Schaper taant. TABAK van J. R. KEUSS KRACH TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. Brieyen uit Engeland» Zaterdag 30 September 1916. 59ste Jaargang No. 5876. FEUILLETON. ZIJN BRIEVEN. Hij zat in de kamer waar de gordijnen waren neer gelaten. Zij, die de begrafenis hadden bijgewoond, war ren nu weg. Een oude tante had bij nem gezeten, een van z'n handen in de hare gevat en trachtend hem te troosten op teem enden, lijmerigen toon. 't Is een bitter geval voor je, jongen, had tante Mientje gezeurd, maar je moet denken; Louise is nu gelukkig. Ze was een best, braaf vrouwtje. En wat zou zij verder aan t leven hebben gehad met die verschrikkelijke kwaal, hé?,... Je weit toch ook; tegen kanker zijn geen kruiden gewassen. Zoo zit 't hier, dan weer daar. 't is wreed om te willen, dat pen, mensch zulk een lijden zou moeten doorslaan Louise verlangde er zelf naar..... Hy hoorde niet wat tante zei Hunkerde er slechts naar om alleen te zijn met zün verdriet. Eindelijk had de oude ziel begrepen dat ze moest gaan. Zij had Fcrdinand op 't voorhoofd gekust. Hij schelde de meid, die tante moest uitlaten. Een poosje praatte ze nog me iKaatje bij de straat deur hoorde hij. Toen werd het portier van een rijtuig dichtgeklapt Een paard hoef trappelde door de stille straat Hij was nu alleen. Zijn oog viel op de deur, waar Louise altijd binnentrad. Ilij zag voor zich haar smal, bleek, glimlachend gezichlje inet de treurige oogen, Dan knikte zij tegen nem... Dag, vent je, ben je daar weer?... En zij kwam dicht bij hem staan. Leunend op z'n schouder. Altijd met dat droef- geestig-peónzende. Als hij haar vroeg, of ze soms weer pijn had schudde zij bijna altijd van noen. En soms was 't nem ook wel eens geweest, of er nog een andere dan lichamelijke oorzaak van haar bedruktzijn moest wezen. Maan- hij kon 't niet doorgronden. Üuar stand Louise d'r schrijftafeltje, 't Was Fcrdinand een behoefte om nu smartepijn zoo fel, zoo hevig moge lijk te gevoelen,... Hij ging in haar stoeltje zitten en opende het bureautje. Daar lag de welbekende map, waar ze haar brieven in besvaarde; en daar t laatste huishoudboekje ,daar was het kistje met huishoudelijke kwitanties en rekeningen. Toen hij voor 't eerst na haar dood d'r hand schrift weer voor zich kreeg ging 't hem in de keel knellen. Hij ging naar de kamerdeur en deed die op slot. dat ae meid hem bijgeval niet zou komen stopen.... Toen sloeg hij de handen voor het gelaat en barstte 't uit Als een knaap lag hij met het gelaat op een arm te schreien. De wanhoop overrom pelde hem. Hij beet in z'n zakdoek, dat Kaatje in de keuken hem niet zou hooren. Hij rustte met het voorhoofd op de map van ge storven vrouwtje. En hij gaf zich ovct aan zijn mate loos, radeloos verdriet. Er werd gescheld.. Ilij trad snel naar de deur... t Was zijn zuster Clara. Maar hij kon, hij \tildo nu niemand zien. Clara was er trouwens niet het mensch naar om te begrijpen, hoe hjj nu leed Hij hoorde haar snel de trap opgaan; ze wilde de deur openen... Fer, riep zij', ik bent 't, Clara maak 's open. Och kind, wist hij te zeggen, maar ze moest natuurlijk hdoren, dat hij geschreid had aan don klank van z'n stem ik heb zoo'n hoofdpijn. Kom liever een anderen keer..., Toe, Fer. hield zuster aan doe nu de deur open. Ik heb lekkere eau de cologne voor je meege bracht. Geloof me, geef je toch niet zoo over aan je verdriet, jongen. Laat me nu maar eventjes binnen, fk ga dadelijk weer weg. Neen, Clara. wees er niet boos om, kind zei hij maar nu kan ik met niemand praten. Ik zal próboeren wat te rusten. Adieu. De groeten aan Karei 1 Nou, ga dan ook wat slapen. Dat is best' voor je. Misschien komen Karei en ik straks nog even aan... Zij vertrok. Met Kaatje praatte zij nog een heel en Öjd. Toen werd 't weer stil in 't huis. waar een uur of wat tevoren gestorven vrouwtje uit was ge dragen. Hij schalde de meid. Zei, dat ze wel uit kon gaan. Hij liad op een strookje papier geschreven „Bezoeken kunnen met worden gewacht'. Dut moest zij op de straatdeur plakken. Dun was hij van hel geschel af. En Kaatje kon wel tot elf uur uitblijven. Maar u moet toch iets eten, meneer zei het meisje, den bleeken zielsbedroefden man met echt me delijden aankijkend. Ilij schudde van noen. Beduidde haar met eeua handbeweging dat ze nu moest gwi. Nog even weifelde Kaatje. Muar zij durfde mets moer zeggen. Zachtjes vertrok ze, de kamerueur schier geruiscinoos achter zich sluitend. En dat rustige deed Ferdinand goed, t as ui er na de uitbarsting van verdriet nu een vreemde kalmte over hesn kwam. Hij ging in bet bureautje van Louise zoeken; oude brieven doorlezen. Een bundeltje mot verlept blauw lint gehouden, durfde hij niet openen. Dat waren wist bij de brieven die ze met elkaar gewisheid hadden in hun engagementstijd. En ook het loketjjc, waarin t portret lag van ioosje hun eeltig kind dal op driejarigen leeftijd was gestorven't portret' en nog wat herinneringen -- dat bet Ferdinand nu dicht. Daartegen was hij voelde hij niet bestand. 't Begon al wat te schemeren. En hij stak het gas achter de gesloten gordijnen aan. Hij was in vreemde, geagiteerde stemming. Lachte plotseling om oen mop, die hem inviel. Lachte lang. proestte t zelfs uit.... En schrok toen van zijn vroolijklpiid. Hij ging naar benoden in de huiskamer en nam uit net buffet een flacon cognac. Ferdinand schonk zich een half waterglas vol en nam een paar groote slokken. De flakon en het glas gingen mee naar boven 't Was ol gaandeweg de pijn van 't verdriet ver vaagde doordat het oenken aan het groote ongeluk, dat hem gekomen was, loomer in hem went Hij bleef almaar zoeken in de laadjes en loketjes van Louise's schrijfbureau. En heelemaal achteraan in een vak, dat hij nooit gemerkt had, lag een pakketje, dat gesloten was met een paar dikke zegels. Op een paar plekken waren brandy lekjes te bespeuren alsof men het pakket had willen verbranden, maar t toch lenslotte gespaard had. Hij scheurde l open. 't Waren vijf of. zes brieven. En plotseling vloog Ferdinand' op. Hij woelde door z'n haren en z'n oogen puilden uit de kassen. Droom de hij?... Was 't een visioen, eene hallucinatie, door den cognac berokkend in z'n overspannen toestand?.. Hij ging naar het raam en trok een van de gordijnen open. Hij zag de straat in. Neen hij waakte wel dege lijk. Daar gleed de tram, waar de electrische lichten reeds in glansden, over de rails. Aan den overkant der straat was lals altijfd de slager bezig zijn klanten te bedienen. Hiji vertelde aan een dienstmeid van z'n buurman aardigheidjes. Ferdinand zag Truitje van den 'leeraar schateren van de jool zeker, ?Truitje, die 's avonds bij Kaatje op visite kwam. Hij herkende al die bekende gezichten. Hij waakte. En daar lagen de brieven. Van Meerman aan Louise.. De jongste ervan was van ruim een jaar geleden. Ik kan mij volkomen in je toestand verplaatsen, mijn lieveling, schreef Henk Meerman en ik eerbiedig de overwegingen die je ertoe leiden om je plicht als gade te Stellen boven wat je hart je zou doen verkiezen. Wees gerust, ik zal verder in het onvermijdelijke berusten, hoe zwaar 't me ook valt Mijn groote, heerlijke troost is het besef, dat je mij even liefhebt als ik je aanbid, mijn engelj Je weet, dat het leven naast Gertrude voor mij een even zwaar offer is als dat voor jou het moeten veinzen van liefde voor je man. IVtaar ik heb toen wij de vorige week elkaar ontmoetten op 't Sport- feest van je lippen gehoord, dat je mij liefhebt Tk heb de zaligheid genoten van je te moge i kuss'tn, zonder dat je hoog eergevoel als vrouw zich immers iets te verwijten heeft. Misschien zal de toekomst nog de mogelijkheid brengen, dat wij elkander eenmaal zouden toebchoorem. In afwachting daarvan Voor de derde maal had Ferdinand zich weer cognac ingeschonken, 't Brandde nu in zijn ziel Met gebalde vuisten stond hijdaar bij het portret van de ovenedene. En langzaam ontkiemde in zijn gemoed onverzadig- lijke behoefte om zich te wreken.. Hij had gewacht Zich beheerschende met eene in spanning, waarover hij zich zelf verbaasde. Hij was vriendschap voor Henk Moerman blijven huichelen. Om te' weten, precies te weten, wanneer hij kon handelen.... Nu wist Ferdinand. Hoe Henk Meerman er bty stond; hoe wrak en wan kel z'n finantieele positie was. Meerman en zijn vrouw waren met huwelijksche voorwaarden getrouwd. Ger trude moest machtiging geven om 't geld los te maken, dat Henk voor 't oogenblik zou redden. Zij hadden erover zitten praten een dag te voren. Meerman had geen flauw besef dat Ferdinand wist.. van de brieven, in Louise's bureautje gevonden. Zal zij 't doen? had htt den and» toevertrouwd je weel - ons huwelijk is goen ideaal verbintenis. Tructe heeft 'n eigenaardig karakter. Ze is niet on- goc<Jiarti> weet je, maar zoo ialoerech.... Zoo koppig soms.... En al» re weigert, dan ben ik naar de haaien. En 'i ongeluk is, dat ik haar natuurlijk geen klaren wijn kan schenken. Voor jou heb ik geen geheimen.... Je begrifjpt me natuurlijk. Ik moe* een heel net. van verzinsels bedenken.... Jij moet me een handje helpen, ouwe jongen. Dat is goed zei Ferdinand, en hij zorgde er- voor. Jat Henk hem op dat moment niet aankeek. Niet kon zien, wat er ondanks al z'n ijzeren zelfbedwang op Zijn gelaat en in zijn oogen was te lezen. En den dag erna, toen hij wist, dat Henk niet voor den laten namiddag in de stad terug zou zijn.... 't Was zaak om zich nu te .haasten, te zorgen, dat hij niet achter 't net vischté, schelde Ferdinand aan 't huis van Henk Meerman aan. 't Was nog vroeg in den namiddag. Mevrouw Gertrude was thuis. Ferdinand trof 'L Zij kwam bij hem in de ontvang- kamer Wei, mijnheer do Graaf, zei ze, dat is een verrassing. Jammer, dat Henk niet thuis is. Kom in de huiskamer. Een kopje ihee? En tegelijk verbaasde zij zich over 't ongewone van z'n doen. Ontstelde. Werd doodsbleek. Er is toch niets met Henkl? riep zij hit denkend dat hij ongelukstijding kwam brengen. Hij stelde haar gerust. Had gezien, hoe de gedachte, dat Henk iets overkomen was, Gertrude deed ont stellen. Even kwam de gedachte bij' hem, op, haar te sparen.... Leefde er deernis in hem met de vrouw, die hij zou gaan martelen. Toen haastte hij zich bang dat hij ten slotte toch nog te zwak zou zijn om de wraakneming, waar hij tWee jaar lang op' gezonnen had, te volvoeren. Fan dinond haastte zich.... Hö vertelde haar. Liet Ger trude de brieven lezen, die Henk aan Louise indeh- had geschreven.... De Drieven, die hij gevonden had onder de pepieren van zijn doode vtouw dien dag. toen hiji overstelpt werd door verdriet na de liegrafenis.... Hij vertrok spoedig, 't Zien van de zielpijn op 't bleeke gelaat van de gefolterde vrouw kon hij' niet langer verduren. Maar hij wist, dat zijn toeleg gelukt was. Hij had 't voor zich gezien ook zeer scherp en duidelijkdeze vrouw zou den echtgenoot, die haar jarenlang bedrogen had niet steunen. 't Is een wonder geweest, dat Ferdinand er niet het leven bij heeft ingeschoten.- Toen zij plotseling •samen op het trambalkon stonden vlak over elkaar Meerman, in dolle wanhoop over zijn niet meer tegen te houden ondergang, wetend, wie de ramp van Gertrude's onvermurwbare weigering over hem gebracht had en Ferdinand ae weduwnaar. Meerman had zich in de laatste dagen, terwijl hij nog in zijn radeloosheid poogde hier en. daar geld los te krijgen telkens een roes gedronken. Hij was overprikkeld, driekwart beschonken, toen Ferdinand over hen^ stond op de tram. En eensklaps had hij den gewezen vriend beet gegrepen en voordat Iemand 't verhoeden kon geslingerd van de tram. Op dat oogenblik kwam een auto aanschieten en had iemand Ferdinand niet snel aangevat Moerman zou een moord op z'n geweten hebben gehad. Hij stond terecht en het O M. vatto de zaak zeer ernstig op. Bij den val van de tram had Ferdinand een ernstige Deenkwetsuur opgeioopen en moeizaam strompelend, leunend op een stok kwam hij, als eerste getuige charge voor de rechters. Dc dokter had zijn technische omschrijving van het met hem gebeurde gegeven. En u lijdt nog steeds vrij hevige pijn? vroeg de president den getuige Niet zoo heel erg, antwoordde Ferdinand. Even richtte hij het oog naar beklaagde don geruïneerden, tegronde gerichten man. En voor zijn geest kwam de brief die hij gelezen had. dien dag van Louise's begrafenis, toen hy de gordijnen openschoof om zich te vergewissen of hij niet droomde., Toen glimlachte Ferdinand, de eerste getuige charges. Wat er na zijn bezoek aan Gertrude in hem geleefd had aan deerW en wroeging vervluchtigde. De grijns vertolkte de helsche genieting, die de ziel des mensch en smaakt door wraaks- bevrediging MAITRE CORBEAU. ALKMAARSCHE 19. door H. VON ZOBELTITZ. De procuratiehouder was nu weer vertrokken en Willy zat daar ter neder met beide handen aan het pijnlijk bonzend hoofd. Hij hoorde buiten op straat allerlei geschreeuw en getier en begreep dat dit hen gold. Af en toe een krijschende stemSalester I De dieft De bedrieger' Bandieten' Morgen zouden ze misschien al roepen: Moller Sieghard!' Af en toe kwam één der kurken naar hem toe met een of andere vraag en telkens als hij hen zag aankomen, trilde Willy reeds, vreezende dat hel weer een jobstijding zou zijn, Tot tweemalen toe was Krause naar beneden gekomen om. namens zijn meesteres te vragen of de jonker naar boven kwam, of dat men hem zijn tweede dé jeuner beneden moest brengen. Toen dc oude man nu wederom met een ont wijkend antwoord terug was gezonden, stond Maria Apclhode in de gang op hem te wachten. Zij zag hem vragend smeekend aan en hij schudde ander maal het hoofd. En daarop zuchtte hij„Wat men al niet moet beleven, juffrouw Marietje", terwijl hy ui de keuken verdween. Marie bleef nog een poosje staan, tegen den muur aan gedeund, met diep gebogen hoofd bijna alsof de zware, bruine vlechten platgedrukf moesten worden. De ééne traan na den anderen stroomde haar over de wangen. Zij begreep alles nog wel niet, maar toch gevoelde zij in haar liefdevol warm hartje, dat hier een onweer in de lucht hing. AI een paar dagen, sedert de onverwachte thuiskomst. Donkere tooneelen uit haar eigen verleden verrezen voor haar oogen, uit de dagen toen zy het lyk van haar vader uit droegen ea> vreemde mensch en haar kwamen zeggen dat zij het ouderlijk huis moest verlaten... Zou nier m haar tweede tehuis iets dergelijks plaats vinden? Zou éénzelfde lo* Willy wachten? Alles was zoo verandert alle vxoolykheid was verdwenen. Vooral sedert gisteren. De arme Hardi I Ze had au zoo gelukkig moeten zy'n en men zag by haar aiets dan tranen En Willy WiUyl Hoe was die Koteren, met "wanhopige blikken, ae trappen afge stormd, naar zijn vader toen en 's avonds was hij eeasklaj» van do tafel opgestaan om alleen in de veranda te gaan ritten, in de duisternis. En ook Vanmorgen vroeg, toen de drukte weer itegon, hoe had hij er op dat oogenblik uitgezien? Als iemand die doodongelukkig washy, die toch "pc. Bcieen te 4jn om als overwinnaar door do wereld te' gaan, fier opgericht, mot stralende blik OVERAL VERKRIJGBAAR. ken Wat had de oude Krause vanmorgen niet aan dc huishoudster gezegd, met wie alle dienstboden altyd even vertrouwelijk "Omgingen: „Ja, ja Louise"had zij hem hooren zuchten, ik heb er zelf moe te doen, met dien jongen mijnheer, die altijd zoo vrien delijk ist 4 Mpy. kan niet boos op hem worden, ,al verliest men ér zelf zijn spaarpenningen ook bit, maar maar het is toch zijn schuld, alleen rijn schuld I" Schuld! Dat zelfde woord had zij vroeger meermalen ge hoord met betrekking tot haar vader, en toen ook reeds had het haar zoo pijnlijk aangedaan. Wat noemden de harde, ongevoelige menschen al niet schuld I Maria droogde haar tranen af en ging nu de kamer van Lora binnen, zoo zacht als zij altyd ergens bin nenkwam. Juffrouw Von Schotten had haar vroeger om die roden meermalen toegevoegd„Kind, je sluipt naar binnen, alsof je een dief waart, je doet iemand schrikken." Ook nu weder bad Lora haar niet hooren komen. Zij zat met Hardi te praten, en poogde deze te kalmeeren. Ze troostte haar al meer dan een uur lang op dezelfde wijze als men een ziek kind toe spreekt, met innige deelneming, kalm en bedaard. Voortdurend legde zij zelfs aan haar eigen zorgen aan die van haar man het zwijgen op om Beriihardino moed in te spreken. En toch wikt niemand dan "rij wat de geheimraad in aeze dagen Jeed wist zy thans beter dan ooit te voren dat men niet alleen op het slagveld helden aantreft.... Eensklaps opziende zag ze Maria aan de deur stqan. Wederom met het lieve, ootmoedige kindergezichtje, dat scheen te zeggen: „wees u toch niet boos dat ik hier ben." Moet je iets van my hebben, Maria?' vroeg, zii "haar toeknikkend, maar daarbij zag ze tegelijkertijd, dat het kind eensklaps weer haar oude verlegenheid terugkreeg, vandaar aat zij naar haar toeging. Ja Lora-lief' stamelde ze nu... ik wilde u vragen.... ikkoin u verzoeken... of u mij niet vergunnen wilt... Willy iets te brengen... beneden... voor zijn tweede déjeuner hij heeft vanmorgen ook niet ontbctem....," Zij had dit met veel moeite uitgebracht, maar nu greep zy Impulsief de hand van Lora en zei ze, onder oen vloea van tranen: „Krause zei zoocven dat Willy mets gebruiken wil en"daarom dacht ik, lieve Lora.... Je zult hem storen, Maria". "Ach neen, lieve Lora.... laat mij maar gaan. Ën de vochtige rooënoogen staarden zoo smeekend dat Lora geen „neen" kon zeggen, maar niettemin verbaasde het haar toch dat het meisje haar schuch terheid zoo eensklaps had overwonnen. Zy zag Maria peinzend aan, streelde haar over de wangen, waarin bet bloed al opwelde en voegde haar toe: Ga dan maar kindje en groet Willy van mij." ftet duurde echter een poosje vóór dat deze op haar kloppen „binnen" riep en, toen Maria met hel blad de kamer inkwam, zag ze Willy zitten met hot hoofd in de handen aan zijn schrijftafel. Hif koek niet eens op scheen zelfs vergeten te zijn dat hij „binnen" had geroepen. Zij zette nu alles op de tafel neer, maar iiaar handen beefden zoozeer dat zy een glas uit de han den het vallen. Hij schrikte eensklaps en zag haas- ^„Wat kom je hier doen?" vroeg hy nu, niet eens beseffende dat zij het was. „Neem al dien rommel maar weer mee." Wederom stond zij nu onbeweeglijk naar hem sta rend. Zy moest eerst moed vatten om hem aan te spreken. Even later ging zij echter naar hem toe om met haar zacht stemmetje te smeeken: Ach Willy.... de groeten van Lora,. en je moet toch iets gebruiken,... kom, doe het nu maar. Toen zij den naam van Lora noemde, keek hi, plotseling op. „Heeft zij je gezonden?" vroeg hij nu. „Ja., dat is te zeggen.... Willy tk wilde ook zóó graag", dat je._ al is het ook maar een broodje en cén kop bouiilon...v „God. wat voor een kind was dat! Zulk een dwaas meisje I Waarom zonden ze haar nu Daar benden... naar hem toe.... en dat heden. Maar nochthans keek hij op, en, nu hij haar in het gezicht staarde, beving hem een gevoel van ont roering. Zij had de kleine handen over de borst ge kruist. het hoofd een weinig voorover gebogen an keek hem met haar groote oogen zóó zonderling aan vertrouwelijk en toch ook weer angstig en me* diep gevoel. Hij stond op. „Dank je wel, Maria" zei hy toen vriendelijk spre kend, „ik kan en «til echter niets gebruiken." Nu zal ik maar niets meer zeggen", dacht hij dan gaat zij wei weer weg." Maar zy bleef noch thans staan en smeekte andermaal „Gebruik toch iets, Willy! Dan maar een paar gla zen* wijh." Hy liep de kamer op en neer, en keek daarbij toevallig in het spiegelglas van dé groote kast. Dc oude netheid ontwaakte nu weer in hem. Hij schoof zijn das recht, zeggende: „Je vindt zeker wei dat ik er slordig uitzie,Maria T' „Neen., alleen maar treurig... en vermoeid Willy. Kom gebruik nu toch iets". Zh nad eensklaps het bord in de hand genomen en bood het hem aan, en ten deele om haar kwyt te raken, ten deele om haar genoegen te doen, nam hy een half broodje. Zij schonk nu ook haastig een glas portwijn In en reikte hem dat over. „Goed kind! Dank je welf" zei hjf nu terwyl hij datuitdronk, daarbij at hij tot zyn eigen verbazing een hed broodje op. Baarn, 23 SepL 1918. Wie af en toe iets uit een vreemde taal moet over brengen in zijn eigen, of, erger nog, uit zijn eigen taal in de vreemde, en daarbij wel eens een woor denboek moet gebruiken, zal, evenals ik, menigen zucht geslaakt hebben, misschien zelfs wel zoo nu en dan een verwenscliing hebben gebromd. Woorden boeken zijn een ellende! In de handen van school- ongens zijn ze een ramp. Een vertaling, geleverd door een leerling van een H.B.S., wekt bij den cor- rigeerenden leeraar gewoonlijk Óf uitbundige vroo- lijkheid, óf diepe neerslachtigheid op, beide gemoeds toestanden ten slotte meestal overgaand In volslagen wanhoop. Zelfs laat ik den dictionnaire weinig Of niet gebruiken. Als het noodzakelijk is, laat ik steeds den regel gelden: „Zoek het woord op, dat Je heb ben wilt en neem het eerste woord, dat er achter staat". Zoodra een jongen gaat zoeken uit de vier of vijf, dio hem worden aangeboden, la het gewoon lijk mis. Hij laat zich leiden door zijn gevoel voor schoonheid, neemt een woord, dat er, naar zijn zin, behoorlijk uitziet en laat zijn onderwijzer soms versuft staan. Een leerling, die een opstel moest maken over de pier te IJmuiden, had voor het wpord pier te kiezen uit „jelée" en „ver de terre". Natuurlijk koos hij het laatste, maar het duur de enkele seconden eer zijn onderwijzer begreep, wat ter wereld de jongen wou gaan schrijven over oen IJmuidenschen worm. Wie in zijn Engelsche dic tionnaire opzoekt het woord „peel", vindt: schil, schie ter van bakkers versterkte toren op de grens van Engeland en Schotland. Vóór „pencil" vindt hij: penseel, potlood en bundel; voor „range": rij, klasse, zwerftochtje, ruimte, bereik, keten, macht, keukenfornuis, afstand van een schot, schietterreln en omvang, en „ranger" is rondzwerver, houtvester, speurhond en roover. De dictionnaire, die ik bedoel, ia een van de beate, die we hebben: Ten Bruggen- cate. Maar wat moet een jongen er mee beginnen? Zal hij zeggen, dat de ketel stond op het keuken fornuis, of op het schietterreln, en wie stal de kip, de rondzwerver, de houtvester, de speurhond of do roover? Dan is het nog maar beter dikwijls, de jon gens op het gevoel te laten vertalen, hoewel ook dit soms eigenaardige gevolgen heeft Een leeraar te Haarlem liet dezen zin vertalen: My aunt teachee her young children ,en kreeg te lezen, inplaats van: mijn tante onderwijst haar Jonge kinderen, nrijn tan te loert haar jong schilderen. Dus wat dan? Woordenboeken zyn onmisbaar. Ze zyn een nood- zakeiyk kwaad. Dat moeten we goed inzien, en te vens moeten we doordrongen zyn van het besef, dat ze wel alwetend s c h y n e n, maar het volstrekt niet z ij n. Byvoorbeeld, je gaat naar Engeland, en houdt veel van een kop bouillon, die je in Holland klaar maakte met behulp van een Maggiblokje. Zouden ze die ook hebben in Engeland? Je neemt een dlction- nair, dien trouwenf?) vriend, en zoekt op: bouillon. Je vindt broth. en beef-tea. Bouillonkoekjes net wat je hebben moet, denk je portable soup; een daarvan is: a cake of portable soup. Dus volledig uit gerust ln kennis van de Engelsche taal ga je naar den kruidenier, en vraagt, of hy ook cakes of por table soup verkoopt. Ilij bewaart zijn ernst, en zegt nee. Broth, zeg. je dan, of beef-tea? Hy wordt eenigs- zins rood, en gaat een ander roepen. Nee, dat heb ben ze niet. 't Spyt zo. Teleurgesteld ga je heen. La ter zie je ze uitgestald voor de ramen van denzelfden winkël, blikjes, groot en klein, honderden. Je loopt binnen, zegt: wat zyn dat? Oxo cubes, is het ant woord, en oen half uur later zit Je thuis te genieten van een heerlijke kop bouillon. En voortaan kun Je bouillon drinken, zooveel Je maar wilt, en iedere kruidenier verschaft je do blokjes op het hooren van de tooverspreuk: Oxo cubes uit te spreken okso kjoebz. Niet zoo heel lang geleden stond ik ln een slagers winkel om worst te koopen. 't Was in Chiwick, een van de westeiyke voorsteden van Londen. Van de vele slagerswinkels op de Chir High Rood was deze specialiteit in een soort van kleine worstjes, die reeds gekookt waren, en alleen maar behoefden opgewarmd te worden, om dan te eten bij boeren kool of snljboonen. Zelfs kan Je Je de moeite van hot opwarmen bosparon, want ze werden ook heet verkocht Voor de winkelramen lagen ze steeds een honderd of wat uitgespreid, en de warme exempla ren stonden hoeriyke worstgeuren te verbreiden ln een grooten ketel, die voor den winkel op een kolen vuur stond. Ik was de tweede of derde klant en wist, dat ik binnen enkele minuten in het bezit zou zyn van en kele dezer worstjes, want ik wist hoe ze heetten. Zn glimlachte nu,» heel oven iuaar, nochthans zag by net en het deed haar goed aan het hart Zoodra hif klaar was, pakte zy alles weer doodstil i>y elkaar. Hy stond nu dicht naast haar... „Het was goed van je om zelf naar mij1 toe te komen en het mij te brengen, krekeltje" zei hy nu Hy had haar nog nooit aldus genoemd. Het bloed steeg haar in het gezicht, maar zij wist zich dapper te vermannen. „Kan ik nog iets voor je doen, Willy?" vroeg zij. „Neen, niets1 alleen Lora bedanken. Hij greep nu haar hand en hield die even In de rijne en voegde er daarop, onder den indruk van liet oogenblik aan toe; „Het zijn zware dagen die wij doormaken Maria Zij knikte een paar majen vlug achter elkaar, dat was zoo haar gewoonte als zij ontroerd was en niet dadelyk het rechte woord kon vindon. Daarop zei ze; „Ja, zware dagen maar toen ik destijds zoo on gelukkig was, liet allerongelukkigst, zond de goede God my oom Ebertxard.,. Zie je Willy, en nu denk ik. dat er voor jou ook wel weer goede dagen zul len komen., zeer spoedig zelfs... ik zal God daarom vragen." Zy zei dit zonder hem aan te Zien, zeer zacht en verlegen, alsof het iets gewaagds was. En daarop sloop ze haastig de deur uit. Ily keek haar een oogenblik peinzend na. In zijn gemoed trilde iets na hij wist niet recht wat. Een stille ontroering het besef wellicht dat de bede van zulk oen onschuldig kind kracht had. Daarop zette hy zich aan Zijn schryrtafel neer, maar hij staarde nu ;niet langer als oen wanhopige naar het groene laken op hel blad. Hif greep naar de telephoon om daarmede den procuratiehouder te vragen by hem te komen en zoodra deze de kamer inkwam, zei hij1: „Beste mymheer Kruger, als u tijd hebt zou ik graag ook met u eens spreken over verhouding van de Prometheus-Maatschappij tot onze firma." HOOFDSTUK XV. Vrijdagavond was Koenraad Salester niet gekomen. Hy het alleen door zyn oppasser een kaartje brengen, waarop hy blijkbaar in een hoogst opgewonden ge moedsstemming had geschrevenWacht niet op mij. Ik moet naar mijn diep ongelukkige moeder gaan." Berhardine was eerst wanhopig en als verdoofd ge weest, niet vatbaar voor eemigc troostwoorden. Maar toen zy nu dezen morgen den ontbijtkamer inkwam scheen zij Lora geheel veranderd toe. Zy zag er bleek uit en had ook roode oogen, maar haar gang was vast en haar stem kalm. Daarbij was haèr toon nu weder even hartelijk, als in lang vervlogen dagen, toen rij tegen Lora zei, terwyl zij haar een monjenkus gaf: „Ik wil het eerst even naar mijn aanstaande schoon moeder toe, Loralief." mmm

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5