Niel door menschenhan-
den gebouwd.
feuilleton.
1
Zalerdaq 5 Mei 1917.
60sle Jaargang No. 599».
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Ingezonden Stukken.
Gemengd Nieuws.
hm
WM 'P
Sctiager Courant.
p. OUDE SCHULD.
..Dat was al meer dan acht jaar geleden, dat hij op
zijn kantoor een briefje van Andre kreeg, haas.ig
gejaagd gekrabbeld, bijnia onleesbaar. Waarin hij iie...
onmiddellijk te spreken vroeg; voor ,,eenie zaak van de
grootste urgentieEn het briefje was onderteekend
«ré groote spanning, je ouae vriend, Andre
Hij voelde zich dien dag ongesteld. Had den die.
willen zeggen, dat hij 's middags thuis zou blijven
Z'n collega Aalders had hem dadelijk bij 't binnenxu
men al gezegd„Kerel, wat zie jij er beroerd uit...
En zoo was 't Hij voelde zich ellendig.
Toen kwam de vreemde nood- en spoedbrief.
Hij piekerde even, wal 't zou kunnen wezen. Geld
zorgend...
Andre leefde er wist hij lustig op los. Van
schulden had-ie nooit gehoord, 't Zeggen was, da.
Andre „een stuivertje had overgelegd." Hij wist. ook,
dat er sprake was van een „stil engagement"\ met
de eenige dochter van mijnheer Van Dijk, den xaa
sier; meisie. dat reeds van naar moeders vers.erf mi..s
tens een kwart ton bezat.
V/at kon Andre hebben?.....
Hij peinsde nog even.
t den besteder, die het briefje gebracht had, op
t kantoor komen. Informeerde waar Andre was. Hoor
de dat-ie in een café. doch in de buurt zat te waenten
Héél vreemd... Midden in den ochtend.
Hij schelde het café op. Riep Andre aan de telefoon.
Vroeg, of er „zoo'n haast was bij dat bezoek
Vertelde, dat hij zich ziek gevoelde...
Hoorde dat Anuro schor, verward, opgewonden sprak.
„Wat ik je bidden en smeeken wn, kerel, siei üe
zaak niet uit 't Is voor mij van het allergrootste
gewicht.. Ik kan hier, begrijp-je, niet duidelijker zijn.
t Is eene kwestie van uren... Van minuten bijna
„Nou, goed, kom dan maar!" antwoordde hij.
En tien minuten later zaten zij in het spreekkamertje.
Wist hij, waar 't om ging. Andre had gespeculeerd.
AI sinds lang. Eerst was 't best gegaan. Maar plotse
ling was er „kentering" gekomen. Hij had zot rênoeg,
het advies gevolgd van iemand die in Beurskringen
geacht werd bijzonder „au courant" te zijn. 't "Was
een tegenvaller geworden. Om kort te gaan, Andre
had vast en stellig op „hausse" rekenend zeker
bedrag „zoolang uit de ka's genomen." Was meer ge
beurd. Beduidde niets. Er kraaide nooit een haan
naar... Hij vulde automatisch" aan. Nu, alsof
de duivel erbij in net spel was, moest hij over
morgen .rekening en verantwoording" doen. Door zeer
byzonderen samenloop van omstandigheden. Hij moest
suppleeren vandaag Binnen twee, hoogstens drie uren.
Andre had alles .gerealiseerd". Een paar oude stuk
jes verzilverd. Een tante ,,angepumpt Een stuk 6l
wat preciosa verkocht .Voorschot kon hij niet vragen
op zijn kantoor; dat zou .^slapende honden wakker
maken", natuurlijk... Vraag 't meneer van Dijk,
daar ben-je toch zoo goed mee." ontglipte den vriend
voor dat hij de woorden kon terughouden. Hij had
er spijt van. Want n umoest Andre merken, gevoe
len. dat hij niet zonder zekeren afgunst dacht aan de
piogeiijth^id dat de mooie Caroline van Dijk, mei
haar prachtige blonde haren en de kwartton van haar
moeders versterf en Vat zij in de toekomst nog te
wachten Jiad, met Andre zou gaan trouwen...
Andre zweeg even. Hij beet zich op de lippen en
sloeg de oogen haast neer, om niet te laten merken,
hoe de raad hem ergerde
,Neen. kerel, dat gaat niet.. Dat kan niet", zei
hy zacht
„Goed, maar wat dan?"
Toen was Andre opgestaan. De tranen liepen 'hem
over de wangen. Hij greep de beide handen fan Jan
Heveling. zijn vriend, en hij zei;
„Jij moet me helpen. Met vijfhonderd gulden ben ik
gered. Mijn tante Tnerese heeft mij beloofd, over vier,
hoogstens zes weken achthonderd gulden te zullen ge
ven... H oor-je wel? Geyen;„ Cadeau." Op het oogenblik
kon het goeie mensch ze niét losmaken...
„Laat ze borg blijven I" raadde Jan Heveling.
Maar Andre sloeg de handen voor het gelaat
„Borg?" riep hy uit „borg?... Al zou haar eigen
broer in de kast moeten, zou zij haar pootje niet zet
ten. Neen, neen, dat doet zij nooit.. Als ik het waag
de haar dat te vragen, dan was mijn'kans verkeken."
Weer Vras 't even stil in het spreekkamertje.
Er werd geklopt
Een knecht kwam binnen.
„Meneer Heveling", zei hij „er Is iemand om u
te spreken. Die meneer van verleden Zaterdag weet
u wel... Uit Amersfoort...."
„Ja, ik kom. Vraag of meneer een seconde wil
wachten."
„Jan!" smeekte de ander, in doodsangst dat Heve
ling hem ontglippen zou, „Jam" In God's naam
red mij, help mij. Herinner je dat ik je, toen je als
jongen zoo ziek was, heb opgepast of je mijn broer
waart.. Herinner je, dat je moeder, je lieve, goeie
brave moeder toen gezegd heeft.. Ja. Jan, ik hóór
't haar nog zeggen... Andre. zei ze als je
ons ooit in ]e leven noodig hebt. voor wat ook, dan
kom-je maar hier... Dat waren de woorden van je
lieve, brave moeder. Je kunt dat niet vergeten hebben.
Dat is 'onmogelijk. In naam van de nagedachtenis
uier edele vrouw smeek ik je: Jan. vriend, help.
red mij voor die enkele weken."
En weer drukte Andre zijn beide handen. Voelde
Heveling hoe tranen op z'n handen drupten.
,,'t Is goed", zei hij „ik zal je helpen. Wacht
maar even hier. Ik ben binnen een kwartier Terug."
En hij vloog weg. Want de klant van hel kantoor
wachtte...
Keerde heel spoedig terug. Had den klant aan een
collega „overgedragen'. Jan Heveling -had een wit
voetje bij den pétroon. Had gezegd, dat eene zeer-
pressante zaak hem noodzaakte een uurtje weg te
gaan.
Zij renden over de straat. Naar Hevellng's kamers.
Daar kreeg Andre het geld. Tweehonderd gulden
in contanten. En een effectje. waar hij de rest op
„proiongeeren" kon. De afrekening kreeg Jan dan wel
van hem.
't Ging dien ochtend, als in een wilde roes, in een
vreemde, jagende koorts. Eerst toen Jan terug op
zijn "kantoor was, kwam hij. eigenlijk tot bezinning,
In de opwinding en de koorts haa men niet eens
over een schuldbekentenis gesproken.
Maar de gedachte, dat Andre hem zdlu kunnen be
driegen drong hy terug. Dat was onmogelijk. Er wa
ren wel kleine trekjes van vroeger en later datum,
die hy zich van z'n vriend herinnerde, en die hem wel
eens aan diens goede trouw hadden doen twijfelen...
Maar hij suggereerde zich, dat in een geval als dit,
in een eerezaak als deze zooiets. onmogelijk moest
worden geacht..
De 'jaren spoedden voor, maar Jan Heveling had
zijn geld niet teruggekregen. Andre vond telkens de
mees t-vernuf tig uitgedachte excuses. Hij betaalde
uat moet erkend trouw de rente van de vijfhonderd
guluen. Nam nooit quitantie, wilde niet, dat er ooit
over de zakk gerept werd.
Jan Heveling hadintusschen anderen „kijk op z'n
vriend gekregen.' Andre was bekend als een aarts-
egoist, een vrek. En sinds z'n huwelijksplan met de
mooie Caroline van Dijk was mislukt, werd hy nog
schuwer in den omgang, 't Was hem niet uit 't hoofd
te praten, dat Jan Heveling en niemand dan deze,
het engagement had doen mislukken. In een opwelling
van gramschap, had hy zich in dien geest uitgelaten
Andre had ervan gehoord. Maar hij weigerde eerst
't te geloovem
Later toen hij den vriend van vroeger, beter
leerde kennen had hy begrepen, dat de praatjes
op waarheid berustten
Op een dag. bijna acht jaar nadat hij, Andre
uit aen nood had geréd. was hij naar hém toe gegaan.
„Nu kan ik het geld niet langer missen," zei Heve-
ling, ,,je weet, dat ik zelf grooten tegenslag heb
geleden. Erger dan je nog weet. Andre 't Is je
piicnt je eerescnuid te voldoen"
„ik neb t niet had de ander geantwoord
„Je liegt barstte Heveling uit „iedereen weet,
dat je duiten genoeg bezit t Is een schurkenstreek*
Andre van Dorp, om mij in de ellende te laten zitten,
terwijl je mij al acht jaar geleden dat geld had behoo-
ren terug te geven
Denk aan het eerewoord, dat jij mij hebt verpand
Ik heb je valsche oogen wel dikwijls gewantrouwd,
maar dat je zoon schavuit zoudt wezen, neen/
dat is, beken ik ronduit, nooit in mij opgekomen
„Ik heb 't niet herbaalde Andre van Dorp,
zachtjes sprekend Luisterend, of iemand zich ook in
de gang bewoog.
„Heb je 't niet?" riep Jan Heveling uit „durf
je daarby blijven Best. Dan zul-je mij leeren ken.
nen. Dan heb ik geen uur consideratie meer met je.
Ik ben stapelgek geweest om mij al die jaren Te laten
bedriegen, aan 't lijntje te houden Ik was een zotskop,
èen Idioot Maar als ik je wou vervolgen dan. Dan
kon ik er nooit toe komen Dan vond ik 't alte
beroerd om by \eene zaak, waarin ik gemeend had
met een bloezemvriend, met een fatsoenlijk man.. Versta
je mijMet een fatsoenlijk man te doen te hebben,
den rechter in te mengen Maar nu is 't uit Ik zag
er tegen op je te vervolgen, omdat je indertijd een
beroep hebt gedaan op de nagedachtenis Van mijn
moeder. Ik kon, ik wilde mij niet vereenzelvigen met
de gedachte, dat je my zoudt oplichten..."
„Wees voorzichtig, zei Andre en er glansde iets
van de expressie van een kat, die wil bespringen den
UIT HET ENQELSCH VAN DAVID LYALL
DOOR J. P. WESSELÏNK VAN ROSSUM
Uitgave W. DE HAAN, Utrecht
Oecart JO.95, prachtband tl.15
vijand in zijn diepliggende, glurende dogen.
„Wees voorzichtig, herhaalde hy en vervolgens na
een korte pooze „waar is je bewys?... Wanneer
heb ik je ooit zwart op wit...."
Maar hy deinsde terug, want Jan Heveling trad ïpet
el de vuisten op hem toe. De aderen op z'n voor-
d waren gespannen als koorden. En er was schuim
op zyn lippen.
„Bandiet*' brulde hij.
„Houd je kalm", zei Andre, maar hij was doods
bleek en sidderde van angst „of ik alarmeer. Je
maakt een mensch dol met je beleedigihgen.. Ik wil
toch wet..."
Jan Heveling bedwong zich.
„Ik wist ondanks alles, dat je geen schurk bent,
Andre van Dorp," zei hij, met opflikkerende hoop en in
elk geval den ander wülend verteederen...
„Als je het geld inderdaad niet kunt missen,
goed. blijf dan borg voor duizend gulden... Voor' het
geld dat je mij schuldig bent desnoods... Dan zal
ik het wel aanzuiveren. Kun je 't later wel restitueereu.
Dan ben ik ln elk geval geréd... Is dat dan goed T"
„Ik blij! geen borg. Voor niemand", zei Andre. Aiaar
hij hield sidderend van angst Jan Heveiing in 't oog.
„Dat meen je niet' riep ae auder uit, „dat kuu-je
niet meenen. Denk erover na. ik geef je tyu tot
morgenochtend. Dan kom ik terug Dwing my niet
hier, op je kantoor sonandaal te maken. Breng mij
niet tot het uiterste Van Dorp. Tot morgen."
En hy ging 'neen.
Andre miste den moed om order te geven. Jan
Heveiing niet toe te laten als hy weer kwam.
En ue.i vo.genden oentend kon hy, met zijn ijs
koude, trL.eude vingers, de pen niet nantoeren.
ioem wao Jan Heveiing er weer.
Om ant..ooi\i, of Andre den borg wou blijven?
„Neen, nooit", zei hij.
„L*an mijn gend'"
„V\e.k geld?
„Mijn vijilhonderd gulden."
„ik weet van niets, zei Van Dorp over het gan-
sche lichaam sidderend, langzaam wykend tot bij de
deur.
„Weet wat je zegt, Van Dorp," schreeuwde Jan,
en hij balde de vuisten. „Je bent een oplichter, een
bedrieger. Ik ben je niets schuldig", zei de schurk,
en hij wilde met één sprong de deur bereiken.
Maar 't lukte hem met
„Bandiet!" brulde Heveling. En hij wierp zich op
hem. Kneep hem de keel dicht Als een ijzeren sdhroef
kiemde zijn vuist zich om den hals van Andre. Met
reusachtige inspanning ontworstelde deze zich aan de
greep. Wist „Hulp' Moord 1" te schreeuwen Jan He
veling slingerde hem op den grond. Maar van het kan
toor kwamen zij aanstuiven Schellen trilden door de
gebouw.
^.De politie Werd getelefoneerd.
Jan Heveiing werd geboeid weggebracht Hij was
als bezeten Moest door drie poliüe-beambten in be
dwang worden gehouden
_En dien dag ging in Beurskringen het gerucht, dat
Andre van Dorp, de eventueel waarnemende procuratie
houder van de firma Wiers en Go. bijna het slacht
offer was geworden van een moordaanslag. De ge
ruchten werden almeer fantastisch. Er werd „gefluis
terd" over een aanslag op de kas, en nog meer.
De zaak kon dat gaf men algemeen toe onmo
gelijk worden gesust
En toen het O.M. tegen Jan Heveling zes maanden
had gevorderd, een eis oh, die men over 't alge
meen veel te clement vond, waar men "hier toch fei
telijk te doen had, niet slechts met zware mishande
ling. Andre van "Dorp was naar het Gasthuis ver
voerd' en was een dag of drie in vrij bedenkelijker!
toestand geweest.. Maar feitelijk met afdreiging van
de brutaalste soort Toen was een zeer kleine min
derheid. die 't voor den beschuldigde opnam. Andre
van Dorp had onder eede verklaard dat hij aan Jan
Heveling niets schuldig was. Alles van vroeger „abso
luut verrekend".
Tot aller verwondering keek een der oudste Beurs
pilaren-man met heldere, geestige doordringende oogen
en zilverwitte haren op de hand van den woesteling,
die Andre van Dorp bijna gewurgd had.^
„Dat u Zóó iemand in beschuldiging kunt nemen",
zei iemand dien dag van het requisitoir, tot den oude.
ervaren Beurs-collega, dat is me een raadsel U
weet toch. dat er geen enkele regel is gevonden, sta
vend de bewering, dat Meneer van Dorp noch schuld
noch wel eere-schuld zou hebben aan dien Hoveling."
„Volkomen juist," zei de grijsaard, „maar de
schijn bedriegt ook wel eens ten voordeele van den
geen. die door het publiek gericht wordt verafschuwd,
beste vriend.
Toen zweeg men maar verder.
En de heeren zeiden, toen grijsaard vertrokken
was. half-fluisterend „hoe je toen wel duidelijk kon
bemerken, dat bij den ouden heer de fijne puntjes eraf
gingen.'
En dat was vrijwel de algemeene opinie
MAITRE CORBEAU.
Geachte Redactie,
Mag ik u plaatsruimte verzoeken voor het on
derstaande? Bij voorbaat mijn dank.
UWC.dlTHOMASSEN.
De heer Wagner en de Waarheid.
Die twee schijnen het niet met elkaar te kunnen
vinden.
Als redacteur van „Zaandam Vrijzinnig", speciaal
opgericht om mijn partijgenoot Duijs uit de Ka
mer te werken, doch dezer dagen opgeheven, heeft
de heer Wagner zich een niet benijdenswaardige
reputatie verworven in het goochelen met min of
meer onjuiste aanhalingen van allerlei personen.
Aan die leelijke hebbelijkheid schijnt hij nu op de
vergaderingen in 't district Helder ook toe te geven.
Zoo heeft hij volgens uw blad te Burgerbrug ver
klaard, dat Ik mij niet zou willen uitlaten over mijn
houding,4n zake het stemmen over gelden ten be
hoeve der oorlogsultgaven".
Er is eenvoudig geen woord van waar.
Wat Ik wel weiger, is dit: mij nu reeds te wa
gen aan een uitspraak, wat straks na den oorlog, als
de socialistische partijen uit alle landen bijeenko
men om haar houding ten aanzien van de lands
verdediging te bepalen, het Juiste standpunt zal
zijn.
Wie zijn gezond verstand gebruikt zal dit willen
billijken.
Het doet trouwens ook niets af aan mijn meening,
dat onze Kamerfractie zeer terecht de regeering naar
haar vermogen steunt in haar pogingen, om ons
land buiten den oorlog te houden.
„Nu. mijnheer Crewe dat heeft zij. Verleden jaar.
Neen, het was in het voorjaar van dit iaar
toen zij een aanbod van haar oom Joe te Stockpart
kreeg om op zyn kantoor te komen, sloeg zij het af
- zooals zu zei. om persoonlijke redenen Zy verze
kerde my. dat het op den duur veel vóordeeliger voor
haar zou zyn hier te blijven, en maakte toespelingen
op u en Old Hall, die naar ik meende, maar vóór
één uitlegging vatbaar waren, ofschoon ik u kennende
en den trots van uw dochter, wel eenigszins twiifelde"
„Dat was heel verstandig van u, mevrouw" zei de
beer Crewe norsch. „Wat u mij vertelt verbaast mii
in het geheel niet Het komt merkwaardig overeen m»
wat ik reeds lang vermoed heb. Nu, over rén '^k
of zes ga ik met juffrouw Fleming trouwen en de
kleine luchtkasteelen van juffrouw Clara spatten uit
een."
„Natuurlijk doen zij dat," zei mevrouw Odell flauw
tjes. „Het was heel aanmatigend van haar, dat zie ik
heel goed in, om maar een oogenblik zulke verwach
tingen te koesteren. Nu komt., denk ik, aan alles een
eind en u zult haar haar ontslag geven? Het zou
mij niet zooveel kunnen schelen, als de plaats bij haar
oom te Stockport niet reeds vervuld was: goede be
trekkingen zijn -moedlyk te krijgen."
Ik neb geen plan haar te ontslaan, dat zou mjj
volstrekt niet passen. Het zou eenige praatjes, die rond
gaan maar voedsel geven. Ik ben van plan 'juffrouw
Fleming precies te vertellen, hoe ik tegenover u en
uw dochter sta. Ik zal haar de geheele geschiedenis
vertellen en als zy als meesteres te Old Hall komt.
zal zy naar ik veronderstel, u bezoeken, zooals mijn
vrouw dat ieder in de plaats zal doen, in wie zij
om de een of andere reden belangstelt Dat is ook,
wat ik wensch; begrijp* u? Er valt niets te verbergen,
er is nooit iets te verbergen geweest en dat weet
niemand beter dan uw dochter. Begrijpt u den toe
stand?"
„Natuurlijk, mijnheer Crewe.
Ik heb nooit een woord tegen uw dochter ge
sproken. dat niet door geheel Birtley gehoord mocht
worden. Wat dat betreft, geef ik u mijn -woortLvan
eer. U heeft een moetelijk leven gehad, mevrouw Odell,
en ik ben vanmorgen van mijn gewonen weg afgeweken,
omdat tuMchcn ons op dit punt klaarheid iü/x. neer
schen, en ik verwacht, dat het nu in orde zal zyn."
Mevrouw Odell barstte nu in tranen uit
„En u zult Clara nog houden en my het huis
laten bewonen, nadat zij zoo slecht is geweest"
„Niet slecht," verbeterde hij. „maar 'ydel en dwaas
en wuft Ik raad u aan haar strenger aan den band
te houden, beste mevrouw, of u zult nog heel wat
met haar te stellen hebben."
„Ik heb nu al heel wat met haar te stellen; ik heb
hoegenaamd geen macht over haar. Zij gaat mins
tens twee avonden in de week naar Birmingham en
komt terug met den trein van twaalven en Ik weet
nooit by wien zij is." zei de zwakke moeder onder
tranen. „Ik hoop. dat u haar eens goed onder handen
zult nemen. Clara moet bang worden gemaakt, flink
bang dat heeft zij noodig."
„Dan moet iemand anders dat doen. Ik kan mij
daarmede niet inlaten. Als mijn vrouw op Old Hall
komt, kan die -haar onder handen nemen. Zij heeft
het ver gebracht in alle mogelijke zendingswerk. Maar
mijn doel dezen morgen is geen ander, mevrouw Odell,
dan een leugen te aooden. Er zijn er heel wat pver
mjj verteld. Er is heel wat over mij gesproken in
deze plaats, hoofdzakelijk door menschen, wier beste
vriend ik ben geweest Dit is echter het ellendigste
praatje Ik verwacht, dat gij er het uwe toe zult bij
dragen' om het voor goed den kop in te drukken.
Goeden morgen."
Hij vertrok, resoluut, streng, zooals hy was ge-
üomen; mevrouw Odell bleef achter, zoo ontdaan, dat
het haar toescheen, alsof zij elk oogenblik van zich
zelf kon vallen. Maar spoedig kwam zij tot de er
kenning dat de zaak nog een betrekkelijk gelukkige
wending' had genomen en zij herkreeg haar kalmte
Den geheelen morgen verwijlden haar gedachten vol
spanning bij hetgeen op het kassierskantoor van de
ijzergieterij gebeurde.' waar daar twijfelde zij niet aan
de heer Crewe Clara onder handen nam. Inderdaad
zei hij echter heel weinig. Toen hii het huis van me
vrouw Odell in Parkinsstreet verliet, ging hy door
de stad naar de ijzergieterij; hij hield het midden,
van den weg zooals zijn gewoonte was, en mug hechts
terzijde als een tramwagen hem verhinderde tusschen
de rails door te loopen. Velen keken hem met be
langstelling aan, toen hjj de Highstreet afliep; zoo
snel rolt de steen van het gebabbel; het nieuws van
zijn voorgenomen huwelijk met de zuster van den
Schotschen dokter had zich reeds verbreid. Maar de
houding van den heer Crewe was die van iemand,
die zich niets van al die gewone praatjes aantrekt,
toen hy de helling van Highstreet halverwege was af
gegaan, sloeg hjj een zijstraat in en vervolgde zijn
weg door een netwerk van armoedige straten waar
huiselijkheid en het maken van spijkers vrij wel zon
der succes naast elkaar voortworsteldenhy kwam
na een minuut of tien aam het groote terrein, dat de
ijzergieterij van Birtley omgaf. Deze stonden te midden
van de sintelhoopen. waaraan zij dagelijks haar tol
van afval toevoegde.
Een bedrijvige bijenkorf van arbeid, omgeven door
hooge muren, waartusschen de rook en stoom uit
werpende schoorsteenen domineerden; men voelde, dat
hier de kern van Birtley's leven huisde. Binnen deze
muren waren ongeveer duizend mannen en jongens
bezig, over wier lot de heer Crewe de oppermachtige
beschikking had. Hij was er de eenige chef, en zoo
volkomen overzag hij de zaak. dat hy de gèheele
machinerie van dit enorme bedrijf als het ware mët
de toppen van zijn vingers leidde. Er waren oudere
vennooten geweest, maar als zij zich terugtrokken of
langs uen gewonen weg uitstierven, had de heer Crewe
geen nieuwe deelgenooten voor zijn verantwoordelijkheid
gezocht. Hij was de laatste tien jaren gelukkiger dan
ooit in zijn zakenleven geweest, omdat hij van na
ture geen man was, die beminnelijk met anderen sa
men werkte. Daarvoor was hij te despotisch en te
zee rgeneigd alleen volgens zijn eigen initiatief te han
delen, zonder acht te slaan op de wenschen en mee
rlingen van zyn medevennooten, hoeveel recht tot mee
spreken zij ook mochten hebben. Het was voor allen
een verlichting, toen de spannende verhouding van het
compagnonschap verbroken was, inaar voor niemand
meer dan voor den heer Crewe De buitenstaanders
zeiden echter, dat het een slechte dag voor Birtley
was, toen de oude William Ansell, de stichter van de
firma, zich op zeventigjarigen leeftijd terugtrok naar
'Derbyshire, waar hij niet lang meer van zijn rust
genoot. Hij had zoo lang en volhardend gewerkt, dal
die ledige tijd slechts een marteling voor hem was. Hij
wist er zoo weinig raad mee, dat de kracht, die hem
nog over was gebleven er volkomen door ondermijnd
werd en ten slotte de dood hem verloste.
Sedert de heer Crewe het hoofd der firma was ge
worden, waren er vele veranderingen gekomen, en
kele er van waren een verbetering, maar andere een
vermindering.
Niemand kon echter ontkennen, dat hy op geen
geld had gezien, om de ijzergieterij zoo volmaakt mo
gelijk te maken. Hij had niet alleen talent om te or-
ganiseeren, maar ook verstand van machinerieën en
eenige van zijn arbeidsbesparende patenten waren dui
zenden waard Dat hij een strenge meester was. spréékt
vanzelf; maar hij verwachtte van niemand, wat hij zei t
in de dagen, toen hy werkte, niet graag had
Zijn werkkracht, zoowel op geestelijk als op,
melijk gebied, was werkelijk ontzagwekkend, byna ge
heimzinnig en het toenemen der jaren scheen daar
geen vermindering In te brengen. Binnen de groote
poorten, die steeds dicht werden gehouden, heersch-
ten orde en regelmaat als opperste macht
Het open terrein, waar omheen de verschillende kan
toren zich bevonden, zag er uit als een erf met
barakken. Zij waren alle gedurende de laatste tien
jaren gebouwd, volgens plannen door den heer Crewe
zelf ontworpen. Alle van roode steen met leien daken,
één verdieping hoog en mét doelmatigheid en een
voud. Er heerschte geen overtollige weelde in het
privé-kantoor van den heer Crewe. Weliswaar was het
ven.
Geachte Redactie,
Ik heb tot den heer Thomassen in mijn debat te
Callantsoog de vraag gericht, tot welke fractie in
de S.D.A.P. hij behoort, tot die welke de landsver
dediging wil aanvaarden, of tot die, welke op het
standpunt staat van „geen man en geen cent".
Ik nieen dat de kiezers het recht hebben dit te
weten. Een candidaat voor de Tweede Kamer mag
m.i. niet nalaten zich over een zoo diep ingrijpen
de kwestie uit te spreken.
De heer Thomassen heeft gezegd, de door mij ge
stelde vraag niet te zullen beantwoorden. Hij is lid
der S.D.A.P., welke partij de beslissing omtrent dit
vraagstuk heeft uitgesteld tot na den oorlog. Deze
zaak is, volgens den heer Thomassen, dus niet aan
de orde.
Naar mijne meening is deze zaak juist wel aan
de orde. Dat de S.D.A.P. over de kwestie geen be
slissing durft nemen, uit vrees voor scheuring in
de partij, is toch geen motief om te zeggen dat de
kwestie van de landsverdediging, terwijl wij mid
den in een Europeeschen oorlog zitten, niet aan
de orde zou zijn.
Dat is toch te dwaas om los te loopen.
Wat de heer Thomassen overigens omtrent mijn
persoon zegt, houdt u mij ten goede, dat ik daarop
niet Inga, mede gezien de w ij z e waarop de heer
Thomassen mij persoonlijk aanvalt.
Den kiezers ln het district Helder cij alleen mee
gedeeld, dat de S.D.A.P. zoo fel op mij gebeten is,
omdat die partij ln de Zaanstreek nogal eens wat
„last" van mij heeft gehad. Ik kan mij begrijpen
dat de heer Thomassen het niet prettig vindt dat
ik hem op het punt der landsverdediging zoo heb
vastgelegd. Maar dat is toch niet mijn schuld. De
heer Thomassen hebbe den moed zich ruiterlijk over
die brandende kwestie uit te spreken.
Zoolang de heer Thomassen dat niet doet, zul-
lep wil zijn tweeslachtige houding blijven laken.
Dankend voor de plaatsruimte.
Uw dw„
WAGNER,
EEN NOODKREET DER BELGISCHE VROUWeN.
Mevrouw Carton de Wiart, de vrouw van den Belgi
schen minister, heeft uit bezet België een oproep ont
vangen door de Belgische vrouwen aan de neutrale
landen gericht inzake het wegvoeren van Belgische ar
beidskrachten. Deze oproep gaat vergezeld van een
brief, waarin gezegd wordt: „daar wij zelfs niet bui
ten de landgrenzen onze handteekening durven open
baren. verzoeken wij u de echtheid van dit stuk, uit het
bezette gebied komende, te willen waarborgen."
Aan den tekst van tien Oproep ontleenen wft het
volgende
„Gij die de grievende benauwdheden van uw be
dreigd, vermoord, ontheiligd vaderland niet hebt ge
kend. gij die den vlijmenden angst voor lieve wezens,
alle dagen blootgesteld aan de doodende kogels van den
vijand, niet hebt gevoeld, gij1 die de vreeseltjkhedea
van den Inval niet hebt geleden, aanhoort den. nood-
groot, en het had ramen met doorzichtig glas, zoodat
hij een vrij uitzicht had op het terrein en de andere
ramen; maar de inwendige inrichting en de meubi
leering was Spertaansch. Zeil in de kleur van eiken
hout bedekte den vloer, en kleine kleedjes voor den
haard en voor de lessenaars waren de eenige conces
sies aan de geriefelijkheid gedaan De stoelen waren
goed bekleed, maar zonder eenige weelde. Zij warén
gemaakt met rechte ruggen voor mannen, die gingen
zitten om zaken te bespreken en daarop al hun aan
dacht gespannen hadden en niet om lui te liggen on
der het genot van een dure sigaar.
Een kleinere kamer grensde er aan; de deur er
van was van dubbel eikenhout, zoodat van geen van
beide zijden eenig geluid bij mogelijkheid kon 'door
dringen. In die kamer zaten de vertrouwde klerk van
den heer sCrewe en zijn typiste. Clara Odell.
Zij zat dien morgen te wachten op 'den gewonen
oproep om aan den lessenaar van oen heer Crewe
te komen en zij vroeg zich reeds verwonderd af. wat
hem zou "hebben opgehouden. Terwijl zij daar zat
aan haar tafel, voorzien van de allerlaatste uitvin
dingen ter bevordering van het gemak en het snelle
werken der typiste, was zij stellig een aangename ver
schijning; en Laurence Harding, cue de beide jarem dat
hij dezelfde werkkamer met haar deelde, hopeloos
verliefd op haar was geweest, voelde haar tegenwoor
digheid als iets zeer storends. Want hij had net druk
en zy verbeuzelde rijn tijd met den haren.
,De baas is vanmorgen laat, vindt je niet, Laurier
zei zij als terloops. „Wat zou er aan de hand zijn?
Och; leg dat ellendige,' oude grootboek neer en wees
gezellig Wanneer neem je mij weer mee naar de
Vroofijke Weduwe"? Je hebt het al zoo lang beloofd.
&ls je niet heel gauw toebyt. dan zijn er an'derenj'
die het doen zullen.
De groote, groen-grijze oogen van Clara keken bru.
taal over de tafel, en de bleeke, bloedarme jongeman
die elke week aan dit onaardige en ondankbare schepsel
meer geld besteedde, dan hij eigenlijk kon verantwoor
den kromp ineen bij het hooren van haar bedreiging.
„Geef mij nog een kans, Clara. Ik moest verleden
week dertien snilling opdokken voor de huur van
moeder Dat zet een mensch achteruit dat weet ie
ook wel"
„Nog al dwaas van je," antwoordde zij. „Natuurlijk
maar als je de oude vrouw boven mij voortrekt, dan trek
ik mij niets Van jou aan; waarom zou ik? Daar
is betere visch in de zee
„O. maar dat doe ik niet," stamelde hy. „En ik be
loof je plechtig, dat ik vanavond voor de plaatsen zal
zorgen."
„Denk er om, stalles, geen ordinaire plaatsen of
parterre"' zei zij waarschuwend. „Zeg eens. jk be
grijp niet, wat er vanmorgen met hem gebeurd is;
zie ie niet. dat het al twintig minuten over elven Ss;
en ik heb nog geen steek uitgevoerd. Zou hy een
beroerte of zooiets gekregen hebben?"
„Daar hoor ik hem komen," zei Harding, en uit