Niet door menschenhan- den gebouwd. ars TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Tweede Kamer. Zaterdag 10 Maart 1917. 60ste Jaargang No. 5967. Schaper Courant DROOMLEVEN. „BETALENDE LOGEE". 't Was begonnen in den trein, toen zij haar vacan- tiereisje van acht dagen aanving. De oude douairière., bij wie zij kamenier was, had haar op zekeren dag ver rast met een bankje van vijf en twintig. Zij was er van ontsteld... Begreep eerst niet Dacht dat zij haar ontslag zou krijgen. Maar de oude mevrouw had Corry gerust gesteld. Zieje, beste kind zei ze je ziet in den laat- sten tijd zoo witjes. Met de bruiloft van freule Marie heb je je zeker wat erg vermoeid. Nu heb ik ge dacht ga er maar eens 'n weekje uit Een heele week... Als je naar dat plaatsje gaat, waar je nicht woont..! 't Is immers een nicht van je, nietwaar? of een schoon zuster... Dat herinner ik me niet zoo precies meer. Nu., wanneer je daar logies vraagt dan zullen ze je wel met genoegen ontvangen. En dan breng je een cadeautje voor die nicht mee, he?.... En je geeft haar èenige vergoeding voor de onkosten en zoo Dat zal best gaan, hoor.... Als je wilt, kun ie aan staanden Maandag gaan. En als je dan weer Maand&g erop terug keert, dan is 't heel goed. Wat zeg je daar nu van? Coitv had mevrouw „duizendmaal bedankt". En zou dadelijk nicht gaan schrijven. Of 't goed was van het komen logeeren. Toen ze in haar kamertje zat, dacht Cor aan het interieur bij nicht Mina. Aan den groven, onbehou-- wen slungel van een jongen, zoon van nicht, die haar op plompe wijze net hof placht te maken. Aait de buren uit het dorp, die uren zaten te leuteren over varkens en koeien. Over het haar met. minach- tend-jaloersche oogen bekijken van de meisjes uit het jlorp, die „lak hadden" aan de „kouwe drukte" van ae stadsche juffer met haar tierlatijntjes en per slot van rekening toch niet meer was dan een dienstmeid qf zoo iets, bij eene oude dame. Cor besloot den brie fvan logies niet te schrijven. Ze zat wel een uur te droomen, te peinzen, in haar kamertje Ze dacht aan dien avond, toen ze ontmoet had jonker Frans, neefje van de oude douairière juist toen Si voor haar gewonen uitgaansavond het huis verliet. ij was haar achterop gekomen en had voordat Cor er eigenlijk erg op had zijn arm op den hare gelegd. Gevraagd, met zijn zachte, vriendelijke stem of hij een eindje met haar mee mocht loo- pen. Ze had eerst wat tegen gestribbeld. Maar zijn handen waren zoo zacht en hij keek haar zoo aardig in de oogen en hij sprak zulke streelende complimen- teuse woordjes, dat Cor onder de bedwelming was gekomen van zijn flirtation. Ze waren ergens neerge streken in een café, met veel menschen en met muziek. Toen had jonker Frans haar meegenomen naar een bioscoop. En daar was herinnerde zij zich nog zoo goed vertoond de film van een bur germeisje, dat verleid werd door een voorname me neer, en dat later in een soort van circus terecht komt en dan van haar paard stort. Het explicatie bordje vermeldde bij dat gebeuren Hontense, ont warend,' dat graaf Gaston naar heeft bedrogen, maakt onder zijn oogen een eind aan haar verwoest leven.... Dat slot was erg naar, maar daar wilde Cor nu maar liever niet aan denken. Zij dacht aan het prach tige boudoir, dat Gaston voor Hortense had laten inrichtén. En hoe zij daar bediend werd door een lakei juist zooals de douairière. En hoe Hortense een gewezen waschmeisje daar lag op een don- zigen divan, met een prachtig fluweelen peignoir aan, cigaretten rookend. Jonker Frans had Cor toegefluisterd, dat zij net oen klein freuletje was veel aardiger en mooier en gracieuser dan alle meisjes uit z'n eigen kring. Nog tweemaal was zij met jonkertje uit geweest eens naar een bioscoop weer en de andere maal naar een concert varié, en toen was 't plotseling uit ge weest. Wat er eigenlijk gebeurd was, wist Corry niet. Maar 't scheen dat ae jonker erg veel schulden had gemaakt en zijn familie hem naar buiten had ge stuurd. Ze had al iets opgevangen uit een gesprek dat de douairière half fluisterend over het treurig geval had gevoerd. Bij Cor stond 't vast, dat de jonker naar haar verlangde. In haar kamertje, als zij te bed lag had zij uren lang stilletjes liggen schreien. En die woorden van hem, net zoo'n klein, gracieus freuletje klonken haar telkens in de ooren. Zij loog dat de nicht bericht had haar gaarne te rullen ontvangen. Had „een cideautje" voor nicht ge kocht, dat zjj mevrouw vertoonde, en dat deze „beel dig' vond. En op den afgesproken dag ging zij naar het station, zonaer dat ze eigenlijk wist waar de acht dagen vacantie zouden worden doorgebracht Uit de leesbibliotheek had zij meegenomen met een keu- rig kafje erom, dat niemand merken zou, hoe 't een huur-romannetje was Jeanne de Montbeuil of de lotgevallen eener zigeunerin. En met koortsige spanning las zij van het meisje uet „blauw bloed in de ade ren". dat door „gril van het noodlot bij een zigeuners bende te land komt en in wie „de adelijke afstamming" zich ten slotte doet gelden. In den laatsten tijd had Cor iets in zich gevoelend, van gedachten, indrukken, gewaarwordingen die haar zelve raadselachtig waren. Ze was niet vond zij van de soort menschen, met wie zij totdusver gel'jkgesteld was geworden... Wan neer zij zichzelve vergeleek met de oude huishoudster van de douairière, met Eef Grietje en Klaas het verder personeel dan voelde ze zoo echt, zo». en scherp het onderscheid tusschen „die menschen en haar... En terwijl de trein voortboemelde ..aar het Gelder- sche dorpje, waar zij op goed geluk af zonder er iemand te kennen of er ooit geweest te zijn, op goed geluk af een kaartje voor had genomen be- spVong haar plotseling die 'dolle, fantastische gedachte... Als ze zich eens... Voor acht dagen was 't slechts Als ze zich eens uitgaf voor een echte freule. Ze zou er zich wel weten door te redden. Daar, in den roman, dien ze bij zich had, uit de leesbibliotheek stond een praehtnaam Isabella Cornelia van Hevel- dingen tot Santheim. Een uitgestorven geslacht Op gevoed bij een bejaarde tante. De naam van de douairière was te gevaarlijk. Maar nu herinnerde Cor zich eens klaps het oude freuletje, het verschrompelde, ver armde dametje van zeer-deftige familie, die zes dagen van de week „uit dineeren" werd gevraagd. Dat was 't Freule Hennëtte de Salonay.... Cor zag het visite kaartje met de baronesse-kroon duidelijk voor zich. Zeker ze zou vertellen, dat haar tante De .Salonay haar ergens in een Limfcurgsche dorp op een een zaam kasteel had opgevoed. Freule Van Heveldingen tot Santheim.... Ze keek naar het titelblad van den roman. Die was gedrukt In het jaar 1874. Er zou niet licht iemand zijn ,die daar achter zou komen. De trein stopte. Nog twee halten en zh zouden we zen aan het onbekende dorpje, waar Cor haar acnt dagen vacantie zou doorbrengea Een jonge dame stapte in. Vroeg of het haar zou hinderen, als een van ae raampjes in de coupée Cor had 2e klasse geno men werd opengeschoven Het was een provinciaalsch dametje, met frlscn- roode wangen en heldere, vroolijk-eerlijke oogen. De meisjes raakten met elkaar in gesprek. Cor informeerde of er in Dalen ergens ..onderdak te krijgen zou zijn. Ze vond 't zoo heerlijk, zoo godde lijk, zoo „eenig" om eens een dag-of-wat echt bui ten te zijn. En zij praatte voort genietend van haar eigen leugentaal', zich verkwikkend aan en opwindend door hetgeen zij fantaseerde...... Och, 't was zoo stijfjes, zoo somber op het kasteel van haar tante. Ze had nu een poosje in Utrecht vertoefd bij een bevriende familie. Maar anders was ze altijd bij tante De SalonayO, tante was een „dot van een menschje, en „echte snoet, een „coeur d'orCorry immiteerde meesterlijk het pra ten van een vriendin der oude douairière bij wie zij kamenier was maar ze had 't zoo'n „eenig idéé gevonden om „eens zoo echt eenvoudigjes en ge woontjes te kunnen leven, hé? Provinciaalsch juffertje met de frissche wangen en de heldere oogen zag haar nu echt eerbiedig, tikje ontdaan van de voornaamheid, in. het gezicht. Doch ter van hoofdonderwijzer stamelde zelfs van op komende verlegenheid. En 't was er meteen door. Corry stelde zich voor als Isabella van Heveldingen tot Santheim. Met een snoezig minzaam glimlachje. En deed toch zoo „gewoon" zoo „minzaam". Ik hoop zei ze tot de an#ere, dat wij elkaar dikwijls zullen ontmoeten .We zijn van denzelfden leeftijd. Hoe heet jij. Laten wij elkaar maar tutoyee- ren, vin-je ook niet?Mij noemen ze altijd Isa... En jij? de andere werd maar heel gewoon Kooejé genoemd. Maar freule zei ze ik ben maar een bur germeisje, en u Kom, koosje, zei Cor geen malligheid. Ik vind 't heerlijk, dat we elkaar dikwijls zullen ont moeten. Het ijs was gebroken. En toen de trein in het dorpje Dalen aankwam, inviteerde Koosje de „freule" met haar mee te gaan naar het huis van haar oudera Voor Cor was 't een geluksdroom meer en meer vereenzelvigde zij zich met het freuleschap. In den kring van den onderwijzer gaf de komst der arristocratisclie zekere verwarring, die Cor heer lijk vond. Mevrouw ruimde met vuurrood gelaat de tafel op, spreidde het Zondagsche fluweelen kleed erover. Meneer had haastiglijk zijn lakensche jas aangetrokken. De drie kleinere kinderen zaten d* van zijn zware taak niet slechts vertrouwen vroeg frmila frrooio Viaal s\/veKio/)irro aj tti_ „freule' met groote, heel-eerbiedige oogen aan te kijken. Cor had gemerkt, dat er geheimzinnig gefluisterd werd tusschen gastheer en gastvrouw. En einde lijk kwam 't er uit: Als de freule bijgeval voor die week bij de familie haar intrek zou willen nemen?Als be talende logee?Meyrouw had die moderne om schrijving vaak genoeg in advertenties gelezen... Tusschen de papieren in haar eity-bag had Cor een briefkaart geborgen, die de donairière haar eens had gezonden uit Wiesbaden. Er stonden een paar re gels op. Hoe zij 't maakte? En of ze goed voor den kleinen Fidel het lievelingshondje zou zorgen. Er onder stond: Je toegenegen Douairière van W. tot S. Cor wist, dat kaartje allerhandigst te pas te brengen. Kijk, zei ze, als bij toeval schommelend in pa- parassen dat is van een oude vriendin van mama zaliger. Zoutit u nu gelooven, dat tante Anna, zoo noem ik haar altijd, hè?al drie en tachtig is? En de briefkaart ging van hand tot hand. De „finesses" ontsnapten den kring der eenvoudi gs menschen. Als er nog een zweempje van wantrouwen bestaan had, dan zou dit toch nu wel verdwijnen!F*reu- le Isabella van Heveldingen werd „betalende lo- gée" bij onderwijzer. De conditiën aanvaardde zij onmiddellijk met een glimlachje. O, dat was prach tig In het dorp was het groote nieuws der aankomst van „de freule' natuurlijk nog denzelfden dag be kend. En den dag-erop kwam er al visite bij me neer en mevrouw Jaspers om de aristocratische te bekijken. En op den avond van den vierden dag, toen de laatste trein uit Utrecht was aangekomen en Kees, de oudste zoon van gastheer van het station was gekomen met de boodschap dat hij de „freule" nergens gezien had en deswege een geweldigen uitbrander had gekregen, waarna meneer zelf haar ijlings tegemoet was gegaan Op den avond van den vierden dag kwam meneer Haspers terug met de boodschap, dat „zij toch in derdaad" niet scheen gekomen te zijn. Den volgenden ochtend kwam er een telegram uit Amsterdam: Door familieomstandigheden terug komst vertraagd". Kom morgennamiddag. Isabella. Toen was 't stil vreemd-stil in den kring der familie van den onderwijzer in Dalen. Maar eèn half uur, nadat den volgenden dag de laatste trein was gearriveerd was freule Isa bella van Heveldingen tot Santheim nog niet ge arriveerd Toen nadat de kinderen bed-toe waren fluis terde moeder Koosje iets in het o6r. En de oudste dochter ging naar haar kamertje. Meneer zat schriften van school te corrigeeren. Maar aan de wijze, waarop hij zijn pijp rookte, was iets bijzonders te merken. Man, zei ope ensmevTOuw wat schor van stem. Ja?, zei meneer, de pen langdurig indoopend. Heb je even tijd? Wat is er? En ze vertelde fluisterend. Van de honderd gul den, die zij "freule" geleend had, uit het spaarpotje, dat ze moeizaam had bijeengegaard. En van het verhaal dat freule Isabella haar gedaan had van de „remise" die zij wachtte. En dat ze in geeti ge val wilde, dat meneer er iets van weten zou. En den volgenden dag werd het bekend, hoe freule Isabella van Heveldingen bij zes of zeven dorpsno tabelen, allerlei verdichtsels op de mouw spellend, geld had weten af te troggelen. 1L „Ik weet ,dat Je je iemand voorstelt, ongeveer zoo als je zelf bent, Maar stel je dat uit je hoofd. Ik kan me geen oogenblik indenken, dat juffrouw Cre- we bij iemand ter wereld de plaats van een moe der inneemt; ze is zoo koud en stijf. Ik geloof dat ze van Stephen houdt Ze is pas vijf en twintig jaar. Neen, de Crewe's zijn opgeleid in de oogenblikken, waarin zij hun vader ontwijken konden, 't Is een soort heidensch huishouden .Staat UEdele dat aan? En geef mij nu maar wat nieuws uit Rochallan en Seadoon. Ik verlang nog wat van Juffrouw Brooke te hooren". „Ik heb je alles verteld, wat er te vertellen is" „O, nee, dat heb je niet. Ik kan me nog niet be Krijpen, hoe je 't over je kon verkrijgen deze week. te gaan, nu je kans had hen samen in de pasto rie gade te slaan. Ik houd van een liefdesgeschiede- *?ls en tusschen ons gezegd, Ailie, jij en ik hebben Qoor ongetrouwd te blijven, veel gemist". Alison antwoordde niet, maar dronk haar thee U1U ofschoon er eenige bitterheid lag in haar bene velden blik. "Zoover ik het kan zien, schijnt het huwelijk op zichzelf geen bijzonder geluk mee te brengen". "Gelik 1 Maar dat zoeken wij vrouwen toch niet?" z^ei Tibbie met een van die eigenaardige, onver wachte ontboezemingen. „Wij verlangen er naar van menschen en dingen te houden en er voor te zor- 3e?ja, Eliza, wat is er? De slager? zeg hem, dat ik dadelijk beneden kom". I „Het is de slager niet, juffrouw, het is mijnheer Lrewe!" riep Eliza hijgend. ••Wel lieve hemel, komt de man al vóór het ont bijt!" riep Tibbie. „Natuurlijk op weg naar de ijzer gieterij even aangeloopen voor jou Ailie", voeg de zij er fluisterend bij, terwijl zij snel de deur uit- I ging. 1 „Tibbie, hoor eens, zeg den man, dat ik vanavond I bij hem zal dineeren". I ..Dat kan ik niet doen. Dan moet je maar opstaan lorri het hem zelf te zeggen. Daartoe heb ik den moed |blet", antwoordde Tibbie nog voor ze eindelijk ver dween. Dadelijk daarop kon Alison het geluid van hun ptenunen uit de kamer beneden haar hooren en |rij? minuten late rhet sluiten van de voordeur. Een len lach had Tibbie op haar gelaat, toen zij de ler weer binnenkwam. „Ik weet niet, wat den man scheelt, Ailie. Het lijkt e engeval van liefde op het eerste gezicht". „Doe niet zoo dwaas, Tibbie Fleming", zei Alison en ondanks zichzelf kreeg zij een kleur. „Op onzen leeftijd komt zooiets niet voor en dat moest jij nu toch begrijpen". „In ieder geval is hij kolossaal attent Hij zal ons voor van avond het rijtuig tegen kwart over zeve nen zenden." „Ik zal niet gaan, om hem te toonen, dat er al thans een is, even sterk als hij". „Dan zal hij je met geweld halen", lachte Tibbie. „Bovendien weet je zelf heel goed, dat je sterft van verlangen om te gaan. Wat is het leven toch een vreemd iets. Het is belangwekkend, vooral omdat men nooit weet, wat het volgende oogenblik zal ge beuren. Indien wij wisten, zelfs wat de volgende dag meebracht, dan zou het leven de moeite niet waard zijn". „Ik begrijp er niets van", zei Alison en een vreem de schaduw gleed over haar gelaat. Wat haar op dit oogenblik zoo onbegrijpelijk leek was dat Rochallan en al wat tot voor vier en twin tig uur haar leven geweest was, in een onbegrensde ruimte scheen teruggeweken te zijn. HOOFDSTUK VIL Alison bij de Crewe's. Eens binnen de groote ijzeren hekken van Old Hall viel het moeilijk zich de sombere verlatenheid va het zwarte land daarbuiten voor te stellen. Het nu in den stijl der Tudors gebouwd, was in een van ongeveer vijfhonderd acres gelegen, waarr genoeg was voor een indrukwekkende Bosch <yi water; het lag daar, bedekt met klunplanten. waarboven alleen de daklijsten uitstaken, sds een dr van schoonheid. Aan hef oude huis.gebouwd^ een groot grondbezitter, was heel wat b jg or. het de tegenwoordige geriefelijke d den vna een industrieel, die in de «tabart plaats, waar zyn bedrijf werd uitgeoefend, moes KirtU'v Old Hall voldeed aan alles, wat va" Zelfs de rook en de walgelijke damp ^fhenen de doodskleed op deHannniet te overschrijden. Zeker grenzen van Old Halt meivej .„rhter gras kon men geen mooier b«>men' 8. a] had rnen veld van lieflijker smaragdgroe wt[tervlak met hel Engeland afgezocht Een klein wa een eiland in het rrndden ^J^mig aangelegde liet wilde gevogelte. De teiTMVormig s er tuin daalde van den achterkMtjan^nde naar tos en hetujgc1ht, onvergelijke]ijk schoon, ramen der bibuotneea, hn«weL wat de archi- Het inwendige van het huls, hoewei, Toen de bleeke juffer met de hysterisch dwalende zoekende oogen, die wegens het delict van oplichting terecht stond, is door het O. M. niet onmiddellijk een eisch tot vrijheidsstraf gevorderd. Een onderzoek naar de geestvermogens van kamenler-Cor-alias freule van Heveldingen tot Santheim werd gelast. En de verdediger sloot zich bij dat requisitoir aan. Onder de getuigen waren ook meneer en me vrouw Jaspers uit het dorpje Dalen. En onder de belangstellenden" bevonden zich ook ingezetenen van Dalen. En telkens werden oogjes van leedvermaak gericht naar het arme, eenzame bedrogen echtpaar, dat een dag-of-wat met de hoogadelijke „betalende logée" in den kring der kennissen „gegeurd" hadEn mis schien is het besef van leedvermaak bij de Jasper's nog pijnlijker dan het reddeloos verlies van de hon derd gulden uit het spaarpotje.... MAITRE CORBEAU. van de Kamer, maar ook steun tegen allerlei „hoon, bespotting en laster", waaraan deze bewindsman voortdurend vorderde, maakte indruk. „Ik heb ge tracht zoo goed mogelijk mijn plicht te doen", zei de heer Poethuma, en wie billijk kon of verkoos te oordeelen gevoelde dat dit woord werd gesproken door een eerlijk, ijverig mar, Uit het tweede gedeelte van 's ministers rede stip ik aan, dat de suikerbieten-productie voor een deel moest worden stop-gezet wegens gebrek aan arbeids krachten. Het door de Regeering op zich nemen van den export wat ook al gevraagd Is zou op groo te moeilijkheden stuiten. Gevorderd is, dat men aan zienlijke reserves zou hebben gevormd. Maar bijv. wat rijst aangaat, werd van Engelsche zijde gevor derd, dat eerst de aanwezige voorraad zou zijn ver bruikt De graankwestie. Er is thans meer reserve dan een jaar geleden .En men heeft hier te worstelen met gebrek aan scheepsruimte en langeren reis- duur, ook door stagnatie in de havens, door de En gelsche controle. De reisduur zal nog langer wor den. Zonder al dat oponthoud zouden we over 50000 ton graan meer hebben kunnen beschikken. Er was ook gezegd: waarom ten opzichte van de turf niet krachtiger initiatief genomen? Minister Posthuma bracht hiertegen in, dat niet ongelimi teerd kau worden gegraven. Gemiddeld wordt 400.000 ton turf per jaar geproduceerd, wat eeiie stookwaar- de vertegenwoordigd van 250.000 ton, wat Limburg- eche kolen betreft. Een mijnarbeider praesteert het vijfvoudige van een veenarbeider aan stookkracht. Ten aanzien van het ontwerp tot invoering van den Zomertijd, bleek, hoe dit den Raad van State reeds is gepasseerd. De vraag wie verantwoordelijk moet worden ge steld voor het torpedeeren van de schepen, moest de minister laten rusten. Dit vraagstuk zei Z.Exc. is nog zóó weinig opgehelderd, dat er op dit oogenblik „slechts over gezwegen kan worden". Ten opzichte van het Rijks-graanbureau diende Exc. Poethuma den heer Duija stevig van repliek. Het wachten is thans op gegevens, die uit Amerika moeten komen. Waartoe dan zei de minister „de herrie" dient, door de heeren Gerhard, Polak c.s. gemaakt, is niet duidelijk. Evenmin als waarom de heer Polak reeds nu den heer Duijs inzage ver strekte van het verslag over zijn verhoor door de commissie. En nu de beschuldigingen, tegen de firma Kroller ingebracht. Op verzoek der Graan- commissiö heeft de Holland-Amerika-lijn eene ver klaring overgelegd, verzekerend, dat zij van Septem ber 1914 af de werkelijke vrachten heeft betaald zooals de Regeering bepaald, en dat aan de firma Kröller of annex personen geenerlei restitutie of commissie-loon is uitgekeerd. Wat de broodbereiding betreft, wees de minister er nog op, dat naar gelang wij meer in de misère geraken, er betere grondstoffen zullen moeten wor den gebruikt. Het Amerikaansch patentmeel zal zoo lang mogelijk worden bewaard. Het vrij uit handen geven van restanten brood kaarten, zou tot knoeierij leiden onder de bakkers. Blijkt het rantsoen van 400 gram voor zekere cate gorie niet noodig, dan zal men voor anderen wat milder kunnen zijn. Men ete zoo weinig mogelijk en vernietige de niet-noodige bons. Dat is op 't mo ment het beste recept Wat de kosten der Distributie betreft, zei min. Posthuma: moet er voor aardappelen en bruinbrood meer bij, dan dient op varkensvleesch en melk be zuinigd. Op den gang van zaken houdt de minister steeds het oog en wekelijks komt rapport omtrent den gang der zaken. In het belang der kosten van schoeisel is eene regeling nog in studie, 't Is nog niet gelukt, daaromtrent tot een resultaat te komen. In elk geval zal bij gebleken noodzakelijkheid der overschrijding van het aangevraagd kredie toen nieuw ontwerp worden ingediend. Den Haag, 8 Maart 1917. Het slot van minister Posthuma's gespierde, hel dere, goed-gedocumenteerde rede is in de Kamer met kreten van bijval begroet, zij 't dan niet „van alle banken" .Het slot waarbij de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel voor het vervullen tectonische schoonheid aangaat, volkomen in over eenstemming met het uitwendige, was geheel be dorven door het vandalisme, dat bij de decoratie en meubileering bedreven was, die een vrucht waren van de afschuwelijkste periode uit den tijd van Victoria. Crewe zelf was een man zonder smaak, die zijn huishoudster had getrouwd, welke tot aan den dag van haar dood in angst voor hem had geleefd en die geen hartzeer gevoelde toen zij er zich bewust van werd, dat de spanning spoedig voorbij zou zij. Zij was een lieve, beschroomde ziel geweest, met een natuurlijke beschaving, welke menigen ruwen schok van Edmund Crewe ondergaan had. Het was geen verbintenis uit liefde geweest, maar eenvoudig een van die huwelijksovereenkomsten, die óf noodlot tig óf anders uitvallen, al naar het temperament van hen, die ze sluiten. Crewe was van nature een tiran, die door louter kracht en handigheid tot aanzien was gekomen; het overwicht, op zijn medeschepselen, hem door de natuur geschonken, deed hij steêds ten volle gelden. Dat hij zelf een werkman geweest was, vergrootte zijn sympathie voor de arbeiders niet; het maakte hem veeleer achterdochtig en veeleischend. Hij had zijn leven lang de overtuiging gehuldigd, dat men alle menschen zoo lang als zijn vijanden heeft te beschouwen, tot ze bewezen hebben ziin beproefde vrienden te zijn. Toen hij ouder werd, kwam Crewe met een gevoel van buitengewone bitterheid tot het besef, dat hij feitelijk geen vrienden had; dat zelfs zijn kinderen hem verkeerd begrepen en vreesden. Maar dat hij de meest gehate man m Birtley was, dat wilde er bij hem nog altijd niet ia „Wat iemand zaait, dat zal hij oogsten," is een tekst, die. Edmund Crewe boven zijn deur had kun nen spijkeren. Toch had deze man, hoe weinig zijn afstootend uiterlijk het zou doen vermoeden, een sterk verlangen naar het oneindige. Nu, op zijn vier cn vijftigste jaar drong plotseling scherp tot zijn bewust zijn door, hoe eenzaam hij door 't leven gegaan was. Dit ontwaken wacht zoovelen, en of de gevolgen meer of minder noodlottig zijn, hangt af van het temperament en de omstandigheden. De toevallige ontmoeting met Alison had in Crewe s hart het verlangen naar huiselijk leven opgewekt. In dien zulk een vrouw de moeder mijner kinderen ware geweest, dan zouden zij anders zijn geworden, zei hij tot zichzelf; minder koud en in zichzelf gekeerd. In deze stemming wachtte hjj dien avond de komst zijner gasten. Hoewel haar broer en zuster haar plaagden en uitlachten om haar tegenstribbelen, had Alison er ten slotte toch in berust, dat zij haar tooiden voor het feest. Materiaal om op te sieren was niet beschikbaar; maar Tibbie woekerde met het weinige, dat bruikbaar was. Alison's avondjapon was van zwart satijn, van zeer moeilijk te bepalen ouderdom en snit, waarvan niemand zich meer herinnerde, wanneer die mode was Toen kwam de premier aan de beurt ter beant woording van de vragen-Van Vuuren. Minister Cort van der Linden begon met de mede- deelingen van mr. Anton van Gijn omtrent de „per soonsverwisseling' 'aan het hoofd van Financiën „voor diens rekening" te laten. En Z.Exc. kwam op tegen de opvatting, dat men daaruit zou mogen af leiden, dat de opvatting des heeren Van Gijn met die van de Regeering zou overeenstemmen. Er is ten opzichte van het aanhangig ontwerp ging de premier voort volkomen overeenstem ming tusschen de Regeering en minister Poethu ma en óók met minister Treub. „Anders zou deze niet als minister van Financiën zijn opgetreden". Wat het krediet der 80 illioen betreft, voor een jaar gevraagd, worden de evenredige koeten over een maand-tijdvak overschreden, dan dient dit op het volgende te worden bezuinigd. De Distributie uitgaven vallen onder de verantwoordelijkheid des ministers van Landbouw, Nijvërheid en Handel, be houdens overleg met den ministerraad. Loopt de volksvoeding gevaar, dan zal tijdig een krediet wor- geweest. Een fichu van oude naaldkant, een van haar moeders zeer weinige schatten, legde Tibbie om haar zusters schouders; maar toen zij een paar vlamkleurige chrysanthemums in de plooien van haar japon wilae steken, weerde Alison dat preutsch af. „Houd de bloemen voor jezelf, Tib; ik ben niet voor die opzichtigheid. Ik ben een eenvoudige vrouw van middelbaren leeftijd en met mijn camée-broche zal ik de kant stellig beter op haar plaats kunnen houden." j,Het lijkt wel een reliefversiering op een graftombe," zei Tibbie oneerbiedig. „De bloemen zal ik je dan sparen, maar de camee wijs ik beslist af. Het eenige, wat er mee door kan, is dit speldje. Maar o, Alison, als je me toch maar toe wou staan dien halskraag weg te nemen; het is schande om dien mooien hals van je zoo te bedekken." „Tibbie Fleming, je verblijf in Engeland heeft je eenige zonderlinge opvattingen en gewoonten bijgebracht Je weet, hoe ik over bloote halzen denk." „In ieder geval zijn ze geschapen om gezien te worden vooral als ze zoo mooi zijn als de jouwe," zei Tibbie met een zucht. „Zie de mijne eens, hoe schraal en beenig, maar ,'t kan me niet schelen." Innig als Tibbie met anderen kon meevoelen en helderziend als zij in sommige gevallen was, scheen het of zij een voorgevoel had van 't geen het avond feest brengen zou, wat haar nu reeds met een haar zelf onverklaarbare blijdschap vervulde. Gewoonlijk vond zij het dineeren te Old Hall een vervelende ge schiedenis, maar vanavond scheen de lucht wel met electrische energie geladen. Gavin zag er dien avond knapper dan gewoonlijk uit in zijn gekleede jas en was zoo vroolijk als een hoopvol minnaar behoort te zijn. Alison was de stilste van de drie. ,,'t Schijnt een groote plaats", zei zij. toen zij de donkere schaduwen van de boomen langs de oprijlaan voorbijredea ,'t Is een prachtig verblijf" zei Guy, „maar de buitenzijde is net beste deel. De ontvangkamer is het leelijkste vertrek, waar het lot mij ooit binnengedreven heeft, is 't niet zoo, Tib?" Op dat oogenblik ging het rijtuig juist de bocht in naar den hoofdingang, waar een zachte lichtstroom in den kalmen avond uitstraalde. Onmiddellijk verscheen de knecht om hen te ontvangen en Alison, die on danks zichzelf plotseling in alles belang stelde, keek met een snellen, onderzoekenden blik de ruime hal rond, welker eikenhouten trap en galerij, waarop de deuren der eerste verdieping uitkwamen, een indruk gaven van ruimte en deftigheid. In een kleine kamer gelijkvloers stond een dienst meisje gereed de mantels en sjaals aan te nemen en binnen enkele minuten hadden zij de deur van den salon bereikt. Toen zij aangediend werden, kwam de heer des huizes hen tegemoet. De buitengewoon goede stemming, waarin hij verkeerde, ontnam aan zijn ge laat de harde uitdrukking, die het gewoonlijk had en toen zij hem achteloos de hand gaf, moest Alison

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1917 | | pagina 5