Niet door menschenhan-
den gebouwd.
ars
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
Tweede Kamer.
Zaterdag 10 Maart 1917.
60ste Jaargang No. 5967.
Schaper Courant
DROOMLEVEN. „BETALENDE LOGEE".
't Was begonnen in den trein, toen zij haar vacan-
tiereisje van acht dagen aanving. De oude douairière.,
bij wie zij kamenier was, had haar op zekeren dag ver
rast met een bankje van vijf en twintig. Zij was er
van ontsteld... Begreep eerst niet Dacht dat zij haar
ontslag zou krijgen. Maar de oude mevrouw had
Corry gerust gesteld.
Zieje, beste kind zei ze je ziet in den laat-
sten tijd zoo witjes. Met de bruiloft van freule Marie
heb je je zeker wat erg vermoeid. Nu heb ik ge
dacht ga er maar eens 'n weekje uit Een heele week...
Als je naar dat plaatsje gaat, waar je nicht woont..!
't Is immers een nicht van je, nietwaar? of een schoon
zuster... Dat herinner ik me niet zoo precies meer.
Nu., wanneer je daar logies vraagt dan zullen ze
je wel met genoegen ontvangen. En dan breng je een
cadeautje voor die nicht mee, he?.... En je geeft
haar èenige vergoeding voor de onkosten en zoo
Dat zal best gaan, hoor.... Als je wilt, kun ie aan
staanden Maandag gaan. En als je dan weer Maand&g
erop terug keert, dan is 't heel goed. Wat zeg je
daar nu van?
Coitv had mevrouw „duizendmaal bedankt". En zou
dadelijk nicht gaan schrijven. Of 't goed was van het
komen logeeren.
Toen ze in haar kamertje zat, dacht Cor aan het
interieur bij nicht Mina. Aan den groven, onbehou--
wen slungel van een jongen, zoon van nicht, die
haar op plompe wijze net hof placht te maken. Aait
de buren uit het dorp, die uren zaten te leuteren
over varkens en koeien. Over het haar met. minach-
tend-jaloersche oogen bekijken van de meisjes uit het
jlorp, die „lak hadden" aan de „kouwe drukte" van
ae stadsche juffer met haar tierlatijntjes en per slot
van rekening toch niet meer was dan een dienstmeid
qf zoo iets, bij eene oude dame. Cor besloot den
brie fvan logies niet te schrijven. Ze zat wel een
uur te droomen, te peinzen, in haar kamertje Ze
dacht aan dien avond, toen ze ontmoet had jonker
Frans, neefje van de oude douairière juist toen
Si voor haar gewonen uitgaansavond het huis verliet.
ij was haar achterop gekomen en had voordat
Cor er eigenlijk erg op had zijn arm op den
hare gelegd. Gevraagd, met zijn zachte, vriendelijke
stem of hij een eindje met haar mee mocht loo-
pen. Ze had eerst wat tegen gestribbeld. Maar zijn
handen waren zoo zacht en hij keek haar zoo aardig
in de oogen en hij sprak zulke streelende complimen-
teuse woordjes, dat Cor onder de bedwelming was
gekomen van zijn flirtation. Ze waren ergens neerge
streken in een café, met veel menschen en met
muziek. Toen had jonker Frans haar meegenomen
naar een bioscoop. En daar was herinnerde zij
zich nog zoo goed vertoond de film van een bur
germeisje, dat verleid werd door een voorname me
neer, en dat later in een soort van circus terecht
komt en dan van haar paard stort. Het explicatie
bordje vermeldde bij dat gebeuren Hontense, ont
warend,' dat graaf Gaston naar heeft bedrogen, maakt
onder zijn oogen een eind aan haar verwoest leven....
Dat slot was erg naar, maar daar wilde Cor nu
maar liever niet aan denken. Zij dacht aan het prach
tige boudoir, dat Gaston voor Hortense had laten
inrichtén. En hoe zij daar bediend werd door een
lakei juist zooals de douairière. En hoe Hortense
een gewezen waschmeisje daar lag op een don-
zigen divan, met een prachtig fluweelen peignoir aan,
cigaretten rookend.
Jonker Frans had Cor toegefluisterd, dat zij net
oen klein freuletje was veel aardiger en mooier
en gracieuser dan alle meisjes uit z'n eigen kring.
Nog tweemaal was zij met jonkertje uit geweest
eens naar een bioscoop weer en de andere maal naar
een concert varié, en toen was 't plotseling uit ge
weest. Wat er eigenlijk gebeurd was, wist Corry niet.
Maar 't scheen dat ae jonker erg veel schulden had
gemaakt en zijn familie hem naar buiten had ge
stuurd. Ze had al iets opgevangen uit een gesprek
dat de douairière half fluisterend over het treurig
geval had gevoerd. Bij Cor stond 't vast, dat de jonker
naar haar verlangde. In haar kamertje, als zij te
bed lag had zij uren lang stilletjes liggen schreien.
En die woorden van hem, net zoo'n klein, gracieus
freuletje klonken haar telkens in de ooren.
Zij loog dat de nicht bericht had haar gaarne te
rullen ontvangen. Had „een cideautje" voor nicht ge
kocht, dat zjj mevrouw vertoonde, en dat deze „beel
dig' vond. En op den afgesproken dag ging zij naar
het station, zonaer dat ze eigenlijk wist waar de
acht dagen vacantie zouden worden doorgebracht Uit
de leesbibliotheek had zij meegenomen met een keu-
rig kafje erom, dat niemand merken zou, hoe 't een
huur-romannetje was Jeanne de Montbeuil of de
lotgevallen eener zigeunerin. En met koortsige spanning
las zij van het meisje uet „blauw bloed in de ade
ren". dat door „gril van het noodlot bij een zigeuners
bende te land komt en in wie „de adelijke afstamming"
zich ten slotte doet gelden. In den laatsten tijd had
Cor iets in zich gevoelend, van gedachten, indrukken,
gewaarwordingen die haar zelve raadselachtig waren.
Ze was niet vond zij van de soort menschen,
met wie zij totdusver gel'jkgesteld was geworden... Wan
neer zij zichzelve vergeleek met de oude huishoudster
van de douairière, met Eef Grietje en Klaas het
verder personeel dan voelde ze zoo echt, zo».
en scherp het onderscheid tusschen „die menschen
en haar...
En terwijl de trein voortboemelde ..aar het Gelder-
sche dorpje, waar zij op goed geluk af zonder
er iemand te kennen of er ooit geweest te zijn, op
goed geluk af een kaartje voor had genomen be-
spVong haar plotseling die 'dolle, fantastische gedachte...
Als ze zich eens... Voor acht dagen was 't slechts
Als ze zich eens uitgaf voor een echte freule. Ze
zou er zich wel weten door te redden. Daar, in den
roman, dien ze bij zich had, uit de leesbibliotheek
stond een praehtnaam Isabella Cornelia van Hevel-
dingen tot Santheim. Een uitgestorven geslacht Op
gevoed bij een bejaarde tante. De naam van de douairière
was te gevaarlijk. Maar nu herinnerde Cor zich eens
klaps het oude freuletje, het verschrompelde, ver
armde dametje van zeer-deftige familie, die zes dagen
van de week „uit dineeren" werd gevraagd. Dat was
't Freule Hennëtte de Salonay.... Cor zag het visite
kaartje met de baronesse-kroon duidelijk voor zich.
Zeker ze zou vertellen, dat haar tante De .Salonay
haar ergens in een Limfcurgsche dorp op een een
zaam kasteel had opgevoed. Freule Van Heveldingen
tot Santheim.... Ze keek naar het titelblad van den
roman. Die was gedrukt In het jaar 1874. Er zou
niet licht iemand zijn ,die daar achter zou komen.
De trein stopte. Nog twee halten en zh zouden we
zen aan het onbekende dorpje, waar Cor haar acnt
dagen vacantie zou doorbrengea Een jonge dame
stapte in.
Vroeg of het haar zou hinderen, als een van ae
raampjes in de coupée Cor had 2e klasse geno
men werd opengeschoven
Het was een provinciaalsch dametje, met frlscn-
roode wangen en heldere, vroolijk-eerlijke oogen.
De meisjes raakten met elkaar in gesprek.
Cor informeerde of er in Dalen ergens ..onderdak
te krijgen zou zijn. Ze vond 't zoo heerlijk, zoo godde
lijk, zoo „eenig" om eens een dag-of-wat echt bui
ten te zijn. En zij praatte voort genietend van
haar eigen leugentaal', zich verkwikkend aan en
opwindend door hetgeen zij fantaseerde......
Och, 't was zoo stijfjes, zoo somber op het kasteel
van haar tante. Ze had nu een poosje in Utrecht
vertoefd bij een bevriende familie. Maar anders
was ze altijd bij tante De SalonayO, tante was
een „dot van een menschje, en „echte snoet, een
„coeur d'orCorry immiteerde meesterlijk het pra
ten van een vriendin der oude douairière bij wie zij
kamenier was maar ze had 't zoo'n „eenig idéé
gevonden om „eens zoo echt eenvoudigjes en ge
woontjes te kunnen leven, hé?
Provinciaalsch juffertje met de frissche wangen en
de heldere oogen zag haar nu echt eerbiedig, tikje
ontdaan van de voornaamheid, in. het gezicht. Doch
ter van hoofdonderwijzer stamelde zelfs van op
komende verlegenheid. En 't was er meteen door.
Corry stelde zich voor als Isabella van Heveldingen
tot Santheim.
Met een snoezig minzaam glimlachje. En deed
toch zoo „gewoon" zoo „minzaam".
Ik hoop zei ze tot de an#ere, dat wij elkaar
dikwijls zullen ontmoeten .We zijn van denzelfden
leeftijd. Hoe heet jij. Laten wij elkaar maar tutoyee-
ren, vin-je ook niet?Mij noemen ze altijd Isa...
En jij? de andere werd maar heel gewoon Kooejé
genoemd.
Maar freule zei ze ik ben maar een bur
germeisje, en u
Kom, koosje, zei Cor geen malligheid. Ik
vind 't heerlijk, dat we elkaar dikwijls zullen ont
moeten.
Het ijs was gebroken.
En toen de trein in het dorpje Dalen aankwam,
inviteerde Koosje de „freule" met haar mee te
gaan naar het huis van haar oudera
Voor Cor was 't een geluksdroom meer en meer
vereenzelvigde zij zich met het freuleschap.
In den kring van den onderwijzer gaf de komst
der arristocratisclie zekere verwarring, die Cor heer
lijk vond. Mevrouw ruimde met vuurrood gelaat de
tafel op, spreidde het Zondagsche fluweelen kleed
erover. Meneer had haastiglijk zijn lakensche jas
aangetrokken. De drie kleinere kinderen zaten d* van zijn zware taak niet slechts vertrouwen vroeg
frmila frrooio Viaal s\/veKio/)irro aj tti_
„freule' met groote, heel-eerbiedige oogen aan te
kijken.
Cor had gemerkt, dat er geheimzinnig gefluisterd
werd tusschen gastheer en gastvrouw. En einde
lijk kwam 't er uit:
Als de freule bijgeval voor die week bij de
familie haar intrek zou willen nemen?Als be
talende logee?Meyrouw had die moderne om
schrijving vaak genoeg in advertenties gelezen...
Tusschen de papieren in haar eity-bag had Cor een
briefkaart geborgen, die de donairière haar eens had
gezonden uit Wiesbaden. Er stonden een paar re
gels op. Hoe zij 't maakte? En of ze goed voor den
kleinen Fidel het lievelingshondje zou zorgen.
Er onder stond: Je toegenegen Douairière van W.
tot S. Cor wist, dat kaartje allerhandigst te pas te
brengen.
Kijk, zei ze, als bij toeval schommelend in pa-
parassen dat is van een oude vriendin van mama
zaliger. Zoutit u nu gelooven, dat tante Anna, zoo
noem ik haar altijd, hè?al drie en tachtig is?
En de briefkaart ging van hand tot hand.
De „finesses" ontsnapten den kring der eenvoudi
gs menschen.
Als er nog een zweempje van wantrouwen bestaan
had, dan zou dit toch nu wel verdwijnen!F*reu-
le Isabella van Heveldingen werd „betalende lo-
gée" bij onderwijzer. De conditiën aanvaardde zij
onmiddellijk met een glimlachje. O, dat was prach
tig
In het dorp was het groote nieuws der aankomst
van „de freule' natuurlijk nog denzelfden dag be
kend. En den dag-erop kwam er al visite bij me
neer en mevrouw Jaspers om de aristocratische te
bekijken. En op den avond van den vierden dag, toen
de laatste trein uit Utrecht was aangekomen en
Kees, de oudste zoon van gastheer van het station
was gekomen met de boodschap dat hij de „freule"
nergens gezien had en deswege een geweldigen
uitbrander had gekregen, waarna meneer zelf haar
ijlings tegemoet was gegaan
Op den avond van den vierden dag kwam meneer
Haspers terug met de boodschap, dat „zij toch in
derdaad" niet scheen gekomen te zijn.
Den volgenden ochtend kwam er een telegram
uit Amsterdam: Door familieomstandigheden terug
komst vertraagd". Kom morgennamiddag. Isabella.
Toen was 't stil vreemd-stil in den kring der
familie van den onderwijzer in Dalen.
Maar eèn half uur, nadat den volgenden dag
de laatste trein was gearriveerd was freule Isa
bella van Heveldingen tot Santheim nog niet ge
arriveerd
Toen nadat de kinderen bed-toe waren fluis
terde moeder Koosje iets in het o6r.
En de oudste dochter ging naar haar kamertje.
Meneer zat schriften van school te corrigeeren.
Maar aan de wijze, waarop hij zijn pijp rookte, was
iets bijzonders te merken.
Man, zei ope ensmevTOuw wat schor van stem.
Ja?, zei meneer, de pen langdurig indoopend.
Heb je even tijd?
Wat is er?
En ze vertelde fluisterend. Van de honderd gul
den, die zij "freule" geleend had, uit het spaarpotje,
dat ze moeizaam had bijeengegaard. En van het
verhaal dat freule Isabella haar gedaan had van
de „remise" die zij wachtte. En dat ze in geeti ge
val wilde, dat meneer er iets van weten zou.
En den volgenden dag werd het bekend, hoe freule
Isabella van Heveldingen bij zes of zeven dorpsno
tabelen, allerlei verdichtsels op de mouw spellend,
geld had weten af te troggelen.
1L
„Ik weet ,dat Je je iemand voorstelt, ongeveer zoo
als je zelf bent, Maar stel je dat uit je hoofd. Ik
kan me geen oogenblik indenken, dat juffrouw Cre-
we bij iemand ter wereld de plaats van een moe
der inneemt; ze is zoo koud en stijf. Ik geloof dat ze
van Stephen houdt Ze is pas vijf en twintig jaar.
Neen, de Crewe's zijn opgeleid in de oogenblikken,
waarin zij hun vader ontwijken konden, 't Is een
soort heidensch huishouden .Staat UEdele dat aan?
En geef mij nu maar wat nieuws uit Rochallan en
Seadoon. Ik verlang nog wat van Juffrouw Brooke te
hooren".
„Ik heb je alles verteld, wat er te vertellen is"
„O, nee, dat heb je niet. Ik kan me nog niet be
Krijpen, hoe je 't over je kon verkrijgen deze week.
te gaan, nu je kans had hen samen in de pasto
rie gade te slaan. Ik houd van een liefdesgeschiede-
*?ls en tusschen ons gezegd, Ailie, jij en ik hebben
Qoor ongetrouwd te blijven, veel gemist".
Alison antwoordde niet, maar dronk haar thee
U1U ofschoon er eenige bitterheid lag in haar bene
velden blik.
"Zoover ik het kan zien, schijnt het huwelijk op
zichzelf geen bijzonder geluk mee te brengen".
"Gelik 1 Maar dat zoeken wij vrouwen toch niet?"
z^ei Tibbie met een van die eigenaardige, onver
wachte ontboezemingen. „Wij verlangen er naar van
menschen en dingen te houden en er voor te zor-
3e?ja, Eliza, wat is er? De slager? zeg hem,
dat ik dadelijk beneden kom".
I „Het is de slager niet, juffrouw, het is mijnheer
Lrewe!" riep Eliza hijgend.
••Wel lieve hemel, komt de man al vóór het ont
bijt!" riep Tibbie. „Natuurlijk op weg naar de ijzer
gieterij even aangeloopen voor jou Ailie", voeg
de zij er fluisterend bij, terwijl zij snel de deur uit-
I ging.
1 „Tibbie, hoor eens, zeg den man, dat ik vanavond
I bij hem zal dineeren".
I ..Dat kan ik niet doen. Dan moet je maar opstaan
lorri het hem zelf te zeggen. Daartoe heb ik den moed
|blet", antwoordde Tibbie nog voor ze eindelijk ver
dween.
Dadelijk daarop kon Alison het geluid van hun
ptenunen uit de kamer beneden haar hooren en
|rij? minuten late rhet sluiten van de voordeur. Een
len lach had Tibbie op haar gelaat, toen zij de
ler weer binnenkwam.
„Ik weet niet, wat den man scheelt, Ailie. Het
lijkt e engeval van liefde op het eerste gezicht".
„Doe niet zoo dwaas, Tibbie Fleming", zei Alison
en ondanks zichzelf kreeg zij een kleur. „Op onzen
leeftijd komt zooiets niet voor en dat moest jij nu
toch begrijpen".
„In ieder geval is hij kolossaal attent Hij zal ons
voor van avond het rijtuig tegen kwart over zeve
nen zenden."
„Ik zal niet gaan, om hem te toonen, dat er al
thans een is, even sterk als hij".
„Dan zal hij je met geweld halen", lachte Tibbie.
„Bovendien weet je zelf heel goed, dat je sterft van
verlangen om te gaan. Wat is het leven toch een
vreemd iets. Het is belangwekkend, vooral omdat
men nooit weet, wat het volgende oogenblik zal ge
beuren. Indien wij wisten, zelfs wat de volgende
dag meebracht, dan zou het leven de moeite niet
waard zijn".
„Ik begrijp er niets van", zei Alison en een vreem
de schaduw gleed over haar gelaat.
Wat haar op dit oogenblik zoo onbegrijpelijk leek
was dat Rochallan en al wat tot voor vier en twin
tig uur haar leven geweest was, in een onbegrensde
ruimte scheen teruggeweken te zijn.
HOOFDSTUK VIL
Alison bij de Crewe's.
Eens binnen de groote ijzeren hekken van Old Hall
viel het moeilijk zich de sombere verlatenheid va
het zwarte land daarbuiten voor te stellen. Het nu
in den stijl der Tudors gebouwd, was in een
van ongeveer vijfhonderd acres gelegen, waarr
genoeg was voor een indrukwekkende
Bosch <yi water; het lag daar, bedekt met klunplanten.
waarboven alleen de daklijsten uitstaken, sds een dr
van schoonheid. Aan hef oude huis.gebouwd^
een groot grondbezitter, was heel wat b jg or.
het de tegenwoordige geriefelijke d
den vna een industrieel, die in de «tabart
plaats, waar zyn bedrijf werd uitgeoefend, moes
KirtU'v Old Hall voldeed aan alles, wat va"
Zelfs de rook en de walgelijke damp ^fhenen de
doodskleed op deHannniet te overschrijden. Zeker
grenzen van Old Halt meivej .„rhter gras
kon men geen mooier b«>men' 8. a] had rnen
veld van lieflijker smaragdgroe wt[tervlak met
hel Engeland afgezocht Een klein wa
een eiland in het rrndden ^J^mig aangelegde
liet wilde gevogelte. De teiTMVormig s er
tuin daalde van den achterkMtjan^nde
naar tos en hetujgc1ht, onvergelijke]ijk schoon,
ramen der bibuotneea, hn«weL wat de archi-
Het inwendige van het huls, hoewei,
Toen de bleeke juffer met de hysterisch dwalende
zoekende oogen, die wegens het delict van oplichting
terecht stond, is door het O. M. niet onmiddellijk een
eisch tot vrijheidsstraf gevorderd. Een onderzoek
naar de geestvermogens van kamenler-Cor-alias
freule van Heveldingen tot Santheim werd gelast. En
de verdediger sloot zich bij dat requisitoir aan.
Onder de getuigen waren ook meneer en me
vrouw Jaspers uit het dorpje Dalen.
En onder de belangstellenden" bevonden zich ook
ingezetenen van Dalen.
En telkens werden oogjes van leedvermaak gericht
naar het arme, eenzame bedrogen echtpaar, dat een
dag-of-wat met de hoogadelijke „betalende logée" in
den kring der kennissen „gegeurd" hadEn mis
schien is het besef van leedvermaak bij de Jasper's
nog pijnlijker dan het reddeloos verlies van de hon
derd gulden uit het spaarpotje....
MAITRE CORBEAU.
van de Kamer, maar ook steun tegen allerlei „hoon,
bespotting en laster", waaraan deze bewindsman
voortdurend vorderde, maakte indruk. „Ik heb ge
tracht zoo goed mogelijk mijn plicht te doen", zei de
heer Poethuma, en wie billijk kon of verkoos te
oordeelen gevoelde dat dit woord werd gesproken
door een eerlijk, ijverig mar,
Uit het tweede gedeelte van 's ministers rede stip
ik aan, dat de suikerbieten-productie voor een deel
moest worden stop-gezet wegens gebrek aan arbeids
krachten. Het door de Regeering op zich nemen van
den export wat ook al gevraagd Is zou op groo
te moeilijkheden stuiten. Gevorderd is, dat men aan
zienlijke reserves zou hebben gevormd. Maar bijv.
wat rijst aangaat, werd van Engelsche zijde gevor
derd, dat eerst de aanwezige voorraad zou zijn ver
bruikt
De graankwestie. Er is thans meer reserve dan
een jaar geleden .En men heeft hier te worstelen
met gebrek aan scheepsruimte en langeren reis-
duur, ook door stagnatie in de havens, door de En
gelsche controle. De reisduur zal nog langer wor
den. Zonder al dat oponthoud zouden we over 50000
ton graan meer hebben kunnen beschikken.
Er was ook gezegd: waarom ten opzichte van de
turf niet krachtiger initiatief genomen? Minister
Posthuma bracht hiertegen in, dat niet ongelimi
teerd kau worden gegraven. Gemiddeld wordt 400.000
ton turf per jaar geproduceerd, wat eeiie stookwaar-
de vertegenwoordigd van 250.000 ton, wat Limburg-
eche kolen betreft. Een mijnarbeider praesteert het
vijfvoudige van een veenarbeider aan stookkracht.
Ten aanzien van het ontwerp tot invoering van
den Zomertijd, bleek, hoe dit den Raad van State
reeds is gepasseerd.
De vraag wie verantwoordelijk moet worden ge
steld voor het torpedeeren van de schepen, moest
de minister laten rusten. Dit vraagstuk zei Z.Exc.
is nog zóó weinig opgehelderd, dat er op dit
oogenblik „slechts over gezwegen kan worden".
Ten opzichte van het Rijks-graanbureau diende
Exc. Poethuma den heer Duija stevig van repliek.
Het wachten is thans op gegevens, die uit Amerika
moeten komen. Waartoe dan zei de minister
„de herrie" dient, door de heeren Gerhard, Polak c.s.
gemaakt, is niet duidelijk. Evenmin als waarom de
heer Polak reeds nu den heer Duijs inzage ver
strekte van het verslag over zijn verhoor door de
commissie. En nu de beschuldigingen, tegen de
firma Kroller ingebracht. Op verzoek der Graan-
commissiö heeft de Holland-Amerika-lijn eene ver
klaring overgelegd, verzekerend, dat zij van Septem
ber 1914 af de werkelijke vrachten heeft betaald
zooals de Regeering bepaald, en dat aan de firma
Kröller of annex personen geenerlei restitutie of
commissie-loon is uitgekeerd.
Wat de broodbereiding betreft, wees de minister
er nog op, dat naar gelang wij meer in de misère
geraken, er betere grondstoffen zullen moeten wor
den gebruikt. Het Amerikaansch patentmeel zal zoo
lang mogelijk worden bewaard.
Het vrij uit handen geven van restanten brood
kaarten, zou tot knoeierij leiden onder de bakkers.
Blijkt het rantsoen van 400 gram voor zekere cate
gorie niet noodig, dan zal men voor anderen wat
milder kunnen zijn. Men ete zoo weinig mogelijk en
vernietige de niet-noodige bons. Dat is op 't mo
ment het beste recept
Wat de kosten der Distributie betreft, zei min.
Posthuma: moet er voor aardappelen en bruinbrood
meer bij, dan dient op varkensvleesch en melk be
zuinigd. Op den gang van zaken houdt de minister
steeds het oog en wekelijks komt rapport omtrent
den gang der zaken. In het belang der kosten van
schoeisel is eene regeling nog in studie, 't Is nog
niet gelukt, daaromtrent tot een resultaat te komen.
In elk geval zal bij gebleken noodzakelijkheid der
overschrijding van het aangevraagd kredie toen
nieuw ontwerp worden ingediend.
Den Haag, 8 Maart 1917.
Het slot van minister Posthuma's gespierde, hel
dere, goed-gedocumenteerde rede is in de Kamer
met kreten van bijval begroet, zij 't dan niet „van
alle banken" .Het slot waarbij de minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel voor het vervullen
tectonische schoonheid aangaat, volkomen in over
eenstemming met het uitwendige, was geheel be
dorven door het vandalisme, dat bij de decoratie en
meubileering bedreven was, die een vrucht waren
van de afschuwelijkste periode uit den tijd van
Victoria.
Crewe zelf was een man zonder smaak, die zijn
huishoudster had getrouwd, welke tot aan den dag
van haar dood in angst voor hem had geleefd en die
geen hartzeer gevoelde toen zij er zich bewust van
werd, dat de spanning spoedig voorbij zou zij. Zij
was een lieve, beschroomde ziel geweest, met een
natuurlijke beschaving, welke menigen ruwen schok
van Edmund Crewe ondergaan had. Het was geen
verbintenis uit liefde geweest, maar eenvoudig een
van die huwelijksovereenkomsten, die óf noodlot
tig óf anders uitvallen, al naar het temperament
van hen, die ze sluiten.
Crewe was van nature een tiran, die door louter
kracht en handigheid tot aanzien was gekomen; het
overwicht, op zijn medeschepselen, hem door de
natuur geschonken, deed hij steêds ten volle gelden.
Dat hij zelf een werkman geweest was, vergrootte
zijn sympathie voor de arbeiders niet; het maakte
hem veeleer achterdochtig en veeleischend. Hij had
zijn leven lang de overtuiging gehuldigd, dat men
alle menschen zoo lang als zijn vijanden heeft te
beschouwen, tot ze bewezen hebben ziin beproefde
vrienden te zijn. Toen hij ouder werd, kwam Crewe
met een gevoel van buitengewone bitterheid tot het
besef, dat hij feitelijk geen vrienden had; dat zelfs
zijn kinderen hem verkeerd begrepen en vreesden. Maar
dat hij de meest gehate man m Birtley was, dat wilde
er bij hem nog altijd niet ia
„Wat iemand zaait, dat zal hij oogsten," is een
tekst, die. Edmund Crewe boven zijn deur had kun
nen spijkeren. Toch had deze man, hoe weinig zijn
afstootend uiterlijk het zou doen vermoeden, een sterk
verlangen naar het oneindige. Nu, op zijn vier cn
vijftigste jaar drong plotseling scherp tot zijn bewust
zijn door, hoe eenzaam hij door 't leven gegaan was.
Dit ontwaken wacht zoovelen, en of de gevolgen
meer of minder noodlottig zijn, hangt af van het
temperament en de omstandigheden.
De toevallige ontmoeting met Alison had in Crewe s
hart het verlangen naar huiselijk leven opgewekt. In
dien zulk een vrouw de moeder mijner kinderen ware
geweest, dan zouden zij anders zijn geworden, zei hij
tot zichzelf; minder koud en in zichzelf gekeerd. In
deze stemming wachtte hjj dien avond de komst zijner
gasten. Hoewel haar broer en zuster haar plaagden
en uitlachten om haar tegenstribbelen, had Alison er
ten slotte toch in berust, dat zij haar tooiden voor
het feest.
Materiaal om op te sieren was niet beschikbaar;
maar Tibbie woekerde met het weinige, dat bruikbaar
was. Alison's avondjapon was van zwart satijn, van
zeer moeilijk te bepalen ouderdom en snit, waarvan
niemand zich meer herinnerde, wanneer die mode was
Toen kwam de premier aan de beurt ter beant
woording van de vragen-Van Vuuren.
Minister Cort van der Linden begon met de mede-
deelingen van mr. Anton van Gijn omtrent de „per
soonsverwisseling' 'aan het hoofd van Financiën
„voor diens rekening" te laten. En Z.Exc. kwam op
tegen de opvatting, dat men daaruit zou mogen af
leiden, dat de opvatting des heeren Van Gijn met
die van de Regeering zou overeenstemmen.
Er is ten opzichte van het aanhangig ontwerp
ging de premier voort volkomen overeenstem
ming tusschen de Regeering en minister Poethu
ma en óók met minister Treub. „Anders zou deze
niet als minister van Financiën zijn opgetreden".
Wat het krediet der 80 illioen betreft, voor een
jaar gevraagd, worden de evenredige koeten over
een maand-tijdvak overschreden, dan dient dit op
het volgende te worden bezuinigd. De Distributie
uitgaven vallen onder de verantwoordelijkheid des
ministers van Landbouw, Nijvërheid en Handel, be
houdens overleg met den ministerraad. Loopt de
volksvoeding gevaar, dan zal tijdig een krediet wor-
geweest. Een fichu van oude naaldkant, een van haar
moeders zeer weinige schatten, legde Tibbie om haar
zusters schouders; maar toen zij een paar vlamkleurige
chrysanthemums in de plooien van haar japon wilae
steken, weerde Alison dat preutsch af.
„Houd de bloemen voor jezelf, Tib; ik ben niet
voor die opzichtigheid. Ik ben een eenvoudige vrouw
van middelbaren leeftijd en met mijn camée-broche
zal ik de kant stellig beter op haar plaats kunnen
houden."
j,Het lijkt wel een reliefversiering op een graftombe,"
zei Tibbie oneerbiedig. „De bloemen zal ik je dan
sparen, maar de camee wijs ik beslist af. Het eenige,
wat er mee door kan, is dit speldje. Maar o, Alison, als
je me toch maar toe wou staan dien halskraag weg
te nemen; het is schande om dien mooien hals van
je zoo te bedekken."
„Tibbie Fleming, je verblijf in Engeland heeft je
eenige zonderlinge opvattingen en gewoonten bijgebracht
Je weet, hoe ik over bloote halzen denk."
„In ieder geval zijn ze geschapen om gezien te
worden vooral als ze zoo mooi zijn als de jouwe,"
zei Tibbie met een zucht. „Zie de mijne eens, hoe
schraal en beenig, maar ,'t kan me niet schelen."
Innig als Tibbie met anderen kon meevoelen en
helderziend als zij in sommige gevallen was, scheen
het of zij een voorgevoel had van 't geen het avond
feest brengen zou, wat haar nu reeds met een haar
zelf onverklaarbare blijdschap vervulde. Gewoonlijk
vond zij het dineeren te Old Hall een vervelende ge
schiedenis, maar vanavond scheen de lucht wel met
electrische energie geladen. Gavin zag er dien avond
knapper dan gewoonlijk uit in zijn gekleede jas en
was zoo vroolijk als een hoopvol minnaar behoort
te zijn. Alison was de stilste van de drie.
,,'t Schijnt een groote plaats", zei zij. toen zij de
donkere schaduwen van de boomen langs de oprijlaan
voorbijredea
,'t Is een prachtig verblijf" zei Guy, „maar de
buitenzijde is net beste deel. De ontvangkamer is het
leelijkste vertrek, waar het lot mij ooit binnengedreven
heeft, is 't niet zoo, Tib?"
Op dat oogenblik ging het rijtuig juist de bocht in
naar den hoofdingang, waar een zachte lichtstroom
in den kalmen avond uitstraalde. Onmiddellijk verscheen
de knecht om hen te ontvangen en Alison, die on
danks zichzelf plotseling in alles belang stelde, keek
met een snellen, onderzoekenden blik de ruime hal
rond, welker eikenhouten trap en galerij, waarop de
deuren der eerste verdieping uitkwamen, een indruk
gaven van ruimte en deftigheid.
In een kleine kamer gelijkvloers stond een dienst
meisje gereed de mantels en sjaals aan te nemen en
binnen enkele minuten hadden zij de deur van den
salon bereikt. Toen zij aangediend werden, kwam de
heer des huizes hen tegemoet. De buitengewoon goede
stemming, waarin hij verkeerde, ontnam aan zijn ge
laat de harde uitdrukking, die het gewoonlijk had
en toen zij hem achteloos de hand gaf, moest Alison