De dingen om ons heen. Schetsen uit de Rechtzaal. Burgerlijke Stand. VAN EEN DINER „Hij heeft 't aangenomen l" riep Freek uit, knhoed op een atoel smijtend, en rich het nat-öezweete voor hoofd afwisschend. En moedeloos sonk hij op de oude, vale canapé neer, „Wat zeg je daar?' riep Maria uit, terwijl de schrik in haar oogen beefde, „hebben rij 't aangenomen? Dat bad ik nooit kunnen denken I „Ja", barstte Freek los, met woedende rukjes aan z"n knevel plukkend „ja men moet jelui vrouwen maar voor adviseurs nemen. -Ik heb 't je voorspeld ik ken den ouden Dolens toch beter dan jij. Als dan aeri merkt, hoe 't er bij zijn procuratiehouder.... Met permissie., asjebieft l... Hoe t er daar uitziet, als-ie in de gaten krijgt hoe 't er hier bij staat, dan zjjn we heelemaal naar de haaien. De man vermoedt niets van onze zorgen. Je weet toch, wat 'n ellende ik heb doorstaan toen die kleeremaker van een jaar of twee terug hem een brief gestuurd heeft om de duiten, die ik hem schuldig was. Hoe 't toen een haartje gescheeld heeft, of ik was eruit gewipt En de lieve collega's liggen op de loer, als-je dót maar snapt l.... Dag aan dag sta ik doodsangsten uit, dat Van Dam iets van de beertjes zal merken 't Is een hel op aarde. Maar ndu komt de crisis, let maar opt.... Ik heb je zin gedaan, heb Dolens met zijn vrouw te eten gevraagd. „Welzeker" zei hij, we zullen graag „van je invitatie" gebruik maken" Én ik moest na tuurlijk nog een vroolijk gezicht zetten 't is om te neusen, te spionneeren, anders nietl.... Wat moeten we beginnen Mariet" riep hij uit, en zat verwezen te staren naar het verschoten tafelkleed. Hij voelde het schrikkelijke van de situatie Sinds Freek er met die borgstelling was ingevlogen, hadden ze geen uur van kalme zorgeloosheid meer gekend. Zijn betrekking als procuratiehouder bij de firma Do lens en Co. gaf een matig inkomen. En zij hadden ervan kunnen leven wanneer de afbetaling van de polis-premie niet een groot gedeelte van net salaris had verslonden, maand na maand. Toen Freek moest opdokken, stond hij aan deD rand van een afgrond. En om zich van faillissement te redden, had nü hulp moeten vragen bij familie. Hij kreeg die na lang soebatten, maar men moest „deugdelijke garantie" nebben. De eerste maal, dat de maandelijksche afbetaling zou uitblijven of de kwitantie van de polis, ter „meerdere zekerheid" genomen, zou oom Dries naar de Firma gaaa Ze wisten oom Dries was een zwaard zonder genade. De groote ramp van broodeloosheid dreigde voort durend.... la stilte leden zü gebrek. Er waren een stuk of wat „beertjes" die hun leven verbitterden. De nacht merrie vou ontslagen te worden, klemde hem voortdu rend op de borst, zoodat Freek al eens had uitge roepen, dat „alles beter zou riin dat deze existentie...." En hij overdreef riet 't Was eenc marteling, van uur tot uur pijnigend. De oude heer Dolens was een be krompen, wantrouwend maa Onder allerlei voorwend sels controleerde hij telkens do kas. Spiedde of Freek z'n toilet ook teekenen van schamel-worden vertoon de. Vage geruchten over zorgen, bij procuratie-houder drukkend, hadden hem al eens bereikt Zijn vrouw had hem bang gemaakt Maar tot nu toe had Freek, voor de zaak een goede kracht en altijd trouw op z'n post, 't gevaar weten te bezwerea Toen was de zil veren bruiloft van meneer en mevr. Dolens gekomen, waar Freek en Marie op het feestdiner genoodigd wa ren. En Marie had erop adngedrongen, directeur en gade nu te hunnent te eten te vragen. „Je bent gek I" had Freek gezegd. Zeker met die gebarsten schalen en borden, waar allerlei brokjes af z\jn, En waar moeten wij het eten en de wijn en de rest, vandaan halen?" „Zij bedanken toch I," bracht Marie ertegen in, '„na tuurlijk bedanken ze. Maar ,'t zal een prachtigen in druk maken, dat je inviteert Voel-je dat nu niet?" Hü vond er wel eenige waarheid in, maar de ge dachte dat de bom verkeerd zou springen, deed hem huiverea En 't ongeluk was gekomen. ./Vat esoetia we beginnet?" riep hij, voor de zoo- veels te maat, uit Zfj sat te piekeren. Stelde hem gerust Er moest san mouw aan gepast worden. Zijn horloge verpan den ging niet: aat zou in een ommezien gemerkt worden. 'Wat zij nog aan „preciosa" over had, was zoo goed sis niets waard, En bovendien! ze moest den, behoorlijk voor den dag te komen. Marie ging aan 't werk. Zij nam tante Clara In den arm en vertelde, dat er voor Freek een prachtige promotie op komst wac. Ze zouden het geleende geld misschien veel vlugger kunnen terug betalen. Dadelijk merkte ze aan 't glinsteren van tante's oogen, dat haar vertelsel insloeg. De directeur en zijn vrouw kwa men bij hen dlneeren t... grooter onderscheiding was niet denkbaar. Maar hun „krediet" moest hun onge schikt blijven, want anders was alles weer mis. Tante begreep 't gelukkig. En de mare ging door de fa milie. Marie moest een japon en wat juweel en te leen hebben; voor één dag maar. Een mooie bra celet, wat fijn tafelgoed, een servies, een paar ües- schen goeden wijn, wat voor 't dessert en de maar de blik, dien hij nu in haar oogen zag, trof hem diep, Hij deed ham denken aan een opgejaagd hert. Haastig trad hij op haar toe, drukte haar met hartelijke warmte de hand en zelde: „Wat ia er zuster? u ziet er zoo bezorgd uit. Gaat het niet goed hier? Of scheelt u zelfa iets? Wat is er?" „Neen, de patiënt gaat vooruit ze ia op weg van beterschap'.', antwoordde Margaret, terwijl ze haar best deed kalm te zijn en zelfa probeerde te glim lachen. „Ik ben alleen maar wat moe, en ik was erg verrast u te zien. Ik had gedacht hier iemand anders te vinden." „Ik hoop, dat ik geen al te onaangename verrassing ben. Ik kom voor zaken. Ik moest hier in de buurt zijn voor iets ,dat met het ziekenhuis in verband staat, en ik vond, dat ik daaraan zoo geschikt een bezoek aan u kon verbinden, om u ook over „zaken" te spreken. Vergeef me, dat ik u heb doen schrikken" In stilte voegde hij er bij: „te oordeelen naar uw gezicht was de persoon, dien u had verwacht te zion, geen welkom bezoeker", maar natuurlijk, bracht h:j die gedachte niet onder woorden, en Margaret antwoordde haastig: „Had u zaken met mij te behandelen? Wat kan dat zijn?" De gejaagde uitdrukking kwam weer in haar oogen, hot scheen wel, dat ze bang was voor hetgeen hij zou zeggen, „Niets van gewicht", antwoordde hij, haar ang- stigen blik bemerkend, en zich afvragend wat dat toch boduiddo, terwijl hij haar intusschen glim lachend aankeek, om haar gerust te stellen, ,,'t Is alleen maar dit: ik heb er iets tegen, iemands adres op to geven zonder de toestemming van den persoon in quaestie èn gisteren kwam er iemand het ziekenhuis, om uw adres te vragen". „Om mijn adres te vragen?" herhaalde zij met trillendo stem. „Wie was het, die mijn adres wil de hebben?" „Een zeker mijnbeer Duncan". Bond zag, welk een moeite Margaret deed om zich te beheerschen, en hoe haar desondanks bi] dien naam een rilling door de leden gin g.„HiJ zeide, dat hij u een be zoek kwam brengen en was zeer verbaasd te hooren dat u Twillsbury verlaten had". „Zeer verbaasd?" herhaalde zij op doffen toon. „Hij wendde ten minste verbazing voor", ant woordde Bond. „Toen vroeg hij uw adres. Ik wist het niet en ging naar de directrice om het te vra gen en zij zeide me, dat u verzoekt had, het koffie noodig was otn op te dienen. Zij had nog een week den tyd, maar in die periode werden won deren bereikt Tante Clara en nient Stans leende haar een bankje van vijf en twintig met accept van Freek en 't eerewoord van Maria Zij zouden t desnoods een week lang zonder „warm eten doen, maar dat dinertje moest goed van stapel loopen. Freek begon op te levea Marie sloeg allerlei fijne varen In en de rest zou door een kok worden ge leverd. De dag voor het diner was Marie koortsig van opwinding. De daghit was door een fooi bereid ge vonden om niet „op een halfuurtje langer te letten 't Marcheerda Maar 's ochtends omstreeks tien uur, was de ver schrikkelijkste van alle beertjes gekomen, de oude tailleurs-kwitantie van Frits... Waar een brokje op was afgedaan, maar die nu nog altijd vier en vijftig gul den twintig cents bedroeg. Met beden, kleine ,,pa- gemanten" soebatten briefjes en zoo meer had Freek tot nu toe weten te verhoeden, dat meneer Vos, de tailleur, naar 't kantoor zou gaan. Hoe kom ik aan m'n centen I zei hij, toen de dag-hit met de kwitantie terugkwam, hem vriende- lijk verzoekend even bij mevrouw te willen komen, •t Was snapte hij 't oude liedje. En de bedreiging van bil patroon te zullen klagen, was nog beü eenige middel om iets los te krijgen. Gaf hii er gevolg aan, dan had meneer Vos zijn kruit ook meteen ver schoten. „Als» lef t tveet los te krijgen voor me' zei hij haft-schetsend tegen dag-hit - „dan krijg je direct een riks van me." Het meisje werd rood van begeerte naar de bril jante fooi Meent u dat?" vroeg zij. En meneer Vos, verklaarde, dat hij erop inging, hield haar zijn hand voor... „Op eerewoord, hé?" En zij fluisterde; zij vertelde hem van de deftige visite, die straks zou komen.. Meneer zijn patroon en zijn vrouw... Een piek-fijn 'diner, met wijn en taart en koffie na... Model, hoorl... Tegen zes uur wist zij zou de deftige visite worden gewacht.. 1 Is u daar, meneer Vps t" riep Marie van boven. Hij legde een vinger op de lippen... Ssti Nu wist hü genoeg. Dat was prachtig, hoorl... Hij haalde een riks uit zn vestzak en toonae die aan daghit. Ja als de duiten of een goede portie ervan, binnen waren, dan was 't ...cash hoor i... Mevrouw Marie wachtte marchand-tailleur. Het „oude bedje", zij bezwoer, dat vóór 't eind van de maand al thans tien gulden zou worden afgedaan. Daar kon meneer Vos nü vast en stellig op rekenen. Zij had den hem al uit eigen beweging een briefje willen schrijven. Van verder uitstel geen sprake. Tot haar verwondering antwoordde meneer Vos heel weinig. Hij luisterde met strak gezicht. Pruttelde niet als anders. Borg de kwitantie kalmpjes op. „Enfin, we zullen zienl" zei hij. En groette koeltjes. Marie vond iets benauwends in dat spoedig voldane, 't Vreemde verontrustte haar. Maar zij nad t te druk om er lang over te piekeren... Toen Mevrouw Dolens ln de serre was gezeten, terwijl Freek vroolijk opgewekt met meneer den Di recteur zat te babbelen, in afwachting van het gaan dineeren, kwam eensklaps Grietje, de daghit, aantik ken. Wenkte Marie dat er iemand was. Arm vrouwtje voelde dat ze doodsbleek werd. Maar zjj hield zich goed. „Die dienstmeisjes tegenwoordig" wist ze eruit te brengen, „kunnen toch niets zelfstandig doen,... Excu seert u mij een seconde, lieve mevrouw?" Gade van Directeur knikte met vriendelijk $im- lachja. Marie, met knikkende knieën, naar beneden. Daar stond meneer Vos. „Schikt 't u nu bijgeval?" vroeg hij, op stuggen toon ,Ik... ik... heb u toch vanochtend gezegd." „Ik moet nu mijn geld hebben", zei tailleur, „ver der weet ik van niets. Ik moet t hebben, begrijpt u wel?.... En anders blijf ik hier wachten, 't Is nu welletjes. Wrilt u mij met de politie de deur uit la ten zetten, dat is uw recht. Maar ik blijf I" En meneer Vos ging zitten op het bankje ln de gang, z'n hoed naast zich neerleggend. Zij wrong de handen. Stond te schreien. Smeekte hem Bezwoer, dat hij morgen den dag tien gulden zou krijgen... Hjj antwoordde niet, trommelde met zijn vingers op ae leuning van de bank. „En minstens de helft van mijn geld. En anders blijf ik hier wachten". De wanhoop overrompelde haar. Als Frqek 't merk te, zou hij woedend worden... Een scène was te wachten. Dolens en z'n vrouw zouden wegloopen. Ze waren verloren.. Toen vloog zij de trap op. „Wacht even", riep zij men oer Vos toe. En schuld eiseher glimlachte eveq,... 't Liep goed. Marie vloog als in een dolle roes naar de slaapkamer. Zij wist, dat Freek voor den meneer,, wiens correspondentie hij ln het geheim bij hield, als middel om er nog wat bij te verdienen, morgen geld moest gaan betalen, zooals elke maand. Ze wist, waar hij het geld geborgen had. De groote gele enveloppe, goed en wel verzegeld, lag ln ft Ijze ren geldkistje; en dat stond in de linnenkast, waar van zH den sleutel had. De groote vraag was, of Freek t „kistje" had gesloten. Meestal liet nü er "den sleutel op zitten, wetend dat Marie toch dien van de linnenkast by zich droeg. In woeste opwinding opende Marie de linnenkasi. De sleutel stak op ft ijzeren kistje Zij greep de enve loppe scheurde cue open Een dik pek bankbiljetten zat er in, 't minste was een van tweehonderd. Ae snelde naar beneden Gaf meneer Vos ft biljet Hij zou 't_jzaan wisselen Was nu allervriendelijkst Zou dadelijk terugkomen Marie Ijlde naar binnen om MevrouwDolens te smeek en, om haar nog twee se conden te vergunnen Anders was een lekker scho teltje totaal bedorven Of mevrouw nu heusch met boos was?.... Mevrouw keek naar het Roeiende gezicht van Marie, naar de fabriek-gloeiende oogen van gastvrouw. „Kindje-lief', zei ze „wind je toch niet zoo vree- selijk op I" Maar de ander was al weg. „Wat 'n zenuwpopje toch I" zei mevrouw tegen gast heer. Freek voelde dat er onraad was, maar wist zich goed te houden Een kwartiertje later was Marie terug Meneer Vos had zijn geld. En het restant van de tweehonderd gulden had ze bij zich. Freek mocht nog niets merken Onder het diner was Marie uitgelaten, zoodat Freek haar telkens bezoigd aankeek. Zij dronk vier, vüf glazen wijn Zij ging aan de piano zitten en speelde vrooLyke liedjes. Zij zong... Mevrouw Dolens vond haar wel wat druk, maar toch inderdaad een „snoes van een vrouwtje". En ook meneer Dolens begon te vinden, dat het interieur van procuratiehouder „zekeren welstand" aan toonde. Midden in een vroolijk Parijsch liedje hield Marie op. Ze wilde zich blijven beneerschen, maar eens klaps barstte zij in tranen uit... Freek haastte zich water te brengen. En mevrouw Dolens drukte 't schrei ende kopje van gastvrouw moederlijk tegen haar schouder. „Ik had 't wel gedacht" zei ze, „het arme kind heeft zich overspannen. Ik heb 't wel zien aankomen i..." Op een avond een paar weken nadat hij rijn gevangenisstraf wegens verduistering achter den rug nad zat Freek, nu een gebroken man. voor wien de oude kennissen zich schaamden, en die als stads- relziger, een stukje brood trachtte te verdienen, bij een ouden vriend, die nog deernis met hem had en beloofde voor hem te zullen doen wat hij kon Maar Freek moest verduren het koude, minachtende, waar mee ex-vriend hem bejegende. „Hoe ben-je er eigenlijk toe gekomen?" zei hij, Freek met zekere droeve verbazing aankijkend. Toen heeft deze hem verteld van het diner, waar meneer en mevrouw Dolens aanzaten: van meneer Vos, de gele enveloppe en 't verdere. Én toen Freek zijn ver naai geëindigd had, stak ex-vriend hem troostend de rechterhand toe. MAITRE CORBEAU. niemand te geven." Margaret knikte toestemmend. „Mijnheer Duncan nam mijn weigering om het hem mee te deelen niet bijster vriendelijk op", ver volgde Bond; „hij zeide dat hij een oud vriend van u was en dat hij toch alle recht had te weten, waar u heen was gegaan; maar ik antwoordde alleen maar, dat we niet in staat waren de adressen op te geven der zusters, die het ziekenhuis verlaten had den, en met dat antwoord moest hij zich tevreden stellen." „Hij zal er zich niet mee tevreden stellen", zpide zij gejaagd; toen keek- zij Bond aan en vervolgde: „Hij zal niet tevreden zijn, voor hij me weer heeft opgespoord." „Maar waarom?" vroeg Bond open en eerlijk als hij altijd was. Dadelijk voegde hij er echter hij: „Neem me niet kwalijk, Ik heb geen recht u dat zoo brutaal te vragen". „Ik beschouw die vraag niet als brutaal", antwoord de zij en haar stem beefde. „Iemand die zoo een zaam is als ik, is maar al te blij, -.Tienden te heb ben, die zich belangstellend toonen". „Is u'zoo eenzaam?" vroeg hij, weer met den een voud, die een open, oprecht karakter eigen is en er kwam een brok in zijn keel, toen hij zog, hoe zij onwillekeurig haar handen wrong, want dit stomme gebaar gaf hem een welsprekender antwoord dan woorden hadden kunnen doen. „Heel eenzaam" zeide zij, „Ik verander door mijn betrekking zoo dikwijls van woonplaats, dat mijn vrienden verspreid zijn en ik er gewoonlijk geen enkele in mijn nabijheid heb, en soms" zij keek met een smartelijken blik om zich heen schijnt de wereld me zoo groot en somher toe". Deze woor den werden klaarblijkelijk in allen eenvoud en zonder eenige bijbedoeling gezegd en Bond antwoord de haar even eenvoudig. „Als u ooit hulp of vriendschap noodig heeft, her inner u dan, dat mijn hulp en vriendschap voor u klaar staan. En als" hij aarzelde „als ik iets doen kan tegenover dien man, die u zoo achtervolgt, dien mijnheer Duncan mag ik het doen? Kan ik hem niet eens voor u ondeir handen nemen?" voegde hij er haastig bij, zonder te wachten wat zij zeggen zou. „Die soort menschen kan oen man altijd beter te woord staan." „Neen, o neen!" Margaret rilde opnieuw. „Er is geen sprake van hem onder handen te nemen. Ik kan me alleen maar verbergen, totdat hij me vindt; Onze zeepost De aanhouding van de Vlissingsche postboot „Ko ningin Regentes" in weerwil van het feit, dat er Nederlandsche oorlogsvaartuigen in de buurt waren wier bevelhebbera met den Duitschen duikbootoffi cier onderhielden en ten Blotte in de opbrenging slechts onder protest berustten, brengt twee vraag stukken naar voren. Ten eerste waarom die Nederlandsche schepen zich niet convooi stelden en de postvlag op een Nederlandsch vaartuig niet dekten met de Neder landsche marineviag. Vermoedelijk was de duikboot naar Zeebrugge te ruggegaan eu had de postboot de reis zonder meer kunnen vervolgen. Want de U-bootcommandant weet behoort te weten althans dat hij de verklaring van een convooieerend marine vaartuig heeft te ac cepteeren, tenzij hij bewijzen kan, dat de convooi- commandant onwaarheid spreekt Hoogstens had de U-boot dan de uitlevering kun nen verlangen van onderdanen van landen, die met Duitschland in oorlog zijn. Niet van allen. Bijvoorbeeld niet van geïnterneerde Engelschen, die van onze regeering verlof kregen en voor wie onze regeering verantwoordelijk is. Zoo voor hun daden tijdens het verlof als aan hun eigen regee ring voor hun veiligheid. Met verlof zijnde geïnterneerden zijn even on schendbaar als de neutrale onderdaan, gelijk uit verschillende uitspraken van autoriteiten op vol kenrechtelijk gebied blijkt. Bij gelegenheid bijv. bij de begrooting van Bui- tenlandsche Zaken of van Marine zullen we wel te hooren krijgen, wat de reden geweest is van de houding der commandanten onzer patrouillevaartui gen. Een tweede vraag is evenwel veel gewichtiger. N.l. deze, hoelang wij neutralen hert zullen moe ten doen zonder post van over zee? Hier werken de beide zeemachten: Engeland en Duitschland zoo vriendelijk met elkaar samen, dat men bijna geneigd zou zijn te gelooven aan een ge concentreerde actie tot benadeeling onzer belangen. Engeland haalt van ónze Amerikaansche en Indi sche booten de mail af, voor zoover dit niet reeds en als hij me gevonden heeft, wat hij zeker doen zal", er klonk wanhoop uit haar stem „dan zal ik genoodzaakt zijn, weer te verdwijnen en ergens anders opnieuw te beginnen. Dat zou niet voor het eerst zijn!" „Maar" Bond trad dichter op haar toe „ik wil niet onbescheiden zijn, maar heeft die man rechten op u? Waarom zou hij uw leven mogen vergallen, het zoo ellendig maken, 't Moet toch mogelijk zijn hem te verhinderen u te vervolgen!" In den blik, waarmede zij hem aanzag, lag zulk een doodelijke angst, dat hij onwillekeurig zijn hand naar haar uitstak met het instinctmatig verlangen een medeschepsel te troosten, en voor alles een vrouw, dat woont in het hart van elk ridderlijk man. „Is er werkelijk een reden, waarom u door dien kerel zoo ellendig gemaakt wordt?" vroeg hij en in zijn stem lag groote hartelijkheid, of eigenlijk nog iets anders dan hartelijkheid. „Ik kan u niet alles uitleggen". Margaret zeide deze woorden, alsof zij haar tegen haar wil ontvie- on, „maar het is geen vervolging in den gewonen zin van het woord, en ofschoon ik niet meen, dat hij eenig recht op me heeft, o, ik kan het u niet verder uitleggen herhaalde zij, opnieuw alB in wanhoop naar handen wringend, „maar zoolang ik hier ver borgen kan blijven, wil ik beproeven voor hem ver borgen te blijven. Hij moet me geen minuut eerder j s-bsoluut noodzakelijk ia. Als het onver mijdelijke komt, moet ik het onder de oogen zien, zooals ik het vroeger al onder de oogen heb moeten zien; maar ik wil niet, dat het onvermijdelijke een seconde vroeger komt dan het moet". De verbaasde uitdrukking in Bond's oogen weTd nog sterker, maar hij onthield zich toch van elke verdere vraag. „U kan er verzekerd van zijn, dat hij door mij nooit zal hooren, waar u zich bevindt", zeide hij; „ik wilde maar, dat u me toestond u te helpen Iets meer positiefs voor u te doen dan het verzwlj- geta van uw woonplaats". „Iets meer positiefst" Margaret die naar buiten ge staard had, richtte haar droeve oopen weer op hem; „ik geloof niet, dat u ieta meer positiefs voor me zou kunnen doen. Er zijn smarten, die men al leen moet dragen en dit is zulk een leed. U is zoo goed en vriendelijk, maar er is niets dat u doen kan als zwijgen". Er kwam even een flauw glim lachje op haar gezicht, zoo in-treairig, dat Bond piot- op zee of door Frankrijk in Gibraltar geschied ig Als we verzachtende omstandigheden aannemen te weten, dat er reeksen Duitschers via Hollans, sche adressen correspondeeren en dat herhaaldelijk onschuldige" brieven aan neutrale adressen aller finSSr Duitschland bestemde contrabande bevat ten, dan graat het nog niet aan ook de zuiver-Hol. landsche brieven vast te houden „tot het weer een8 gelegen komt". Hierdoor onstaat groote directe schade en mig. schlen nog veel meer indirect nadeel, daar herhaal, delijk voldingend gebleken is, dat van den inhoud van Hollandsche zakenbrieven uit of naar Amerika door Engelsche zakenmenschen gebruik kon worden gemaakt en is gemaakt om te ondei kruipen, ,om offertes te maken enz. Maar ten slotte komt die post toch weer vrij. Dan gaan onze brieven niet met den volgenden Hol- landschen poststoomer verder naar hun bestemming maar worden zij mede gegeven aan het eerste best? schip, dat dien kant uitgaat. D.w.z. dat het niet Z6. ker is dat dit vervoer met een neutraal schip plaats heeft, wat ten minste een geringe ja, maar een soort garantie toch voor goede overkomst placht tö zijn* Gewoonlijk vernemen we de wijze van verzending onzer mail pas, wanneer het schip waarin zij den was, den „weg van alle scheepsruimte" ge_ gaan is. Tot zoover Engeland. Nu Duitschland, dat zonder onderscheid des pgj. soons, zonder onderzoek naar lading of natlomij. teit torpedeert of opbrengt Opbrengen, wat slechta een verzachtende vorm van vernietigen is, omdat in deze dagen een schip, dat het vonnis van een prijsrechteT moet afwachten, gewoonlijk maanden en maanden aan het gebruik onttrokken is. De rampen, die de maatschappij Zeeland herhaal, delijk getroffen hebben, en thans het in beslag ne men van de „Koningin Regentes", hebben tengevol ge, dat de lijn opgeeft Moet opgeven omdat met één schip geen internationale post- en passagiers- dienst te maken ia Laat staan een dagelijksche, waarbij het 's nachts varen wegens de daarmede ver bonden gevaren en vaak ook voorschriften onmoge- lijk dient te worden geacht Doch met het ophouden van den Vlissingschen dienst wordt niet alleen het passagiersverkeer met Engeland op een geregelde ,toch altoos nog eenlgg. zins gerespecteerde lijn onmogelijk. De geheele post dienst met Engeland wordt afgesneden. Dat wil dui zeggen, niet alleen met Engeland zelf doch ook over Engeland. Het wegvallen van de mogelijkheid geregeld als vroeger met Londen te kunnen correspondeeren, zou op zichzelf reeds onaangenaam zijn, doch daar in zouden wij ons hebben te schikken, zoo goed als in het feit, dat zaken-correspondentie met België, met Noord-Frankrijk, met Servië, Griekenland, E- gypte, den Levant, Roemenië en zooveel andere sta ten sedert lang onmogelijk of hoogst bezwaarlijk of aan bijzondere vertraging onderhevig is. Oorlog la nu eenmaal oorlog, ook al is men neutraal. Maar erger en bovenal: ergerlijker is, dat daardoor de verbinding met Amerika en nog sterker met onze eigen koloniën ophoudt te bestaan, tenzij nu en dan een Hullboot of Harwichboot of doch ook die kan men nauwelijks meer als verbinding noemen een „Batavier" er in slaagt zonder mo lest de Noordzee over te steken. Hiertegen dient iets te worden gedaan. Om het even of krachtens een overeenkomst met de beide hoofdbelliqueranten waardoor de neutrale teekens wordt vastgesteld waardoor de neutrale post als zoodanig herkenkaar wordt gemaakt en dus veilig is voor molest, hetzij dat regeeringsvear- tulgen voor de poet zorgen. Of welke andere oplos sing men wil iets dient gedaan te worden. Kn wel spoedig. Zooals de toestand nu is, dat eens in de tien dagen misschien wel eens een poet uit Indië, Amerika, Zuid Europa, Afrika, die door Engeland ln Kirkwall ot Dover opgezouten is, weken en wekenlang, do** komt en dan de kans loopt in plaats van in onsi havens terecht te komen naar Zeebrugge of naar den bodem der zee te worden gezonden, is het in derdaad niet uit te houden. Het allerminste, dat wij het recht hebben te el- schen is, dat onze eigen post als het noodig is, dan onder protest na onderzoek onmiddellijk doorgaat op Hollandsche schepen en dat die Hol landsche schepen gegarandeerd zijn tegen aanval len en tegen opbrengen. Dit placht het minimum te wezen waarop een neutraal land heel de geschiedenis door recht bad. En er is geen enkele reden te zien, waarom zelfs dit minimaal recht ons thans niet door beide par tijen zou worden gegund. UITKIJK. OBMEBNTK HOOGWOUD. Ingeschreven van 1—15 November 1916. GeborenJacobus, zoon van Cornelis Besseling co Immetje Schouten. Getrouwd! Willem de Rliter en Jenneke Adriana van der Beek. seling haar hand vatte: „Als je me maar wilde toestaan, Margaret, al Je loed en zorgen voor altijd op mijn schouders te nemen", zeide hij met trillende stem, terwijl hij haar hand in zijn beide handen sloot. „Ik was niet van plan je dit vandaag te vragen; ik had nog wat willen wachten, want ik waa bang, dat ik je zou verschrikken, als ik te gauw sprak. Maar hoe kan ik 't laten, nu je mijn hulp noodig hebt!" Hij zeide dit alles haperend en toch haastig, maar de uitdruk king van zijn oogen was welsprekender dan woorden en Margaret uitte een zachten kreet, terwijl zü 1W hand snel uit de zijne trok. „Neen, neen", zeide ze, naar adem hijgend. kan niet. Denk er nooit meer aan!" „Je bent de liefste, mooiste vrouw, die ik ooit gfl- kend heb", antwoordde hij met rustigen eenvoua en nu kwamen zijn woorden niet haperend m8®*' „Van het eerste oogenblik dat ik je zag, wist ik, dat er voor mij geen andere vrouw in de werew kon zijn als jij; maar ik wilde je het niet zeggen» voordat „Je moet het me nooit zeggen", viel zij hem koortsige haast in de rede. „Het 1b verkeerd, je moet net vergeten; je moet mij vergeten; we kunnen nooit iets anders voor elkaar zijn als vrienden of kennis sen t Is onmogelijk onmogelijkl" „Maar waarom?" vroeg hij, haar half verbüst®10 aanstarend, terwijl zij terugweek naar het raa^ met een hangen blik, die hem nog meer verbaasde. tipatldek?"8 onmogelijk? Ben ik je dan zoo an- „Antipathiek?" Even lachte zij, zacht en droevijJ- „van het eerste oogenblik dat ik te Twillsbury kwam, bon Je zoo goed, zoo hartelijk voor me g®* den beschouw je als een van mijn beste vrien- „En nu vraag ik meer dan vriendschap van J®1 veel moer! Ik heb je zoo lief! Wordt mijn vrouw, Margaret. Zou je niet te eeniger tijd meer van m kunnen houden dan een vriend. Zou je me niet mee» aan vriendschap kunnon geven?" Opnieuw stak hu zijn armen uit, alsof hij haar aan zijn hort vri'o sluiten, maar zij week nog meer terug, terwijl zu afwerend haar handen ophief. „O neen!" riep ze uit, en die woorden eindigden l een snik, „Het is onmogelijk, totaal onmogelflk- 1 gebonden, ik ben niet vrij. Ik kan je vrouw niet worden; ik ben gebonden! Wordt vervolg"*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 6