Schap Courant KRACH Zaterdag 2 September 1916. 59ste Jaargang No. 5660. TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. 5^® nemen.is. Voor een rijksdaalder zou ik het ding nog toon- -t "°g 8een.?t"k v0?r durv(® Ie8«8r- o™ maken. En dan zijn m'n sJhoenen nog te schrijven, zei deze dame. MZe zouden er scheefgeloopea. Vooi* al mijn werken kan ik niei 11 nr tftö#>n oon rri Hom i.-iib-om -o, J Amsterdam, 29 Aug. 1916. De mannen zijn in het leger, en het werk, dat vroeger door hen gedaan werd, wordt thans verricht door vrouwen. Dat lezen we herhaaldelijk in de kranten dat hoor neten we honderd uit in Engeland, en oat hebben! we aeJf meer d»n eens gezegd. Maar in hoever is het waar? Zijn werkelijk de vrouwen opgekomen in tienduizenden, honderdduizenden, om de groote ma chine doen doorwerken? Uit eigen ondervinding kan Ik zeggen, dat er heel veel overdrijving bij is. Tk ken een dame. fei anti- Duitsch en gloeiend voor vaderland, vorst, leger, vloot, Jdlicoe en de heele rest. Van al onze Engelsche ken nissen, was zij de ergste. Zij heeft verscheidene zusters en één broer. De broer scheen van het leger niet, vod te moeten Ihebben. Toen do dienstplicht begon, was hij nog steeds burger Daarna be.höorde hij na tuurlijk tot een der vele groepen, die gemaakt wer den volgens de leeftijden, van getrouwden en onge trouw den. Op een of andere wijze wist hij uitstel te verkrijgen, en werd per slot ingedeeld bijl de aller laatste groep der gehuwden. Voor de zuster was dit natuurlijk minder prettig Hoe vaak beklaagde zij zich niet tegen ons, aat zij geen man was. Ziji zou zich Onmiddellijk als vrijwil liger hebben aangegeven, den aliereersten dag. Haar broer leed er tooi zoo onder, dat hij nog niet was ingedeeld. Hi]\ werd er zuiver ziek van. Maar zijn patroon kon hem niert missen. Natuurlijk zocht deze dame oorlogswerk. Ik kan niet precies meer zeggen van welke soort, of liever van welke soorten. Want het eene was te zwaar, het andere te saai, het derde begon te vroeg, en het vierde eindigde te laat. Dat ae soldaten m de loopgraven niet gevraagd werd, of de uren wel naar zin waren, of dat de dienst niet te zwaar of misschien te saai was, kwam niet bij haar op. Wel weet ik, dat wanneer we deze jonge dame vroegen, hoe haar tegen woordige betrekking tiaar beviel, wij het altijd over een andere hadden dan zij, want zoo goed als zeker was ze in do afgeloopen week of veertien dagen van bezigheden veranderd. En de andere dames, die we kenden? Laat ik zeg gen, dat de meesten getrouwd waren en voor een huis gezin hadden te zorgen. Toch kenden we er nog verscheidenen. die voor niets hadden fe zorgen en, voor zoover wij konden oordeelen, gerust een of ander ten bate van het land op zien hadden kunnen nemen. Maar van die allen, getrouwd of ongetrouwd, geen enkele (iKts ten dienste van het rijk, direct of indirect. Daarop moet ik twee uitzonderingen maken 1. Bijna alle dames breiden kousjes, mofjes, enz. van khakiwol; de dame, over wie (ik het eerst sprak, steeds met een handleiding voor zich, want ze kende van breien precies zooveel als ik. 2 Er was één dienstmeisje bij ons in de straat, dat. na ontslag uit haar betrekking, werk had ge zocht en gevonden, op een ammunitiefabriek. Dat dienstmeisje was een Hollandsche. Veel goeds heb ik dus, uit eigen ervaring, niet te zeggen over de Engelsche vrouwen en meisjes, wat haar offervaardigheid betreft voor .the British Em pire" in deze moeilijke tijden. Maajr tk zou niet gaarne beweren, dat. ik een studie van de zaak gemaakt had, of met èenig recht, door onderzoek verkregen, er over mocht spreken. Niets van dien aard. Wat ik meedeel zijn vslechts, eigen ervaringen, meer toevallig dan op zettelijk opgedaan. En graag geef ik toe, dat we, in dit opzicht, misschjen in een zeer ongelukkige om geving geplaatst waren. Doch een artikel in de Daily Mail het artikel waarover ik de vorige maal sprak doet vermoeden, dat dit niet het geval was. De schrijfster valt daarin haar sexe zeer hard. Hoe ging het met veel meisjes en vrouwen in het begin van den oorlog? zegt ze. Ze probeerden werk te vinden, om liet land te helpen. Ze konden het niet direct krijgen er was nog zoo weinig geregeld. Dat whs genoeg Ne dien tijd probeerden ze eenvoudig niet lens meer. Anderen, nog makkelijker uitgevallen deden zelf geen moeite, doch hoorden van een vriendin, of een vriendin van een vriendin, die geprobeerd had en niet geslaagd was. Afdoende reden om door te gaan met een leven van niets doen: En dan degenen <he zich werkerlijk aanbieden. I - Ik ga morgen wandelen met een vriendin van «Jm/ÏS. WaaId? Een werkgever zelf een dame, den winkel. Een net meisje en als u zag boe piek- IffV J aan schnjf?er- van, het artikel in de fijn die Corrie er 's Zondags uitzie,... Ma mijn jurk 'j£ i K met ®an d«°3cen.k°1} Poot (led;gaat 't niet moer. Ik zie er uit dat t een scnaudaai der meisjes, die zich aanboden in dienst „Ik over een uur togen aan zitten kijken, voor' ze beginnen. Wat willen degenen, die zich' komen aanbieden? ze: ,(Hier ben ik. Ik ben een vrouw, dus soldaat kan ik niet worden. Maar ik heb niets te doen. Beschik over mijn tijd Zeg me wat ik doen kan." Niets van dien aard. Wat ze wenschen is. enkden uren per dag werk. Én liefst zouden ze gaan naar het Ministerie van Oorlog, omdat ze er een vriendin hebben, die hét daar heel gemakkelijk heeft. Wan- u^er ze dan hooren, dat de uren aan regeeringsbureau's zijn van 9 |ot 5. staan ze een oogenblik plat geslagen, en dan is het: „Maar jk sta nooit op vóór negenen." Een flink Schotsch meisje bood haar diensten aan «enige tijd geleden van 11 tot 3 Het is pijnlijk duidelijk, zegt het artikel in de Daily Mail, dat ae vrouwen niet echt gelooven, dat ze heusch n oo d i g zijn, om de staatsmachine te laten draaien. Heft is, om er medelijden mee 'te krijgen, wanneer men. ziet, dat zo eigenlijk niet eens weten, wat werken is, Zij denken, dat net een nieuwe manier is, om je te amuseeren. Wie dé Engelsche dames bezig wil zien, de dames, die al haar tijd beschikbaar hebben en' voor niets konden en behoorden te geven, aan het rijk, moet maar eens een wandeling maken door Regent Street. Oxford Street, Bord Street. Dapr zijn ze bezig te winkelen. Je herkent ze aan haar schoenen.. W tt'e schoenen. Wie werkt, heeft tegenwoordig geen tijd, enj Zblfs geen zin. om aan witte schoenen te denken. En houdt er ook geen dienstboden op na. om ze keurig wit te maken eiken dag. Die dames doen nog meer als winkelen. O ja. Ze gaan naar buitenpartijen, die gegeven worden door Mevrouw Die. of Lady the, en waar ze zich ver dienstelijk maken voor" den lande, want er rijn gewonde soldaten genoodigd. Ze gaan ook roeden oi punten" op <te Theems, met officieren, die verlof hebben. Zij rijden met gewonde soldaten in auto's door Richmona Park. ZIJ verkoopen vlaggetjes voor de Belgen, voor de Serven, voor de Russen, voor de Frans enen! voor de soldaten, voor de matrozen, voor roode en andere kruisen. En als ze dat vermoeiende werk dien inspaxmenden arbeid moe zijn als lichaam en geest om rust gaan vragen, dan gaan ze naar een duur pension aan de ..seaside" en redden het land door den pensionhouder haar geld te laten opstrijken. Zoo zijn de Engelsche vrouwen, zegt het artikel in de Mail. Maar dat ze zoo zijn. is met haar schuhS het is <ie schuld van den man, die vóór den oorlog de vrouwen stelselmatig buiten alle werk probeerde te houden, en des te trotscher was naarmate hij' zijin vrouw luier en luxieuzer kon houden. „Man has himself to thank for the woman slacker." 12. Niet voor mij zelf. Zoolang ik leef marcheert alles wel, maar, als ik de oogen eenmaal sluit" hij zag dat zij smeekend de handen op hief Lora, spreek niet van je betrekking dat is op rijn best toch maar een toegift. Het is - dat beken ik gaarne een mooie roeping, maar de gedachte dat je daar je geheele leven van zou moeten rondkomen, brengt mij menigmaal laat mij eerst uitspreken, ik moet je dit nog zeggen: hetgeen Ik je zoo even vroeg, werd mij vanmorgen van andere zijde ook gevraagd.*., door,een hoogst achtenswaardig mensen Dat was hetgeen zij zoozeer gevreesd had! Dat gene waarvoor zij had willen vluchten.... Het was nu echter niet meer *e vermijden zij moest antwoord geven, maar nochtans hief i j handen smeekend omhoog en riep zij, in zieleangst, "'loom Bruno.... lieve oom Bronot Ga niet voort. Ik smeek u!" „Mijn kind ik moet wel voortgaan. Als ik het nu niet doe, dan moet ik het morgen doen. 0P.dfze/X'^e met een paar woorden, kunnen wij dat niet aiaoen. Ik zie dat je weet wat ik bedoel en dus zeg ik je nu met ronde woorden dat de geheimraad mij ge vraagd heeft of je hart vrij was. Niets meor, mkar deze vraag in verband met zijn geheele houding ten opzichte van jou is mijns in ziens toch de inleiding tot iets anders, en juist omdat ik dat meen ,wil ik je intijds de gelegenheid geven om je zelve te onderzoeken. Ik wil echter niet den minsten invloed on Je besluit uitoefenen. Je mo< het vóór en het tegen wikken en wegen en dan zelve beslissen, want je beslist daardoor over je eigen ievenslot. Hij schepte diep adem. Het spreken had hem Moeite gekost Hij zag haar nu zijdelings aan. Haar was geheel strak, alsof zij dien bedroefd was. Ze zat onbeweeglijk het hoofd achterover, de half gesloten oogen omhoog gericht rm Het was toch zonderling zooals zij dit opnam, j {)ad er niet op gerekend dat zij dit a^b.od handen zou vastgrijpen en evenmin dat ze dadehj ®®.n. weigerend antwoord zou geven, ma®J. d 8,J kalm zou wikken en wegen, het voor h®.1.1®^" *°u opsommen. Het was immers een besluit voor h«m.r geheele leven.... Zijn verstandige Lora. haa.n nu wanhopige gelaat M at ging - kll'iT4 doodstil ln het vertrek. De oude hanjr- k Hkte droefgeestig. De laatste zonnestraal g^een ?/®r mahoniehoute n tafel «heen. Eensklaps gi nu: door H. VON ZOBELTITZ. „OASE". Dien Zaterdagavond was Fie thuis gekomen in een vreemd-opgewonden stemming. Vroolijk, rumoerig, heel ongewoon. Wat scheelt jou? had oudere zus gevraagd, die als steeds aan de naaimachine 'zat. Het wiel snorde en de naald doorploegde het stugge goed.. Bét, zei moeder, die de vloer lag te dweilen, dank er om. 't is al bij halfzeven. Je hebt nog Triflor een klein uurtje. Schiet op, meid! Mensch zanik niet, riep Bet uit, wier zenuwen op 't uiterste gespannen waren, als je me jaagt, kom ik heeiemaal niet klaar. M'n armen vallen bij kans van me lijf. zóó moe ben ik, Fie zat uit het naam te turen. Zij hield, in een papiertje het geld vast, dat ze zooeven op „den win kel" had ontvangen. Haar weekgeld, dat zij op 'n kwartje na aan moeder moest afdragen. Voor de zes gulden vijf en twintig, die straks in moeder's oude, versleten beurs zouden verdwijnen, zou ze... Maar Fie durfde er niet over spreken. Zij wist trouwens dat 't niet baten zou. Moeder begon «an koffie zetten te denken. Het busje wafc laag. Toen herinnerde zij zich... Fie kind, geef eens gauw dien centen. Er is geen kruimel meer in huis. En voordat Keês thuiskomt is 't licht bij achten. Je weet er alles van hé? Ik houd mijn hart al vast. Hij is ween- bevriend met dien slampamper uit de Bolstraat. Dat zal me weer wat geven. Fie bleef zitten. t Eerst lette moeder er niet op. Kom schiet op, zei ze eindelijk, waar is 't geld nou? eens. Fie barstte in jammerend snikken uit. Het wiel van Bet's machine stond stil. (Doe ik iets anders dan ploeteren van 's mor gens vroeg tot in den nacht, riep oudere zus met schrü-driftigen klank, nee, die is waarachtig goed. Daar zit zeker een of andere jongen achter. Nou... tnaar._ voegde zus met 't sproeterige bleek-ma gure gezicht en de dof-vermoeide oogen erbij, zoek jij dan maar een beter kosthuis, madam. Als-je met die kuren begint!.^. Wij zorgen voor ja kloeren, je hebt al-Vat je hart begeert.Neen, daar zal ik vanavond Kees eens over spreken. Die zal jou wel mores leeranl Fio beefde toen oudere zus 't zei. Zij was doods bang voor den broer met z"n grove, harde knuisten. Als Kees een borrel op had wat heel dikwijls ge beurde dan was zelfs moeder bang voor hem; deed ze erg beverig tegen Kees om hem kalm te houden. Bet zweeg dan doorgaans. En Fic vluchtte naar zolder. Een paar maal had Kees haar een por, een stomp gegeven, tegen 't magere lichaam, en als Fie er aan dacht, dan voelde ze nog de striemende pijn door haar spieren trillen.... Wacht maar. herhaalde Bet, ziende hoe 't in sloeg, tot Kees thuis komt. Dan zul jij wel andera piepen. Wat kan mij 't ook schelen, riep Fie eensklaps uit fen re smeet net papiertje waarin gdd gewikkeld^ op ide tafel, daar heb-ie de centen. Geluk ermee!... En zij holde naar boven. Wierp zich op haar bed. Lag daar te snikken, na het knipje op de deur ge schoven te hebben, want het schrikbeeld van Kees stond haar nog altijd voor oogen. Ze dacht eraan, hoe morgen Corrie de straat op zou stappen met haar keurig zomerjaponnetje met haar fijne schoentjes niet zeer hoogo hakken. In 't snoezige taschje, dat ze bij zich droeg zat altijd geld. Voor Fie waren de Zondagen dor-vervelend, ondragelijk eemonig. 't Be gon met moeders jeremijaden over het schijntje kost geld, dat Kees thuis had gebracht. En telkens luisterde zij. of Kees altemet niet op kousen naar beneden kwam.... Als zij gestommel hoorden werden ze bleek van angst. Begon moe gauw over iets anders te praL ten. Ze slurpten koffie en kauwdea.de boterhammen, waar ter eere van den Zondag een dun droog plakje kaas of worst op was gelega. Dan ging moe over haar krantje zitten dutten, terwijl Bet naar roman uit de leesbibliotheek opnam. Eindelijk verscheen broer Kees katterig, knorrig, nijdig. Hij" liet dadelijk je never halen, ten minste als een kameraad, hem niet zat te wachten. Zoo ging de saaie Zondag voorbij. Een enkele maal kwam een tante of een nichtje aan- loopen. En dan zeiurden de vrouwen telkens geeu wend over duizendmaal besproken dingen. Bet was in haar spannenden roman verdiept; vond.'t lam dal zij in haar lectuur gestoord werd. Fie ging dan wel eens 'a straatje om. Kwam soms een kennisje tegen van den wintel een van de meisjes, die even prm en schamel waren als ze zelve. Ze gingen de rtad in, maar ze haddein weinig last van de even zeer wandelende avond-joggies. n Heel enkele keer was 't gebeurd dat zóón manneken met haar mee liep," of dlat Fie en 't andere meisje met hard gegil wegrenden doende alsof men ze achtervolgde. Ein- debjk waren ze vermoeid van 't drentelen. Gingen ae huis-toe. Geld om" ergens in te gaan in een bioscoop of «en melksalon of een taartjeswinkel hadden ze niet. Zoo gingen da Zondagen voor arme. Fie om. Dien Zaterdagmiddag was 't gebeurd dat Corrie zich vinden li* onj voor den volgenden dag met haar af te spixsken. Maar Fie was er zeker van, dat wanneer de andere haar plunje zag zij er voor bedanken zou om toet haar over straat te gaan. Uit allerlei oude strikjes tan brokjes lint wist zo nog iets to kalefateren om over haar versleten jurk te plooien. Zo zat te j>eutaren aan haar Zondagscne hoedje te smeren aan d'r laarzen' naaien aan haar handschoenen. En den Zondag erop, tegen zes uur, ontmoette zij piekfijn-elegant-geparfumeerde Cor. Die haar van 't hoofd tot de voeten opnam. Nou zullen wij feens 'n mop hebben, zei Cor op zeker oogenblik misschien ontmoeten wij straks een kennis van mij...^^H Een Delftsche student, zie-Je. Hij is katholiek, en daarom wil onze familie niet van ons engagement weten. Maar over een maand of wat wordt-ie meer derjarig en dan wordt 't publiek. 1 Kon zijn, dat Ferdinand een vriend van 'm meebrengt.... Weet je wat jij nu moet doen? Je moet zeggen, dat je bij mij in betrekking komt over een piar weken. Je doet er mij een pleziertje mee, en.... en.... Cor „Nooit.... nooit!" toen sprong zij haastig op en bedekte zij het gêlaat met de handen. Daarop viel zij voor den ouden man op de knieën, snikkende: „ik kan uiet. oom.... ik kan het niet.... nu niet en nooit". Het gelaat van den grijsaard werd nu pijnlijk ver trokken. Dit „nooit"' doofde een lichtstraal ln zijn hart uit en hij wist bovendien hoe diep dit een ander zou Smarten. Maar hij antwoordde haar niets dan: „Kindje men moet niet zoo beslist „nooit., nooit zeggen". Hij légde daarbij de band liefkozend op haar hoofd, zeggende: „Denk maar eerst nog eens kalm na, Lora, met de woorden van Tosca voor oogen: BIJ kalm over leg schijnt alles ons niet zoo moeilijk toe dan wij op het eerste oogenblik meenden dat het wel zou zijn." HOOFDSTUK X. Kerstmis was voorbij. Een stil en ernstig, feest voor Lora. De kleine kerstboom flikkerde voor den ouden oom en voor haar samen. 's Middags werd er een mand met prachtige rozen bezorgd, met een kaartje van Moller-Sieghard daar aan bevestigd. Lora was hem dankbaar dat er geen regel schrift bij was, dat hij haar geen „vroolijke feestdagen" toe wenschte. Ze kon nu immers niet vroolijk zijn. Zelfs de brief van Hardi had haar koud gelaten. Wachten, maai1 steeds wachten", had deze ge schreven, „jelui koude gevoelsmenschen. Een half iaar lang elkaar niet mogen zien of spreken! Jelui weten niet wat dat voor ons is. Het is ons van veel geluk berooven! Lora, ik begrijp dat niet, begrijp jou niet Is dat vriendschap? Ik heb mijn ooren niet willen vertrouwen toen papa mij zei dat jij dien raad had gegeven. Hoe kon jij dat over je hart ver krijgen! Maar wacht maar. Dat half jaar gaat voor bij en zal geen verandering brengen in mijn liefdë of in die van Conny". En daaronder: „Ik ben woedend op je. Kom spoedig bij mij, op dat ik je mooie oogen kan uitkrabben. Ik moet je ook mijn kerstgeschenken toonen Misschien had zij een slechten raad gegeven, mis schien zou dit half jaar bij Hardi geen verandering aanbrengen. Misschien ware het beter gewees, als de oude heer haar in eens „neen" had gezegd. Maar dat alles baatte nu niet meer. De school was weder begonnen en Lora had ge hoopt, dat de geregelde bezigheden haar weder kalm stemmen, dat zij haar levenslust en haar vroolhk- h,eid terug zou krijgen. Maar ook daarin zag ze zich teleurgesteld. Lor.i k -am nu met de zware tasch onder den arm van et instituut terug en liep de binnenplaats over, inngs den muur been, waar een smal voetpad monsterde haar nog eens van hoofd tot voeten,... en.... voor jou is 't misschien ook.... hé?.... Fie knikte .an liat best was. Toen stapten zij voort Daar zit-ie, zei Cor opeens, terwijl zij langs het raam van een groot café gingen. Een meneer tikte met z'n stok legen de ruit en wenkte. Vooruit maar, zei Cor lachende. Neen maar.... zeg.... protesteerde de andere. Doch ze waren al binnen. Ferdinand met vuurrood gezicht en lichtelijk onvaste bewegingen .maakte grotesk-overdreven sa- luut Dames, riep hij uit de meisjes met lodderige fuif-oogen aankijkend magmag ik je voor stellen mijn vriend De rest bleef weg. De vriend was nog iets meer doezelig dan Ferdi nand. Vroeg wat Fie gebruiken zou. Glaasjes port werden gebracht Cor was uitgelaten. Zullen we uitknijpen, zei Ferdinand, trachtend op z'n horloge te kijken waarheen jongelui?.... En Cor praatte over de prachtige nieuwe film in de bioscoop, waar ze onlangs geweest waren. Hij herinnerde zich toch el O ja, zei Ferdinand, uitstekend. En hij be stelde taxi. Voelde zich te „lui" om te wandelen. Fie leefde als in een droom. Ze had twee groote glazen port gedronken on zij gaf zich over aan de nieuwe, zalige genieting, Ze zat in de heerlijk vee- rende kussens van de taxi. De vriend van Ferdinand was nog een heel jong-blond ventje met zacht baar deloos gelaat en vriendelijke kinderoogen. Fie merkte wel, dat hij te veel gedronken had, maar z'n hoffelijke, aijdige manier van doen vond zij goddelijk. Hij streek over haar hand en zij voel de, hoe vrouwelijk-zacht zijn vel was. Ze waren in de bioscoop en v^anneer het licht uit ging, legde de vriend van Ferdinand zijn arm om haar middel. Eenmaal boog hij zich over Fie en kuste haar. Zij voelde de aaii aking van zijn zachte lippen en sloot de oogen, zich overgevend aan de be koring van het oogenblik herademend van de dorre, nare eentonigheid van haar ploeterleven Er werden sherry-coblers besteld en eene vreemde stemming van maar half begrijpen kwam over haar. De vriend van meneer Ferdinand fluisterde haar lie ve woordekens toe. En zij maakten afspraak, voor den volgenden Zondagavond. Dan zouden ze eerst 's middags gaan toeren ergens dineeren en dan weer ergens heentrekken bijvoorbeeld naar een music-ball, waax zoo'n prachtig strijkje was. Ze luisterde met innig welbehagen naar het smakelijk vertellen van Ferdinand's vriend. Toen was de bios coop-voorstelling afgeloopen. Ferdinand en Corrie gingen nog naar een café waar muziek werd ge maakt. Maar Fie dacht met angst aan thuisHet v as elf uur. Al een half uur te laat!Als Kees bij toeval thuis wasZe had een zwaren, harden strijd te voeren. Even kwam het bij haar op om den brui te gevep aan alle bezwaren; mei de an deren mee te gaan. Maar de angst voor broer Kees overwon.... En eensklaps waren Corrie, Ferdinand en de vriend verdwenen. Zij had hen in de triestige stemming van plots weer alleen te zijn achterna willen loopen. Maar ze waren weg. ZIJ hoorde niet, hoe Ferdinand den vriend had toegeroe pen: Kerel, laat schieten, laat loopen!.... Wees blij dat je er van af bent! In de woelige Zondagavondstraat moest Corrie naar huis loopen .Van haar kwartje had ze nog net genoeg over om een stük van den weg te trammen. Dan hield ze geen Gent meer over, maar het kon haar niet schelen. Ze dacht aan het heerlijke van den volgenden Zondag weer uren lang in het gezel schap van meneer Ferdinand z'n vriend te zullen doorbrengen. En toen den volgenden ochtend Corrie op den „winkel" stugger, stroever dan ooit tegen haar was, trok Fie zich daar heeiemaal niets van aah. Allemaal jaloezie, dacht ze. Drie dagen lang heeft de recherche een week later moeten zoeken naar het meisje, dat kans had gezien om op den „winkel" waar zij werkte een kleine der tig gulden aan pas ontvangen geld te stelen. De dievegge werd gevonden in een naburig plaatsje, waar ,ze zich met het restantje van gestolen geld had weten te verschuilen. Toen Fie den volgenden Zondagavond, verscheen op de afgesproken plaats, had zij haar nieuwe jurk aan, die ze zich van het gestolen geld had aangeschaft om er mooi uit te zien voor den vriend van meneer Ferdinand, die ze ln huis bij een meisje van het atelier had aango- trokken, daar moeder had ze verteldniots we ten mocht van het door haar stillétjes opgespaarde geld. En broer Kees het allicht zou hebben verno men. Fie heeft met bonzend hart staan wachten. Maar ln de sneeuw was gebaand. Zij liep als Iemand die doodmoe was, langzaam voort met voorover gebogen hoofd. Toen zij lange het laboratorium kwam, hoorde zij iemand tegen het raam kloppen. De sneeuw stoof van de'vensterbank op haar mantel, aen paar vlok ken kwamen op haar wangen terecht, zoodat zij even schrikte en opkeek. Eugène Prall stond aan het venster, hij knikte haar toe en vroeg: „Juffrouw Lora, hebt u een zegelring aan den vinger?" Lora glimlachte nu even. „Mijn zegelring? Zeker, Wat moet u daarvan heb ben?" antwoordde zij. „Wilt u even binnen komen? Een laboratorium is toch neutraal gebied". Zij was al meermalen met haar oom daar geweest en zij was ook veel te verstandig om daar iets in te vinden, maar nochtans aarzelde ze nu. „Ik zou u graag iets laten zien, juffrouw Lora", ging hij voort. „Het staat in verhand met den ze gelring/' Zij knikte toestemmend. „Nu goed dan, dokter", zei ze daarop, een paar passen vooruitgaande, naar de deur toe. De dokter kwam haar al tegemoet en zij ging nu haastig het gebouw binnen. Eigenlijk was dit maar de keuken van het gebouw, maar Prall had die zeer handig in een laboratorium herschapen, de stook plaats vergroot en langs de ramen een soort werk tafel gemaakt, waarop Allerlei toestellen stonden. Zelfs een kleine dynamo was in een hoek te zien. „Wat hebt u toch dokter?" vroeg ze nu, de tasch tusschen allerlei voorwerpen op de tafel neerleggend. Zij schoof nu haar bontmutsje een weinig achteruit, en streek zich het haar van het voorhoofd. Hij stond nu dicht vóór haar en keek haar aan dachtig aan. „U ziet er niet goed uit, juffrouw Lora", ging hij nu hoofdschuddend voort Het klonk zeer bezwaard. „Zoo vermoeid.... zOo afgemat,, ik weet het niet.." „Ach ik?" zij deed haar best om even te glim lachen, „spreek nu maar niet over mij". Zij had den handschoen uitgetrokken en deed den ring van den vinger, „daar dokter, daar hebt u hem te uwer beschikking." Hij nam den ring en bezag dien trouwens met de grootste aandacht Het was een gouden band met een groenen steen, waarin een wapen was gegra veerd. Het was maar een voorwendsel, want hij ken de den ring immers al zoo lang. Hij begaf zich nu al spoedig naar de kast, die tegen den muur aan stond, zeggende: „Ik wil u iets toonen, juffrouw Lora, iets dat niemand ooit gezien heeft en ik ver zoek u dan ook, hetgeen u zult zien voorloopig ge heim te houden." Bij deze woorden deed hij de deur van de kast open. In het bovenste gedeelte daarvan, waar een gas buis doorjiop, brandden naast elkaar zes vlammen. Daarvan dat kon men bij de schemering van den korten winterdag nog duidelijk zien weren er drie, die buitengewoon helder straalden, zoo helder dat men het licht van de drie andere bijna niet zag. Lora stond nu dicht naast hem. Blijkbaar stelde zij nu toch belang in de zaak. „Hier, juffrouw Lora, dit zijn de kousen van het wereldberoemde „Baldinsche rromotheuslicht", zei hij nu, zakelijk en kalm. „en dit zijn de nieuwe Prallscbe kousen. Ik heb daar al twee jaren lang aan gewerkt, ja, de gedachte, die op toevoer van zuurstof in het verbrandingsproces berust, is nog van veel vroeger datum, want ik heb reeds, toen.. Hij zweeg even en ging toen voort: „Toen ik de patenten verkocht, geweten dat er nog verbetering aangebracht kon worden, maar de Isatste drie maanden ben ik daar eerst mee klaar gekomen". Hij schepte nu diep adem: „en let er nu ëens op, juffrouw Lora, deze kousen brandden thans al drie weken, dag en nacht Nu zal ik heden in uw tegen woordigheid, op de zes branders nieuwe kousen zetten", terwijl hij dit zei, haalde hij van een andere tafel zes nieuwe kousjes „hier weder drie Prometheus en daar drie Prall, u neemt den sleutel in bewaring en wij lakken die dicht met uw zegel ring, opdat ik bewaard blijve voor de verzoeking om er naar te zien, zoo, juffrouw Lora, vandaag over zes weken zullen we samen de kast weder openen, en ons overtuigen of ik mii vergist heb of niet Als mijn proef volkomen gelukt dan.... dan...." Hij zweeg plotseling midden in den volzin en greep haastig de hand van het jonge meisje, die daardoor den sleutel op den grond liet vallen. „In hemelsnaam, heb ik u doen schrikken, juffrouw Lora? Ach gaat u toch zittenhier een glas wa terdrink u even. Het is cok te warm voor u, in dit vertrek. Dwaas die ik ben". Maar Lora was al weder kalm. „Het is niets dokter", zei ze, „en u hebt niet de minste schuld. Wacht u nog slechts even". Ze poog de bedaard te spreken, maar dit gelukte haar niet en ze zat nu doodstil voor zich uit te staren. Hij zag wel dat zij droevig tt moede was en hij kwam zich zelf ongelooflijk hulpeloos voor. Hij had den. sleutel opgeraapt en weder op haar schoot ge legd. „Bevangt het u zoo wel eens meer, juffrouw Lo ra??" vroeg hij nu. „Ik heb den laatsten tijd a! meer malen opgemerkt, dat u er zoo ellendig uitziet dat komt zeker van het vele les geven.... in slecht geventileerde zalen „Neen, neen, waarde dQkter", riep ze nu op zon derling doffen toon. „Natuurlijkze bouwen scholen met een prach- tigen voorgevel, maar aan hygiëne denken ze niet, de arme leeraars, leeraressen en de kinderen zitten in overvolle klassen saamgeperst.het is een waar schandaal! Op de gewone dorpsscholen is het veel beter gestelddaar ventileert men door de dunne muren en de slecht sluitende ramen! Arm, lief kind, dat u is! Ik zal er eens met uw. oom over spreken"! Zij stak afwerend de hand op.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5