Nieuwe Abonné's
GRATIS.
Gebrek aan Veevoeder.
DE BOETE.
WOENSDAG 26 SEPTEMBER 1917
60ste J a a r q a n g, No. 6078.
Uitgevers TRAPMAN Co.
EERSTE BLAD.
die zich thans opgeven, ontvangen de
tot 1 Oct. a.s. verschijnende nummers
Ingezonden Stukken.
Suikerbietenkoppen en -bladeren.
Brieven uit Engeland.
Staatsloterij.
SCHAG
Alicitei
COURANT.
Aimttmit- Luünillii
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 ure wor
den^GVliRTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
SCHAGEN, LAAN D 5. - Int. Teleph. No. 20.
Prijs per 3. maanden f0.95; pet' post f 1.10. Losse nummers 5 cent
ADVERTENTEËN van 1 tot 5 regels f 0.55, iedere regel meer 10 cent
(Bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Bij het groote gebrek aan veevoeder, dat aanstaanden
tfinter ongetwijfeld overal zal heerschen is het van
het allergrootste belang alles wat voor veevoeder ge
schikt is, zuinig te bewaren en voor dat doel aan te
wenden.
De bladeren en de koppen, die bij het oogsten van
de suikerbieten op het veld acnterblijven, mogen daarom
ditmaal niet voor de voedering verloren gaan door
ze op het veld te laten liggen en voor bemesting ón
der te ploegen. Zij bezitten wel een vrij groote mest-
waarde, maai, als zij op de boerderij aa!n het vee
worden gevoederd en de vloeibare en vaste uitwerp
selen van dat vee goed worden verzameld en bewaard,
gaat de mestwaarde eer voor- dan achteruit, daar de
stikstof in een beter voor de planten opneembaren
vorm wordt gebracht en van de humusvormende waar
de niet meer dan de helft verloren gaat.
Wanneer van 1 H.A. 30.000 Kg. suikerbieten worden
geoogst, .blijven nog ongeveer 6o °/o van dat gewicht
of 1J500kg. bladeren en koppen op het veld ach
ter. Hiervan bestaat V. uit koppen en «A uit bladeren.
In deze 19500 Kg. bevindt zich 80 Kg. stikstof, 20
Kg. phosphorzuur en 100 Kg. kali. Rekent men de
stikstof per Kg, op een waarde van f 1, het phosphor
zuur op f 0.40 en de kali op f 0.30, dan is de totale
mestwaarde f 118 per H.A.
Als de slikstof na de voedering het lichaam weer ver
laat is de waarde zeker gestegen tot f 1.50 per Kg,
waartegenover staat, dat bij de bewaring een gedeelte
verloren gaat
De voedingswaarde van 100 Kg. hooi staat ongeveer
gelijk met 32 Kg zetmeel, die van 100* Kg. koppen
en bladeren met 9 Kg. zetmeel. De waarde van Hooi
is dus ongeveer 3.5 maal zoo groot, die van zeer
goed hooi zeker wel 4 maal zoo groot Tegenover
de zetmeelwaarde bevat hooi 1/7 of 1/8 eiwit, terwijl
koppen en bladeren ongeveer 1/8 eiwit bevatten, Kop
pen en bladeren vermen dus een zeer bruikbaar voeder,
doch men kan de dieren er niet uitsluitend mee voe
deren, omdat dit aanleiding geeft tot diarrhee, vooral
wanneer er door beschadiging eenig bederf in is ge
komen. Men dient ze daarom te voederen gecombi
neerd piet droge voedermiddelen als hooi of stroo en
krachtvoeder. Ongeveer 1/7 van het gewicht dei kop
pen en bladeren zal in den vorm van hooi of ander
droog voeder moeten worden bijgevoederd.
Worden de koppen en bladeren ingekuild, dan ver
liezen zij ongeveer 1/3 aan gewicht en 45 0/0 aan
totale voedingswaarde, terwijl de hoeveelheid verteer
baar eiwit inet ongeveer 55 vermindert. De zetmeel
waarde bedraagt dan per 100 Kg. nog ongeveer 7.5 °/o en
het eiwitgehalte 0.7 0/0, zoodat in vergelijking met
de .zetmeelwaarde het eiwit ongeveer 1/11 bedraagt.
Oe voedingswaarde van hooi is ongeveer 4 a 5 maal
800 groot als van ingekuilde koppen en bladeren.
Het inkuilen geschiedt in een langwerpige kuil in
ara grond van niet meer dan 2.5 M. breedte. Een
smalle hoop is te verkiezen, omdat de temperatuur
daarin sneller daalt en het verlies dientengevolge minL
der bedraagt De lengte moet zoodanig worden ge
kozen, dat net vullen in 2, hoogstens 3 dggen kan ge
schieden. De bodem van den kuil moet wat afhellen,
opdat het uit den hoop zakkende vocht niet op detn
bodem staan blijft Het is wenschelijk het vocht, dat
zich aan het lage eind verzamelt, met draineerbui-
zen weg te leiden; de draineering onder den hoop
te laten doorloopen is niet aanbevelenswaardig geble
ken, Men rijdt bij het vullen met den geladen kar
over den hoop heen om het in elkander stampen
te bevorderen en daardoor de lucht zooveel mogelijk
uit den hoop te verdrijven. Tijdens het vullen moet
de hoop zooveel 'mogelijk in elkander worden getrapt
liet best is de koppen en bladeren versch in le
kuilen, terwijl zooveel mogelijk moet worden zorg go
dragen, dat de aanhangende grond vooraf verwijderd
wordt.
Men kan ze daartoe vooraf op het veld met een
vork wat uitschudden en op een hoop brengen. Men
kan ze ook van de kar op een hor of raam van
latwerk werpen om het vuil te verwijderen.
Vooral droge kojypen en bladeren moeten sterk wor
den aangetrapt, om de lucht eruit ie drijven, want
de temperatuur stijgt hooger als de massa droog is en
veel lucht wordt ingesloten.
Mar. maakt den hoop dakvormig en ongeveer 3.5 a
4 M. hoog. Na het bezakken is de hoop dan nog
ongeveer 1.30 a 1.50 M. hoog. Zoodra de hoop ge
reed is, wordt hij met aarde bedekt, ongeveer 25
c.M! dik; eerst alleen van.iboven, den volgenden dag
wordt de laag aarde tot ongeveer 60 c.M. dikte ver
meerderd, terwijl ook aan de zijden een ongeveer
50 a 60 c.M. dikke laag grond wordt aangebracht. Hoe
meer klei de grond bevat, des te beter blijft hij staan
en des te minder is het noodig door middel van plan
ken en paaltjes de grond aan de zijwanden te steunen.
Gebeuren, die in de bedekkende laag ontstaan, moeten,
steeds zorgvuldig weer dicht worden gemaakt en aan
getrapt om luchttoetreding en inregenen te voorkomen
Het regenwater, dat van den hoop afloopt, moet door
middel van een greppel worden weggeleid.
De bodem, zijwanden en bovenvlakte van den hoop
worden door middel van een dun laagje stroo vsm
de\aarde gescheiden; veel stroo is af te raden, om
dat dit te veel lucht insluit..
Waar men hiertoe in de gelegenheid is, doet men
zeer verstandig de koppen en bladeren met pulpe laags
gewijze af te wisselen; de pulp>e vult dan de holten
tussclien de andere massa, zoodat de lucht veel beter
wordt afgesloten.
Wordt vervolgd.
Schagen, 20 September 1917.
De Rijkslandbouwleeraar
voor Noordholland,
C. NOBEL
Ean verhaal uit het hedendaaosch New-York
door
GOUVERNEUR MORRIS.
2Q Uitgave W. DE HAAN, Utreebt.
_»Ht: ken je genoeg," antwoordde Wilmot. ,,oim den
grond, waarop j« loopt te aanbidden Niet omdat mijn
Ww. me ®r toe dwingt, maar mijn verstand. En ik
ie r<j .d?t» je je woord eens gegeven hadt, je
zoudt 80 uspelen en een uitstekende vrouw
vriendschap JlIaar wat voor 1° voel ka? aan
het mvÏÏ °uderdanigheid gegeven worden. Ik zou
gezondS? dat üfzoo zwaar tegen mr 11 liefde
z\jn. Je S®®11 vergdfenis mot-ehik zou
toch zoo vel dan ooit te voren, Liefste, en
kijken als (£3 dat ik alleen maar naar boven kan
stand zoo mvL*?1 8ter 811 wanhopig zijn, dat de af
leven is ceE Ms iets Ui ™jn
En nu was het mijn, Liefde yoar iou.
mii will«n JV ■jnet juist tegenovergestelde bedoeling
Sibsik ZT*" détta beoerven Maar ach,
n„ I® maar van me kon houden"
juiste dml'' ade,tL 'P dacht dftt he*
iuiste «edaan Nu is het .mijn beurt"
miss'rhLn 1 p teieurgasteLd," zei ze. „Moet ik je
.,Ja, kind"* no® danken omdat je me vrij laat
„Dan dank ik je"
Barlwrf*6^ geurende een langen tij<LEindelijk
CW' "Wann<»r ga je naar la Vfec"
een paar dagen!"
Partii 1. no8 mee kunnen gaan naar Blizzard's
e{ ^ern te hooren spreien.
V Je er pog op .dat die partij doorgaat?"
11- uuüjk- Het zal wat leuk zijn. Bovendien
8®011 „echtgenoot" die het verbieden kan"
hij venigszins kwaad. „Ik «al gaan," zei
*het rii "'antleer zal dat nu c®05 afgeloopen zijn
e buste-en die heele Blizzard-gcscliiedenisV"
ca
Baarn, 22 Se^u 1917.
Het is voorzeker niemand onbekend, dat Engeland
zich beroemen mag op een letterkunde, zooals mis
schien geen ander land op de wereld kan aanwijzen
Namen als Shakespeare, Walter Scott, Dickens. Thao-
keroy zijn bekend aan meer dan 90 pet van ons
Nederlanders geloof ik, onverschillig of zij Engelsch
kunnen lezen of niet Wie heeft nooit van Samuel
Pickwick gehoord, of nooit van den Koopanan van
Venetië?
M_ar minder bekend dan de voortreffelijkheid der
Engelsche literatuur is waarschijnlijk haar zeer, haar
meer dan achtenswaardigen ouderdom. In eeuwen toen
nog geen West Europreesch land met Griekenland
en Italië zijn we nu eenmaal niet te vergelijken op
een eigen letterkunde kon bogen, werden aan de over
zijde der Noordzee reeds heldendichten vervaardigd,
reed. prozastukken geschreven, reeds Latijnsche wer
ken vertaald.
Dat wil zeggen: die heldendichten, prozastukken, ver
talingen zijn bewaard gebleven. Want wie zal zoggen,
of ook in ons land in de 10, 9e of 8ste eeuw niet werd
geschreven? Wie kan het met zekerheid ontkennen,
maar, wat moeilijker is, wie kan het met 'stukken
bewijzen?
Natuurlijk zijn de Engelschen trotsch op hun oude
letterkundige voortbrengselen, al heeft de doorsnee En-
gelschman hoogstens van enkele en van den naam
gehoord. Ze te lezen is hem ten eenenmale onmoge
lijk. Stellen we ons eens voor een stuk Nederlandsch
uit ongeveer 1250, uit het bekende gedicht Van den
Vos Reinaerde:
„Reinaert. wat aetstu? wat?"
„here brune. ic at crauke have
arera jman dannes gheen grave;
dat mooghdi bi mi wel -weten,
wie aerme liede, wi moeten eten,
hadden wijs raet, dat wi node aten," enz.
Niet waar, dat kunnen wij nog lezen en ongeveer
begrijpen, hoewel misschien niet ieder direct zal zien,
dat de derde regel beteekenteen arm man, die .geen
graaf is, en weinigen waarschijnlijk, zonder {iet ergens
gelezen te hebben, er achter zullen komen, dat: had
den wijs raet, beteekent: konden we het vermijden.
Maar hoe zou het dan worden, als we nog eens
driehonderd of vierhonderd jaar terug moesten gaan?
Als we stukken Nederlandsch bezaten uit 950 ot 850?
Zoo goed als zeker zouden die voor ons geschreven
zijn in een taal. die ons precies even vreemd was
als bijvoorbeeld Deensch of Engelsch. We zouden af
en toe wel eens een woord herkennen of meenen te
herkennen, maar zonder de taal te leeren, zooals we
elke vreemde taal moeten leeren, zouden we niet in
staat zijn, ons van deze oude letterkunde, in onze
eigen taal geschreven op de hoogte te stellen.
Evenmin jtan het 'de Éngelschman, ja, wij Neder
landera, die de Engelsche taal geleerd hebben, staan
er in dat opzicht beter voor dau hij zelt Want, en
dit is niet toevallig, in die oud-Engelsche taal komen
verscheidene woorden voor, die volstrekt geen heden-
daagsch Engelsch zijn, maar voor ons Hollanders vol
komen begnjprelijk.
Zooals men wel zal inzien, zijn van de alleroudste
voortbrengselen der Engelsche letterkunde noch schrij
ver. noch tijd van schrijven op te geven. Wat waar
schijnlijk het alleroudste dier voortbrengselen is, is
een gedicht van een kleine 150 regels, waarin een
minstreel over zijn reizen schrijft. In dit gedicht, dat
tusschen twee haaltjes op schoonheid allerminst aan-
spwaak kan maken, komen eenige eigennamen voor,
waaronder de naam Hermanric. Niu V-as er een mijn
heer Hermanric koning van de Gothen en als dit
nu dezelfde mijnheer is, en als de dichter in zijn tijd
leefde, dan zou het gedicht thuis hooren in de ja
ren tusscjjen 350 en 400.
Men ziet, dat de hooge ouderdom van dit gedicht,
dat den naam Widsith draagt, allesbehalve bewezen
is. Maar dat het bet oudste is, staat wel zoo goed
als vast
Op Widsith volgt een gedicht, dat in de allereerste
plaats aanzienlijk langer is, meer dan 3000 regels,
en daarbij werkelijk aanspraak mag maken op den
naam preëzie. Het is het beroemde heldendicht Beo
wulf, waarvan ook alweer schrijver en datum, onbe
kend zijn. Het is weer als dit zoo is, en als dat
zoo is, dan is dit gedicht zoowat van .het jaar 520.
Maar als het werkelijk gemaakt werd in dien tijd,
dan is het in den loop der volgende eeuwen verschei
dene malen overgeschreven. Het eenige exemplaar, dat
thans bestaat, is zeer zeker niet uit de zesde, maar
naar alle waarschijnlijkheid uit de 10e eeuw afkomstig
De inhoud is wel de moeite waard om eens even
bij .stil te slaan. Het gedicht begint over het geluk van
een koning, Hrothgar genaamd, die in een paleis woont
van den naam Heorot Edoch,, des konings geluk is
niet bestendig vab duur. Hij raag dan niet te sukkelen
hebben met distributie en broodkaarten, maar ui de
vroegere eeuwen had men andere plagen.
Er is een monster, dat Grendel heet, en verblijf
houdt ergens in een meer of poel. Dat is nu op
zich zelf geen bezwaar, maar Grendel heeft voor ge
woonte aangenomen, eiken nacht zijn poel te verlaten,
een bezoek te brengen aan het - koninklijk paleis, en
er een van de édelen te dooden en mee te nemen.
Niemand schijnt er iets aan te kunnen doen/
Daar komt uit een ander land een held, Beowulf, die
van het geval gehoord heeft,, en besluit er een eind
aan te maken. Hij slaapt, of waakt wat wel zoo waar
schijnlijk ls, in het paleis Heorot, Grendel komt. en het
gevecht begint Ongelukkig schijnt Grendel totaal onge
voelig te zijn voor ijzer of staal Beowulfs zwaard blijkt
nutteloos, maar daardoor niet vervaard, grijpt de held
des monsters arm, en trekt dien uit het lijf, schouder
en al. Grendel vlucht bloedend naar den poel om
daar te sterven.
Zijn verdiende loon, zouden wij zeggen, maar Gren
dels moeder denkt er anders over. Zij neemt de taak
van haar zoon over, en Beowulf kan opnieuw be
ginnen. Hij besluit het nu op een andere wijze aan te
pakken, begeeft zich naar den poel en duikt er in.
De moeder blijkt nog sterker dan de zoon. Ook tegen
haar zijn Beowulfs aardsche wapenen van geen nut
Maar op den bodem van den poel ziet hij een zwaard
liggen, dat door een anderen dan een aardschen wa
pensmid is vervaardigd. Hij grijpt het en slaat er het
hoofd van het vrouwelijk monster mee af. Haar bloed
is evenwel zoo vergiftig, dat het zwaard er in smélt
Het verhaal is hiermee nog niet uit Beowulf wordt
later koning van zijn land en sterft op hoogen leeftijd
in een gevecht met een draak.
Ziehier een vertelling,, die ongetwijfeld de belang
stelling vermocht te wekken van onze voorvaderen.
En wie twijfelt er aan, of als het op hedendaagsche
wijze, aardig verteld, in onze schoolbiliotheken stond,
dat het niet een van de boeken zou zijn, waarom onze
jongens zouden vechten, al trokken ook de meisjes er
den neus voor op?
Nog één opmerking, voor ik deze letterkundige ver
handeling besluit, over den vorm dier oud-Engelsche
gedichten. Wij denken bij een gedicht altijd aan rijm, de
engelschen, ook heden ten dage, niet De overgróote
meerderheid van Shakespreare's versregels heeft geen
rijm. Doch in de eeuwen vóór 1000 of 1100 was rijm
zelfs een totaal onbekend iets. Waar de dichter zich
toen op toelegde was, wat wij nu alliteratie noemea
De versregels waren lang en bestonden gewoonlijk uit
twee duidelijk gescheiden helften. In de eerste helft
nu vindt men minstens twee, in de laatste minstens één
woord, die alle met dezelfde letter begonnen. Die alli
teratie wordt door onze dichters wel toegepast als een
versiersel in hun gedichten, maar zij is niet, zooals
duizend jaar geleden, het onderscheidene kenmerk der
poëzie.
„Ik zou het je niet kunnen zeggen," zei Barbare ge
duldig „Maar ik geloof wel dal de Blizzai i-geschie-
denis, zooals jij het noemt, een blijvende vriendschap
zijn zal. Ik heb er reden voor yaa hem te houden en
hem te bewonderen."
Wilmot maakte geen opmerkingen. HU had er groote
lust in "kwaad van Blizzard te spreken, maar het feit
dat hij financieele verplichtingen tegoiover den man
had. deed hem zwijgen. Hij stelde zich tevreden met
te zeggenIk ben blij, dat ik er jou artistieke beoor-
doeling van karakters niet op na houd. Een. dezer
dagen zal je, tot je nadeel, leeren, dat het oordeelfvan
mannen over een anderen man, meestal juist is.
Ik wou dat hpj beenen had," zei Barbare. Ik
zou graag Prometheus, aan de rotsen geketend, boet-
setren."
Wilmot walgde ervan. „Je wilt toch met zeggen...
begon hij, maar hield zich in: „Waarom Iaat je je va
der hem niet een stel nieuwe hepen geven. Hij is er
toch wel degelijk in 'geslaagd dit bij allerlei beesten
te doen."
Weet jeantwoordde Barbare op allerbeminnelijkste
wijze, dat' is nu juist wat vader ook probeeren wou
voor Blizzard, als er maar een mensch te vinden
was, die er zien genoeg voor interesseerde om de beenen
te leveren."
„Ik wil wedden, dat Blizzard gauw genoeg een paar
zou vinden, als hij dacht, dat ze bevestigd kondep
worden."
„Hoe zou hij er aan kunnen komp?
„O, ik maak maar grapjes, juffrouw Onschuld Maar
in ernst, hij zou ze wel kunnen k00pen tegen een
zekere som gelds. Men kan alle6 koopren in deze we
reld behalve.... liefde."
Blizzard zat in de zon op de stoep van no. 17 Mc
Burney Place. Terwijl hij net p>aar, dat in de „runa-
bout" aankwam rijden, gadesloeg, bemerkte hij, toen
ze naderbij kwamen, de toegenegenheid die in hun
houding jegens elkaar lag, want zij sprakm met meer
over hem maar over zichzelf, en plotseling brandde
hij weer van Jalouzia Zijn gelaatsuitdrukking bedwin
gende, stond hjj met behulp van zijn krukken op en
ging de stoep af om Barbara al op het trottoir te be-
grjk Jóen blij u wéér te zien", zei. ?ij. „En hoe
staat het met de pjartjj op Woensdagavond. Mr. Allen
komt en dan heb Ik nog drie of vier menschep ge
vraagd."
De man zonder beenen boog en zei„Dank u,
dus Woensdag om half tiea" Hij knikte minzaam
tegen Allen, aie de groet beantwoordde met het ge
mak en de hoffelijkheid hem eigen. Men zou ze heb
ben kunnen aanzien voor twee mannen, die elkander
werkelijk waardeerden.
„Miss Ferris", zei Blizzard. „ik zal tegelijk met u
klaar, zijn om aan het werk te gaan, maar ik wilde
Mr. Allen graag iets vragen." 1
Wilmot bespeurde een bevelende klank in Blizzard's
stem. Dit kwetste hem en hij nam afscheid van Barbara
en keek haar na totdat zij in het gebouw verdween,
met pen sterk gevoel van afkeer tegen den man, die
haar met opzet van het tooneel had doen verdwijnen.
„Nu." zei hij kortaf.
Blizzard genoot met kinderachtige voldoening ervan
het piaar gescheiden'te hebben en was niet langer
in een stemming om beleedigd te worden.
„Ik wilde u een voorstel doen," zei hij. „Maar daar
heb ik wat pijd voor noodig. Wilt u van middag
om drie uur op mijn kantoor kamen? U kunt mak
kelijker bij mij komen, dan andersom."
„Ik heb het heel druk," zei WÜmoL „Ik maak mij
gereed om naar het Westen te gaan."
„Dat heb Ik gehoord. Heeft u al een of andere
zaak op het oog.
„Neen," zei Wilmot, „en ook geen geld om er een
te beginnen. Wat het voorschot betreft dat u. me ge
geven hebt, kan ik alleen maar zeggen, dat ik van
plan ben heel hard te werken, het aoet er niet too
in welk vak. En als het geluk mij eenigszins gunstig is,
zult u totaal afbetaald worden."
De man zonder -beenen ging niet in op de kwestie
van het geleende geld.
„Als u dan niets op het oog hebt," zei hij. „kom
dan als 't u blieft om drie uur bij mij. Ik heb be
langen in het Westen, wettige belangen en invloed.
Misschien .kan ik u jn staat stellen uw schuldm af
te betalen."
„Alle duivels", zei Wilmot^ weer in zijn humeur
rakende. „Als dat er achter zit, zal ik om drie Uur
precies bij u zijn. Daar kunt u van op aan.
Trekking van Maandag 24 September.
5e Klasse. 5e Lijst
No. 7015 f 50.000.
Nos. 1440 en 14765 elk f 1000.
Nos. 9710 14642 15186 17690 18972 f 400.
Nos. 4068 5721 11?18 12562 14816 19586 20081 f 200.
Nos. 808 2409 5612 6631 10521 10944 12624 15856
15805 16151 16841 17085 f l00.
Prijzen van f 70.
43 53 122 153 185 194 230
254 304 414 496 645 743 756
911 1103 1151 1285 1335 1407 1521
1597 1651 1687 1841 1872 2032 2067
2119 2170 2274 2112 2441 2557 2641
2730 2899 2903 2907 3053 3058 3157
3229 3357 3392 3417 3568 3575 3633
3687 3715 3775 3893 3912 3913 3927
3942 4016 4055 4062 4193 4272 £343
4567 4606 4709 4777 4960 5015 5042
5065 5075 5097 5120 5131 5159 5449
5640 5675 5879 6027 6110 6112 £138
6390 6417 6430 6475 6559 6594 6668
6684 6798 6915 6939 7029 7069 7172
7183 7212 7275 7288 7335 7421 7499
7946 8236 824 58317 8362 8364 8535
8545 8552 8582 8732 8828 8854 —77
8880 9126 9504 9734 9746 9766 9782
9835 9842 9913 9922 9966
10196 10207 10227 10330 10360 10391 105161
10604 10723 10840 10886 11165 U238 11363
11419 11463 11468 11497 11525 11528 -625'
11875 11974 11975 12252 12288 12330 12346
12384 12394 12455 Ü166 12573 12601 12627
12671 12986 13017 13054 13300 13513 13645
13794 13855 13865 13991 14161 14189 14380
14451 14452 14530 14744 14775 14789 14861
14864 14917 15102 15128 15308 15360 15394
HOOFDSTUK XXIL,
Blizzard had een model van de stroohoeden, die de
jonge meisjes van zijn inrichting met zooveel ijver
moesten vlechten, op zijn bureau liggen. Klokslag drie
uur schoof hij het op zijde eu precies op dat ©ogen
blik weerklonk de bel van de buitendeur en kwam
Wilmot Allen binnen.
„Precies op tijd," zei Blizzard, „dank u wel Bent
u een kenner yan hoeden. Pas dezen eens."
Gehoorzaam zette Wilmot zijn eigen zwaren, geel-
achtigen stroohoed af en verving dien. door het zach
te, buigzame artikel dat hem aangewezen werd. liet
paste hem uitmuntend en de man zonder beenen glim-
Lachte.
„U mag hem hebben," zei hij, „vouw hem maar
op en stop" hem in uw zak."
„Dan zal hij breken."
„Kijk, laat ik het eens voordoen." En Blizzard
vouwde den hoed op alsof het een linnen zakdoek was.
„Een handig ding," zei hij. „maar het is alleen maar
als geschenk te bekomen. Ga zitten"
Wilmot stopte den hoed in zijn binnenzak en ging
aan de linkerkant van bedelaar zitten, met zijn
gezicht jiaar het licht Het pchte gemurmel van de
meisjes, die onder hpt werk praatten, drong van Aft
het achtergedeelte van het gebouw tot hen door. Een
electrische Juchtverkoeler gonsde en bromde. Jlet weer
was bijzonder warm geworden
Jonge man," begon de bedelaar plotseling, „als ik
uw beenen had, zou ik iets, beginnen dat een leven
diger en avontuurlijker bezigheid was dan het ver
vaardigen van stroonoeden Hebt u wel eens lust ge
had de wereld door te trekken om onrecht te herstelten
en aan de zijde van de onderdrukten te strijden?"
„-Natuurlijk wel," antwoordde Wilmot eenvoudig.
„Ben je diep in de schuld?"
,Ja, heej diep."
„Zal, wat ik je zeggen ga. onder ons blijven.?"
„Z^ikcr,
De jnan zonder beenen streek krachtig langs zijn
kin met zijn dikke vingers.
„Ik ben bezig .een kleine revolutie op touw te zet
ten, zei hij. „mijn eigen opvattingen hebben er niets
mee te maten. Iedere revolutie, waar wat bij te ha-