Niel door menschenhan- den gebouwd. feuilleton. 1 Zalerdaq 5 Mei 1917. 60sle Jaargang No. 599». TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. Ingezonden Stukken. Gemengd Nieuws. hm WM 'P Sctiager Courant. p. OUDE SCHULD. ..Dat was al meer dan acht jaar geleden, dat hij op zijn kantoor een briefje van Andre kreeg, haas.ig gejaagd gekrabbeld, bijnia onleesbaar. Waarin hij iie... onmiddellijk te spreken vroeg; voor ,,eenie zaak van de grootste urgentieEn het briefje was onderteekend «ré groote spanning, je ouae vriend, Andre Hij voelde zich dien dag ongesteld. Had den die. willen zeggen, dat hij 's middags thuis zou blijven Z'n collega Aalders had hem dadelijk bij 't binnenxu men al gezegd„Kerel, wat zie jij er beroerd uit... En zoo was 't Hij voelde zich ellendig. Toen kwam de vreemde nood- en spoedbrief. Hij piekerde even, wal 't zou kunnen wezen. Geld zorgend... Andre leefde er wist hij lustig op los. Van schulden had-ie nooit gehoord, 't Zeggen was, da. Andre „een stuivertje had overgelegd." Hij wist. ook, dat er sprake was van een „stil engagement"\ met de eenige dochter van mijnheer Van Dijk, den xaa sier; meisie. dat reeds van naar moeders vers.erf mi..s tens een kwart ton bezat. V/at kon Andre hebben?..... Hij peinsde nog even. t den besteder, die het briefje gebracht had, op t kantoor komen. Informeerde waar Andre was. Hoor de dat-ie in een café. doch in de buurt zat te waenten Héél vreemd... Midden in den ochtend. Hij schelde het café op. Riep Andre aan de telefoon. Vroeg, of er „zoo'n haast was bij dat bezoek Vertelde, dat hij zich ziek gevoelde... Hoorde dat Anuro schor, verward, opgewonden sprak. „Wat ik je bidden en smeeken wn, kerel, siei üe zaak niet uit 't Is voor mij van het allergrootste gewicht.. Ik kan hier, begrijp-je, niet duidelijker zijn. t Is eene kwestie van uren... Van minuten bijna „Nou, goed, kom dan maar!" antwoordde hij. En tien minuten later zaten zij in het spreekkamertje. Wist hij, waar 't om ging. Andre had gespeculeerd. AI sinds lang. Eerst was 't best gegaan. Maar plotse ling was er „kentering" gekomen. Hij had zot rênoeg, het advies gevolgd van iemand die in Beurskringen geacht werd bijzonder „au courant" te zijn. 't "Was een tegenvaller geworden. Om kort te gaan, Andre had vast en stellig op „hausse" rekenend zeker bedrag „zoolang uit de ka's genomen." Was meer ge beurd. Beduidde niets. Er kraaide nooit een haan naar... Hij vulde automatisch" aan. Nu, alsof de duivel erbij in net spel was, moest hij over morgen .rekening en verantwoording" doen. Door zeer byzonderen samenloop van omstandigheden. Hij moest suppleeren vandaag Binnen twee, hoogstens drie uren. Andre had alles .gerealiseerd". Een paar oude stuk jes verzilverd. Een tante ,,angepumpt Een stuk 6l wat preciosa verkocht .Voorschot kon hij niet vragen op zijn kantoor; dat zou .^slapende honden wakker maken", natuurlijk... Vraag 't meneer van Dijk, daar ben-je toch zoo goed mee." ontglipte den vriend voor dat hij de woorden kon terughouden. Hij had er spijt van. Want n umoest Andre merken, gevoe len. dat hij niet zonder zekeren afgunst dacht aan de piogeiijth^id dat de mooie Caroline van Dijk, mei haar prachtige blonde haren en de kwartton van haar moeders versterf en Vat zij in de toekomst nog te wachten Jiad, met Andre zou gaan trouwen... Andre zweeg even. Hij beet zich op de lippen en sloeg de oogen haast neer, om niet te laten merken, hoe de raad hem ergerde ,Neen. kerel, dat gaat niet.. Dat kan niet", zei hy zacht „Goed, maar wat dan?" Toen was Andre opgestaan. De tranen liepen 'hem over de wangen. Hij greep de beide handen fan Jan Heveling. zijn vriend, en hij zei; „Jij moet me helpen. Met vijfhonderd gulden ben ik gered. Mijn tante Tnerese heeft mij beloofd, over vier, hoogstens zes weken achthonderd gulden te zullen ge ven... H oor-je wel? Geyen;„ Cadeau." Op het oogenblik kon het goeie mensch ze niét losmaken... „Laat ze borg blijven I" raadde Jan Heveling. Maar Andre sloeg de handen voor het gelaat „Borg?" riep hy uit „borg?... Al zou haar eigen broer in de kast moeten, zou zij haar pootje niet zet ten. Neen, neen, dat doet zij nooit.. Als ik het waag de haar dat te vragen, dan was mijn'kans verkeken." Weer Vras 't even stil in het spreekkamertje. Er werd geklopt Een knecht kwam binnen. „Meneer Heveling", zei hij „er Is iemand om u te spreken. Die meneer van verleden Zaterdag weet u wel... Uit Amersfoort...." „Ja, ik kom. Vraag of meneer een seconde wil wachten." „Jan!" smeekte de ander, in doodsangst dat Heve ling hem ontglippen zou, „Jam" In God's naam red mij, help mij. Herinner je dat ik je, toen je als jongen zoo ziek was, heb opgepast of je mijn broer waart.. Herinner je, dat je moeder, je lieve, goeie brave moeder toen gezegd heeft.. Ja. Jan, ik hóór 't haar nog zeggen... Andre. zei ze als je ons ooit in ]e leven noodig hebt. voor wat ook, dan kom-je maar hier... Dat waren de woorden van je lieve, brave moeder. Je kunt dat niet vergeten hebben. Dat is 'onmogelijk. In naam van de nagedachtenis uier edele vrouw smeek ik je: Jan. vriend, help. red mij voor die enkele weken." En weer drukte Andre zijn beide handen. Voelde Heveling hoe tranen op z'n handen drupten. ,,'t Is goed", zei hij „ik zal je helpen. Wacht maar even hier. Ik ben binnen een kwartier Terug." En hij vloog weg. Want de klant van hel kantoor wachtte... Keerde heel spoedig terug. Had den klant aan een collega „overgedragen'. Jan Heveling -had een wit voetje bij den pétroon. Had gezegd, dat eene zeer- pressante zaak hem noodzaakte een uurtje weg te gaan. Zij renden over de straat. Naar Hevellng's kamers. Daar kreeg Andre het geld. Tweehonderd gulden in contanten. En een effectje. waar hij de rest op „proiongeeren" kon. De afrekening kreeg Jan dan wel van hem. 't Ging dien ochtend, als in een wilde roes, in een vreemde, jagende koorts. Eerst toen Jan terug op zijn "kantoor was, kwam hij. eigenlijk tot bezinning, In de opwinding en de koorts haa men niet eens over een schuldbekentenis gesproken. Maar de gedachte, dat Andre hem zdlu kunnen be driegen drong hy terug. Dat was onmogelijk. Er wa ren wel kleine trekjes van vroeger en later datum, die hy zich van z'n vriend herinnerde, en die hem wel eens aan diens goede trouw hadden doen twijfelen... Maar hij suggereerde zich, dat in een geval als dit, in een eerezaak als deze zooiets. onmogelijk moest worden geacht.. De 'jaren spoedden voor, maar Jan Heveling had zijn geld niet teruggekregen. Andre vond telkens de mees t-vernuf tig uitgedachte excuses. Hij betaalde uat moet erkend trouw de rente van de vijfhonderd guluen. Nam nooit quitantie, wilde niet, dat er ooit over de zakk gerept werd. Jan Heveling hadintusschen anderen „kijk op z'n vriend gekregen.' Andre was bekend als een aarts- egoist, een vrek. En sinds z'n huwelijksplan met de mooie Caroline van Dijk was mislukt, werd hy nog schuwer in den omgang, 't Was hem niet uit 't hoofd te praten, dat Jan Heveling en niemand dan deze, het engagement had doen mislukken. In een opwelling van gramschap, had hy zich in dien geest uitgelaten Andre had ervan gehoord. Maar hij weigerde eerst 't te geloovem Later toen hij den vriend van vroeger, beter leerde kennen had hy begrepen, dat de praatjes op waarheid berustten Op een dag. bijna acht jaar nadat hij, Andre uit aen nood had geréd. was hij naar hém toe gegaan. „Nu kan ik het geld niet langer missen," zei Heve- ling, ,,je weet, dat ik zelf grooten tegenslag heb geleden. Erger dan je nog weet. Andre 't Is je piicnt je eerescnuid te voldoen" „ik neb t niet had de ander geantwoord „Je liegt barstte Heveling uit „iedereen weet, dat je duiten genoeg bezit t Is een schurkenstreek* Andre van Dorp, om mij in de ellende te laten zitten, terwijl je mij al acht jaar geleden dat geld had behoo- ren terug te geven Denk aan het eerewoord, dat jij mij hebt verpand Ik heb je valsche oogen wel dikwijls gewantrouwd, maar dat je zoon schavuit zoudt wezen, neen/ dat is, beken ik ronduit, nooit in mij opgekomen „Ik heb 't niet herbaalde Andre van Dorp, zachtjes sprekend Luisterend, of iemand zich ook in de gang bewoog. „Heb je 't niet?" riep Jan Heveling uit „durf je daarby blijven Best. Dan zul-je mij leeren ken. nen. Dan heb ik geen uur consideratie meer met je. Ik ben stapelgek geweest om mij al die jaren Te laten bedriegen, aan 't lijntje te houden Ik was een zotskop, èen Idioot Maar als ik je wou vervolgen dan. Dan kon ik er nooit toe komen Dan vond ik 't alte beroerd om by \eene zaak, waarin ik gemeend had met een bloezemvriend, met een fatsoenlijk man.. Versta je mijMet een fatsoenlijk man te doen te hebben, den rechter in te mengen Maar nu is 't uit Ik zag er tegen op je te vervolgen, omdat je indertijd een beroep hebt gedaan op de nagedachtenis Van mijn moeder. Ik kon, ik wilde mij niet vereenzelvigen met de gedachte, dat je my zoudt oplichten..." „Wees voorzichtig, zei Andre en er glansde iets van de expressie van een kat, die wil bespringen den UIT HET ENQELSCH VAN DAVID LYALL DOOR J. P. WESSELÏNK VAN ROSSUM Uitgave W. DE HAAN, Utrecht Oecart JO.95, prachtband tl.15 vijand in zijn diepliggende, glurende dogen. „Wees voorzichtig, herhaalde hy en vervolgens na een korte pooze „waar is je bewys?... Wanneer heb ik je ooit zwart op wit...." Maar hy deinsde terug, want Jan Heveling trad ïpet el de vuisten op hem toe. De aderen op z'n voor- d waren gespannen als koorden. En er was schuim op zyn lippen. „Bandiet*' brulde hij. „Houd je kalm", zei Andre, maar hij was doods bleek en sidderde van angst „of ik alarmeer. Je maakt een mensch dol met je beleedigihgen.. Ik wil toch wet..." Jan Heveling bedwong zich. „Ik wist ondanks alles, dat je geen schurk bent, Andre van Dorp," zei hij, met opflikkerende hoop en in elk geval den ander wülend verteederen... „Als je het geld inderdaad niet kunt missen, goed. blijf dan borg voor duizend gulden... Voor' het geld dat je mij schuldig bent desnoods... Dan zal ik het wel aanzuiveren. Kun je 't later wel restitueereu. Dan ben ik ln elk geval geréd... Is dat dan goed T" „Ik blij! geen borg. Voor niemand", zei Andre. Aiaar hij hield sidderend van angst Jan Heveiing in 't oog. „Dat meen je niet' riep ae auder uit, „dat kuu-je niet meenen. Denk erover na. ik geef je tyu tot morgenochtend. Dan kom ik terug Dwing my niet hier, op je kantoor sonandaal te maken. Breng mij niet tot het uiterste Van Dorp. Tot morgen." En hy ging 'neen. Andre miste den moed om order te geven. Jan Heveiing niet toe te laten als hy weer kwam. En ue.i vo.genden oentend kon hy, met zijn ijs koude, trL.eude vingers, de pen niet nantoeren. ioem wao Jan Heveiing er weer. Om ant..ooi\i, of Andre den borg wou blijven? „Neen, nooit", zei hij. „L*an mijn gend'" „V\e.k geld? „Mijn vijilhonderd gulden." „ik weet van niets, zei Van Dorp over het gan- sche lichaam sidderend, langzaam wykend tot bij de deur. „Weet wat je zegt, Van Dorp," schreeuwde Jan, en hij balde de vuisten. „Je bent een oplichter, een bedrieger. Ik ben je niets schuldig", zei de schurk, en hij wilde met één sprong de deur bereiken. Maar 't lukte hem met „Bandiet!" brulde Heveling. En hij wierp zich op hem. Kneep hem de keel dicht Als een ijzeren sdhroef kiemde zijn vuist zich om den hals van Andre. Met reusachtige inspanning ontworstelde deze zich aan de greep. Wist „Hulp' Moord 1" te schreeuwen Jan He veling slingerde hem op den grond. Maar van het kan toor kwamen zij aanstuiven Schellen trilden door de gebouw. ^.De politie Werd getelefoneerd. Jan Heveiing werd geboeid weggebracht Hij was als bezeten Moest door drie poliüe-beambten in be dwang worden gehouden _En dien dag ging in Beurskringen het gerucht, dat Andre van Dorp, de eventueel waarnemende procuratie houder van de firma Wiers en Go. bijna het slacht offer was geworden van een moordaanslag. De ge ruchten werden almeer fantastisch. Er werd „gefluis terd" over een aanslag op de kas, en nog meer. De zaak kon dat gaf men algemeen toe onmo gelijk worden gesust En toen het O.M. tegen Jan Heveling zes maanden had gevorderd, een eis oh, die men over 't alge meen veel te clement vond, waar men "hier toch fei telijk te doen had, niet slechts met zware mishande ling. Andre van "Dorp was naar het Gasthuis ver voerd' en was een dag of drie in vrij bedenkelijker! toestand geweest.. Maar feitelijk met afdreiging van de brutaalste soort Toen was een zeer kleine min derheid. die 't voor den beschuldigde opnam. Andre van Dorp had onder eede verklaard dat hij aan Jan Heveling niets schuldig was. Alles van vroeger „abso luut verrekend". Tot aller verwondering keek een der oudste Beurs pilaren-man met heldere, geestige doordringende oogen en zilverwitte haren op de hand van den woesteling, die Andre van Dorp bijna gewurgd had.^ „Dat u Zóó iemand in beschuldiging kunt nemen", zei iemand dien dag van het requisitoir, tot den oude. ervaren Beurs-collega, dat is me een raadsel U weet toch. dat er geen enkele regel is gevonden, sta vend de bewering, dat Meneer van Dorp noch schuld noch wel eere-schuld zou hebben aan dien Hoveling." „Volkomen juist," zei de grijsaard, „maar de schijn bedriegt ook wel eens ten voordeele van den geen. die door het publiek gericht wordt verafschuwd, beste vriend. Toen zweeg men maar verder. En de heeren zeiden, toen grijsaard vertrokken was. half-fluisterend „hoe je toen wel duidelijk kon bemerken, dat bij den ouden heer de fijne puntjes eraf gingen.' En dat was vrijwel de algemeene opinie MAITRE CORBEAU. Geachte Redactie, Mag ik u plaatsruimte verzoeken voor het on derstaande? Bij voorbaat mijn dank. UWC.dlTHOMASSEN. De heer Wagner en de Waarheid. Die twee schijnen het niet met elkaar te kunnen vinden. Als redacteur van „Zaandam Vrijzinnig", speciaal opgericht om mijn partijgenoot Duijs uit de Ka mer te werken, doch dezer dagen opgeheven, heeft de heer Wagner zich een niet benijdenswaardige reputatie verworven in het goochelen met min of meer onjuiste aanhalingen van allerlei personen. Aan die leelijke hebbelijkheid schijnt hij nu op de vergaderingen in 't district Helder ook toe te geven. Zoo heeft hij volgens uw blad te Burgerbrug ver klaard, dat Ik mij niet zou willen uitlaten over mijn houding,4n zake het stemmen over gelden ten be hoeve der oorlogsultgaven". Er is eenvoudig geen woord van waar. Wat Ik wel weiger, is dit: mij nu reeds te wa gen aan een uitspraak, wat straks na den oorlog, als de socialistische partijen uit alle landen bijeenko men om haar houding ten aanzien van de lands verdediging te bepalen, het Juiste standpunt zal zijn. Wie zijn gezond verstand gebruikt zal dit willen billijken. Het doet trouwens ook niets af aan mijn meening, dat onze Kamerfractie zeer terecht de regeering naar haar vermogen steunt in haar pogingen, om ons land buiten den oorlog te houden. „Nu. mijnheer Crewe dat heeft zij. Verleden jaar. Neen, het was in het voorjaar van dit iaar toen zij een aanbod van haar oom Joe te Stockpart kreeg om op zyn kantoor te komen, sloeg zij het af - zooals zu zei. om persoonlijke redenen Zy verze kerde my. dat het op den duur veel vóordeeliger voor haar zou zyn hier te blijven, en maakte toespelingen op u en Old Hall, die naar ik meende, maar vóór één uitlegging vatbaar waren, ofschoon ik u kennende en den trots van uw dochter, wel eenigszins twiifelde" „Dat was heel verstandig van u, mevrouw" zei de beer Crewe norsch. „Wat u mij vertelt verbaast mii in het geheel niet Het komt merkwaardig overeen m» wat ik reeds lang vermoed heb. Nu, over rén '^k of zes ga ik met juffrouw Fleming trouwen en de kleine luchtkasteelen van juffrouw Clara spatten uit een." „Natuurlijk doen zij dat," zei mevrouw Odell flauw tjes. „Het was heel aanmatigend van haar, dat zie ik heel goed in, om maar een oogenblik zulke verwach tingen te koesteren. Nu komt., denk ik, aan alles een eind en u zult haar haar ontslag geven? Het zou mij niet zooveel kunnen schelen, als de plaats bij haar oom te Stockport niet reeds vervuld was: goede be trekkingen zijn -moedlyk te krijgen." Ik neb geen plan haar te ontslaan, dat zou mjj volstrekt niet passen. Het zou eenige praatjes, die rond gaan maar voedsel geven. Ik ben van plan 'juffrouw Fleming precies te vertellen, hoe ik tegenover u en uw dochter sta. Ik zal haar de geheele geschiedenis vertellen en als zy als meesteres te Old Hall komt. zal zy naar ik veronderstel, u bezoeken, zooals mijn vrouw dat ieder in de plaats zal doen, in wie zij om de een of andere reden belangstelt Dat is ook, wat ik wensch; begrijp* u? Er valt niets te verbergen, er is nooit iets te verbergen geweest en dat weet niemand beter dan uw dochter. Begrijpt u den toe stand?" „Natuurlijk, mijnheer Crewe. Ik heb nooit een woord tegen uw dochter ge sproken. dat niet door geheel Birtley gehoord mocht worden. Wat dat betreft, geef ik u mijn -woortLvan eer. U heeft een moetelijk leven gehad, mevrouw Odell, en ik ben vanmorgen van mijn gewonen weg afgeweken, omdat tuMchcn ons op dit punt klaarheid iü/x. neer schen, en ik verwacht, dat het nu in orde zal zyn." Mevrouw Odell barstte nu in tranen uit „En u zult Clara nog houden en my het huis laten bewonen, nadat zij zoo slecht is geweest" „Niet slecht," verbeterde hij. „maar 'ydel en dwaas en wuft Ik raad u aan haar strenger aan den band te houden, beste mevrouw, of u zult nog heel wat met haar te stellen hebben." „Ik heb nu al heel wat met haar te stellen; ik heb hoegenaamd geen macht over haar. Zij gaat mins tens twee avonden in de week naar Birmingham en komt terug met den trein van twaalven en Ik weet nooit by wien zij is." zei de zwakke moeder onder tranen. „Ik hoop. dat u haar eens goed onder handen zult nemen. Clara moet bang worden gemaakt, flink bang dat heeft zij noodig." „Dan moet iemand anders dat doen. Ik kan mij daarmede niet inlaten. Als mijn vrouw op Old Hall komt, kan die -haar onder handen nemen. Zij heeft het ver gebracht in alle mogelijke zendingswerk. Maar mijn doel dezen morgen is geen ander, mevrouw Odell, dan een leugen te aooden. Er zijn er heel wat pver mjj verteld. Er is heel wat over mij gesproken in deze plaats, hoofdzakelijk door menschen, wier beste vriend ik ben geweest Dit is echter het ellendigste praatje Ik verwacht, dat gij er het uwe toe zult bij dragen' om het voor goed den kop in te drukken. Goeden morgen." Hij vertrok, resoluut, streng, zooals hy was ge- üomen; mevrouw Odell bleef achter, zoo ontdaan, dat het haar toescheen, alsof zij elk oogenblik van zich zelf kon vallen. Maar spoedig kwam zij tot de er kenning dat de zaak nog een betrekkelijk gelukkige wending' had genomen en zij herkreeg haar kalmte Den geheelen morgen verwijlden haar gedachten vol spanning bij hetgeen op het kassierskantoor van de ijzergieterij gebeurde.' waar daar twijfelde zij niet aan de heer Crewe Clara onder handen nam. Inderdaad zei hij echter heel weinig. Toen hii het huis van me vrouw Odell in Parkinsstreet verliet, ging hy door de stad naar de ijzergieterij; hij hield het midden, van den weg zooals zijn gewoonte was, en mug hechts terzijde als een tramwagen hem verhinderde tusschen de rails door te loopen. Velen keken hem met be langstelling aan, toen hjj de Highstreet afliep; zoo snel rolt de steen van het gebabbel; het nieuws van zijn voorgenomen huwelijk met de zuster van den Schotschen dokter had zich reeds verbreid. Maar de houding van den heer Crewe was die van iemand, die zich niets van al die gewone praatjes aantrekt, toen hy de helling van Highstreet halverwege was af gegaan, sloeg hjj een zijstraat in en vervolgde zijn weg door een netwerk van armoedige straten waar huiselijkheid en het maken van spijkers vrij wel zon der succes naast elkaar voortworsteldenhy kwam na een minuut of tien aam het groote terrein, dat de ijzergieterij van Birtley omgaf. Deze stonden te midden van de sintelhoopen. waaraan zij dagelijks haar tol van afval toevoegde. Een bedrijvige bijenkorf van arbeid, omgeven door hooge muren, waartusschen de rook en stoom uit werpende schoorsteenen domineerden; men voelde, dat hier de kern van Birtley's leven huisde. Binnen deze muren waren ongeveer duizend mannen en jongens bezig, over wier lot de heer Crewe de oppermachtige beschikking had. Hij was er de eenige chef, en zoo volkomen overzag hij de zaak. dat hy de gèheele machinerie van dit enorme bedrijf als het ware mët de toppen van zijn vingers leidde. Er waren oudere vennooten geweest, maar als zij zich terugtrokken of langs uen gewonen weg uitstierven, had de heer Crewe geen nieuwe deelgenooten voor zijn verantwoordelijkheid gezocht. Hij was de laatste tien jaren gelukkiger dan ooit in zijn zakenleven geweest, omdat hij van na ture geen man was, die beminnelijk met anderen sa men werkte. Daarvoor was hij te despotisch en te zee rgeneigd alleen volgens zijn eigen initiatief te han delen, zonder acht te slaan op de wenschen en mee rlingen van zyn medevennooten, hoeveel recht tot mee spreken zij ook mochten hebben. Het was voor allen een verlichting, toen de spannende verhouding van het compagnonschap verbroken was, inaar voor niemand meer dan voor den heer Crewe De buitenstaanders zeiden echter, dat het een slechte dag voor Birtley was, toen de oude William Ansell, de stichter van de firma, zich op zeventigjarigen leeftijd terugtrok naar 'Derbyshire, waar hij niet lang meer van zijn rust genoot. Hij had zoo lang en volhardend gewerkt, dal die ledige tijd slechts een marteling voor hem was. Hij wist er zoo weinig raad mee, dat de kracht, die hem nog over was gebleven er volkomen door ondermijnd werd en ten slotte de dood hem verloste. Sedert de heer Crewe het hoofd der firma was ge worden, waren er vele veranderingen gekomen, en kele er van waren een verbetering, maar andere een vermindering. Niemand kon echter ontkennen, dat hy op geen geld had gezien, om de ijzergieterij zoo volmaakt mo gelijk te maken. Hij had niet alleen talent om te or- ganiseeren, maar ook verstand van machinerieën en eenige van zijn arbeidsbesparende patenten waren dui zenden waard Dat hij een strenge meester was. spréékt vanzelf; maar hij verwachtte van niemand, wat hij zei t in de dagen, toen hy werkte, niet graag had Zijn werkkracht, zoowel op geestelijk als op, melijk gebied, was werkelijk ontzagwekkend, byna ge heimzinnig en het toenemen der jaren scheen daar geen vermindering In te brengen. Binnen de groote poorten, die steeds dicht werden gehouden, heersch- ten orde en regelmaat als opperste macht Het open terrein, waar omheen de verschillende kan toren zich bevonden, zag er uit als een erf met barakken. Zij waren alle gedurende de laatste tien jaren gebouwd, volgens plannen door den heer Crewe zelf ontworpen. Alle van roode steen met leien daken, één verdieping hoog en mét doelmatigheid en een voud. Er heerschte geen overtollige weelde in het privé-kantoor van den heer Crewe. Weliswaar was het ven. Geachte Redactie, Ik heb tot den heer Thomassen in mijn debat te Callantsoog de vraag gericht, tot welke fractie in de S.D.A.P. hij behoort, tot die welke de landsver dediging wil aanvaarden, of tot die, welke op het standpunt staat van „geen man en geen cent". Ik nieen dat de kiezers het recht hebben dit te weten. Een candidaat voor de Tweede Kamer mag m.i. niet nalaten zich over een zoo diep ingrijpen de kwestie uit te spreken. De heer Thomassen heeft gezegd, de door mij ge stelde vraag niet te zullen beantwoorden. Hij is lid der S.D.A.P., welke partij de beslissing omtrent dit vraagstuk heeft uitgesteld tot na den oorlog. Deze zaak is, volgens den heer Thomassen, dus niet aan de orde. Naar mijne meening is deze zaak juist wel aan de orde. Dat de S.D.A.P. over de kwestie geen be slissing durft nemen, uit vrees voor scheuring in de partij, is toch geen motief om te zeggen dat de kwestie van de landsverdediging, terwijl wij mid den in een Europeeschen oorlog zitten, niet aan de orde zou zijn. Dat is toch te dwaas om los te loopen. Wat de heer Thomassen overigens omtrent mijn persoon zegt, houdt u mij ten goede, dat ik daarop niet Inga, mede gezien de w ij z e waarop de heer Thomassen mij persoonlijk aanvalt. Den kiezers ln het district Helder cij alleen mee gedeeld, dat de S.D.A.P. zoo fel op mij gebeten is, omdat die partij ln de Zaanstreek nogal eens wat „last" van mij heeft gehad. Ik kan mij begrijpen dat de heer Thomassen het niet prettig vindt dat ik hem op het punt der landsverdediging zoo heb vastgelegd. Maar dat is toch niet mijn schuld. De heer Thomassen hebbe den moed zich ruiterlijk over die brandende kwestie uit te spreken. Zoolang de heer Thomassen dat niet doet, zul- lep wil zijn tweeslachtige houding blijven laken. Dankend voor de plaatsruimte. Uw dw„ WAGNER, EEN NOODKREET DER BELGISCHE VROUWeN. Mevrouw Carton de Wiart, de vrouw van den Belgi schen minister, heeft uit bezet België een oproep ont vangen door de Belgische vrouwen aan de neutrale landen gericht inzake het wegvoeren van Belgische ar beidskrachten. Deze oproep gaat vergezeld van een brief, waarin gezegd wordt: „daar wij zelfs niet bui ten de landgrenzen onze handteekening durven open baren. verzoeken wij u de echtheid van dit stuk, uit het bezette gebied komende, te willen waarborgen." Aan den tekst van tien Oproep ontleenen wft het volgende „Gij die de grievende benauwdheden van uw be dreigd, vermoord, ontheiligd vaderland niet hebt ge kend. gij die den vlijmenden angst voor lieve wezens, alle dagen blootgesteld aan de doodende kogels van den vijand, niet hebt gevoeld, gij1 die de vreeseltjkhedea van den Inval niet hebt geleden, aanhoort den. nood- groot, en het had ramen met doorzichtig glas, zoodat hij een vrij uitzicht had op het terrein en de andere ramen; maar de inwendige inrichting en de meubi leering was Spertaansch. Zeil in de kleur van eiken hout bedekte den vloer, en kleine kleedjes voor den haard en voor de lessenaars waren de eenige conces sies aan de geriefelijkheid gedaan De stoelen waren goed bekleed, maar zonder eenige weelde. Zij warén gemaakt met rechte ruggen voor mannen, die gingen zitten om zaken te bespreken en daarop al hun aan dacht gespannen hadden en niet om lui te liggen on der het genot van een dure sigaar. Een kleinere kamer grensde er aan; de deur er van was van dubbel eikenhout, zoodat van geen van beide zijden eenig geluid bij mogelijkheid kon 'door dringen. In die kamer zaten de vertrouwde klerk van den heer sCrewe en zijn typiste. Clara Odell. Zij zat dien morgen te wachten op 'den gewonen oproep om aan den lessenaar van oen heer Crewe te komen en zij vroeg zich reeds verwonderd af. wat hem zou "hebben opgehouden. Terwijl zij daar zat aan haar tafel, voorzien van de allerlaatste uitvin dingen ter bevordering van het gemak en het snelle werken der typiste, was zij stellig een aangename ver schijning; en Laurence Harding, cue de beide jarem dat hij dezelfde werkkamer met haar deelde, hopeloos verliefd op haar was geweest, voelde haar tegenwoor digheid als iets zeer storends. Want hij had net druk en zy verbeuzelde rijn tijd met den haren. ,De baas is vanmorgen laat, vindt je niet, Laurier zei zij als terloops. „Wat zou er aan de hand zijn? Och; leg dat ellendige,' oude grootboek neer en wees gezellig Wanneer neem je mij weer mee naar de Vroofijke Weduwe"? Je hebt het al zoo lang beloofd. &ls je niet heel gauw toebyt. dan zijn er an'derenj' die het doen zullen. De groote, groen-grijze oogen van Clara keken bru. taal over de tafel, en de bleeke, bloedarme jongeman die elke week aan dit onaardige en ondankbare schepsel meer geld besteedde, dan hij eigenlijk kon verantwoor den kromp ineen bij het hooren van haar bedreiging. „Geef mij nog een kans, Clara. Ik moest verleden week dertien snilling opdokken voor de huur van moeder Dat zet een mensch achteruit dat weet ie ook wel" „Nog al dwaas van je," antwoordde zij. „Natuurlijk maar als je de oude vrouw boven mij voortrekt, dan trek ik mij niets Van jou aan; waarom zou ik? Daar is betere visch in de zee „O. maar dat doe ik niet," stamelde hy. „En ik be loof je plechtig, dat ik vanavond voor de plaatsen zal zorgen." „Denk er om, stalles, geen ordinaire plaatsen of parterre"' zei zij waarschuwend. „Zeg eens. jk be grijp niet, wat er vanmorgen met hem gebeurd is; zie ie niet. dat het al twintig minuten over elven Ss; en ik heb nog geen steek uitgevoerd. Zou hy een beroerte of zooiets gekregen hebben?" „Daar hoor ik hem komen," zei Harding, en uit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1917 | | pagina 5