Schap Courant
KRACH
Zaterdag 2 September 1916.
59ste Jaargang No. 5660.
TWEEDE BLAD.
Brieven uit Engeland.
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
5^® nemen.is. Voor een rijksdaalder zou ik het ding nog toon-
-t "°g 8een.?t"k v0?r durv(® Ie8«8r- o™ maken. En dan zijn m'n sJhoenen nog
te schrijven, zei deze dame. MZe zouden er scheefgeloopea. Vooi* al mijn werken kan ik niei
11 nr tftö#>n oon rri Hom i.-iib-om -o, J
Amsterdam, 29 Aug. 1916.
De mannen zijn in het leger, en het werk, dat
vroeger door hen gedaan werd, wordt thans verricht
door vrouwen.
Dat lezen we herhaaldelijk in de kranten dat hoor
neten we honderd uit in Engeland, en oat hebben!
we aeJf meer d»n eens gezegd. Maar in hoever is
het waar? Zijn werkelijk de vrouwen opgekomen in
tienduizenden, honderdduizenden, om de groote ma
chine doen doorwerken?
Uit eigen ondervinding kan Ik zeggen, dat er heel
veel overdrijving bij is. Tk ken een dame. fei anti-
Duitsch en gloeiend voor vaderland, vorst, leger, vloot,
Jdlicoe en de heele rest. Van al onze Engelsche ken
nissen, was zij de ergste. Zij heeft verscheidene zusters
en één broer. De broer scheen van het leger niet,
vod te moeten Ihebben. Toen do dienstplicht begon,
was hij nog steeds burger Daarna be.höorde hij na
tuurlijk tot een der vele groepen, die gemaakt wer
den volgens de leeftijden, van getrouwden en onge
trouw den. Op een of andere wijze wist hij uitstel
te verkrijgen, en werd per slot ingedeeld bijl de aller
laatste groep der gehuwden.
Voor de zuster was dit natuurlijk minder prettig
Hoe vaak beklaagde zij zich niet tegen ons, aat zij
geen man was. Ziji zou zich Onmiddellijk als vrijwil
liger hebben aangegeven, den aliereersten dag. Haar
broer leed er tooi zoo onder, dat hij nog niet was
ingedeeld. Hi]\ werd er zuiver ziek van. Maar zijn
patroon kon hem niert missen.
Natuurlijk zocht deze dame oorlogswerk. Ik kan
niet precies meer zeggen van welke soort, of liever
van welke soorten. Want het eene was te zwaar,
het andere te saai, het derde begon te vroeg, en
het vierde eindigde te laat. Dat ae soldaten m de
loopgraven niet gevraagd werd, of de uren wel naar
zin waren, of dat de dienst niet te zwaar of misschien
te saai was, kwam niet bij haar op. Wel weet ik, dat
wanneer we deze jonge dame vroegen, hoe haar tegen
woordige betrekking tiaar beviel, wij het altijd over
een andere hadden dan zij, want zoo goed als zeker
was ze in do afgeloopen week of veertien dagen van
bezigheden veranderd.
En de andere dames, die we kenden? Laat ik zeg
gen, dat de meesten getrouwd waren en voor een huis
gezin hadden te zorgen. Toch kenden we er nog
verscheidenen. die voor niets hadden fe zorgen en,
voor zoover wij konden oordeelen, gerust een of ander
ten bate van het land op zien hadden kunnen
nemen. Maar van die allen, getrouwd of ongetrouwd,
geen enkele (iKts ten dienste van het rijk, direct of
indirect. Daarop moet ik twee uitzonderingen maken
1. Bijna alle dames breiden kousjes, mofjes, enz.
van khakiwol; de dame, over wie (ik het eerst sprak,
steeds met een handleiding voor zich, want ze kende
van breien precies zooveel als ik.
2 Er was één dienstmeisje bij ons in de straat,
dat. na ontslag uit haar betrekking, werk had ge
zocht en gevonden, op een ammunitiefabriek. Dat
dienstmeisje was een Hollandsche.
Veel goeds heb ik dus, uit eigen ervaring, niet te
zeggen over de Engelsche vrouwen en meisjes, wat
haar offervaardigheid betreft voor .the British Em
pire" in deze moeilijke tijden. Maajr tk zou niet gaarne
beweren, dat. ik een studie van de zaak gemaakt had,
of met èenig recht, door onderzoek verkregen, er over
mocht spreken. Niets van dien aard. Wat ik meedeel
zijn vslechts, eigen ervaringen, meer toevallig dan op
zettelijk opgedaan. En graag geef ik toe, dat we, in
dit opzicht, misschjen in een zeer ongelukkige om
geving geplaatst waren. Doch een artikel in de Daily
Mail het artikel waarover ik de vorige maal sprak
doet vermoeden, dat dit niet het geval was.
De schrijfster valt daarin haar sexe zeer hard. Hoe
ging het met veel meisjes en vrouwen in het begin
van den oorlog? zegt ze. Ze probeerden werk te vinden,
om liet land te helpen. Ze konden het niet direct
krijgen er was nog zoo weinig geregeld. Dat whs
genoeg Ne dien tijd probeerden ze eenvoudig niet
lens meer. Anderen, nog makkelijker uitgevallen deden
zelf geen moeite, doch hoorden van een vriendin, of
een vriendin van een vriendin, die geprobeerd had
en niet geslaagd was. Afdoende reden om door te
gaan met een leven van niets doen:
En dan degenen <he zich werkerlijk aanbieden. I - Ik ga morgen wandelen met een vriendin van
«Jm/ÏS. WaaId? Een werkgever zelf een dame, den winkel. Een net meisje en als u zag boe piek-
IffV J aan schnjf?er- van, het artikel in de fijn die Corrie er 's Zondags uitzie,... Ma mijn jurk
'j£ i K met ®an d«°3cen.k°1} Poot (led;gaat 't niet moer. Ik zie er uit dat t een scnaudaai
der meisjes, die zich aanboden in dienst
„Ik
over
een uur togen aan zitten kijken, voor' ze beginnen.
Wat willen degenen, die zich' komen aanbieden?
ze: ,(Hier ben ik. Ik ben een vrouw, dus
soldaat kan ik niet worden. Maar ik heb niets te
doen. Beschik over mijn tijd Zeg me wat ik doen
kan."
Niets van dien aard. Wat ze wenschen is. enkden
uren per dag werk. Én liefst zouden ze gaan naar
het Ministerie van Oorlog, omdat ze er een vriendin
hebben, die hét daar heel gemakkelijk heeft. Wan-
u^er ze dan hooren, dat de uren aan regeeringsbureau's
zijn van 9 |ot 5. staan ze een oogenblik plat geslagen,
en dan is het: „Maar jk sta nooit op vóór negenen."
Een flink Schotsch meisje bood haar diensten aan
«enige tijd geleden van 11 tot 3 Het is pijnlijk
duidelijk, zegt het artikel in de Daily Mail, dat ae
vrouwen niet echt gelooven, dat ze heusch n oo d i g
zijn, om de staatsmachine te laten draaien. Heft is,
om er medelijden mee 'te krijgen, wanneer men. ziet,
dat zo eigenlijk niet eens weten, wat werken is, Zij
denken, dat net een nieuwe manier is, om je te
amuseeren.
Wie dé Engelsche dames bezig wil zien, de dames,
die al haar tijd beschikbaar hebben en' voor niets
konden en behoorden te geven, aan het rijk, moet
maar eens een wandeling maken door Regent Street.
Oxford Street, Bord Street. Dapr zijn ze bezig
te winkelen. Je herkent ze aan haar schoenen.. W tt'e
schoenen. Wie werkt, heeft tegenwoordig geen tijd,
enj Zblfs geen zin. om aan witte schoenen te denken.
En houdt er ook geen dienstboden op na. om ze
keurig wit te maken eiken dag.
Die dames doen nog meer als winkelen. O ja. Ze
gaan naar buitenpartijen, die gegeven worden door
Mevrouw Die. of Lady the, en waar ze zich ver
dienstelijk maken voor" den lande, want er rijn
gewonde soldaten genoodigd. Ze gaan ook roeden oi
punten" op <te Theems, met officieren, die verlof
hebben. Zij rijden met gewonde soldaten in auto's
door Richmona Park. ZIJ verkoopen vlaggetjes voor
de Belgen, voor de Serven, voor de Russen, voor de
Frans enen! voor de soldaten, voor de matrozen, voor
roode en andere kruisen. En als ze dat vermoeiende
werk dien inspaxmenden arbeid moe zijn als lichaam
en geest om rust gaan vragen, dan gaan ze naar een duur
pension aan de ..seaside" en redden het land door den
pensionhouder haar geld te laten opstrijken.
Zoo zijn de Engelsche vrouwen, zegt het artikel in
de Mail. Maar dat ze zoo zijn. is met haar schuhS
het is <ie schuld van den man, die vóór den oorlog
de vrouwen stelselmatig buiten alle werk probeerde
te houden, en des te trotscher was naarmate hij' zijin
vrouw luier en luxieuzer kon houden. „Man has himself
to thank for the woman slacker."
12.
Niet voor mij zelf. Zoolang ik leef marcheert alles
wel, maar, als ik de oogen eenmaal sluit" hij
zag dat zij smeekend de handen op hief Lora,
spreek niet van je betrekking dat is op rijn best
toch maar een toegift. Het is - dat beken ik gaarne
een mooie roeping, maar de gedachte dat je daar
je geheele leven van zou moeten rondkomen, brengt
mij menigmaal laat mij eerst uitspreken, ik moet je
dit nog zeggen: hetgeen Ik je zoo even vroeg, werd
mij vanmorgen van andere zijde ook gevraagd.*.,
door,een hoogst achtenswaardig mensen
Dat was hetgeen zij zoozeer gevreesd had! Dat
gene waarvoor zij had willen vluchten....
Het was nu echter niet meer *e vermijden zij
moest antwoord geven, maar nochtans hief i j
handen smeekend omhoog en riep zij, in zieleangst,
"'loom Bruno.... lieve oom Bronot Ga niet voort.
Ik smeek u!"
„Mijn kind ik moet wel voortgaan. Als ik het nu
niet doe, dan moet ik het morgen doen. 0P.dfze/X'^e
met een paar woorden, kunnen wij dat niet aiaoen.
Ik zie dat je weet wat ik bedoel en dus zeg ik je
nu met ronde woorden dat de geheimraad mij ge
vraagd heeft of je hart vrij was.
Niets meor, mkar deze vraag in verband met zijn
geheele houding ten opzichte van jou is mijns in
ziens toch de inleiding tot iets anders, en juist omdat
ik dat meen ,wil ik je intijds de gelegenheid geven
om je zelve te onderzoeken. Ik wil echter niet den
minsten invloed on Je besluit uitoefenen. Je mo<
het vóór en het tegen wikken en wegen en dan zelve
beslissen, want je beslist daardoor over je eigen
ievenslot.
Hij schepte diep adem. Het spreken had hem
Moeite gekost Hij zag haar nu zijdelings aan. Haar
was geheel strak, alsof zij dien bedroefd was.
Ze zat onbeweeglijk het hoofd achterover, de half
gesloten oogen omhoog gericht rm
Het was toch zonderling zooals zij dit opnam, j
{)ad er niet op gerekend dat zij dit a^b.od
handen zou vastgrijpen en evenmin dat ze dadehj
®®.n. weigerend antwoord zou geven, ma®J. d
8,J kalm zou wikken en wegen, het voor h®.1.1®^"
*°u opsommen. Het was immers een besluit voor
h«m.r geheele leven.... Zijn verstandige Lora.
haa.n nu wanhopige gelaat M at ging -
kll'iT4 doodstil ln het vertrek. De oude hanjr-
k Hkte droefgeestig. De laatste zonnestraal g^een
?/®r mahoniehoute n tafel «heen. Eensklaps gi
nu:
door
H. VON ZOBELTITZ.
„OASE".
Dien Zaterdagavond was Fie thuis gekomen in een
vreemd-opgewonden stemming. Vroolijk, rumoerig, heel
ongewoon.
Wat scheelt jou? had oudere zus gevraagd, die
als steeds aan de naaimachine 'zat. Het wiel snorde
en de naald doorploegde het stugge goed..
Bét, zei moeder, die de vloer lag te dweilen,
dank er om. 't is al bij halfzeven. Je hebt nog
Triflor een klein uurtje. Schiet op, meid!
Mensch zanik niet, riep Bet uit, wier zenuwen
op 't uiterste gespannen waren, als je me jaagt,
kom ik heeiemaal niet klaar. M'n armen vallen bij
kans van me lijf. zóó moe ben ik,
Fie zat uit het naam te turen. Zij hield, in een
papiertje het geld vast, dat ze zooeven op „den win
kel" had ontvangen. Haar weekgeld, dat zij op 'n
kwartje na aan moeder moest afdragen. Voor de zes
gulden vijf en twintig, die straks in moeder's oude,
versleten beurs zouden verdwijnen, zou ze...
Maar Fie durfde er niet over spreken. Zij wist
trouwens dat 't niet baten zou.
Moeder begon «an koffie zetten te denken. Het
busje wafc laag.
Toen herinnerde zij zich...
Fie kind, geef eens gauw dien centen. Er is
geen kruimel meer in huis.
En voordat Keês thuiskomt is 't licht bij achten. Je
weet er alles van hé? Ik houd mijn hart al vast.
Hij is ween- bevriend met dien slampamper uit de
Bolstraat. Dat zal me weer wat geven.
Fie bleef zitten. t
Eerst lette moeder er niet op.
Kom schiet op, zei ze eindelijk, waar is 't geld
nou?
eens.
Fie barstte in jammerend snikken uit.
Het wiel van Bet's machine stond stil.
(Doe ik iets anders dan ploeteren van 's mor
gens vroeg tot in den nacht, riep oudere zus met
schrü-driftigen klank, nee, die is waarachtig goed.
Daar zit zeker een of andere jongen achter. Nou...
tnaar._ voegde zus met 't sproeterige bleek-ma gure
gezicht en de dof-vermoeide oogen erbij, zoek jij dan
maar een beter kosthuis, madam. Als-je met die kuren
begint!.^.
Wij zorgen voor ja kloeren, je hebt al-Vat je hart
begeert.Neen, daar zal ik vanavond Kees eens over
spreken. Die zal jou wel mores leeranl
Fio beefde toen oudere zus 't zei. Zij was doods
bang voor den broer met z"n grove, harde knuisten.
Als Kees een borrel op had wat heel dikwijls ge
beurde dan was zelfs moeder bang voor hem;
deed ze erg beverig tegen Kees om hem kalm te
houden. Bet zweeg dan doorgaans. En Fic vluchtte
naar zolder. Een paar maal had Kees haar een por,
een stomp gegeven, tegen 't magere lichaam, en als
Fie er aan dacht, dan voelde ze nog de striemende
pijn door haar spieren trillen....
Wacht maar. herhaalde Bet, ziende hoe 't in
sloeg, tot Kees thuis komt. Dan zul jij wel andera
piepen.
Wat kan mij 't ook schelen, riep Fie eensklaps
uit fen re smeet net papiertje waarin gdd gewikkeld^
op ide tafel, daar heb-ie de centen. Geluk ermee!...
En zij holde naar boven. Wierp zich op haar bed.
Lag daar te snikken, na het knipje op de deur ge
schoven te hebben, want het schrikbeeld van Kees
stond haar nog altijd voor oogen. Ze dacht eraan,
hoe morgen Corrie de straat op zou stappen met haar
keurig zomerjaponnetje met haar fijne schoentjes
niet zeer hoogo hakken. In 't snoezige taschje, dat
ze bij zich droeg zat altijd geld. Voor Fie waren de
Zondagen dor-vervelend, ondragelijk eemonig. 't Be
gon met moeders jeremijaden over het schijntje kost
geld, dat Kees thuis had gebracht. En telkens luisterde
zij. of Kees altemet niet op kousen naar beneden
kwam.... Als zij gestommel hoorden werden ze bleek
van angst. Begon moe gauw over iets anders te praL
ten. Ze slurpten koffie en kauwdea.de boterhammen,
waar ter eere van den Zondag een dun droog plakje
kaas of worst op was gelega. Dan ging moe over
haar krantje zitten dutten, terwijl Bet naar roman
uit de leesbibliotheek opnam. Eindelijk verscheen broer
Kees katterig, knorrig, nijdig. Hij" liet dadelijk je
never halen, ten minste als een kameraad, hem niet
zat te wachten. Zoo ging de saaie Zondag voorbij.
Een enkele maal kwam een tante of een nichtje aan-
loopen. En dan zeiurden de vrouwen telkens geeu
wend over duizendmaal besproken dingen. Bet was
in haar spannenden roman verdiept; vond.'t lam dal
zij in haar lectuur gestoord werd. Fie ging dan wel
eens 'a straatje om. Kwam soms een kennisje tegen
van den wintel een van de meisjes, die even
prm en schamel waren als ze zelve. Ze gingen de
rtad in, maar ze haddein weinig last van de even
zeer wandelende avond-joggies. n Heel enkele keer
was 't gebeurd dat zóón manneken met haar mee
liep," of dlat Fie en 't andere meisje met hard gegil
wegrenden doende alsof men ze achtervolgde. Ein-
debjk waren ze vermoeid van 't drentelen. Gingen
ae huis-toe. Geld om" ergens in te gaan in een
bioscoop of «en melksalon of een taartjeswinkel hadden
ze niet.
Zoo gingen da Zondagen voor arme. Fie om.
Dien Zaterdagmiddag was 't gebeurd dat Corrie zich
vinden li* onj voor den volgenden dag met haar
af te spixsken.
Maar Fie was er zeker van, dat wanneer de andere
haar plunje zag zij er voor bedanken zou om
toet haar over straat te gaan. Uit allerlei oude strikjes
tan brokjes lint wist zo nog iets to kalefateren om over
haar versleten jurk te plooien. Zo zat te j>eutaren aan
haar Zondagscne hoedje te smeren aan d'r laarzen'
naaien aan haar handschoenen.
En den Zondag erop, tegen zes uur, ontmoette zij
piekfijn-elegant-geparfumeerde Cor. Die haar van 't
hoofd tot de voeten opnam.
Nou zullen wij feens 'n mop hebben, zei Cor op
zeker oogenblik misschien ontmoeten wij straks
een kennis van mij...^^H
Een Delftsche student, zie-Je. Hij is katholiek, en
daarom wil onze familie niet van ons engagement
weten. Maar over een maand of wat wordt-ie meer
derjarig en dan wordt 't publiek. 1 Kon zijn, dat
Ferdinand een vriend van 'm meebrengt.... Weet
je wat jij nu moet doen? Je moet zeggen, dat je
bij mij in betrekking komt over een piar weken. Je
doet er mij een pleziertje mee, en.... en.... Cor
„Nooit.... nooit!" toen sprong zij haastig op en
bedekte zij het gêlaat met de handen. Daarop viel
zij voor den ouden man op de knieën, snikkende:
„ik kan uiet. oom.... ik kan het niet.... nu niet
en nooit".
Het gelaat van den grijsaard werd nu pijnlijk ver
trokken. Dit „nooit"' doofde een lichtstraal ln zijn
hart uit en hij wist bovendien hoe diep dit een
ander zou Smarten.
Maar hij antwoordde haar niets dan:
„Kindje men moet niet zoo beslist „nooit., nooit
zeggen".
Hij légde daarbij de band liefkozend op haar
hoofd, zeggende:
„Denk maar eerst nog eens kalm na, Lora, met
de woorden van Tosca voor oogen: BIJ kalm over
leg schijnt alles ons niet zoo moeilijk toe dan wij
op het eerste oogenblik meenden dat het wel zou
zijn."
HOOFDSTUK X.
Kerstmis was voorbij.
Een stil en ernstig, feest voor Lora. De kleine
kerstboom flikkerde voor den ouden oom en voor
haar samen.
's Middags werd er een mand met prachtige rozen
bezorgd, met een kaartje van Moller-Sieghard daar
aan bevestigd. Lora was hem dankbaar dat er geen
regel schrift bij was, dat hij haar geen „vroolijke
feestdagen" toe wenschte.
Ze kon nu immers niet vroolijk zijn.
Zelfs de brief van Hardi had haar koud gelaten.
Wachten, maai1 steeds wachten", had deze ge
schreven, „jelui koude gevoelsmenschen. Een half
iaar lang elkaar niet mogen zien of spreken! Jelui
weten niet wat dat voor ons is. Het is ons van veel
geluk berooven! Lora, ik begrijp dat niet, begrijp
jou niet Is dat vriendschap? Ik heb mijn ooren niet
willen vertrouwen toen papa mij zei dat jij dien
raad had gegeven. Hoe kon jij dat over je hart ver
krijgen! Maar wacht maar. Dat half jaar gaat voor
bij en zal geen verandering brengen in mijn liefdë
of in die van Conny".
En daaronder:
„Ik ben woedend op je. Kom spoedig bij mij, op
dat ik je mooie oogen kan uitkrabben. Ik moet je
ook mijn kerstgeschenken toonen
Misschien had zij een slechten raad gegeven, mis
schien zou dit half jaar bij Hardi geen verandering
aanbrengen. Misschien ware het beter gewees, als
de oude heer haar in eens „neen" had gezegd.
Maar dat alles baatte nu niet meer.
De school was weder begonnen en Lora had ge
hoopt, dat de geregelde bezigheden haar weder kalm
stemmen, dat zij haar levenslust en haar vroolhk-
h,eid terug zou krijgen. Maar ook daarin zag ze zich
teleurgesteld.
Lor.i k -am nu met de zware tasch onder den
arm van et instituut terug en liep de binnenplaats
over, inngs den muur been, waar een smal voetpad
monsterde haar nog eens van hoofd tot voeten,...
en.... voor jou is 't misschien ook.... hé?....
Fie knikte .an liat best was.
Toen stapten zij voort
Daar zit-ie, zei Cor opeens, terwijl zij langs het
raam van een groot café gingen.
Een meneer tikte met z'n stok legen de ruit en
wenkte.
Vooruit maar, zei Cor lachende.
Neen maar.... zeg.... protesteerde de andere.
Doch ze waren al binnen.
Ferdinand met vuurrood gezicht en lichtelijk
onvaste bewegingen .maakte grotesk-overdreven sa-
luut
Dames, riep hij uit de meisjes met lodderige
fuif-oogen aankijkend magmag ik je voor
stellen mijn vriend
De rest bleef weg.
De vriend was nog iets meer doezelig dan Ferdi
nand. Vroeg wat Fie gebruiken zou.
Glaasjes port werden gebracht
Cor was uitgelaten.
Zullen we uitknijpen, zei Ferdinand, trachtend
op z'n horloge te kijken waarheen jongelui?....
En Cor praatte over de prachtige nieuwe film in
de bioscoop, waar ze onlangs geweest waren.
Hij herinnerde zich toch el
O ja, zei Ferdinand, uitstekend. En hij be
stelde taxi. Voelde zich te „lui" om te wandelen.
Fie leefde als in een droom. Ze had twee groote
glazen port gedronken on zij gaf zich over aan de
nieuwe, zalige genieting, Ze zat in de heerlijk vee-
rende kussens van de taxi. De vriend van Ferdinand
was nog een heel jong-blond ventje met zacht baar
deloos gelaat en vriendelijke kinderoogen.
Fie merkte wel, dat hij te veel gedronken had,
maar z'n hoffelijke, aijdige manier van doen vond
zij goddelijk. Hij streek over haar hand en zij voel
de, hoe vrouwelijk-zacht zijn vel was.
Ze waren in de bioscoop en v^anneer het licht uit
ging, legde de vriend van Ferdinand zijn arm om
haar middel. Eenmaal boog hij zich over Fie en
kuste haar. Zij voelde de aaii aking van zijn zachte
lippen en sloot de oogen, zich overgevend aan de be
koring van het oogenblik herademend van de
dorre, nare eentonigheid van haar ploeterleven
Er werden sherry-coblers besteld en eene vreemde
stemming van maar half begrijpen kwam over haar.
De vriend van meneer Ferdinand fluisterde haar lie
ve woordekens toe. En zij maakten afspraak, voor
den volgenden Zondagavond. Dan zouden ze eerst
's middags gaan toeren ergens dineeren en dan
weer ergens heentrekken bijvoorbeeld naar een
music-ball, waax zoo'n prachtig strijkje was. Ze
luisterde met innig welbehagen naar het smakelijk
vertellen van Ferdinand's vriend. Toen was de bios
coop-voorstelling afgeloopen. Ferdinand en Corrie
gingen nog naar een café waar muziek werd ge
maakt. Maar Fie dacht met angst aan thuisHet
v as elf uur. Al een half uur te laat!Als Kees
bij toeval thuis wasZe had een zwaren, harden
strijd te voeren. Even kwam het bij haar op om
den brui te gevep aan alle bezwaren; mei de an
deren mee te gaan. Maar de angst voor broer Kees
overwon.... En eensklaps waren Corrie, Ferdinand
en de vriend verdwenen. Zij had hen in de
triestige stemming van plots weer alleen te zijn
achterna willen loopen. Maar ze waren weg. ZIJ
hoorde niet, hoe Ferdinand den vriend had toegeroe
pen: Kerel, laat schieten, laat loopen!.... Wees blij
dat je er van af bent!
In de woelige Zondagavondstraat moest Corrie
naar huis loopen .Van haar kwartje had ze nog net
genoeg over om een stük van den weg te trammen.
Dan hield ze geen Gent meer over, maar het kon
haar niet schelen. Ze dacht aan het heerlijke van
den volgenden Zondag weer uren lang in het gezel
schap van meneer Ferdinand z'n vriend te zullen
doorbrengen.
En toen den volgenden ochtend Corrie op den
„winkel" stugger, stroever dan ooit tegen haar was,
trok Fie zich daar heeiemaal niets van aah.
Allemaal jaloezie, dacht ze.
Drie dagen lang heeft de recherche een week later
moeten zoeken naar het meisje, dat kans had gezien
om op den „winkel" waar zij werkte een kleine der
tig gulden aan pas ontvangen geld te stelen. De
dievegge werd gevonden in een naburig plaatsje,
waar ,ze zich met het restantje van gestolen geld
had weten te verschuilen. Toen Fie den volgenden
Zondagavond, verscheen op de afgesproken plaats,
had zij haar nieuwe jurk aan, die ze zich van het
gestolen geld had aangeschaft om er mooi uit te
zien voor den vriend van meneer Ferdinand, die ze
ln huis bij een meisje van het atelier had aango-
trokken, daar moeder had ze verteldniots we
ten mocht van het door haar stillétjes opgespaarde
geld. En broer Kees het allicht zou hebben verno
men.
Fie heeft met bonzend hart staan wachten. Maar
ln de sneeuw was gebaand. Zij liep als Iemand die
doodmoe was, langzaam voort met voorover gebogen
hoofd.
Toen zij lange het laboratorium kwam, hoorde zij
iemand tegen het raam kloppen. De sneeuw stoof
van de'vensterbank op haar mantel, aen paar vlok
ken kwamen op haar wangen terecht, zoodat zij
even schrikte en opkeek.
Eugène Prall stond aan het venster, hij knikte
haar toe en vroeg:
„Juffrouw Lora, hebt u een zegelring aan den
vinger?"
Lora glimlachte nu even.
„Mijn zegelring? Zeker, Wat moet u daarvan heb
ben?" antwoordde zij.
„Wilt u even binnen komen? Een laboratorium
is toch neutraal gebied".
Zij was al meermalen met haar oom daar geweest
en zij was ook veel te verstandig om daar iets in
te vinden, maar nochtans aarzelde ze nu.
„Ik zou u graag iets laten zien, juffrouw Lora",
ging hij voort. „Het staat in verhand met den ze
gelring/'
Zij knikte toestemmend.
„Nu goed dan, dokter", zei ze daarop, een paar
passen vooruitgaande, naar de deur toe.
De dokter kwam haar al tegemoet en zij ging nu
haastig het gebouw binnen. Eigenlijk was dit maar
de keuken van het gebouw, maar Prall had die zeer
handig in een laboratorium herschapen, de stook
plaats vergroot en langs de ramen een soort werk
tafel gemaakt, waarop Allerlei toestellen stonden.
Zelfs een kleine dynamo was in een hoek te zien.
„Wat hebt u toch dokter?" vroeg ze nu, de tasch
tusschen allerlei voorwerpen op de tafel neerleggend.
Zij schoof nu haar bontmutsje een weinig achteruit,
en streek zich het haar van het voorhoofd.
Hij stond nu dicht vóór haar en keek haar aan
dachtig aan.
„U ziet er niet goed uit, juffrouw Lora", ging hij
nu hoofdschuddend voort Het klonk zeer bezwaard.
„Zoo vermoeid.... zOo afgemat,, ik weet het niet.."
„Ach ik?" zij deed haar best om even te glim
lachen, „spreek nu maar niet over mij".
Zij had den handschoen uitgetrokken en deed den
ring van den vinger, „daar dokter, daar hebt u
hem te uwer beschikking."
Hij nam den ring en bezag dien trouwens met de
grootste aandacht Het was een gouden band met
een groenen steen, waarin een wapen was gegra
veerd. Het was maar een voorwendsel, want hij ken
de den ring immers al zoo lang. Hij begaf zich nu
al spoedig naar de kast, die tegen den muur aan
stond, zeggende: „Ik wil u iets toonen, juffrouw
Lora, iets dat niemand ooit gezien heeft en ik ver
zoek u dan ook, hetgeen u zult zien voorloopig ge
heim te houden."
Bij deze woorden deed hij de deur van de kast open.
In het bovenste gedeelte daarvan, waar een gas
buis doorjiop, brandden naast elkaar zes vlammen.
Daarvan dat kon men bij de schemering van den
korten winterdag nog duidelijk zien weren er
drie, die buitengewoon helder straalden, zoo helder
dat men het licht van de drie andere bijna niet zag.
Lora stond nu dicht naast hem. Blijkbaar stelde
zij nu toch belang in de zaak.
„Hier, juffrouw Lora, dit zijn de kousen van het
wereldberoemde „Baldinsche rromotheuslicht", zei
hij nu, zakelijk en kalm. „en dit zijn de nieuwe
Prallscbe kousen. Ik heb daar al twee jaren lang
aan gewerkt, ja, de gedachte, die op toevoer van
zuurstof in het verbrandingsproces berust, is nog
van veel vroeger datum, want ik heb reeds, toen..
Hij zweeg even en ging toen voort:
„Toen ik de patenten verkocht, geweten dat er nog
verbetering aangebracht kon worden, maar de Isatste
drie maanden ben ik daar eerst mee klaar gekomen".
Hij schepte nu diep adem: „en let er nu ëens op,
juffrouw Lora, deze kousen brandden thans al drie
weken, dag en nacht Nu zal ik heden in uw tegen
woordigheid, op de zes branders nieuwe kousen
zetten", terwijl hij dit zei, haalde hij van een
andere tafel zes nieuwe kousjes „hier weder drie
Prometheus en daar drie Prall, u neemt den sleutel
in bewaring en wij lakken die dicht met uw zegel
ring, opdat ik bewaard blijve voor de verzoeking om
er naar te zien, zoo, juffrouw Lora, vandaag over
zes weken zullen we samen de kast weder openen,
en ons overtuigen of ik mii vergist heb of niet Als
mijn proef volkomen gelukt dan.... dan...."
Hij zweeg plotseling midden in den volzin en
greep haastig de hand van het jonge meisje, die
daardoor den sleutel op den grond liet vallen.
„In hemelsnaam, heb ik u doen schrikken, juffrouw
Lora? Ach gaat u toch zittenhier een glas wa
terdrink u even. Het is cok te warm voor u, in
dit vertrek. Dwaas die ik ben".
Maar Lora was al weder kalm.
„Het is niets dokter", zei ze, „en u hebt niet de
minste schuld. Wacht u nog slechts even". Ze poog
de bedaard te spreken, maar dit gelukte haar niet en
ze zat nu doodstil voor zich uit te staren.
Hij zag wel dat zij droevig tt moede was en hij
kwam zich zelf ongelooflijk hulpeloos voor. Hij had
den. sleutel opgeraapt en weder op haar schoot ge
legd.
„Bevangt het u zoo wel eens meer, juffrouw Lo
ra??" vroeg hij nu. „Ik heb den laatsten tijd a! meer
malen opgemerkt, dat u er zoo ellendig uitziet
dat komt zeker van het vele les geven.... in slecht
geventileerde zalen
„Neen, neen, waarde dQkter", riep ze nu op zon
derling doffen toon.
„Natuurlijkze bouwen scholen met een prach-
tigen voorgevel, maar aan hygiëne denken ze niet,
de arme leeraars, leeraressen en de kinderen zitten
in overvolle klassen saamgeperst.het is een waar
schandaal! Op de gewone dorpsscholen is het veel
beter gestelddaar ventileert men door de dunne
muren en de slecht sluitende ramen! Arm, lief kind,
dat u is! Ik zal er eens met uw. oom over spreken"!
Zij stak afwerend de hand op.