TROUWEN.
Niet door menschenhan-
den gebouwd.
Ti
TWEEDE BLAD.
schetsen uit de Rechtzaal. hem -»>
FEUILLETON.
Zalerdaq 14 Juli 1917.
60ste Jaargang No. 6036.
41.
Schaper Courant.
Mijn vriend Green in zijn schitterend Torcocostuum
en ik zaten op het terras van een groot café, tyjen het on
derwerp „trouwenop den voorgrond kwam. Wel
zei ik plotseling tot mijn vriend, heb je er nooit aan
geacht te trouwen. Green lege ^jjn absinth aan met een
beetje water, dat hij met inachtneming van geheim
zinnige regelen langzaam er in druppelde, daarop zei
WJ
kunnen zeggen: wel eens er over gedacht.
Maar altijd „ja"' én tweemaal „neen gezegd Maar
het valt niet te ontkennen, dat ik eens bijzonder fern-
sti 3f>ver een huwelijk heb gedacht, n.L verleden jaar,
juist in dezen tijd.
Werkelijk?
Ja zeker. Ik lag toen ergens in garnizoen bij
de woestijn. Je kunt je niet voorstellen, hoe het er
m begin van Mei in dat hoekje daar bij Algiers uit
ziet. Allerlei bloemen, cyclamen, ma da liefjes en gele
brem komen uit den grond te voorschijn. Alle strui
ken zijn bedekt met bladeren en bloesems op de
weiden, jih met duizend kleurschakeeringen pnjken,
groeit zvL weelderig gras, dat een ruiter het. zon
der zich le bukken', met de hand kan aanraken; de
boonien beginnen uit te komen efn de jonge loten
groeien in een nacht soms meer dan een meter, maar
niets van dat alles is zoo heerlijk als de kleine holle
wegen, die ln den regentijd de beddingen van'kleine
beekies zijn. Zoo'n uitgedroogde beek is in ■dien tijd
als het ware een wieg, waarin klimopranken, wilde
wingerd, iepen, twijgen, heerlijke boschdruiven enz.
heen en weer schommelen. Je zult het je dus kun
nen begrijpen, dat vorstin Mandeaux verrukt over dit
voor haar geheel nieuw schouwspel, zioh door zulk
een redding een weg had gebaand, en tot in ons
nieuw garnizoen was binnengedrongen.
h beste vriend. Stel je nu zoo n arme Turco-
Och
kapitein voor, die sinds een jaar geen ander rust
punt voor oogen heeft gevonden, dan brum-zwarte
vrouwspersonen, die mets aan hebben dan een stuk
linnen, dat aan beide zijden een split heeft en 'door
een gordel wordt opgehouden. Vrouwen, die op feest
dagen een katoenen boemoes dragen en wier kapsel
met vlechten en kameelhaar is versierd..
Stel je zoo'n ongelukkigen kapitein voor, die met
z'n uitgehongerde oogen plotseling een vrouw ziet op
duiken, een vrouw met een tint van leliën en rozen,
met Venetiaansch rood haar, een klein neusje, kleine
witte tandjes ais van een jong poesje en bovendien.,
met een allereleganst reistoilet. Een vrouw, die we
duwe is, geheel vrij en zeer phantastisch van aard,
en die er op uit is zich te vermaken. Het spreekt
van zelf dat het geheele bataljon Ln den zevendetni
hemel was, en jé oude vriend deed het onmogelijkste
om haar te vermaken. Uitstapjes in het gebergte, 's
"•o'ds wandelingen in de vlakten.
De vorstin was dan ook verrukt. Bijna eiken dag was
ik bij haar. Onze lange rijtoeren waren langzamer
hand oorzaak, dat de liefde ook van de partij was.
wat mij betreft, ik dacht ernstig over een huwelijk.
Om haar genoegen te doen, stelde ik een leeuwen
jacht voor. Toevalligerwijze hield zich juist in die
dagen zoo'n geel gedierte in de buurt op; elke nacht
richtte het heest groote verwoestingen aan in de na
burige dorpen en daarop nam ik nog een metgezel
met mij, om me met den koning aer -woestijn te
meten.
De bijgeloovige vrees die de arabieren voor een
leeuw hebben, is bepaald vreemd. Zij schrijven hem
alle mogelijke edele hoedanigheden toe en tegelijkertijd
allerlei slechte streken Zijn gebrul heet bij hen „raad"
d.w.z "„donder"; kortom men kan nooit een ara
bier vinden, als men op den leeuwenjacht _wil gaan.
Mijn metgezel was een flinke kerel en aan^zijtn spe
cialiteit had hij een zeer goede positie en vooral bij
zonder goeden kost te danken. Terwijl zijn stamge-
nooten zich ml. tevreden stellen met een klein stukje
scheepsbeschuit per dag, dat zij met een slok water
naar binnen spoelen 'en als toespijs nog oen of ander
goedje, at hij gedurende den tijd dat hij zich op een
jacht voorbereidde, bijna eiken dag een half scnaap-
op. Van deze gewoonte maakte hij ruimschoots ge
bruik, toen hij bij mij in dienst trad.
Na een paar dagen kwam ik tot de conclusie, dat
hij nog meer verorberde dan de leeuw. Maar ik bleef
geduldig^ want. wat het ook mocht kosten, ik wilde
de vorstin leeuwenvleesch laten proeven. Alleen vroeg
jk hem nu en dan: Zullen wij vandaag op jacht gaan, of
morgen?
Er is geen haast bij, antwoordde hij met rustige
waardigheid; het lot van den leeuw staat daarboven
beschreven. Laat het tijd voor de vervulling.
En denzelfden avona verslond hij weer een half.
schaap. De leeuw werd nu gevaarlijk, overmoedig en
brak overal in.
Side, mijn bediende, volgde de sporen van het dier
maakte ergens een diepen kuil en ook volgde hij de
sporen van een Arabieren-grootmoeder die den vorigen
door den leeuw verslonden was.
rna hitste hij den leeuw op, liet zich door hem
vervolgen, wierp zich in den kuil. sloot de opening
af met takken en toen de vijand naderde en brullend
aan den "rand van den kuil bleef staan, schoot hij
hem uit de diepte een kogel in den kop, die hem
onmiddellijk doodde.
In triomf keerde hij naar het garnizoen terug, be
laden met zijn buit En denzelfden avond was ik in
de gelegenheid op het menu van het diner 'dat de
vorstin aan de officierstafel werd aangeboden, als glans
punt te Jaten zetten: Leeuwenvleescn.
Mijn aanstaande wij hadden ons intusschen ver
loofd was verrukt, vond den leeuw heerlijk, het
vleesch fijn, maisch en smakelijk en deed het gerecht,
waarvan zij zich herhaaldelijk liet bedienen, alle eer
aan.
En terwijl zij daar nog druk bezig was met eten,
viel het haar plotseling in, dat het wel aardig zou
zijn, het verhaal van -tiet avontuur te hooren.
Ik liet den overwinnaar halen. Hij verscheen, ge
kleed in een vilten broek en een boemoes er over
heen.
Kom kameraad, zei ik tegen hem, vertel me
vrouw de Vorstin uw heldendaden eens, zij komt uit
een land, waar men veel van dapperheid houdt
Sidi ging zitten op een mat
Ja, sprak hij, ik was des morgens uit het garni
zoen vertrokken, vergezeld van zegewenschen van be
woners, in naam van den profeet bezwoeren zij mij
den dood van de arabieren-grootmoeder te wreken.
Snel doorliep ik de kale vlakte, stormde over het
gloeiende zana en bereikte eindelijk de Romeinsche
brug, die over den afgrond voert. Voor mijn oogen
strekte zich de geheele woestijn, uit, met haar blauwe
oasen, met haar palmen, wier purperen toppen door den
adem van den wind werden bewogen; in de verte
strooide de gouden jon voorvlokken over een einde-
loozen horizon..,,
Ter zake, 'Sidi. vertel ons van den leeuw.
Laat hem vertellen, zei de vórstin, tusschen twee
hapjes in, hij drukt 'zich goed uit.
Van de brug af, ging de arabier voort, kon ik
gemakkelijk de sporen in het zand volgen tot aan
een reusachtigen rots. Daar bevond de leeuw zich. Ik
uegon hein fit te schelden.
Vooruit, riep ik, als gij geen lafaard zijl, verlaat
idan de grootmoeder, gij zult haar Later wél terug
vinden, kom yoor "den dag om u met mij te meten.
Dat schreeuwde ik hem steeds toe, totdat hjj .ein
delijk besloot zich te vertoonen. Ik wierp mij in den
kuil, zooals ik u heb verteld, en gaf hem den
kogel tusschen de oogen.
En 'de oude vrouwt riep de vorstin. Wat was
er met de grootmoeder gebeurd.
-r- Bij den profeet, riep de arabier uit. ik was iets
te laat. gekomen, de leeuw had haar juist voor ajn
ontbijt opgepeuzeld.
NauwelijTcs had de vorstin die woorden gehoord,
of haar gelaat werd vaalbleek en nam een uitdrukking
van afschuw aan.
Maar., stamelde zij, dan heb ik vanavond....
immers.. de grootmoeder... mede opgegeten.., Bah
brr..
Eii nog dienzelfden avond verliet de vorstin het
garnizoen verstomd van ontzetting zonder mij
met een enkel woord goeden dag te zeggen.
En nu, besloot Green, terwijl hij zijn absinith
dronk, nu weet je waarom ik tot op heden vrijge
zel ben gebleven. En ik draag dit droevige lot met
zooveel berusting als mij mogelijk is.
mr. Karei aangewezen om ln te springen. HU was
er heelemaal niet op verdacht geweest Had Collega
gisteren nog gesproken.
„Verdraaid vervelend!" dacht rechter, uit zijn ge
noeglijke overpeinzing gerukt En hij overdach t, of
t niet mogelijk zou wezen om zich van het zaakje
al te maken. Onmogelijk was 't niet Maar President
was van de knorrige soort Was in staat om op zeker
oogenblik iets stekeligs te zeggen. Hesm tegen te wer
ken bU de sollicitatie, die rechter voorbereidde Pre
sident was van de ouderwetsche stugge soort.
Rechter voelde zekere kregelheid van humeur op
komen. En gaf zich in de neurveuse stemi
onder het scheren een jaap in de wai
een overhemdsknoopje en tikte onder het mondspoelen
barst in een glas.
Kwam zonder eetlust aan het ontbijt Vond de thee
ellendig-lauw en bespeurde een „luchtje" aan het ei.
Schelde hospita. Maakte op bruusk-nijdigen tóón standje.
Zoodat hospita die als bloedeigen zuster van
iemand die broeder in de orde van den Nederland-
schen Leeuw was, zich zoo-iets niet kon laten wel
gevallen.
„Gunst meneer", zei hospita ,,'t is heusch ver
beelding. Ik geef u niet anders dan kersversche eieren
zoo van de kip. Als 't niet waar fa,, zal ik op stel
en sprong..
„Dat ei stinkt" viel rechter haar in de rede. ,,'t
Scheelt niet veel of er zit 'n kip in. Neemt u 't
maar asjeblieft mee."
De „jaap" van het scheren bleef nog schrijnen.
Edelachtbare werd al-nerveuser. Dacht aan de zaken,
die hij straks in het Paleis van Justitie had
te jnstnieeren. 't Scheelde een haartje, of hospita had
hem beduid dat zij in dezen tijd om haar kamers
niet verlegen was. Maar ze bedacht zich. Mr Karei
was een deftige lodger, iemand van den rechterlijken
macht prompt van betalen, in eik opricht solide
Zie bernstte. „Hij heeft de bokkepruik op", zei ze
beneden tot haar man „dat spoedbriefje heeft 't 'm
Zeker gedaan.' Misschien een standje van rijln Pre
sident I'
„Als je ,'t maar snapt, menschbeaamde man
van hospita. In den loop des tijds waren ze ook een
beetje au courant" geworden van hetgeen er „intro
muros' aan het Paleis van Justitie omging
Hfet ochtendblad oogde Z.E.A in, zonder eigen
lijk iets te lezen.
En wel drie kwartier vroeger dan anders ging hij
de deur uit
„Er is was an 't handje!" fluisterden ze in de
keuken.
Zagen rechter haastig, met nijdig, rood gezicht,
wegs tappen.
Zoodat reeds tikje ongerustheid in 't hart van hos
pita begon te ontkiemen^
Een mensch kan niet welen..
En hij kwam aan het Paleis.
Liep bij Griffier binnen.
„Ja!" zei deze, „dat is een historie ineens En
u boft er niet mee, meneer i Een heele collectie I"
't Was een dikke, zware bundel paperassen. Waar
rtechter zich in een minimum van tijd moest zien in
te werken. De dingen, waar bepaald haast bij was.
—zij hadden toch al te worstelen met overstelpende
drukte en uitstel van het geheel was beslistonmoge
lijk waren er door griffier, na overleg, uitgekozen.
Een viertal zaken restten dan tenslotte voor rechter
commissaris. En hij ging zitten bladeren, lezen rap
porten vergelijken, de aanteekeningen van collega
raadplegen.
Al-maar glazen water drinkend. Dat zooiets nu juist
iemand op het lijf valt na een avond ran genoegd
lijk fuifje ter eere van collega, die verrassende pro
motie heeft gemaakt.
Enfin, aanpakken was 't eenige. Maar rechter
commissaris had heel weinig gebruikt bij 't ontbijt
Hij voelde 't nu duidelijk Het holle, leege in n
maag, verergerde rijn prikkelbaarheid.
Maar hij spande zien in met het sterke zelfbe-
r> i i i «Woi uij apdiiuo «tui i
UIT HET ENOELSCH VAN DAVID LYALL
DOOR J. P. WESSELINK VAN ROSSUM
Uitgave W. DE HAAN, Utrecht
Gecart 4 0.95, prachtband IL15
HOOFDSTUK XXVIIL
De laatste halte.
„Ailie." zei Guy Fleming met gebroken, onvaste
stem, toen hij snel in de tijdelijke woning van rijn
zuster kwam, in den middag van den woesien en
stormachtigen dag, waarop de dubbele begrafenis op
het kerkhof te Rochallan had plaats gehad. „Je moet
ie hoed opzetten en naar Pat gaan. Ik kan niets mat
hem beginnen. Mijn God, zulk een smart maakt een
man wieek! ZU, die het gezien hebben, zullen het
tot het einde hunner dagen nooit vergeten. Kom."
Alison verliet haar stille kamer en volgde hem langs
het strand naar het achterhek van de pastorie van
Rochallan. Onder het loopen spraken rij niet Als een
windstoot was de dood over hen heenges treken, niets
was blU'ven staan, menschelijke liefde en verlangens
menschelijke hartstocht en inspanning waren wegge-
vaagd, alsof dat alias niets was geweest
ZU hadden deze twee naast «elkaar gelegd, de lieve
jonge moeder en den mnn van de wereld, die op
ZOO zonderlinge wU'ze, voor' een korten tijd ln het
kalme leven der bewoners van Rochallan gekomen
waren en <Jfe pa heiden hun werk verricht te heb
ben, verder waren gegaan naar élders.
Zij hadden een onuitwfachbare herinnering hchter-
galatea
„Toen lk bon verliet, liep hU de studeerkamer
°P en neer «r riep dat hij God moes' vloeken en
sterven. Vreeselijk, 'Ailie!" ztei Guy. terwijl zij het
huis ingingen. „Het maakt een mensch bang voor
het leven en voor den dood, voor alles.
Ailie glimlachte somber en liep hem voorbij naar de
studeerkamerdeur. Toen rij die binnentrad, kwam iets
°ver haar als de golf van de zee en zij wist dat zij
naar haar eigen plaats was teruggekeerd en dat voor
d# rest van naar leven hier haar plaats zou rijn.
ZU wist niet, of zij treurig of blij was. zoo ge
slagen was haar hart,' rij voelde slechts, dat zij thuis
was gekomen.
„VERBLEEKTE FILM".
't Was den vorigen avond wat later dan gewoontijk
geworden in de soos. En de jeugdige rechter lag na
te denken over de toasten, die gewisseld waren, ter
eere van den collega, die verrassende promotie had
gemaakt; bespeurend intusschen, dat hij zich minder
frisch gevoelde dan anders in het ochtenduur het ge
val was, jeugdige edelachtbare was een toonbeeld
van bezadigd-sohden, levenswandel, toen er getikt
werd aan ae deur van zijn slaapkamer. Dat was iets
ongewoons. Hospita had order, meneer precies half-
aent te wekken, 't Gebeurde dan wel, dat hij nog
een kwartiertje bleef liggen, maar na het gewone wak
signaal kwam Tiospita niet terug.
„Ja? Wat is er?" vroeg hij.
„Een brief met „spoed", meneer," zei hospita ach
ter de deur „wil ik 'm hier maar even neerleggen?"
Ja. dat 's goed."
In een wip het bed uit
Spoedbrief van collega, die vanochtend als rechter
commissaris had te fungéeren in een paar zaken. Was
door onverwachte, zeer dringende familieomstandighe
den genoodzaakt geworden op' reis te gaan. Volgens
den rooster van eventueele waarneming was hij
De deur, waardoor zij zoo dikwijls was 'gegaan,
ging bij haar zachte aanraking open en een oogenblik
bleef zij' op den drempel staan, Janet Aiken had
de gewoonte getrouw van vrouw-en als zij, en met
diepen eerbied vervuld voor al de tradities en de
sombere wapenrusting van den dood, iedere jaloezie
in de pastorie neergelaten, zoodat de dominee in de
duisternis zat. Alison liep snel de kamer door en
raakte met vaste hand net koord aan, zoodat de
jaloezie omhoog ging, en op hetzelfde oogenblik een
zwakke straal van de winterzon, worstelend achter een
bank van sombere wolken, binnendrong en het blonde
haar raakte van den man, die met diep gebogen hoofd
voor zijn schrijftafel zal, en wiens ziel een en al bit
terheid was De zuster, die zoolang een moeder voor
hem was geweest, en die hU nooit meer noodig had
gehad dan nu keek hem een poos met groot en alles
begrijpend medelijden aan; haar lippen trildm wat
bewees hoezeer haar gemoed werd beroerd. Dadelijk
was zij' naast hem, haar hand raakte zijn rossig haar
en haar teedere stem verbrak de sombere stilte.
„Pat, kijk op," zei zij dapper. „Kijk op!
HU' sprong op en rijn blik, verbijsterd door ziele-
smart, rustte op haar deelnemend gelaat
„Het is niet eerlijk, Ailie!" riep nij, „het is niet
laan om zoo gestraft te wor-
om te leven, mijn plicht te
eerlijk! Wat heb ik
den? Ik heb beprooi-va - ---i
'doen en en na haar slechts zoo'n korten tijd
bezeten te hebben, wacht mij de duisternis van. de
hél i Het is afschuwelijk I Er is geen God; er kan
er geen rijn! Ik wil met meer inTiorn gcioosenI Ik
wil mij voegen bij hem, Hcan niet noodig hebbon.
..Beste jongen! Beste jongen!"
Meer kon rij er aanvankelijk niet uitbrengen
maar haar stem had den sussenden, moederlijken klank,
waarmee rij hem ln zijn jongenstijd zoo dikwijls ge
kalmeerd had.
„Ik vergeet niet. dat je in dezelfde boot bent, Ailie,
ze1 hij verlegen. „Maarhet fa toch anders. Jouw*
man had ln zekeren rin zijn lever Hot onze
begon pas en rij wps zoo hef en
en rij Is onder de aarde en ik bes
is niet eerlijk, het is niet eerlijk!"
Alison, door haar lijden geleerd, wist, dat rij wat
betera te doen had dm te beproeven den stroom te
gen Je houden. Zij liet den storm uitrazen en zei zelf
bijna geen woord; rij luisterde slechts, en sprak alleen
nu en dan een woord, dat zijn werk moest doen.
„Guy meende mij te troosten,, door te zeggen, dat
rij, indien rij was blijven leven, haar heele leven een
Invalide zou zijn geweest. Wat kwam er dat voor
mij op aan? Het zou mijn vreugde zijn geweest haar
te verzorgen, alles te halen en aan te brengen, zoodat
zij haar rust had kunnen houden, ft heb noest ge
leefd,. voordat zij bU mij kwam, Ailie. Wat kan ik
Griffier, die meer met mr. Karei had gewerkt, ken
de hem als een „au fond" goedhartig man. Wat
bruusk soms van toon, wat norsch en wrevelig van
doen, maar al heel gauw spUt voelend over z'n hard
heid.
Dien ochtend was rechter-commissaris vreemd. Zon
derling onaandoenlijk, 't Was een banale historie,
dat eerste zaakje.
Zij had bestolen een man, die bU haar vertoefd
had niet langer dan hoogstens een uur. De bewijzen
waren overstelpend. Ze was „atro carbone notata",
een oude kennis van de justitie, 't Zilveren horloge
en de beurs van den buitenman, die aan de zwier
was geweest dien avond, had men gevonden in een
kast op haar kamer, 't Was een bloedmagere. lea-
lijke nleeke vrouw. Met ingevallen wangen, ingedeukte
borst, holle hoest Teringhjdster, door het nachtleven
verwoest. De politie had gerapporteerd dat zij een
paar weken geleden uit het gasthuis was ontslagen.
Verlaten vrouw, die haar kindje den kost moest
geven, 't Wurmpje was nog te. jong om het onder
Rijkshoede te stellen. Maar 't plan om haar van de
voogdij te ontzetten bestond reeds. Er was een Attest
van den medicus, die haar behandeld had. Hopeloos
geval Kon misschien nog een jaar leven. Het kindje
was ook teringziek.
Zij zat daar, bevend en schreiend. Dacht aan
het kindje.
„Dus je bekent, dat je dien man bestolen hebt?"
vroeg rechter-commissaris.
Zij knikte. Hoestte weer met hól-snerpend snijdend
geluid.
„En fatsoenlijk werk zoeken, verkies je niét, hef'
zei rechter-commissaris, op de papieren turend „lie
ver met allerlei gespuls 's nachts op roof uit Ik
zie, dat is al jaren zoo met je!'
De vrouw trachtte iets te zeggen.
Van dat zij waarachtig werk had gezocht, maar
niemand wou haar in 'dienst hebben Eens was 't
gelukt door bemiddeling van een dame der ver-
eeniging voor zedelijke verbetering etc. maar toen
had zij een bloedspuwing gekregen Andera zou ze....
„Jawel, schei maar uit", zei waarnemende rechter
commissaris, „wij kennen die praatjes. Luiheid,
onwiL Als ie riek bent, dan is 't je eigen stoiuld.'
Hij schelae
Had haast om er door te komen De agent, die huis
zoeking had gedaan, moest verschijnen De buitenman,
die aan de rol was geweest Op zeker oogenblik gaf
griffier rechter-commissaris een duw tegen elleboog.
Fluisterde hem iets in Over de vrouw. Z E.A. keek
even op.
Er waren bloedvlekken gekomen tegen de zakdoek
die de verdachte beurtelings tegen haar'oogen en haar
mond drukte. Of men haar niet een glas water zou
brengen?
Rechter-commissaris drukte even lorgnet op neus
punt.
„Kunsten!'' mompelde hij „we kennen dat ver
toon Veldwachter!"
Present, edelachtbare!"
„Breng die vrouw uit de Kamer. En geef haar wat
water. Maar je hoeft niet te denken' zet 2.E A.
met verheffing van stem, zich even tot haar Wendend'
„dat die kunsten indruk op mij maken Wij kennen
jou!
De vrouw knikte. En drukte zakdoek nog vaster
m de lippen
riffier beet op z'n penhouder. Neen, die mr.
Karei was toch een ander figuur dan bij zich ge
dacht had..
Volgde ingewikkeld geval van verduistering en valsch-
heid in geschrifte, 't Was een verioopen sujet.
deze verdachte. De allerlaatste sporen van het meneer-
schap varen schier verdwenen. HU zette zich in on
verschillige pose neer op rijn stoel, de beenen kruisend.
De knokkels der vingers doende kraken Met een cy-
nisch-minachtend lachje rechter-commissaris aankijkend.
Weerzinwekkende verschijning van verval en alge
heel uitgebluscht rijn van zelfrespect Draaiend, nu
en dan, aan z'n gelen, verkleurden knevel. Of wrij
ven met de gestaag bevende vingers van alcoholist
over den kalen schedel. Nu en dan geeuwend. Onver
schillig voor alles.
Hij bekende, 't Kon verdachte niet bommen
Bij de politie heb je verklaard." zdi rechter
„dat ie de feiten zoudt gepleegd heb Den om een vrouw
te helpen waar je belang in stelt Maar een onder
zoek heeft uitgemaakt, dat deze beweringen leugen
achtig rijn Pure verzinsels verdachte, wat is het mo
tief geweest van je misdrijf, ten aanzien van tle ver
duistering? Waarvoor had ge dat geld noodig f'
De verdachte lachte even De grijns op het smalle
rimpelgelaat, met de uitgebluschte spotoogen, was
afschuwelijk.
Om te leven, hé!" zei de man
Rechter-commissaris bladerde weer in de papieren
„Gij hebt indertUd eenigen tijd te Delft gestudeerd",
hervatte hij, .Jhadt aus het diploma H.B.S be
haald. Gij waart aaar bekend als iemand van goeden
aanleg. Uw familie heeft u herhaaldelijk willen steu
nen Toch gaaft gij de voorkeur aan een leven zoo-
als ge sinds de laatste zes jaren geleid hebt Was er
dan geen greintje eergevoel meer in u overf
De verdachte zat rechter-commissaris scherp aan te
kijken. Telkens over z'n kalen schedel wrijvende
als om iets te doen herleven van beelden uit ver
leden.
En weer kwam 'de grijns op zijn rimpelgezicht
„Eergevoel," herhaalde verdachte. Even zweeg hij.
Toen, iets Juider, met zUn rauwe dronkemans-stem
„Hadden rij eergevoel, die mijn vader hebben be
stolen? Mijn familie allereerst...
De hamer van rechter-commissaris bonkte met foisch
nu doenf'
„Er is een kindi Het is geheel het hare. Pat,
van haar en jou," zei Alison eindelijk. „Ik heb niets.
Je zult er voor moeten zorgen. Zij liet het aan jou.
ft ik geloof dat rij wist dat het daarna met
haar leven gedaan zou zijn, Pat"
„Waarom denk je dat? vroeg hU met onstuimige
„Ik maak het op uit hetgeen rij1 zei op zekeren
dag, lang, lang geleden en verleden Zondag weer,
toen ik bij haar zat, terwijl je naar de bUbellering
was. Zij sprak over de gentianen aan het strand. Daar
vergeleek rij zichzelf graag mee, en ik gelqof, dat
rij wist, dat ky maar weinig langer dan die bloe
men hier zou rijn. Maar zij was heel gelukkig en
nen leefi
had je innig liet' Het jaar, I
was een idylle, waarvoor jé God "moet danken; daari
na heb je dapper tot het einde te gaan. Alles was mooi
en er kwamen geen breuken en kloven in, zooals in
jullie samen leefden.
het mijne."
Toen rij zag, dat hij getroffen werd door haar
woorden, vervolgde rij vast, zelf nauwelijks wetende,
wat zij zei, slechts biddende, dat het woord uit dé
verte gevleugeld mocht zijn en hoop-en genezing mocht
brengen.
„Wij hooren hier immers niet. Pat, en dat is het
geneele geheim van het leven. Het duurt voor enkelen
van ons lang, eer we het beseffen, en het besef kan
slechts door smart komen. Dit is alleen maar het be
gin, meer niet Het beste komt nog. En dat is het
deel van Edie nu."
Hij scheen kalmer, maar ging vermoeid ritten, éls-
of zijn hart afgemat was.
„Alison!". zei hij plotseling, Je moet hier terug
komen. Edie hield van je, en niemand anders zal
haar kind groot brengen. Bovendien ik ben je
kind, meer dan ik het ooit waa Zeker is het. dat
alles uit is met mij, als je niet komt"
Zij beloofde het, want wat kon zij anders doen?
waren rij het hierover eens
„Ge zult ergens een groot huis moeten inrichtan.i
een huis. waann wij allen kunnen wonen, zoodat wij
kunnen komen en gaan, zooals wij willen en altijd
weten, dat het ons tehuis fa," zei Anna op haar vlug
gen, zakelijk en toon. waarop Madge onmiddellijk
„amen" liet volgen.
„En de deur moet rijn als de hemel," vervolgde
Stephen, „nooit gesloten in den nacht, want zoodra
die deur 'gesloten wordt, zal er iets met een onzer
gebeuren zooal niet. met allen. U hebt slechts te
besluiten, waar het rijn zal in Engeland of in Schot
land, dat blijft ons hetzelfde, als net maar een open
geluid op de groene tafeL
iic!" donderde hij
oog
hij den kerel toe „beschimp
niét mensch en die te hoog staan dan dat een indi
vidu als gij rijt, hun namen in z'n mond neemt!"
Maar de eerlooze kerel was opgestaan. Hij zag nog
bleeker dan anders. En z'n magere, gore handen tril
den nu nog heviger.
„Fatsoenlijke menschenf' liep hU uit .hoog
staande lui?..„ Fielten zijn 't. Schurken, die mijn va
der het zijne'onthouden hebben, toen hij failliet- moest
gaan, 't kan zUn. dat ik toen teveel heb uitgegeven.'
Best Maar dat waren onze eigen centen. Dat gaat
r sterveling aan. Maar de bandieten, die mijm va-
bestolen nebben,.,. herhaalde de kerel,
Rechter-commissaris greep reeds naar het schelle
koord. Om te gelasten, den vent weg te leiden. Toen
deur is."
Tibbie voelde zich overstelpt van aandoening door
deze betuigingen van genegenheid en zij was verbaasd,
dat Alison ze zoo kalm kon opnemen; rij barstte
s_ -i- .j- rbmten. In haar tranen
bad het leven haa rzoo
mooi; en nooit fa het
schoonër, dan wanneer de sluier van tranen er over
gespreid fa, de diamanten droppels, die de donkere
ruimten van het hart verlichten en al zijn dorre hoeken
rijk en vruchtbaar maken. ZU, die nooit geweend hebben,
hebben nooit geleefd.
Groot en algemeen was de deelneming,' die aan
de Fleming's werd betoond uit rik deel van het laad,
waar hun naam bekend en geëerd was. Ze omvatte
hen als de golven der zee Verscheidene weken «togen
voorbij, voordat Pat in staat was op zijn eigen kansel
tp verschijnen en toen hij weer tegenover rijn ge
meente stond, was er geen droog oog m de kerk. v
Zijn gemeente stond om hem heen als een stut
Zij steunde hem met haar deelneming en haar gebeden,
zoodat in korter tijd, dan hij had verwacht, de
duisternis van de wolk week en hij opnieuw zijn
hoofd naar den hemel van rijn droomen kon op
heffen.
Het was geen vreemde plaats meer, sinds Edie daar
was, eerder een weliswaar onbekend, maar geliefd
gewest, waarheen rijn hart uitging op elk vrij oogen
blik, en waar het gemeenschap zocht met de onster-
felijken. Een man, die zoo leeft en sterk etd edel
terugkeert tot de plichten van rijn dag, heeft een groot
werk te doen. Alison, die zeer verbaasd was over de
veranderingen in de fijnste vezels van haar broeders
werking
van het noodlot, maar boog het hoofd in zwijgende
aanbidding voor rijn onuitsprekelijke wijsheid
Na langdurige famfiieberaadslagingen werd de vol
gende schikking getroffen. Het huis, waarin de heer
Crewe stierf, werd gekocht door rijn weduwe en éls
tehuis voor rijn kinderen ingericht Het was zoo dicht
bij1 den tuin van de pastorie, dat men haast kon zeg
gen. dat het een geheel uitmaakte met de eigendom
men van de kerk, en daar beloofde Alison altijd voor
hen klaar te zullen staan, wanneer zij ook wilden ko
men. Zij beloofde ook eens in het jaar daar met hen
samen te komen, ln de echte beteekenis moeder over
hen te rijn en gedurende dien tijd aan Janet .Aiken
d® ®>rf! voor het kindje in de pastorie over te laten.
Dat was een taak, die Janet gaarne en met aan
geboren geschiktheid waarnam; vanaf het oogenblik,
aat het als een klein, rood. onooglijk bundeltje in
haar armen was gelegd, was haar uitgehongerd hart
verzacht tot al de teederheid van het moederschap en