Schager Courant
De dingen om ons heen.
KRACH
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Brieven uit Engeland.
Tweede Kamer.
Zaterdag 19 Auqustus 1916.
59ste Jaargang No. 5652.
tf
READJUSTEERING. II.
MANUSJE VAN ALLES.
Zal het gelukken het zakenleven wedar zoo tot ver-
nnoflden hloei te brengen, dat ook zij die er tijde-
rïaan onttrokken werden hun oude plaats (of een
liikwaardige) zullen terugvinden, dan moet die her
wel inderdaad zeer groot zijn.
t££ds voor bet uitbarsten van dén wereldcrisis was
^ijhsch zoo goed als elk bedrijf meer dan voldoende
Ljet Niet alleen, dat men elkaar de kaas van het
at. maar al te dikwijls verdween het heele brood
<,gr was in menig bedrijf meer aanbod van werk
krachten dan er loonende arbeid te vinden was. Dat
hitte in het bargoensch „onderconsumptie". Men ge
hmikte niet genoeg van het betreffende artikel en als
Sdereen nu maar genoeg wenschte te gebruiken, was
de zaak gerond.
flet is duidelijk, dat er aan de gezondheid van
een zaak nog al iets mankeert, wanneer er een dergelijke
(trorrede want dat is het noodig is tot voorwaarde
ran beterschap of voor het verkrijgen van een oerti
ficaat van gezondheid...
Wij zijn vast overtuigd, dat er niet een normaal
mensch op de wereld te vinden is, die een goed maai
wu laten staan, als hij in de gelegenheid was het
zich te verschaffen.
Die gelegenheid mist hij echter,, wanneer hij geen
ld heeft en geen kans om geld te verdienen. Tenzij
het cadeau krijgt
Dan mag er geproduceerd worden zooveel men wü,
doch de afzet van het product bereikt een grenst
De hoeveelheid van het artikel die bestemd was voor
hem die wed zou willen, doch niet kan koopen, blijft
onverkocht. Dit is natuurlijk een tegenslag voor den
fabrikant, maar ten slotte toch "nog meer voor hem,
die er lot zijn spijt ryet van "kan medecoosumeeren.
Dat is wat inen „onderconsumptie'' noemt, maar
wat feitelijk „overproductie" dient te heetem., aaqjje-
zien de ondernemer bh zijn productie geen "rekening
heeft gehouden - gelijk hij had behooren te doen
met de koopkracht, van het publiek.
Nu kan men zeggen en dat wordt vast gezegd
dan moet het publiek maar meer gebruiken; overpro
ductie bestaat niet, maar hoe graag een deel van het
publiek ook de kosten zou willen opnemen, die de
industrie klaar maakte, zonder hand kan zeifis het pu
bliek geen vuist zetten.
De taak van de oplossing van dit probleem ligt dus
ook bij den producent, die tweeërlei kan doen: zijn
producten inperken tot de voorraad opgebruikt is en
voortaan niet meer voortbrengen dan hij redelijker
wijs mag aannemen te zullen kunnen kwijtraken
of hij kan trachten zoo te bezuinigen op zijn fabri
kaat. dat het artikel onder het bereik van Steeds meer
dere' en steeds kleinere beurzen valt.
Nu wü het ons toeschijnen, dat alleen de laatste
oplossing aanbeveling verdient. Met alleen omdat ,,groote
omzet met kleine winst" in het belang van den pro
ducent zelf is. maar ook omdat hij br ReT algemeen
belang mede dient.
iJHoe zuiniger er geproduceerd wordt, door betere
machines, beter opgebruiken van materiaal, betere ex-
Sloitatie 'van bijproducten en afval in bet kort
oor commercieele en technisch spaarzaamheid hoe
beter het is voor alle betrokken partijen. Van allen,
die met de producten te maken hebben, zoowel als
voor de consumenten.
Om dit eventueel te bereiken is het noodig, dat de
leiders van het bedrijf vakman" zijn. De toevoeging
in een advertentie „vakkennis onnoodig" bewijst dat
de over te nemen zaak 'n prulteboel is, en dat de
eigenaar zelf een kruk in folio is.
De man, die verstand heeft van alles en nog wat,
die zonder vakkennis beweert op slag bereid en in
staat te zijn het een of ander bedrijf te gaan „besturen"'
moge in vroegerdagen misschien een genoegelijk ver
schijnsel zijn geweest, in onze dagen is hij het in
de verste verte niet.
Want juist dat verstandhebben van alles en nog wat
maakt, dat hij geen enkel bedrijf in de puntjes kent
rijn tevredenheid met het feit dat hij „alles" weet
bewijst dat hij zich nooit de minste moeite zal willen
geven iets goed te weten.
Lange jaren heeft op de scheurkalenders de mop
door
g' H. VON ZOBELTITZ.
Zonderling Hardi, die ander» altijd zoo vlug op
aiies reageerde, stond nu nog altijd onbeweeglijk.
Z1J zag het jonge meisje aan alsof zij een indring
ster was, en juffrouw Von Schotten kon ook nog
niet bekomen van baar verbazing. Niemand zei
unvankelijk een enkel woord.
yen later greep Lora echter Hardi bij de hand
«n haar mee trekkende naar het jonge meisje, zei
ze op zochten toon;
,J' m' Hardi, laten we samen Maria haar kamer
"ijzen
h"Goed zo°", riep de geheimraad, met een dank-
°P Lora. „En nu, Maria, God zegen je
Wrede m onze woning".
,ra tle dames de kamer verlaten hadden, ont-
znnr zich van zijn pelsjas en ging hij met zijn
vers aa?r ziin studeerkamer, Hij scheen een weinig
tf rietlg te zijn en liep een paar malen het ver-
lot vvniyV-661"' ZiCh in de handen wrijvend, voor hij
jopi® juist zoo alsof je mij niet begrijpt, mijn
Schni?' evTenmin als Bernbardine en de goede Von
wom-H ra was de eerste die met een vriendelijk
jajjjJJde ijzige koelte verbrak. Daar ben ik haar
dat i b haar voor. Is het dan iets zoo vreemds,
1 Cen gast hier *n huis breng?"
verban„Ü»papa' w'i waren allen in het begin hoogst
u mii ,8af Willy hem ten antwoord, „en neemt
daarl kwalijk, het meisje maakt dan ook inder-
Nn zonderlingen indruk".
teiien"Ja T maar laat ik je liever alles eerst ver
leuns»?ntwoordde de oude heer en daarop in zijn
jou D-no? P'(La,-s nemend, ging hij voort:„Gaat het
haar o? VVllly? Daar heb ik feitelijk nog niet eens
niets pVraa?d. Nu luister dan: Die Frans Hals was
nog si» ln c°Pie en niet eens een mooie en dan ook
Wens n- onderhouden. En het geheele kasteel, trou
verval ïf da"n een gewoon buitenhuis geheel in
ling Het 'andgoed komt de volgende week in vei-
staan zal niet eens de hypotheken, die er op-
'tisesti? rftngen- Ik vroeg zoo terloops aan den rent-
daar ikaar de familie van den overleden eige-
kind *j. 00rde dat er niemand anders was dan dit
OntfgJ/VWnand had zich over dit arme schepseltje
k n jri De baron had geen vrienden gehad. Vrien-
*ê't da n no°d daar weet men alles van. Toen
rechtbank te Lunenburg den pachter van
mi .®e boerenhoeve tot haar voogd benoemd
•k fha?( fj0 was nu daar in huis.
toen met Wellfried daarheen om eens
dienst gedaan van den „wet-, vee- en stalhouder''.
Het ligt echter vrijwel voor de hand, dat die veel
zijdige „houder" in geen van die houcterijen" een!
bijzonder succes is geweest.
als WJ een goed veehouder geweest was. had
hij allicht ingezien, dat zijn plaats bij zijh bedrijf
was en niet op het raadhuis of bh' het verhuren van
pawd-en-iTjtvug. En als hij "dit laatste bedrijf goed
gekend nad, zou hij vermoedelijk in zijn woonstreek
wel een behoorlijke tramverbinding tot stand weten te
brengen 'in plaats van als Wethouder er in den Haag
op te komen aandringen, dat de Regeering nu ean.de-
kjk ook zijn streek eens met een tram begiftigt.
Wij hebben uy ons land, waar ten slotte slechts een
beperkt aantal in soort van bedrijven kan worden
uitgeoefend (door ligging, bodemgesteldheid, mineralen,
klimaat enz. enz.) veel te veel ma'nnetjes-van-alles en
7 i u weinig mensohen, die als bedrijfsleider weten
(of althans trachten te weten te koman( alles wat met
hun bedrijf in verband staat. Een studie van de per
sonen die onze groote maatschappijen op haixksls-
ïndustrie- en verkeersgebied als commissaris besturen,
leert "wonderbaarlijk veel. Elk oogenblik dezelfde namen
Elk oogenblik leiden van een totaal verschillend be
drijf. Olie, kamer, rubber, stoomvaart tabak, spoor
wagen. adel, koffie, electriciteit thee én hypotheken,
telkens weer dezelfde menschen als kopstuk Nu weten
we wel, dat heel veel van dit soort „wet- vee- en stal
houders" alleen van wege geld. naam of titel zoo be-
commissarisd wordt, maar feit blijft, dat zij fenslotte eert
overwegenden invloed kunnen uitoefenen op den gang
van het bedrijf, waaraan zij als „bestuurderi verbonden
rijn. Wat verkeerd is. Want hun stem kan ter vergade
ring den raad Van den rakman onderdrukken
De vakman, die werkelijk alle» weet ran zijn be
drijf inkoop, fabricage, distributie, kortom alles
zal succes hebben. Uitgesloten is het natuurlijk niet,
dat ook een niet geheel deskundige wel eens succes
heeft, doch dit zal hoofdzakelijk wel alleen dan het
geval zijn, wanneer hij met geen werkelijk deskundige
als concurrent te rekenen heeft. Komt die in het
strijdperk dan blijft deze -als „weter" (en het was of
hij zijn wetenschap uit school of praktijk haalde) de
overwinnaar.
Het feit nu, dat met zeer geringe uitzonderingen de
leiders bij ons beste brave en goede mannetjes-van-alles
zijn. vervult ons met nog grooter vrees voor de read-
justeering, die na den oorlog komen moert. Vooral
omdat sedert jaren in Engeland en Duitschland vooral,
om ran de Vereenigde Staten maar in het geheel niet
te spreken, het specialiseeren aan de orde van den
dag was en consequent werd doorgevoerd in hooge en
lage rangen.
Wij gelooven n.L dat Nedesrtand meer dan een der
oorlogvoerende landen door de readjusteering in moei
lijkheden zal komen en dat het gebrek aan werkelijke
leiders zich hier meer zal doen gevoelen dan elders.
Na den oorlog toch zullen de belligerenten voor
het feit staan hun tijdelijk geremde industrie weder
op te moeten vatten en de bedrijven, die goed- ot
kwaadschiks tijdelijk op den oorlog ingericht waren,
weder te reorganiseeren.
Hun moeilijkheden daarbij zullen in hoofdzaak fï-
nancieele zijn. want bij het vrijkomen der nu als
soldaat dienenden en met het oog op. de velen, die
gesneuveld of invalide aan de arbeidsmarkt ont
trokken zijn, zullen zij geen last hebben van eéh
teveel hoen ran een te weinig aan arbeidskrachten.
Wij daarentegen behoeven (misschien is het beter te
(zeggen: behooren) met financieele bezwaren bij de
readjusteering geen rekening te houden. Geld 6 er
meer dan genoeg in ons land. Te veel zelfs, zooals
de hooge prijzen bewijzen. En arbeidskrachten zullen
er-Waarschijnlijk meer zijn dan onze bedrijven kunnen
gebruiken op den voet van voor den oorlog en in
verband- met de nieuwe werkers, die er sedert Augustus
1914 zijn bijgekomen, gelijk wij in ons eerste artikel
aantoonden.
Wij staan voor de moeilijkheid eenige tienduizenden
gezonde krachtige (krachtiger geworden Imdnnen aan
•Werk te helpen. En dilf. terwijl de oorlogvoerenden
van thans waarschijnlijk geen massa van werkloozen
zullen hebben, evenmin als gebrek aan arbeidskrachten.
Daar zal hetpraktisch gelijk opgaan. Hier niet.
En dit lijkt ons juist een zeer groot gevaar.
Want men heeft het tijdens den oorlog speciaal
in Engeland kunnen zien het feit. dat de arbeider
zich onmisbaar voelt, geeft aanleiding tot opschroeving
der loonen. Wanneer die nu in het buitenland besten
digd blijven (en daaraan bestaat wei geen redelijke
twijfel: de wet van vraag en aanbod is er niet voor
niets en de vakverbonden ook niet).dan voorzien wi.
<rit vele Nederlanders zullen trachten hun fortuin In
den vreemde te zoeken,
Eenerzijds zou dit het probleem dier readjusteering
voor ons land vergemakkelijken. Maar anderzijds be-
teekent het een verlies aan volkkracht, dat voora. een
kleine natie als de onze thans minder dan ooit mag
permitteeren. i
Daarom meenen wij, dat thans reeds, hoewel het eind
van den vólkerenknjg nog niet te voorzien is, wij
tenminste onze voorzorgsmaatregelen behooren te ne-
dat 'Nederlanders in Nederland blijven en dat
z-ij hier minstens even goed als elders hun brood kunnen
verdienen.
Zien de manneties-van-alles, die onze bedrijven in de
hand hebben en heeten te besturen' daartoe geen kans
behoort de staat het op zich te nemen.
De Staat, die allerlei middelen bezit van hulp of
dwang om te maken, dat nieuwe soorten ran bedrijf
hier op komen.
Werkverschaffing zoo men wil. Maar geen houtjes-
sternen heen en weer dragen. Werkver
schaffing van economischer aard. Demping van de
/.uiderzee onze twaalfde provincie. Ziedaar een di
rect staatswerk. Extra belasting op of onteigening ran
moodwillig inproductief gemaakte of gelaten gronden,
rielastingvenrindi-ring voor inkomsten van in Neder
land w a-ken de ondernemingen. Goedkoop landbouw
krediet. Eventueel rentegarantie op het kapitaal ran
Ifivepsvatb»* geachte nieuwe bedrijven.
Ziedaar een lijstje van desiderata, die bij het hoogst
lastig vraagstuk dei- readjusteering aanstonds te berde
behooren te worden gebracht
UITKIJK.
naar het kind om te zien, maar toen ik Marie daar
zag in die armzalige woning, kon ik niet ander»
doen dan handelend optreden. Je hadt alle» daar
eens moeten zien.
Ik maak er den voogd geen verwijt van, die heelt
alles gedaan wat Iemand van zijn stand en van zijn
ontwikkeling kon doen. Zijn gezin was groot, voor
Maria werd bijna niets betaald, de vrouw maakte
ook geen prettigen indruk kort en goed het
meisje werd daar als Asschepoester behandeld. Ik
bedacht toen hoe ons karretje altijd op den zandweg
had geloopen. het jouwe en de mijne.... en zou
ik dan dit arme kind hier zoo ellendig laten voort
leven? Zij was in drie jaar blijkbaar van een jonge
dame een boerenmeisje geworden. Nukort en
goed, ik heb op de rechtbank te Lunenburg alles
in orde gemaakt men was daar blij dat men van
het kind af was, en voorloopig wil ik haar hier
houden om wat bij te komen. Of ik haar later naar
een kostschool zal zenden of onder de hoede van
juffrouw Von Schotten te stellen, weet ik nog niet,
en ook evenmin hoe ik verder voor haar toekomst
zal zorgen".
De gehejmraad zweeg en scheen nu een antwoord
te verwachten.
Willy echter wist niet wat te zeggen. Hij kon de
gedachte niet van zich afzetten, dat zijn vader
eenigszins overhaast had gehandeld, dat dit jonge
ding hier niet op zijn plaats zou wezen, iedereen
in den weg zou staan en niemand tot nut of ge
noegen zou kunnen zijn.
Hij zei echter een oogenblik later niets andera dan:
U moet natuurlijk weten wat u doet, papa".
"Dat meen ik ook. Willy", luidde het eenigszins
spottende antwoord. En daarop: ,,Je blijft tóch im-
mers thuis eten? Ik wil alleen even het stof van de
reis afschudden en dan kunnen we aan tafel gaan.
Wees zoo goed om uit mijn naam aan juffrouw Lora
te vragen of ze vandaag hier blijft, daar haar oom
toch niet thuis is".
Het was dien middag een klein gezelschap aan
tafel; alleen Excellentie Graban kwam mee aan
zitten, toen deze in het voorbijgaan even aanschelde
om te hooren of de Lunenburgerheide hen ten slot
te los gelaten had.
Ja, zooals u ziet, waarde vnend riep de heer
des huizes hein al van verre toe, „maar u laten we
niet los, u moet bij ons blijven dineeren, dan kan
ik u intusschen alles van onze reis vertellen
Marie Apelhode zat tusschen den geheimraad, die
Lora aan ziin andere zijde had, en juffrouw Von
Schotten. Willy recht tegenover haar.
Zij was hoogst onbeholpen in al haar doen en
men zag hel haar aan dat zij angstig was. Zij durfde
de spi'zen nauwelijks aanraken en op de vriendelijke
woorden van rechts en links gaf zij niets dan eeni
verlegen „ja" of „neen" ten antwoord. Dit was echter
zeer goed te verklaren; al die vreemde gezichten en'
Amsterdam, 12 Aug. 1910.
Merk je in Engeland veel van den oorlog, is mij
de laatste weken herhaaldelijk gevraagd. Nu is „veel"
een zeer betrekkelijk woord. De een noemt veel, wat
een ander weinig noemt. Londen is ver genoeg van
het strijdtooneel afgelegen, om in elk geval geen
kennis te maken met de gruwelen van den oor
log. De .enkele tochten door de Zeppelins onderno
men met de hoofdstad van het Britsche Rijk tot hun
menschlieyend doel, laat ik hierbij buiten bespre
king. In dè eerste plaats, omdat die tochten zeer zeld
zaam waren ik heb er maar twee bijgewoond, als
ik me goed herinner en in de tweede plaats,
omdat, zelfs wanneer Londen het doel en mikpunt
was der bommen, slechts een klein gedeelte der we
reldstad zich hiervan bewust was. De rest verkeerde
in gelukkige onwetendheid. Toen bijv. verleden jaar
ik meen in October, nogal aanzienlijke verwoesting
werd aangericht in de buurt van de Strand, een
stadsgedeelte, dat ieder welbekend is, die in Lon
den is geweest, hoorden wij in Chiswick flauwtjes
in de verte het ontploffen der bommen en het ge
donder van het afweergeschut, en vroegen ons af, of
het onweerde, of dat de „Zeps" op visite waren. Het
antwoord op de vraag lazen we den volgenden
morgen in de krant.
Wanneer we dit er dus buiten laten, hebben wij
in Londen met den oorlog zelf geen kennis gemaakt.
Wel natuurlijk met de gevolgen er van. Een ko
lossale stijging had langzamerhand plaats gegrepen
in de prijzen van levensmiddelen, en van een mas
sa andere dingen, vooral als die voor den oorlog uit
Duitschland werden betrokken. Speelgoed bijv. was
peperduur en slecht. Kwam je in een winkel om het
een of ander van dien aard en klaagde je over prijs
en kwaliteit, dan was het steeds: „Ja meneer, dat
kunnen wij niet maken. We probeeren het wel, maar
we kunnen het toch niet zoo goed als de Duitschera"
De eerbied van de Engelschen in het algemeen
voor het meerdere kunnen van de Duitschera is
groot. „Ze zijn ons te knap af", hoorde je honderden
maler. „Och, we vechten tegen ze, maar ze winnen
het per slot toch, want ze zijn veel knapper dan wij".
Hoe vaak heb ik winkeliers niet verontwaardigd
hooren uitvaren tegen hun eigen land. „Ik heb nooit
geweten, dat we zulke stommerikken waren. Ik
kan d i t niet krijgen, ik kan dat niet krijgen. Al
les komt uit Duitschland". „Ja maar", bracht 4k daar
tegen eens in, toen ik vergeefs probeerde afdruk-
papier te koopen bij een photograaf 4n Nottinghill
Gate: „het papier, dat ik van u vraag, is toch En
gelsch fabrikaat". „Dat heb ik ook altijd gedacht",
zei hij, „maar nu weet ik wel beter. Het is En-
gelsch fabrikaat, maar we krijgen de grondstoffen
uit Duitschland."
Van haat tegen de Duitschera merkten wij, met
enkele uitzonderingen weinig of niets. In de Paasch-
vacantie van dit jaar, die wij, zooals men zich mis
schien zal herinneren, te Ruislip doorbrachten,
kwamen we in ons pension in aanraking met ie
mand, die verbonden was aan een zeer groot vlieg
kamp. Het gesprek kwam op piano's. „Als ik ooit
een piano koop", kregen we te hooren, „moet het
een Duitsche zijn. Daar kunnen de beste Engelsche
niét tegen op."
Slechts een paar familiën ken ik persoonlijk,' bij
wie de haat tegen al wat Duitsch is, groot, neen,
meer dan dat, grenzelooi is. Daarvoor bestaan, in
die gevallen, geen speciale redenen .Wanneer zoons
uit die huisgezinnen gesneuveld of verminkt waren
zou het een zeer verklaarbare zaak geweest zijn.
Doch deze families hadden met den oorlog bijna
niet meer uit te staan dan wij zelf. Daardoor hin
derde mij die onberedeneerde haat dikwijls.
De gekste verba'?n kregen we van deze men
schen te hooran. Alle Duitsche mannen, wanneer ze
getrouwd zijtL mishandelen hun vrouw en kinde
ren. Als we onze schouder» ophaalden zelf ken
nen we drie Duitsche huisvaders, de bfeste, aardig
ste menschen ter werpld word ons het b e w ij s
naar het hoofd geslingerd: Een konnis van de spreek
ster, een Engelsche dame, was getrouwd met een
Duitscher, en zei het zelf. Als dat nu niet dui
delijk is, weet ik het niet. We moesten geen brood
nemen van de genaturaliseerde Duitsche bakkers in
onze buurt, want ze deden vergif in het brood. Het
vergif .noet wel van een langzaam werkende soort
zijn, want we hebben ons aan de raadgeving niet
gestoord, en leven nog steeds. Dit niet alleen, maar
de bakker in kwestie had, durf ik zeggen, de druk
ste zaak in heel de buurt, waar wij woonden. Een
bewijs, dat de haat, waarvan ik nu spreek, slechts
tot enkelen beperkt is. Een Engelsche dame, die fa
milie had in Roermond en graag die familie eens
op wilde zoeken, wou in geen geval gebruik ma
ken van de Vlissinger boot, aangezien ze dan zou
moeten reizen met de Noordbrabant-Duitsche spoor
wegmaatschappij. Ze zou nog liever loopen. Ze weet
nog steeds niet, dat het Kerstcadeautje, dat ze een
half jaar geleden aan onze kinderen gaf, gemaakt
was in Duitschland.
Ik sprak strak» over do prijzen van levensmidde
len. Bijzonderheden daarvan zijn mijn vrouw veel
beter bekend dan mij. Wel weet ik, dat een kan
melk thans 30 cent kostte, inplaats van 20 vóór den
oorlog. Blikjes, met Ilollandsche gecondenseerde melk
waren langzamerhand opgeslagen van 20 tot 3714
cent. Suiker, die vroeger 1214 cent, een dubbeltje
en zelfs wel 714 cent per pond kostte, had nu den
Hollandschen prijs van een kwartje. Pakken luci
fers. inplaats van twee voor 1214 cent, waren 4214
cent het stuk. Worteltjes kochten we, kort voor we
weg gingen, niet meer per bos, maar per stuk
214 cent Stroop was opgegaan van 20 tot 3714 cent
per pond, boter, margarine, vleesch, alles was veèl
duurder geworden. Glaswerk was haast onbetaal
baar. En zelfs dingen, die met Duitschland hoege
naamd niets hadden uit te staan, die in Engeland
vervaardigd werden, uit Engelsche grondstoffen, wa
ren veel duurder geworden, omdat de werkloonen zoo
verbazend waren opgegaan. Al het werkvolk was
noodig voor het maken van ammunitie, mannen zoo
wel als vrouwen.
Dit was ook de reden, dat dienstboden niet meer
te krijgen waren, behalve door menschen, die kon
den en wilden betalen, wat door deze meisjes ge
vraagd w erd. Als conducteur op een bus of tram, als
ammunitiemaakster, verdienden ze i 12 per week,
met vastgestelde uren voor werk- en vrijen tijd. Wie
een dienstmeisje wou hebben, kon daar boven bie
den. Wie het niet wou doen, zat zonder. Punch lichtte
dit nog heel aardig toe enkele' weken geleden, op
zijn eigen Punchmanier natuurlijk: Werkvrouw zegt
tegen werkvrouw: „Ja mevrouw, het spijt me, maar
ik zal na vandaag niet meer kunnen komen". „Zoo,
waarom niet?" „Ja, mevrouw, er wordt bij me thuis
zooveel verdiend door me man en kinderen, dat we
de vorige week algeld naar de spaarbank hebben
moeten brengen, en als het zoo doorgaat, vrees ik,
dat het van de week weer zal moeten gebeuren".
Behalve door de duurte, merkten we den oorlog
door het gemis aan mannelijke werkkrachten. De
straatreiniging in Chiswick geschiedt door vrouwen.
In de Graphic van eenige weken geleden zag ik
een photografie van deze vrouwen in haar zeer lee-
lijke kleederdracht of uniform. „Onze meisjes", stond
er boven, „zien er niet tegen op, haar 1 e 11 e h a n-
den vuil te maken om de goede zaak te dienen",
of iets van dien aard. In elk geval stond er lelie
handen. Wat een onzin, denk je, wanneer je zoo
iets leest. Die handen zullen er nog al lelies heb
ben uitgezien voor ze de straatreiniging van Chis
wick op zich namen. Of dacht de Graphic soms, dat
de Londensche dames dit werk ter hand hadden
genomen? 't Mocht watl Hierover had ik nog het
een en ander willen schrijven, maar ik merk dat
mijn brief te lang wordt. Als ik het niet totaal ver
geten ben,' want dat gebeurt me wel eens, den vol
genden keer, in verband met een artikel, dat ik en
kele dagen geleden las in de Daily Mail over deze
kwestie. -
Den Haag, 17 Augustus 1910.
De behandeling der ontwerpen tot gedeeltelijke
I bestrijding der kosten van den oorlogstoestand is in
i ons Hoogerhuis vlug van stapel geloopen. De heer
De Vos van Steenwijk was, gelijk meestal, ietwat
„in de contramine", maar hij erkende toch, dat de
abnormale omstandigheden „in veel moeten doen be
rusten, waar men in gewone tijden niet aan zou
denken". Zelfs zou de chr.-historische afgevaardigde
zei hij nu voor eene heffing in eens te vin
den zijnl Maar de schatting van het onroerend goed
de groote verandering van omgeving. Niettemin
maakte zij nu op Willy een veel gunstiger indruk
dan te voren. Haar gelaatstrekken hadden toch, bij
alle onregelmatigheid, iets zeer sympathieks. Het
haar, dat zij volgens boerinnengewoonte met een
rechte scheiding en vlechten had opgemaakt, was
donker kastanjebruin van kleur. Haar handen waren
ruw en slechtverzorgd maar klein, en toen zij even
de oogen opsloeg, dacht hij onwillekeurig: Die oogen
zullen papa medelijden hebben Ingeboezemd; bet
zijn op en top reeënoogen.
Af en toe meende hij ook bij haar eenig spoor
van een betere opvoeding te ontdekken, zeker van
uit haar vroegste jeugd afkomstig. Zij wist haar
vork en haar mes goed te handteeren, en zij was ook
geenszins dom. Hij moest er zelfs om lachen; toen de
knecht artisjokken presenteerde, kon hij duidelijk
zien, dat zij met die dingen niets wist te beginnen
en hij was nieuwsgierig wat zij nu zou doen. Maar
het ging goed, zij keek heimelijk naar het,bord en
de handen van juffrouw Von Schotten en deed zeer
handig deze in alles a.
Eensklaps kwam ;r echter een wanklank toen
Hardi de ongelukkif gedachte opvatte om met de
nieuwe huisgenoote te willen klinken. 'Dit bracht
het meisje in groote verlegenheid; het bloed steeg
haar naar het hoofd en durfde het glas, dat zij nog
niet had aangeraakt, nauwelijks in de hand nemen,
maar daarop scheen zij zich plotseling iets te herin
neren en zij dronk het in één teug leeg.
De geheimraad was in een opgewekte stemming.
Af en toe voegde hij zijn beschermelinge een har
telijk woord toe en verder sprak hij bijna uitslui
tend met Lora. Hij ontwikkelde daarbij alle eigen
schappen van een geestig causeur, waarvoor hij dan
ook beroemd was en het jonge meisje wist hem al
leraangenaamst bezig te houden door met veel be-
langstelli' g te luisteren en dan weer eens door een
passend? opmerking aan het gesprek een andere
richting te geven. In de eerste plaats was het na
tuurlijk weer de kunst, die haar de stof daartoe le
verde, maar even later vertelde de geheimraad toch
ook weer van zijn reizen naar Italië, die hem ver
van de groote wegen der touristen in menig afgele
gen dorpje hadden gebracht, en eensklaps ontsnapte
nu aan Lora een woord, dat hem blijmoedig stem
de.
„Ach", zuchtte zij, „als ik toch ook ooit eens al
dat schoons mocht aanschouwen", en daarbij flik
kerden haar oogen van vurig verlangen.
„Daartoe zult u later nog wel in de ^gelegenheid
komen, juffrouw Lora", haastte hij zich haar te
antwoorden. „Het leven biedt zooveel schoons maar
de rneesto menschen weten dat niet te grijpen en
vast te houden omdat zii altijd haken naar hetgeen
voor hen onbereikbaar is".
„Ik toch niet, mijnheer Moller-Sieghard", zei Lora.
„Ik werkelijk niet. Ik ben geenszins ontevreden van
aard, hoewel ik me altijd met weinig heb moeten
tevreden stellen".
Zij zeide dit zeer eenvoudig en bedaard, als iets
dat van zelf sprak.
„Uw leven begint nog pas, Juffrouw Lora", hernam
de geheimraad, „en ik voorspel u...."
„Ach, ik smeek u, voorspel mij niets", viel het
jonge meisje hem haastig in de rede, „ik zou er ten
slotte aan kunnen gelooven en teleurstellingen zijn
zoo zwaar te dragen".
„Ik waag het nochtans daarop u te voorspellen
dat u binnen drie jaren tijds Rome zult aanschou
wen' ',zei de oude heer nu even later op beslisten toon
„en niet een reisje van drie weken, waarin men
jaagt van de eene stad naar de andere, maar dat
u op zijn minst een half jaar in Italië zult door
brengen. Wat zou ik graag met u de Sixtijnsche
kapel bewonderen of naar de villa Borghese gaan!
Ik zou u oogen willen zien als u de kunstwerken
van Michel-Angelo en van Titiaan voor het eerst
aanschouwde
„ik zo;, zeker in mijn stoutste droomen geen be-,
teren gids kunnen wenschen dan u is", zeide
het jonge meisje wederom eenvoudig en bedaard
als iets zeer natuurlijks, maar daarbij speelde er
tóch een allerliefste glimlach om hare lippen toen
zij den geheimraad aanzag.Hij begreep hoe zij dit
alles bedoelde en hechtte er ook geen diepere be-
teekenis aan, maar wel deed "het hem aangenaam
aan dat zij aldus sprak en hij deed dit ook blijken
door haar ten antwoord te geven:
„En ik zou het mij tot een groote eer rekenen
uw gids te mogen zijn; juffrouw Lora. Ja, Rome is
een eenige stad, maar toch geloof ik dat wij beiden
nog beter in Florence zouden passen. U weet niet
hoe het hart en ziel verfrischt over de Arno heen
op de bekoorlijke groene heuvels te staren en dan
daarna een bezoek te brengen aan de villa van den
grooten Cosimo."
Willy luisterde met gespannen aandacht naar dit
gesprek.
Hij koesterde nu eensklaps groote achterdocht.
Zijn vader had wel is waar op' jeugdige, ridder
lijke wijze de vrouwen altijd gehuldigd maar toch
altijd eenigszins terughoudend, in verband met zijn
leeftijd. Nu vandaag gaf hij zich echter geheel anders
oneindig persoonlijker. Hij wijdde zich bijna uitslui
tend aan juffrouw Von Kolianden, en bovendien
viel het Willy ook op dat zijn vader heden veel
gejaagder was dan andera en dat hij ook meer
dronk dan gewoonlijk. En hij herinnerde zich nu
ook dat de oude heer altij|d een groote voorliefde
voor Lora had gehad, hij had haar zelfs de laatste
weken daar in huis gehaald
Zou die kalme, verstandige, deftige oude heer
ten slotte dan nog verliefd worden vroeg hij zich
af. Eigenlijk bijna niet denkbaar, en toch.... en
toch
Arme vader.
Dit mooie jonge meisje zult u niet kunnen vero-