zij die er tijde- rïaan onttrokken werden hun oude plaats (of een liikwaardige) zullen terugvinden, dan moet die her wel inderdaad zeer groot zijn. t££ds voor bet uitbarsten van dén wereldcrisis was ^ijhsch zoo goed als elk bedrijf meer dan voldoende Ljet Niet alleen, dat men elkaar de kaas van het at. maar al te dikwijls verdween het heele brood <,gr was in menig bedrijf meer aanbod van werk krachten dan er loonende arbeid te vinden was. Dat hitte in het bargoensch „onderconsumptie". Men ge hmikte niet genoeg van het betreffende artikel en als Sdereen nu maar genoeg wenschte te gebruiken, was de zaak gerond. flet is duidelijk, dat er aan de gezondheid van een zaak nog al iets mankeert, wanneer er een dergelijke (trorrede want dat is het noodig is tot voorwaarde ran beterschap of voor het verkrijgen van een oerti ficaat van gezondheid... Wij zijn vast overtuigd, dat er niet een normaal mensch op de wereld te vinden is, die een goed maai wu laten staan, als hij in de gelegenheid was het zich te verschaffen. Die gelegenheid mist hij echter,, wanneer hij geen ld heeft en geen kans om geld te verdienen. Tenzij het cadeau krijgt Dan mag er geproduceerd worden zooveel men wü, doch de afzet van het product bereikt een grenst De hoeveelheid van het artikel die bestemd was voor hem die wed zou willen, doch niet kan koopen, blijft onverkocht. Dit is natuurlijk een tegenslag voor den fabrikant, maar ten slotte toch "nog meer voor hem, die er lot zijn spijt ryet van "kan medecoosumeeren. Dat is wat inen „onderconsumptie'' noemt, maar wat feitelijk „overproductie" dient te heetem., aaqjje- zien de ondernemer bh zijn productie geen "rekening heeft gehouden - gelijk hij had behooren te doen met de koopkracht, van het publiek. Nu kan men zeggen en dat wordt vast gezegd dan moet het publiek maar meer gebruiken; overpro ductie bestaat niet, maar hoe graag een deel van het publiek ook de kosten zou willen opnemen, die de industrie klaar maakte, zonder hand kan zeifis het pu bliek geen vuist zetten. De taak van de oplossing van dit probleem ligt dus ook bij den producent, die tweeërlei kan doen: zijn producten inperken tot de voorraad opgebruikt is en voortaan niet meer voortbrengen dan hij redelijker wijs mag aannemen te zullen kunnen kwijtraken of hij kan trachten zoo te bezuinigen op zijn fabri kaat. dat het artikel onder het bereik van Steeds meer dere' en steeds kleinere beurzen valt. Nu wü het ons toeschijnen, dat alleen de laatste oplossing aanbeveling verdient. Met alleen omdat ,,groote omzet met kleine winst" in het belang van den pro ducent zelf is. maar ook omdat hij br ReT algemeen belang mede dient. iJHoe zuiniger er geproduceerd wordt, door betere machines, beter opgebruiken van materiaal, betere ex- Sloitatie 'van bijproducten en afval in bet kort oor commercieele en technisch spaarzaamheid hoe beter het is voor alle betrokken partijen. Van allen, die met de producten te maken hebben, zoowel als voor de consumenten. Om dit eventueel te bereiken is het noodig, dat de leiders van het bedrijf vakman" zijn. De toevoeging in een advertentie „vakkennis onnoodig" bewijst dat de over te nemen zaak 'n prulteboel is, en dat de eigenaar zelf een kruk in folio is. De man, die verstand heeft van alles en nog wat, die zonder vakkennis beweert op slag bereid en in staat te zijn het een of ander bedrijf te gaan „besturen"' moge in vroegerdagen misschien een genoegelijk ver schijnsel zijn geweest, in onze dagen is hij het in de verste verte niet. Want juist dat verstandhebben van alles en nog wat maakt, dat hij geen enkel bedrijf in de puntjes kent rijn tevredenheid met het feit dat hij „alles" weet bewijst dat hij zich nooit de minste moeite zal willen geven iets goed te weten. Lange jaren heeft op de scheurkalenders de mop door g' H. VON ZOBELTITZ. Zonderling Hardi, die ander» altijd zoo vlug op aiies reageerde, stond nu nog altijd onbeweeglijk. Z1J zag het jonge meisje aan alsof zij een indring ster was, en juffrouw Von Schotten kon ook nog niet bekomen van baar verbazing. Niemand zei unvankelijk een enkel woord. yen later greep Lora echter Hardi bij de hand «n haar mee trekkende naar het jonge meisje, zei ze op zochten toon; ,J' m' Hardi, laten we samen Maria haar kamer "ijzen h"Goed zo°", riep de geheimraad, met een dank- °P Lora. „En nu, Maria, God zegen je Wrede m onze woning". ,ra tle dames de kamer verlaten hadden, ont- znnr zich van zijn pelsjas en ging hij met zijn vers aa?r ziin studeerkamer, Hij scheen een weinig tf rietlg te zijn en liep een paar malen het ver- lot vvniyV-661"' ZiCh in de handen wrijvend, voor hij jopi® juist zoo alsof je mij niet begrijpt, mijn Schni?' evTenmin als Bernbardine en de goede Von wom-H ra was de eerste die met een vriendelijk jajjjJJde ijzige koelte verbrak. Daar ben ik haar dat i b haar voor. Is het dan iets zoo vreemds, 1 Cen gast hier *n huis breng?" verban„Ü»papa' w'i waren allen in het begin hoogst u mii ,8af Willy hem ten antwoord, „en neemt daarl kwalijk, het meisje maakt dan ook inder- Nn zonderlingen indruk". teiien"Ja T maar laat ik je liever alles eerst ver leuns»?ntwoordde de oude heer en daarop in zijn jou D-no? P'(La,-s nemend, ging hij voort:„Gaat het haar o? VVllly? Daar heb ik feitelijk nog niet eens niets pVraa?d. Nu luister dan: Die Frans Hals was nog si» ln c°Pie en niet eens een mooie en dan ook Wens n- onderhouden. En het geheele kasteel, trou verval ïf da"n een gewoon buitenhuis geheel in ling Het 'andgoed komt de volgende week in vei- staan zal niet eens de hypotheken, die er op- 'tisesti? rftngen- Ik vroeg zoo terloops aan den rent- daar ikaar de familie van den overleden eige- kind *j. 00rde dat er niemand anders was dan dit OntfgJ/VWnand had zich over dit arme schepseltje k n jri De baron had geen vrienden gehad. Vrien- *ê't da n no°d daar weet men alles van. Toen rechtbank te Lunenburg den pachter van mi .®e boerenhoeve tot haar voogd benoemd •k fha?( fj0 was nu daar in huis. toen met Wellfried daarheen om eens dienst gedaan van den „wet-, vee- en stalhouder''. Het ligt echter vrijwel voor de hand, dat die veel zijdige „houder" in geen van die houcterijen" een! bijzonder succes is geweest. als WJ een goed veehouder geweest was. had hij allicht ingezien, dat zijn plaats bij zijh bedrijf was en niet op het raadhuis of bh' het verhuren van pawd-en-iTjtvug. En als hij "dit laatste bedrijf goed gekend nad, zou hij vermoedelijk in zijn woonstreek wel een behoorlijke tramverbinding tot stand weten te brengen 'in plaats van als Wethouder er in den Haag op te komen aandringen, dat de Regeering nu ean.de- kjk ook zijn streek eens met een tram begiftigt. Wij hebben uy ons land, waar ten slotte slechts een beperkt aantal in soort van bedrijven kan worden uitgeoefend (door ligging, bodemgesteldheid, mineralen, klimaat enz. enz.) veel te veel ma'nnetjes-van-alles en 7 i u weinig mensohen, die als bedrijfsleider weten (of althans trachten te weten te koman( alles wat met hun bedrijf in verband staat. Een studie van de per sonen die onze groote maatschappijen op haixksls- ïndustrie- en verkeersgebied als commissaris besturen, leert "wonderbaarlijk veel. Elk oogenblik dezelfde namen Elk oogenblik leiden van een totaal verschillend be drijf. Olie, kamer, rubber, stoomvaart tabak, spoor wagen. adel, koffie, electriciteit thee én hypotheken, telkens weer dezelfde menschen als kopstuk Nu weten we wel, dat heel veel van dit soort „wet- vee- en stal houders" alleen van wege geld. naam of titel zoo be- commissarisd wordt, maar feit blijft, dat zij fenslotte eert overwegenden invloed kunnen uitoefenen op den gang van het bedrijf, waaraan zij als „bestuurderi verbonden rijn. Wat verkeerd is. Want hun stem kan ter vergade ring den raad Van den rakman onderdrukken De vakman, die werkelijk alle» weet ran zijn be drijf inkoop, fabricage, distributie, kortom alles zal succes hebben. Uitgesloten is het natuurlijk niet, dat ook een niet geheel deskundige wel eens succes heeft, doch dit zal hoofdzakelijk wel alleen dan het geval zijn, wanneer hij met geen werkelijk deskundige als concurrent te rekenen heeft. Komt die in het strijdperk dan blijft deze -als „weter" (en het was of hij zijn wetenschap uit school of praktijk haalde) de overwinnaar. Het feit nu, dat met zeer geringe uitzonderingen de leiders bij ons beste brave en goede mannetjes-van-alles zijn. vervult ons met nog grooter vrees voor de read- justeering, die na den oorlog komen moert. Vooral omdat sedert jaren in Engeland en Duitschland vooral, om ran de Vereenigde Staten maar in het geheel niet te spreken, het specialiseeren aan de orde van den dag was en consequent werd doorgevoerd in hooge en lage rangen. Wij gelooven n.L dat Nedesrtand meer dan een der oorlogvoerende landen door de readjusteering in moei lijkheden zal komen en dat het gebrek aan werkelijke leiders zich hier meer zal doen gevoelen dan elders. Na den oorlog toch zullen de belligerenten voor het feit staan hun tijdelijk geremde industrie weder op te moeten vatten en de bedrijven, die goed- ot kwaadschiks tijdelijk op den oorlog ingericht waren, weder te reorganiseeren. Hun moeilijkheden daarbij zullen in hoofdzaak fï- nancieele zijn. want bij het vrijkomen der nu als soldaat dienenden en met het oog op. de velen, die gesneuveld of invalide aan de arbeidsmarkt ont trokken zijn, zullen zij geen last hebben van eéh teveel hoen ran een te weinig aan arbeidskrachten. Wij daarentegen behoeven (misschien is het beter te (zeggen: behooren) met financieele bezwaren bij de readjusteering geen rekening te houden. Geld 6 er meer dan genoeg in ons land. Te veel zelfs, zooals de hooge prijzen bewijzen. En arbeidskrachten zullen er-Waarschijnlijk meer zijn dan onze bedrijven kunnen gebruiken op den voet van voor den oorlog en in verband- met de nieuwe werkers, die er sedert Augustus 1914 zijn bijgekomen, gelijk wij in ons eerste artikel aantoonden. Wij staan voor de moeilijkheid eenige tienduizenden gezonde krachtige (krachtiger geworden Imdnnen aan •Werk te helpen. En dilf. terwijl de oorlogvoerenden van thans waarschijnlijk geen massa van werkloozen zullen hebben, evenmin als gebrek aan arbeidskrachten. Daar zal hetpraktisch gelijk opgaan. Hier niet. En dit lijkt ons juist een zeer groot gevaar. Want men heeft het tijdens den oorlog speciaal in Engeland kunnen zien het feit. dat de arbeider zich onmisbaar voelt, geeft aanleiding tot opschroeving der loonen. Wanneer die nu in het buitenland besten digd blijven (en daaraan bestaat wei geen redelijke twijfel: de wet van vraag en aanbod is er niet voor niets en de vakverbonden ook niet).dan voorzien wi. <rit vele Nederlanders zullen trachten hun fortuin In den vreemde te zoeken, Eenerzijds zou dit het probleem dier readjusteering voor ons land vergemakkelijken. Maar anderzijds be- teekent het een verlies aan volkkracht, dat voora. een kleine natie als de onze thans minder dan ooit mag permitteeren. i Daarom meenen wij, dat thans reeds, hoewel het eind van den vólkerenknjg nog niet te voorzien is, wij tenminste onze voorzorgsmaatregelen behooren te ne- dat 'Nederlanders in Nederland blijven en dat z-ij hier minstens even goed als elders hun brood kunnen verdienen. Zien de manneties-van-alles, die onze bedrijven in de hand hebben en heeten te besturen' daartoe geen kans behoort de staat het op zich te nemen. De Staat, die allerlei middelen bezit van hulp of dwang om te maken, dat nieuwe soorten ran bedrijf hier op komen. Werkverschaffing zoo men wil. Maar geen houtjes- sternen heen en weer dragen. Werkver schaffing van economischer aard. Demping van de /.uiderzee onze twaalfde provincie. Ziedaar een di rect staatswerk. Extra belasting op of onteigening ran moodwillig inproductief gemaakte of gelaten gronden, rielastingvenrindi-ring voor inkomsten van in Neder land w a-ken de ondernemingen. Goedkoop landbouw krediet. Eventueel rentegarantie op het kapitaal ran Ifivepsvatb»* geachte nieuwe bedrijven. Ziedaar een lijstje van desiderata, die bij het hoogst lastig vraagstuk dei- readjusteering aanstonds te berde behooren te worden gebracht UITKIJK. naar het kind om te zien, maar toen ik Marie daar zag in die armzalige woning, kon ik niet ander» doen dan handelend optreden. Je hadt alle» daar eens moeten zien. Ik maak er den voogd geen verwijt van, die heelt alles gedaan wat Iemand van zijn stand en van zijn ontwikkeling kon doen. Zijn gezin was groot, voor Maria werd bijna niets betaald, de vrouw maakte ook geen prettigen indruk kort en goed het meisje werd daar als Asschepoester behandeld. Ik bedacht toen hoe ons karretje altijd op den zandweg had geloopen. het jouwe en de mijne.... en zou ik dan dit arme kind hier zoo ellendig laten voort leven? Zij was in drie jaar blijkbaar van een jonge dame een boerenmeisje geworden. Nukort en goed, ik heb op de rechtbank te Lunenburg alles in orde gemaakt men was daar blij dat men van het kind af was, en voorloopig wil ik haar hier houden om wat bij te komen. Of ik haar later naar een kostschool zal zenden of onder de hoede van juffrouw Von Schotten te stellen, weet ik nog niet, en ook evenmin hoe ik verder voor haar toekomst zal zorgen". De gehejmraad zweeg en scheen nu een antwoord te verwachten. Willy echter wist niet wat te zeggen. Hij kon de gedachte niet van zich afzetten, dat zijn vader eenigszins overhaast had gehandeld, dat dit jonge ding hier niet op zijn plaats zou wezen, iedereen in den weg zou staan en niemand tot nut of ge noegen zou kunnen zijn. Hij zei echter een oogenblik later niets andera dan: U moet natuurlijk weten wat u doet, papa". "Dat meen ik ook. Willy", luidde het eenigszins spottende antwoord. En daarop: ,,Je blijft tóch im- mers thuis eten? Ik wil alleen even het stof van de reis afschudden en dan kunnen we aan tafel gaan. Wees zoo goed om uit mijn naam aan juffrouw Lora te vragen of ze vandaag hier blijft, daar haar oom toch niet thuis is". Het was dien middag een klein gezelschap aan tafel; alleen Excellentie Graban kwam mee aan zitten, toen deze in het voorbijgaan even aanschelde om te hooren of de Lunenburgerheide hen ten slot te los gelaten had. Ja, zooals u ziet, waarde vnend riep de heer des huizes hein al van verre toe, „maar u laten we niet los, u moet bij ons blijven dineeren, dan kan ik u intusschen alles van onze reis vertellen Marie Apelhode zat tusschen den geheimraad, die Lora aan ziin andere zijde had, en juffrouw Von Schotten. Willy recht tegenover haar. Zij was hoogst onbeholpen in al haar doen en men zag hel haar aan dat zij angstig was. Zij durfde de spi'zen nauwelijks aanraken en op de vriendelijke woorden van rechts en links gaf zij niets dan eeni verlegen „ja" of „neen" ten antwoord. Dit was echter zeer goed te verklaren; al die vreemde gezichten en' Amsterdam, 12 Aug. 1910. Merk je in Engeland veel van den oorlog, is mij de laatste weken herhaaldelijk gevraagd. Nu is „veel" een zeer betrekkelijk woord. De een noemt veel, wat een ander weinig noemt. Londen is ver genoeg van het strijdtooneel afgelegen, om in elk geval geen kennis te maken met de gruwelen van den oor log. De .enkele tochten door de Zeppelins onderno men met de hoofdstad van het Britsche Rijk tot hun menschlieyend doel, laat ik hierbij buiten bespre king. In dè eerste plaats, omdat die tochten zeer zeld zaam waren ik heb er maar twee bijgewoond, als ik me goed herinner en in de tweede plaats, omdat, zelfs wanneer Londen het doel en mikpunt was der bommen, slechts een klein gedeelte der we reldstad zich hiervan bewust was. De rest verkeerde in gelukkige onwetendheid. Toen bijv. verleden jaar ik meen in October, nogal aanzienlijke verwoesting werd aangericht in de buurt van de Strand, een stadsgedeelte, dat ieder welbekend is, die in Lon den is geweest, hoorden wij in Chiswick flauwtjes in de verte het ontploffen der bommen en het ge donder van het afweergeschut, en vroegen ons af, of het onweerde, of dat de „Zeps" op visite waren. Het antwoord op de vraag lazen we den volgenden morgen in de krant. Wanneer we dit er dus buiten laten, hebben wij in Londen met den oorlog zelf geen kennis gemaakt. Wel natuurlijk met de gevolgen er van. Een ko lossale stijging had langzamerhand plaats gegrepen in de prijzen van levensmiddelen, en van een mas sa andere dingen, vooral als die voor den oorlog uit Duitschland werden betrokken. Speelgoed bijv. was peperduur en slecht. Kwam je in een winkel om het een of ander van dien aard en klaagde je over prijs en kwaliteit, dan was het steeds: „Ja meneer, dat kunnen wij niet maken. We probeeren het wel, maar we kunnen het toch niet zoo goed als de Duitschera" De eerbied van de Engelschen in het algemeen voor het meerdere kunnen van de Duitschera is groot. „Ze zijn ons te knap af", hoorde je honderden maler. „Och, we vechten tegen ze, maar ze winnen het per slot toch, want ze zijn veel knapper dan wij". Hoe vaak heb ik winkeliers niet verontwaardigd hooren uitvaren tegen hun eigen land. „Ik heb nooit geweten, dat we zulke stommerikken waren. Ik kan d i t niet krijgen, ik kan dat niet krijgen. Al les komt uit Duitschland". „Ja maar", bracht 4k daar tegen eens in, toen ik vergeefs probeerde afdruk- papier te koopen bij een photograaf 4n Nottinghill Gate: „het papier, dat ik van u vraag, is toch En gelsch fabrikaat". „Dat heb ik ook altijd gedacht", zei hij, „maar nu weet ik wel beter. Het is En- gelsch fabrikaat, maar we krijgen de grondstoffen uit Duitschland." Van haat tegen de Duitschera merkten wij, met enkele uitzonderingen weinig of niets. In de Paasch- vacantie van dit jaar, die wij, zooals men zich mis schien zal herinneren, te Ruislip doorbrachten, kwamen we in ons pension in aanraking met ie mand, die verbonden was aan een zeer groot vlieg kamp. Het gesprek kwam op piano's. „Als ik ooit een piano koop", kregen we te hooren, „moet het een Duitsche zijn. Daar kunnen de beste Engelsche niét tegen op." Slechts een paar familiën ken ik persoonlijk,' bij wie de haat tegen al wat Duitsch is, groot, neen, meer dan dat, grenzelooi is. Daarvoor bestaan, in die gevallen, geen speciale redenen .Wanneer zoons uit die huisgezinnen gesneuveld of verminkt waren zou het een zeer verklaarbare zaak geweest zijn. Doch deze families hadden met den oorlog bijna niet meer uit te staan dan wij zelf. Daardoor hin derde mij die onberedeneerde haat dikwijls. De gekste verba'?n kregen we van deze men schen te hooran. Alle Duitsche mannen, wanneer ze getrouwd zijtL mishandelen hun vrouw en kinde ren. Als we onze schouder» ophaalden zelf ken nen we drie Duitsche huisvaders, de bfeste, aardig ste menschen ter werpld word ons het b e w ij s naar het hoofd geslingerd: Een konnis van de spreek ster, een Engelsche dame, was getrouwd met een Duitscher, en zei het zelf. Als dat nu niet dui delijk is, weet ik het niet. We moesten geen brood nemen van de genaturaliseerde Duitsche bakkers in onze buurt, want ze deden vergif in het brood. Het vergif .noet wel van een langzaam werkende soort zijn, want we hebben ons aan de raadgeving niet gestoord, en leven nog steeds. Dit niet alleen, maar de bakker in kwestie had, durf ik zeggen, de druk ste zaak in heel de buurt, waar wij woonden. Een bewijs, dat de haat, waarvan ik nu spreek, slechts tot enkelen beperkt is. Een Engelsche dame, die fa milie had in Roermond en graag die familie eens op wilde zoeken, wou in geen geval gebruik ma ken van de Vlissinger boot, aangezien ze dan zou moeten reizen met de Noordbrabant-Duitsche spoor wegmaatschappij. Ze zou nog liever loopen. Ze weet nog steeds niet, dat het Kerstcadeautje, dat ze een half jaar geleden aan onze kinderen gaf, gemaakt was in Duitschland. Ik sprak strak» over do prijzen van levensmidde len. Bijzonderheden daarvan zijn mijn vrouw veel beter bekend dan mij. Wel weet ik, dat een kan melk thans 30 cent kostte, inplaats van 20 vóór den oorlog. Blikjes, met Ilollandsche gecondenseerde melk waren langzamerhand opgeslagen van 20 tot 3714 cent. Suiker, die vroeger 1214 cent, een dubbeltje en zelfs wel 714 cent per pond kostte, had nu den Hollandschen prijs van een kwartje. Pakken luci fers. inplaats van twee voor 1214 cent, waren 4214 cent het stuk. Worteltjes kochten we, kort voor we weg gingen, niet meer per bos, maar per stuk 214 cent Stroop was opgegaan van 20 tot 3714 cent per pond, boter, margarine, vleesch, alles was veèl duurder geworden. Glaswerk was haast onbetaal baar. En zelfs dingen, die met Duitschland hoege naamd niets hadden uit te staan, die in Engeland vervaardigd werden, uit Engelsche grondstoffen, wa ren veel duurder geworden, omdat de werkloonen zoo verbazend waren opgegaan. Al het werkvolk was noodig voor het maken van ammunitie, mannen zoo wel als vrouwen. Dit was ook de reden, dat dienstboden niet meer te krijgen waren, behalve door menschen, die kon den en wilden betalen, wat door deze meisjes ge vraagd w erd. Als conducteur op een bus of tram, als ammunitiemaakster, verdienden ze i 12 per week, met vastgestelde uren voor werk- en vrijen tijd. Wie een dienstmeisje wou hebben, kon daar boven bie den. Wie het niet wou doen, zat zonder. Punch lichtte dit nog heel aardig toe enkele' weken geleden, op zijn eigen Punchmanier natuurlijk: Werkvrouw zegt tegen werkvrouw: „Ja mevrouw, het spijt me, maar ik zal na vandaag niet meer kunnen komen". „Zoo, waarom niet?" „Ja, mevrouw, er wordt bij me thuis zooveel verdiend door me man en kinderen, dat we de vorige week algeld naar de spaarbank hebben moeten brengen, en als het zoo doorgaat, vrees ik, dat het van de week weer zal moeten gebeuren". Behalve door de duurte, merkten we den oorlog door het gemis aan mannelijke werkkrachten. De straatreiniging in Chiswick geschiedt door vrouwen. In de Graphic van eenige weken geleden zag ik een photografie van deze vrouwen in haar zeer lee- lijke kleederdracht of uniform. „Onze meisjes", stond er boven, „zien er niet tegen op, haar 1 e 11 e h a n- den vuil te maken om de goede zaak te dienen", of iets van dien aard. In elk geval stond er lelie handen. Wat een onzin, denk je, wanneer je zoo iets leest. Die handen zullen er nog al lelies heb ben uitgezien voor ze de straatreiniging van Chis wick op zich namen. Of dacht de Graphic soms, dat de Londensche dames dit werk ter hand hadden genomen? 't Mocht watl Hierover had ik nog het een en ander willen schrijven, maar ik merk dat mijn brief te lang wordt. Als ik het niet totaal ver geten ben,' want dat gebeurt me wel eens, den vol genden keer, in verband met een artikel, dat ik en kele dagen geleden las in de Daily Mail over deze kwestie. - Den Haag, 17 Augustus 1910. De behandeling der ontwerpen tot gedeeltelijke I bestrijding der kosten van den oorlogstoestand is in i ons Hoogerhuis vlug van stapel geloopen. De heer De Vos van Steenwijk was, gelijk meestal, ietwat „in de contramine", maar hij erkende toch, dat de abnormale omstandigheden „in veel moeten doen be rusten, waar men in gewone tijden niet aan zou denken". Zelfs zou de chr.-historische afgevaardigde zei hij nu voor eene heffing in eens te vin den zijnl Maar de schatting van het onroerend goed de groote verandering van omgeving. Niettemin maakte zij nu op Willy een veel gunstiger indruk dan te voren. Haar gelaatstrekken hadden toch, bij alle onregelmatigheid, iets zeer sympathieks. Het haar, dat zij volgens boerinnengewoonte met een rechte scheiding en vlechten had opgemaakt, was donker kastanjebruin van kleur. Haar handen waren ruw en slechtverzorgd maar klein, en toen zij even de oogen opsloeg, dacht hij onwillekeurig: Die oogen zullen papa medelijden hebben Ingeboezemd; bet zijn op en top reeënoogen. Af en toe meende hij ook bij haar eenig spoor van een betere opvoeding te ontdekken, zeker van uit haar vroegste jeugd afkomstig. Zij wist haar vork en haar mes goed te handteeren, en zij was ook geenszins dom. Hij moest er zelfs om lachen; toen de knecht artisjokken presenteerde, kon hij duidelijk zien, dat zij met die dingen niets wist te beginnen en hij was nieuwsgierig wat zij nu zou doen. Maar het ging goed, zij keek heimelijk naar het,bord en de handen van juffrouw Von Schotten en deed zeer handig deze in alles a. Eensklaps kwam ;r echter een wanklank toen Hardi de ongelukkif gedachte opvatte om met de nieuwe huisgenoote te willen klinken. 'Dit bracht het meisje in groote verlegenheid; het bloed steeg haar naar het hoofd en durfde het glas, dat zij nog niet had aangeraakt, nauwelijks in de hand nemen, maar daarop scheen zij zich plotseling iets te herin neren en zij dronk het in één teug leeg. De geheimraad was in een opgewekte stemming. Af en toe voegde hij zijn beschermelinge een har telijk woord toe en verder sprak hij bijna uitslui tend met Lora. Hij ontwikkelde daarbij alle eigen schappen van een geestig causeur, waarvoor hij dan ook beroemd was en het jonge meisje wist hem al leraangenaamst bezig te houden door met veel be- langstelli' g te luisteren en dan weer eens door een passend? opmerking aan het gesprek een andere richting te geven. In de eerste plaats was het na tuurlijk weer de kunst, die haar de stof daartoe le verde, maar even later vertelde de geheimraad toch ook weer van zijn reizen naar Italië, die hem ver van de groote wegen der touristen in menig afgele gen dorpje hadden gebracht, en eensklaps ontsnapte nu aan Lora een woord, dat hem blijmoedig stem de. „Ach", zuchtte zij, „als ik toch ook ooit eens al dat schoons mocht aanschouwen", en daarbij flik kerden haar oogen van vurig verlangen. „Daartoe zult u later nog wel in de ^gelegenheid komen, juffrouw Lora", haastte hij zich haar te antwoorden. „Het leven biedt zooveel schoons maar de rneesto menschen weten dat niet te grijpen en vast te houden omdat zii altijd haken naar hetgeen voor hen onbereikbaar is". „Ik toch niet, mijnheer Moller-Sieghard", zei Lora. „Ik werkelijk niet. Ik ben geenszins ontevreden van aard, hoewel ik me altijd met weinig heb moeten tevreden stellen". Zij zeide dit zeer eenvoudig en bedaard, als iets dat van zelf sprak. „Uw leven begint nog pas, Juffrouw Lora", hernam de geheimraad, „en ik voorspel u...." „Ach, ik smeek u, voorspel mij niets", viel het jonge meisje hem haastig in de rede, „ik zou er ten slotte aan kunnen gelooven en teleurstellingen zijn zoo zwaar te dragen". „Ik waag het nochtans daarop u te voorspellen dat u binnen drie jaren tijds Rome zult aanschou wen' ',zei de oude heer nu even later op beslisten toon „en niet een reisje van drie weken, waarin men jaagt van de eene stad naar de andere, maar dat u op zijn minst een half jaar in Italië zult door brengen. Wat zou ik graag met u de Sixtijnsche kapel bewonderen of naar de villa Borghese gaan! Ik zou u oogen willen zien als u de kunstwerken van Michel-Angelo en van Titiaan voor het eerst aanschouwde „ik zo;, zeker in mijn stoutste droomen geen be-, teren gids kunnen wenschen dan u is", zeide het jonge meisje wederom eenvoudig en bedaard als iets zeer natuurlijks, maar daarbij speelde er tóch een allerliefste glimlach om hare lippen toen zij den geheimraad aanzag.Hij begreep hoe zij dit alles bedoelde en hechtte er ook geen diepere be- teekenis aan, maar wel deed "het hem aangenaam aan dat zij aldus sprak en hij deed dit ook blijken door haar ten antwoord te geven: „En ik zou het mij tot een groote eer rekenen uw gids te mogen zijn; juffrouw Lora. Ja, Rome is een eenige stad, maar toch geloof ik dat wij beiden nog beter in Florence zouden passen. U weet niet hoe het hart en ziel verfrischt over de Arno heen op de bekoorlijke groene heuvels te staren en dan daarna een bezoek te brengen aan de villa van den grooten Cosimo." Willy luisterde met gespannen aandacht naar dit gesprek. Hij koesterde nu eensklaps groote achterdocht. Zijn vader had wel is waar op' jeugdige, ridder lijke wijze de vrouwen altijd gehuldigd maar toch altijd eenigszins terughoudend, in verband met zijn leeftijd. Nu vandaag gaf hij zich echter geheel anders oneindig persoonlijker. Hij wijdde zich bijna uitslui tend aan juffrouw Von Kolianden, en bovendien viel het Willy ook op dat zijn vader heden veel gejaagder was dan andera en dat hij ook meer dronk dan gewoonlijk. En hij herinnerde zich nu ook dat de oude heer altij|d een groote voorliefde voor Lora had gehad, hij had haar zelfs de laatste weken daar in huis gehaald Zou die kalme, verstandige, deftige oude heer ten slotte dan nog verliefd worden vroeg hij zich af. Eigenlijk bijna niet denkbaar, en toch.... en toch Arme vader. Dit mooie jonge meisje zult u niet kunnen vero-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5