TROUWEN. Niet door menschenhan- den gebouwd. Ti TWEEDE BLAD. schetsen uit de Rechtzaal. hem -»> FEUILLETON. Zalerdaq 14 Juli 1917. 60ste Jaargang No. 6036. 41. Schaper Courant. Mijn vriend Green in zijn schitterend Torcocostuum en ik zaten op het terras van een groot café, tyjen het on derwerp „trouwenop den voorgrond kwam. Wel zei ik plotseling tot mijn vriend, heb je er nooit aan geacht te trouwen. Green lege ^jjn absinth aan met een beetje water, dat hij met inachtneming van geheim zinnige regelen langzaam er in druppelde, daarop zei WJ kunnen zeggen: wel eens er over gedacht. Maar altijd „ja"' én tweemaal „neen gezegd Maar het valt niet te ontkennen, dat ik eens bijzonder fern- sti 3f>ver een huwelijk heb gedacht, n.L verleden jaar, juist in dezen tijd. Werkelijk? Ja zeker. Ik lag toen ergens in garnizoen bij de woestijn. Je kunt je niet voorstellen, hoe het er m begin van Mei in dat hoekje daar bij Algiers uit ziet. Allerlei bloemen, cyclamen, ma da liefjes en gele brem komen uit den grond te voorschijn. Alle strui ken zijn bedekt met bladeren en bloesems op de weiden, jih met duizend kleurschakeeringen pnjken, groeit zvL weelderig gras, dat een ruiter het. zon der zich le bukken', met de hand kan aanraken; de boonien beginnen uit te komen efn de jonge loten groeien in een nacht soms meer dan een meter, maar niets van dat alles is zoo heerlijk als de kleine holle wegen, die ln den regentijd de beddingen van'kleine beekies zijn. Zoo'n uitgedroogde beek is in ■dien tijd als het ware een wieg, waarin klimopranken, wilde wingerd, iepen, twijgen, heerlijke boschdruiven enz. heen en weer schommelen. Je zult het je dus kun nen begrijpen, dat vorstin Mandeaux verrukt over dit voor haar geheel nieuw schouwspel, zioh door zulk een redding een weg had gebaand, en tot in ons nieuw garnizoen was binnengedrongen. h beste vriend. Stel je nu zoo n arme Turco- Och kapitein voor, die sinds een jaar geen ander rust punt voor oogen heeft gevonden, dan brum-zwarte vrouwspersonen, die mets aan hebben dan een stuk linnen, dat aan beide zijden een split heeft en 'door een gordel wordt opgehouden. Vrouwen, die op feest dagen een katoenen boemoes dragen en wier kapsel met vlechten en kameelhaar is versierd.. Stel je zoo'n ongelukkigen kapitein voor, die met z'n uitgehongerde oogen plotseling een vrouw ziet op duiken, een vrouw met een tint van leliën en rozen, met Venetiaansch rood haar, een klein neusje, kleine witte tandjes ais van een jong poesje en bovendien., met een allereleganst reistoilet. Een vrouw, die we duwe is, geheel vrij en zeer phantastisch van aard, en die er op uit is zich te vermaken. Het spreekt van zelf dat het geheele bataljon Ln den zevendetni hemel was, en jé oude vriend deed het onmogelijkste om haar te vermaken. Uitstapjes in het gebergte, 's "•o'ds wandelingen in de vlakten. De vorstin was dan ook verrukt. Bijna eiken dag was ik bij haar. Onze lange rijtoeren waren langzamer hand oorzaak, dat de liefde ook van de partij was. wat mij betreft, ik dacht ernstig over een huwelijk. Om haar genoegen te doen, stelde ik een leeuwen jacht voor. Toevalligerwijze hield zich juist in die dagen zoo'n geel gedierte in de buurt op; elke nacht richtte het heest groote verwoestingen aan in de na burige dorpen en daarop nam ik nog een metgezel met mij, om me met den koning aer -woestijn te meten. De bijgeloovige vrees die de arabieren voor een leeuw hebben, is bepaald vreemd. Zij schrijven hem alle mogelijke edele hoedanigheden toe en tegelijkertijd allerlei slechte streken Zijn gebrul heet bij hen „raad" d.w.z "„donder"; kortom men kan nooit een ara bier vinden, als men op den leeuwenjacht _wil gaan. Mijn metgezel was een flinke kerel en aan^zijtn spe cialiteit had hij een zeer goede positie en vooral bij zonder goeden kost te danken. Terwijl zijn stamge- nooten zich ml. tevreden stellen met een klein stukje scheepsbeschuit per dag, dat zij met een slok water naar binnen spoelen 'en als toespijs nog oen of ander goedje, at hij gedurende den tijd dat hij zich op een jacht voorbereidde, bijna eiken dag een half scnaap- op. Van deze gewoonte maakte hij ruimschoots ge bruik, toen hij bij mij in dienst trad. Na een paar dagen kwam ik tot de conclusie, dat hij nog meer verorberde dan de leeuw. Maar ik bleef geduldig^ want. wat het ook mocht kosten, ik wilde de vorstin leeuwenvleesch laten proeven. Alleen vroeg jk hem nu en dan: Zullen wij vandaag op jacht gaan, of morgen? Er is geen haast bij, antwoordde hij met rustige waardigheid; het lot van den leeuw staat daarboven beschreven. Laat het tijd voor de vervulling. En denzelfden avona verslond hij weer een half. schaap. De leeuw werd nu gevaarlijk, overmoedig en brak overal in. Side, mijn bediende, volgde de sporen van het dier maakte ergens een diepen kuil en ook volgde hij de sporen van een Arabieren-grootmoeder die den vorigen door den leeuw verslonden was. rna hitste hij den leeuw op, liet zich door hem vervolgen, wierp zich in den kuil. sloot de opening af met takken en toen de vijand naderde en brullend aan den "rand van den kuil bleef staan, schoot hij hem uit de diepte een kogel in den kop, die hem onmiddellijk doodde. In triomf keerde hij naar het garnizoen terug, be laden met zijn buit En denzelfden avond was ik in de gelegenheid op het menu van het diner 'dat de vorstin aan de officierstafel werd aangeboden, als glans punt te Jaten zetten: Leeuwenvleescn. Mijn aanstaande wij hadden ons intusschen ver loofd was verrukt, vond den leeuw heerlijk, het vleesch fijn, maisch en smakelijk en deed het gerecht, waarvan zij zich herhaaldelijk liet bedienen, alle eer aan. En terwijl zij daar nog druk bezig was met eten, viel het haar plotseling in, dat het wel aardig zou zijn, het verhaal van -tiet avontuur te hooren. Ik liet den overwinnaar halen. Hij verscheen, ge kleed in een vilten broek en een boemoes er over heen. Kom kameraad, zei ik tegen hem, vertel me vrouw de Vorstin uw heldendaden eens, zij komt uit een land, waar men veel van dapperheid houdt Sidi ging zitten op een mat Ja, sprak hij, ik was des morgens uit het garni zoen vertrokken, vergezeld van zegewenschen van be woners, in naam van den profeet bezwoeren zij mij den dood van de arabieren-grootmoeder te wreken. Snel doorliep ik de kale vlakte, stormde over het gloeiende zana en bereikte eindelijk de Romeinsche brug, die over den afgrond voert. Voor mijn oogen strekte zich de geheele woestijn, uit, met haar blauwe oasen, met haar palmen, wier purperen toppen door den adem van den wind werden bewogen; in de verte strooide de gouden jon voorvlokken over een einde- loozen horizon..,, Ter zake, 'Sidi. vertel ons van den leeuw. Laat hem vertellen, zei de vórstin, tusschen twee hapjes in, hij drukt 'zich goed uit. Van de brug af, ging de arabier voort, kon ik gemakkelijk de sporen in het zand volgen tot aan een reusachtigen rots. Daar bevond de leeuw zich. Ik uegon hein fit te schelden. Vooruit, riep ik, als gij geen lafaard zijl, verlaat idan de grootmoeder, gij zult haar Later wél terug vinden, kom yoor "den dag om u met mij te meten. Dat schreeuwde ik hem steeds toe, totdat hjj .ein delijk besloot zich te vertoonen. Ik wierp mij in den kuil, zooals ik u heb verteld, en gaf hem den kogel tusschen de oogen. En 'de oude vrouwt riep de vorstin. Wat was er met de grootmoeder gebeurd. -r- Bij den profeet, riep de arabier uit. ik was iets te laat. gekomen, de leeuw had haar juist voor ajn ontbijt opgepeuzeld. NauwelijTcs had de vorstin die woorden gehoord, of haar gelaat werd vaalbleek en nam een uitdrukking van afschuw aan. Maar., stamelde zij, dan heb ik vanavond.... immers.. de grootmoeder... mede opgegeten.., Bah brr.. Eii nog dienzelfden avond verliet de vorstin het garnizoen verstomd van ontzetting zonder mij met een enkel woord goeden dag te zeggen. En nu, besloot Green, terwijl hij zijn absinith dronk, nu weet je waarom ik tot op heden vrijge zel ben gebleven. En ik draag dit droevige lot met zooveel berusting als mij mogelijk is. mr. Karei aangewezen om ln te springen. HU was er heelemaal niet op verdacht geweest Had Collega gisteren nog gesproken. „Verdraaid vervelend!" dacht rechter, uit zijn ge noeglijke overpeinzing gerukt En hij overdach t, of t niet mogelijk zou wezen om zich van het zaakje al te maken. Onmogelijk was 't niet Maar President was van de knorrige soort Was in staat om op zeker oogenblik iets stekeligs te zeggen. Hesm tegen te wer ken bU de sollicitatie, die rechter voorbereidde Pre sident was van de ouderwetsche stugge soort. Rechter voelde zekere kregelheid van humeur op komen. En gaf zich in de neurveuse stemi onder het scheren een jaap in de wai een overhemdsknoopje en tikte onder het mondspoelen barst in een glas. Kwam zonder eetlust aan het ontbijt Vond de thee ellendig-lauw en bespeurde een „luchtje" aan het ei. Schelde hospita. Maakte op bruusk-nijdigen tóón standje. Zoodat hospita die als bloedeigen zuster van iemand die broeder in de orde van den Nederland- schen Leeuw was, zich zoo-iets niet kon laten wel gevallen. „Gunst meneer", zei hospita ,,'t is heusch ver beelding. Ik geef u niet anders dan kersversche eieren zoo van de kip. Als 't niet waar fa,, zal ik op stel en sprong.. „Dat ei stinkt" viel rechter haar in de rede. ,,'t Scheelt niet veel of er zit 'n kip in. Neemt u 't maar asjeblieft mee." De „jaap" van het scheren bleef nog schrijnen. Edelachtbare werd al-nerveuser. Dacht aan de zaken, die hij straks in het Paleis van Justitie had te jnstnieeren. 't Scheelde een haartje, of hospita had hem beduid dat zij in dezen tijd om haar kamers niet verlegen was. Maar ze bedacht zich. Mr Karei was een deftige lodger, iemand van den rechterlijken macht prompt van betalen, in eik opricht solide Zie bernstte. „Hij heeft de bokkepruik op", zei ze beneden tot haar man „dat spoedbriefje heeft 't 'm Zeker gedaan.' Misschien een standje van rijln Pre sident I' „Als je ,'t maar snapt, menschbeaamde man van hospita. In den loop des tijds waren ze ook een beetje au courant" geworden van hetgeen er „intro muros' aan het Paleis van Justitie omging Hfet ochtendblad oogde Z.E.A in, zonder eigen lijk iets te lezen. En wel drie kwartier vroeger dan anders ging hij de deur uit „Er is was an 't handje!" fluisterden ze in de keuken. Zagen rechter haastig, met nijdig, rood gezicht, wegs tappen. Zoodat reeds tikje ongerustheid in 't hart van hos pita begon te ontkiemen^ Een mensch kan niet welen.. En hij kwam aan het Paleis. Liep bij Griffier binnen. „Ja!" zei deze, „dat is een historie ineens En u boft er niet mee, meneer i Een heele collectie I" 't Was een dikke, zware bundel paperassen. Waar rtechter zich in een minimum van tijd moest zien in te werken. De dingen, waar bepaald haast bij was. —zij hadden toch al te worstelen met overstelpende drukte en uitstel van het geheel was beslistonmoge lijk waren er door griffier, na overleg, uitgekozen. Een viertal zaken restten dan tenslotte voor rechter commissaris. En hij ging zitten bladeren, lezen rap porten vergelijken, de aanteekeningen van collega raadplegen. Al-maar glazen water drinkend. Dat zooiets nu juist iemand op het lijf valt na een avond ran genoegd lijk fuifje ter eere van collega, die verrassende pro motie heeft gemaakt. Enfin, aanpakken was 't eenige. Maar rechter commissaris had heel weinig gebruikt bij 't ontbijt Hij voelde 't nu duidelijk Het holle, leege in n maag, verergerde rijn prikkelbaarheid. Maar hij spande zien in met het sterke zelfbe- r> i i i «Woi uij apdiiuo «tui i UIT HET ENOELSCH VAN DAVID LYALL DOOR J. P. WESSELINK VAN ROSSUM Uitgave W. DE HAAN, Utrecht Gecart 4 0.95, prachtband IL15 HOOFDSTUK XXVIIL De laatste halte. „Ailie." zei Guy Fleming met gebroken, onvaste stem, toen hij snel in de tijdelijke woning van rijn zuster kwam, in den middag van den woesien en stormachtigen dag, waarop de dubbele begrafenis op het kerkhof te Rochallan had plaats gehad. „Je moet ie hoed opzetten en naar Pat gaan. Ik kan niets mat hem beginnen. Mijn God, zulk een smart maakt een man wieek! ZU, die het gezien hebben, zullen het tot het einde hunner dagen nooit vergeten. Kom." Alison verliet haar stille kamer en volgde hem langs het strand naar het achterhek van de pastorie van Rochallan. Onder het loopen spraken rij niet Als een windstoot was de dood over hen heenges treken, niets was blU'ven staan, menschelijke liefde en verlangens menschelijke hartstocht en inspanning waren wegge- vaagd, alsof dat alias niets was geweest ZU hadden deze twee naast «elkaar gelegd, de lieve jonge moeder en den mnn van de wereld, die op ZOO zonderlinge wU'ze, voor' een korten tijd ln het kalme leven der bewoners van Rochallan gekomen waren en <Jfe pa heiden hun werk verricht te heb ben, verder waren gegaan naar élders. Zij hadden een onuitwfachbare herinnering hchter- galatea „Toen lk bon verliet, liep hU de studeerkamer °P en neer «r riep dat hij God moes' vloeken en sterven. Vreeselijk, 'Ailie!" ztei Guy. terwijl zij het huis ingingen. „Het maakt een mensch bang voor het leven en voor den dood, voor alles. Ailie glimlachte somber en liep hem voorbij naar de studeerkamerdeur. Toen rij die binnentrad, kwam iets °ver haar als de golf van de zee en zij wist dat zij naar haar eigen plaats was teruggekeerd en dat voor d# rest van naar leven hier haar plaats zou rijn. ZU wist niet, of zij treurig of blij was. zoo ge slagen was haar hart,' rij voelde slechts, dat zij thuis was gekomen. „VERBLEEKTE FILM". 't Was den vorigen avond wat later dan gewoontijk geworden in de soos. En de jeugdige rechter lag na te denken over de toasten, die gewisseld waren, ter eere van den collega, die verrassende promotie had gemaakt; bespeurend intusschen, dat hij zich minder frisch gevoelde dan anders in het ochtenduur het ge val was, jeugdige edelachtbare was een toonbeeld van bezadigd-sohden, levenswandel, toen er getikt werd aan ae deur van zijn slaapkamer. Dat was iets ongewoons. Hospita had order, meneer precies half- aent te wekken, 't Gebeurde dan wel, dat hij nog een kwartiertje bleef liggen, maar na het gewone wak signaal kwam Tiospita niet terug. „Ja? Wat is er?" vroeg hij. „Een brief met „spoed", meneer," zei hospita ach ter de deur „wil ik 'm hier maar even neerleggen?" Ja. dat 's goed." In een wip het bed uit Spoedbrief van collega, die vanochtend als rechter commissaris had te fungéeren in een paar zaken. Was door onverwachte, zeer dringende familieomstandighe den genoodzaakt geworden op' reis te gaan. Volgens den rooster van eventueele waarneming was hij De deur, waardoor zij zoo dikwijls was 'gegaan, ging bij haar zachte aanraking open en een oogenblik bleef zij' op den drempel staan, Janet Aiken had de gewoonte getrouw van vrouw-en als zij, en met diepen eerbied vervuld voor al de tradities en de sombere wapenrusting van den dood, iedere jaloezie in de pastorie neergelaten, zoodat de dominee in de duisternis zat. Alison liep snel de kamer door en raakte met vaste hand net koord aan, zoodat de jaloezie omhoog ging, en op hetzelfde oogenblik een zwakke straal van de winterzon, worstelend achter een bank van sombere wolken, binnendrong en het blonde haar raakte van den man, die met diep gebogen hoofd voor zijn schrijftafel zal, en wiens ziel een en al bit terheid was De zuster, die zoolang een moeder voor hem was geweest, en die hU nooit meer noodig had gehad dan nu keek hem een poos met groot en alles begrijpend medelijden aan; haar lippen trildm wat bewees hoezeer haar gemoed werd beroerd. Dadelijk was zij' naast hem, haar hand raakte zijn rossig haar en haar teedere stem verbrak de sombere stilte. „Pat, kijk op," zei zij dapper. „Kijk op! HU' sprong op en rijn blik, verbijsterd door ziele- smart, rustte op haar deelnemend gelaat „Het is niet eerlijk, Ailie!" riep nij, „het is niet laan om zoo gestraft te wor- om te leven, mijn plicht te eerlijk! Wat heb ik den? Ik heb beprooi-va - ---i 'doen en en na haar slechts zoo'n korten tijd bezeten te hebben, wacht mij de duisternis van. de hél i Het is afschuwelijk I Er is geen God; er kan er geen rijn! Ik wil met meer inTiorn gcioosenI Ik wil mij voegen bij hem, Hcan niet noodig hebbon. ..Beste jongen! Beste jongen!" Meer kon rij er aanvankelijk niet uitbrengen maar haar stem had den sussenden, moederlijken klank, waarmee rij hem ln zijn jongenstijd zoo dikwijls ge kalmeerd had. „Ik vergeet niet. dat je in dezelfde boot bent, Ailie, ze1 hij verlegen. „Maarhet fa toch anders. Jouw* man had ln zekeren rin zijn lever Hot onze begon pas en rij wps zoo hef en en rij Is onder de aarde en ik bes is niet eerlijk, het is niet eerlijk!" Alison, door haar lijden geleerd, wist, dat rij wat betera te doen had dm te beproeven den stroom te gen Je houden. Zij liet den storm uitrazen en zei zelf bijna geen woord; rij luisterde slechts, en sprak alleen nu en dan een woord, dat zijn werk moest doen. „Guy meende mij te troosten,, door te zeggen, dat rij, indien rij was blijven leven, haar heele leven een Invalide zou zijn geweest. Wat kwam er dat voor mij op aan? Het zou mijn vreugde zijn geweest haar te verzorgen, alles te halen en aan te brengen, zoodat zij haar rust had kunnen houden, ft heb noest ge leefd,. voordat zij bU mij kwam, Ailie. Wat kan ik Griffier, die meer met mr. Karei had gewerkt, ken de hem als een „au fond" goedhartig man. Wat bruusk soms van toon, wat norsch en wrevelig van doen, maar al heel gauw spUt voelend over z'n hard heid. Dien ochtend was rechter-commissaris vreemd. Zon derling onaandoenlijk, 't Was een banale historie, dat eerste zaakje. Zij had bestolen een man, die bU haar vertoefd had niet langer dan hoogstens een uur. De bewijzen waren overstelpend. Ze was „atro carbone notata", een oude kennis van de justitie, 't Zilveren horloge en de beurs van den buitenman, die aan de zwier was geweest dien avond, had men gevonden in een kast op haar kamer, 't Was een bloedmagere. lea- lijke nleeke vrouw. Met ingevallen wangen, ingedeukte borst, holle hoest Teringhjdster, door het nachtleven verwoest. De politie had gerapporteerd dat zij een paar weken geleden uit het gasthuis was ontslagen. Verlaten vrouw, die haar kindje den kost moest geven, 't Wurmpje was nog te. jong om het onder Rijkshoede te stellen. Maar 't plan om haar van de voogdij te ontzetten bestond reeds. Er was een Attest van den medicus, die haar behandeld had. Hopeloos geval Kon misschien nog een jaar leven. Het kindje was ook teringziek. Zij zat daar, bevend en schreiend. Dacht aan het kindje. „Dus je bekent, dat je dien man bestolen hebt?" vroeg rechter-commissaris. Zij knikte. Hoestte weer met hól-snerpend snijdend geluid. „En fatsoenlijk werk zoeken, verkies je niét, hef' zei rechter-commissaris, op de papieren turend „lie ver met allerlei gespuls 's nachts op roof uit Ik zie, dat is al jaren zoo met je!' De vrouw trachtte iets te zeggen. Van dat zij waarachtig werk had gezocht, maar niemand wou haar in 'dienst hebben Eens was 't gelukt door bemiddeling van een dame der ver- eeniging voor zedelijke verbetering etc. maar toen had zij een bloedspuwing gekregen Andera zou ze.... „Jawel, schei maar uit", zei waarnemende rechter commissaris, „wij kennen die praatjes. Luiheid, onwiL Als ie riek bent, dan is 't je eigen stoiuld.' Hij schelae Had haast om er door te komen De agent, die huis zoeking had gedaan, moest verschijnen De buitenman, die aan de rol was geweest Op zeker oogenblik gaf griffier rechter-commissaris een duw tegen elleboog. Fluisterde hem iets in Over de vrouw. Z E.A. keek even op. Er waren bloedvlekken gekomen tegen de zakdoek die de verdachte beurtelings tegen haar'oogen en haar mond drukte. Of men haar niet een glas water zou brengen? Rechter-commissaris drukte even lorgnet op neus punt. „Kunsten!'' mompelde hij „we kennen dat ver toon Veldwachter!" Present, edelachtbare!" „Breng die vrouw uit de Kamer. En geef haar wat water. Maar je hoeft niet te denken' zet 2.E A. met verheffing van stem, zich even tot haar Wendend' „dat die kunsten indruk op mij maken Wij kennen jou! De vrouw knikte. En drukte zakdoek nog vaster m de lippen riffier beet op z'n penhouder. Neen, die mr. Karei was toch een ander figuur dan bij zich ge dacht had.. Volgde ingewikkeld geval van verduistering en valsch- heid in geschrifte, 't Was een verioopen sujet. deze verdachte. De allerlaatste sporen van het meneer- schap varen schier verdwenen. HU zette zich in on verschillige pose neer op rijn stoel, de beenen kruisend. De knokkels der vingers doende kraken Met een cy- nisch-minachtend lachje rechter-commissaris aankijkend. Weerzinwekkende verschijning van verval en alge heel uitgebluscht rijn van zelfrespect Draaiend, nu en dan, aan z'n gelen, verkleurden knevel. Of wrij ven met de gestaag bevende vingers van alcoholist over den kalen schedel. Nu en dan geeuwend. Onver schillig voor alles. Hij bekende, 't Kon verdachte niet bommen Bij de politie heb je verklaard." zdi rechter „dat ie de feiten zoudt gepleegd heb Den om een vrouw te helpen waar je belang in stelt Maar een onder zoek heeft uitgemaakt, dat deze beweringen leugen achtig rijn Pure verzinsels verdachte, wat is het mo tief geweest van je misdrijf, ten aanzien van tle ver duistering? Waarvoor had ge dat geld noodig f' De verdachte lachte even De grijns op het smalle rimpelgelaat, met de uitgebluschte spotoogen, was afschuwelijk. Om te leven, hé!" zei de man Rechter-commissaris bladerde weer in de papieren „Gij hebt indertUd eenigen tijd te Delft gestudeerd", hervatte hij, .Jhadt aus het diploma H.B.S be haald. Gij waart aaar bekend als iemand van goeden aanleg. Uw familie heeft u herhaaldelijk willen steu nen Toch gaaft gij de voorkeur aan een leven zoo- als ge sinds de laatste zes jaren geleid hebt Was er dan geen greintje eergevoel meer in u overf De verdachte zat rechter-commissaris scherp aan te kijken. Telkens over z'n kalen schedel wrijvende als om iets te doen herleven van beelden uit ver leden. En weer kwam 'de grijns op zijn rimpelgezicht „Eergevoel," herhaalde verdachte. Even zweeg hij. Toen, iets Juider, met zUn rauwe dronkemans-stem „Hadden rij eergevoel, die mijn vader hebben be stolen? Mijn familie allereerst... De hamer van rechter-commissaris bonkte met foisch nu doenf' „Er is een kindi Het is geheel het hare. Pat, van haar en jou," zei Alison eindelijk. „Ik heb niets. Je zult er voor moeten zorgen. Zij liet het aan jou. ft ik geloof dat rij wist dat het daarna met haar leven gedaan zou zijn, Pat" „Waarom denk je dat? vroeg hU met onstuimige „Ik maak het op uit hetgeen rij1 zei op zekeren dag, lang, lang geleden en verleden Zondag weer, toen ik bij haar zat, terwijl je naar de bUbellering was. Zij sprak over de gentianen aan het strand. Daar vergeleek rij zichzelf graag mee, en ik gelqof, dat rij wist, dat ky maar weinig langer dan die bloe men hier zou rijn. Maar zij was heel gelukkig en nen leefi had je innig liet' Het jaar, I was een idylle, waarvoor jé God "moet danken; daari na heb je dapper tot het einde te gaan. Alles was mooi en er kwamen geen breuken en kloven in, zooals in jullie samen leefden. het mijne." Toen rij zag, dat hij getroffen werd door haar woorden, vervolgde rij vast, zelf nauwelijks wetende, wat zij zei, slechts biddende, dat het woord uit dé verte gevleugeld mocht zijn en hoop-en genezing mocht brengen. „Wij hooren hier immers niet. Pat, en dat is het geneele geheim van het leven. Het duurt voor enkelen van ons lang, eer we het beseffen, en het besef kan slechts door smart komen. Dit is alleen maar het be gin, meer niet Het beste komt nog. En dat is het deel van Edie nu." Hij scheen kalmer, maar ging vermoeid ritten, éls- of zijn hart afgemat was. „Alison!". zei hij plotseling, Je moet hier terug komen. Edie hield van je, en niemand anders zal haar kind groot brengen. Bovendien ik ben je kind, meer dan ik het ooit waa Zeker is het. dat alles uit is met mij, als je niet komt" Zij beloofde het, want wat kon zij anders doen? waren rij het hierover eens „Ge zult ergens een groot huis moeten inrichtan.i een huis. waann wij allen kunnen wonen, zoodat wij kunnen komen en gaan, zooals wij willen en altijd weten, dat het ons tehuis fa," zei Anna op haar vlug gen, zakelijk en toon. waarop Madge onmiddellijk „amen" liet volgen. „En de deur moet rijn als de hemel," vervolgde Stephen, „nooit gesloten in den nacht, want zoodra die deur 'gesloten wordt, zal er iets met een onzer gebeuren zooal niet. met allen. U hebt slechts te besluiten, waar het rijn zal in Engeland of in Schot land, dat blijft ons hetzelfde, als net maar een open geluid op de groene tafeL iic!" donderde hij oog hij den kerel toe „beschimp niét mensch en die te hoog staan dan dat een indi vidu als gij rijt, hun namen in z'n mond neemt!" Maar de eerlooze kerel was opgestaan. Hij zag nog bleeker dan anders. En z'n magere, gore handen tril den nu nog heviger. „Fatsoenlijke menschenf' liep hU uit .hoog staande lui?..„ Fielten zijn 't. Schurken, die mijn va der het zijne'onthouden hebben, toen hij failliet- moest gaan, 't kan zUn. dat ik toen teveel heb uitgegeven.' Best Maar dat waren onze eigen centen. Dat gaat r sterveling aan. Maar de bandieten, die mijm va- bestolen nebben,.,. herhaalde de kerel, Rechter-commissaris greep reeds naar het schelle koord. Om te gelasten, den vent weg te leiden. Toen deur is." Tibbie voelde zich overstelpt van aandoening door deze betuigingen van genegenheid en zij was verbaasd, dat Alison ze zoo kalm kon opnemen; rij barstte s_ -i- .j- rbmten. In haar tranen bad het leven haa rzoo mooi; en nooit fa het schoonër, dan wanneer de sluier van tranen er over gespreid fa, de diamanten droppels, die de donkere ruimten van het hart verlichten en al zijn dorre hoeken rijk en vruchtbaar maken. ZU, die nooit geweend hebben, hebben nooit geleefd. Groot en algemeen was de deelneming,' die aan de Fleming's werd betoond uit rik deel van het laad, waar hun naam bekend en geëerd was. Ze omvatte hen als de golven der zee Verscheidene weken «togen voorbij, voordat Pat in staat was op zijn eigen kansel tp verschijnen en toen hij weer tegenover rijn ge meente stond, was er geen droog oog m de kerk. v Zijn gemeente stond om hem heen als een stut Zij steunde hem met haar deelneming en haar gebeden, zoodat in korter tijd, dan hij had verwacht, de duisternis van de wolk week en hij opnieuw zijn hoofd naar den hemel van rijn droomen kon op heffen. Het was geen vreemde plaats meer, sinds Edie daar was, eerder een weliswaar onbekend, maar geliefd gewest, waarheen rijn hart uitging op elk vrij oogen blik, en waar het gemeenschap zocht met de onster- felijken. Een man, die zoo leeft en sterk etd edel terugkeert tot de plichten van rijn dag, heeft een groot werk te doen. Alison, die zeer verbaasd was over de veranderingen in de fijnste vezels van haar broeders werking van het noodlot, maar boog het hoofd in zwijgende aanbidding voor rijn onuitsprekelijke wijsheid Na langdurige famfiieberaadslagingen werd de vol gende schikking getroffen. Het huis, waarin de heer Crewe stierf, werd gekocht door rijn weduwe en éls tehuis voor rijn kinderen ingericht Het was zoo dicht bij1 den tuin van de pastorie, dat men haast kon zeg gen. dat het een geheel uitmaakte met de eigendom men van de kerk, en daar beloofde Alison altijd voor hen klaar te zullen staan, wanneer zij ook wilden ko men. Zij beloofde ook eens in het jaar daar met hen samen te komen, ln de echte beteekenis moeder over hen te rijn en gedurende dien tijd aan Janet .Aiken d® ®>rf! voor het kindje in de pastorie over te laten. Dat was een taak, die Janet gaarne en met aan geboren geschiktheid waarnam; vanaf het oogenblik, aat het als een klein, rood. onooglijk bundeltje in haar armen was gelegd, was haar uitgehongerd hart verzacht tot al de teederheid van het moederschap en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1917 | | pagina 5