Nieuwe Abonné's GRATIS. Gebrek aan Veevoeder. DE BOETE. WOENSDAG 26 SEPTEMBER 1917 60ste J a a r q a n g, No. 6078. Uitgevers TRAPMAN Co. EERSTE BLAD. die zich thans opgeven, ontvangen de tot 1 Oct. a.s. verschijnende nummers Ingezonden Stukken. Suikerbietenkoppen en -bladeren. Brieven uit Engeland. Staatsloterij. SCHAG Alicitei COURANT. Aimttmit- Luünillii Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 ure wor den^GVliRTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. SCHAGEN, LAAN D 5. - Int. Teleph. No. 20. Prijs per 3. maanden f0.95; pet' post f 1.10. Losse nummers 5 cent ADVERTENTEËN van 1 tot 5 regels f 0.55, iedere regel meer 10 cent (Bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bij het groote gebrek aan veevoeder, dat aanstaanden tfinter ongetwijfeld overal zal heerschen is het van het allergrootste belang alles wat voor veevoeder ge schikt is, zuinig te bewaren en voor dat doel aan te wenden. De bladeren en de koppen, die bij het oogsten van de suikerbieten op het veld acnterblijven, mogen daarom ditmaal niet voor de voedering verloren gaan door ze op het veld te laten liggen en voor bemesting ón der te ploegen. Zij bezitten wel een vrij groote mest- waarde, maai, als zij op de boerderij aa!n het vee worden gevoederd en de vloeibare en vaste uitwerp selen van dat vee goed worden verzameld en bewaard, gaat de mestwaarde eer voor- dan achteruit, daar de stikstof in een beter voor de planten opneembaren vorm wordt gebracht en van de humusvormende waar de niet meer dan de helft verloren gaat. Wanneer van 1 H.A. 30.000 Kg. suikerbieten worden geoogst, .blijven nog ongeveer 6o °/o van dat gewicht of 1J500kg. bladeren en koppen op het veld ach ter. Hiervan bestaat V. uit koppen en «A uit bladeren. In deze 19500 Kg. bevindt zich 80 Kg. stikstof, 20 Kg. phosphorzuur en 100 Kg. kali. Rekent men de stikstof per Kg, op een waarde van f 1, het phosphor zuur op f 0.40 en de kali op f 0.30, dan is de totale mestwaarde f 118 per H.A. Als de slikstof na de voedering het lichaam weer ver laat is de waarde zeker gestegen tot f 1.50 per Kg, waartegenover staat, dat bij de bewaring een gedeelte verloren gaat De voedingswaarde van 100 Kg. hooi staat ongeveer gelijk met 32 Kg zetmeel, die van 100* Kg. koppen en bladeren met 9 Kg. zetmeel. De waarde van Hooi is dus ongeveer 3.5 maal zoo groot, die van zeer goed hooi zeker wel 4 maal zoo groot Tegenover de zetmeelwaarde bevat hooi 1/7 of 1/8 eiwit, terwijl koppen en bladeren ongeveer 1/8 eiwit bevatten, Kop pen en bladeren vermen dus een zeer bruikbaar voeder, doch men kan de dieren er niet uitsluitend mee voe deren, omdat dit aanleiding geeft tot diarrhee, vooral wanneer er door beschadiging eenig bederf in is ge komen. Men dient ze daarom te voederen gecombi neerd piet droge voedermiddelen als hooi of stroo en krachtvoeder. Ongeveer 1/7 van het gewicht dei kop pen en bladeren zal in den vorm van hooi of ander droog voeder moeten worden bijgevoederd. Worden de koppen en bladeren ingekuild, dan ver liezen zij ongeveer 1/3 aan gewicht en 45 0/0 aan totale voedingswaarde, terwijl de hoeveelheid verteer baar eiwit inet ongeveer 55 vermindert. De zetmeel waarde bedraagt dan per 100 Kg. nog ongeveer 7.5 °/o en het eiwitgehalte 0.7 0/0, zoodat in vergelijking met de .zetmeelwaarde het eiwit ongeveer 1/11 bedraagt. Oe voedingswaarde van hooi is ongeveer 4 a 5 maal 800 groot als van ingekuilde koppen en bladeren. Het inkuilen geschiedt in een langwerpige kuil in ara grond van niet meer dan 2.5 M. breedte. Een smalle hoop is te verkiezen, omdat de temperatuur daarin sneller daalt en het verlies dientengevolge minL der bedraagt De lengte moet zoodanig worden ge kozen, dat net vullen in 2, hoogstens 3 dggen kan ge schieden. De bodem van den kuil moet wat afhellen, opdat het uit den hoop zakkende vocht niet op detn bodem staan blijft Het is wenschelijk het vocht, dat zich aan het lage eind verzamelt, met draineerbui- zen weg te leiden; de draineering onder den hoop te laten doorloopen is niet aanbevelenswaardig geble ken, Men rijdt bij het vullen met den geladen kar over den hoop heen om het in elkander stampen te bevorderen en daardoor de lucht zooveel mogelijk uit den hoop te verdrijven. Tijdens het vullen moet de hoop zooveel 'mogelijk in elkander worden getrapt liet best is de koppen en bladeren versch in le kuilen, terwijl zooveel mogelijk moet worden zorg go dragen, dat de aanhangende grond vooraf verwijderd wordt. Men kan ze daartoe vooraf op het veld met een vork wat uitschudden en op een hoop brengen. Men kan ze ook van de kar op een hor of raam van latwerk werpen om het vuil te verwijderen. Vooral droge kojypen en bladeren moeten sterk wor den aangetrapt, om de lucht eruit ie drijven, want de temperatuur stijgt hooger als de massa droog is en veel lucht wordt ingesloten. Mar. maakt den hoop dakvormig en ongeveer 3.5 a 4 M. hoog. Na het bezakken is de hoop dan nog ongeveer 1.30 a 1.50 M. hoog. Zoodra de hoop ge reed is, wordt hij met aarde bedekt, ongeveer 25 c.M! dik; eerst alleen van.iboven, den volgenden dag wordt de laag aarde tot ongeveer 60 c.M. dikte ver meerderd, terwijl ook aan de zijden een ongeveer 50 a 60 c.M. dikke laag grond wordt aangebracht. Hoe meer klei de grond bevat, des te beter blijft hij staan en des te minder is het noodig door middel van plan ken en paaltjes de grond aan de zijwanden te steunen. Gebeuren, die in de bedekkende laag ontstaan, moeten, steeds zorgvuldig weer dicht worden gemaakt en aan getrapt om luchttoetreding en inregenen te voorkomen Het regenwater, dat van den hoop afloopt, moet door middel van een greppel worden weggeleid. De bodem, zijwanden en bovenvlakte van den hoop worden door middel van een dun laagje stroo vsm de\aarde gescheiden; veel stroo is af te raden, om dat dit te veel lucht insluit.. Waar men hiertoe in de gelegenheid is, doet men zeer verstandig de koppen en bladeren met pulpe laags gewijze af te wisselen; de pulp>e vult dan de holten tussclien de andere massa, zoodat de lucht veel beter wordt afgesloten. Wordt vervolgd. Schagen, 20 September 1917. De Rijkslandbouwleeraar voor Noordholland, C. NOBEL Ean verhaal uit het hedendaaosch New-York door GOUVERNEUR MORRIS. 2Q Uitgave W. DE HAAN, Utreebt. _»Ht: ken je genoeg," antwoordde Wilmot. ,,oim den grond, waarop j« loopt te aanbidden Niet omdat mijn Ww. me ®r toe dwingt, maar mijn verstand. En ik ie r<j .d?t» je je woord eens gegeven hadt, je zoudt 80 uspelen en een uitstekende vrouw vriendschap JlIaar wat voor 1° voel ka? aan het mvÏÏ °uderdanigheid gegeven worden. Ik zou gezondS? dat üfzoo zwaar tegen mr 11 liefde z\jn. Je S®®11 vergdfenis mot-ehik zou toch zoo vel dan ooit te voren, Liefste, en kijken als (£3 dat ik alleen maar naar boven kan stand zoo mvL*?1 8ter 811 wanhopig zijn, dat de af leven is ceE Ms iets Ui ™jn En nu was het mijn, Liefde yoar iou. mii will«n JV ■jnet juist tegenovergestelde bedoeling Sibsik ZT*" détta beoerven Maar ach, n„ I® maar van me kon houden" juiste dml'' ade,tL 'P dacht dftt he* iuiste «edaan Nu is het .mijn beurt" miss'rhLn 1 p teieurgasteLd," zei ze. „Moet ik je .,Ja, kind"* no® danken omdat je me vrij laat „Dan dank ik je" Barlwrf*6^ geurende een langen tij<LEindelijk CW' "Wann<»r ga je naar la Vfec" een paar dagen!" Partii 1. no8 mee kunnen gaan naar Blizzard's e{ ^ern te hooren spreien. V Je er pog op .dat die partij doorgaat?" 11- uuüjk- Het zal wat leuk zijn. Bovendien 8®011 „echtgenoot" die het verbieden kan" hij venigszins kwaad. „Ik «al gaan," zei *het rii "'antleer zal dat nu c®05 afgeloopen zijn e buste-en die heele Blizzard-gcscliiedenisV" ca Baarn, 22 Se^u 1917. Het is voorzeker niemand onbekend, dat Engeland zich beroemen mag op een letterkunde, zooals mis schien geen ander land op de wereld kan aanwijzen Namen als Shakespeare, Walter Scott, Dickens. Thao- keroy zijn bekend aan meer dan 90 pet van ons Nederlanders geloof ik, onverschillig of zij Engelsch kunnen lezen of niet Wie heeft nooit van Samuel Pickwick gehoord, of nooit van den Koopanan van Venetië? M_ar minder bekend dan de voortreffelijkheid der Engelsche literatuur is waarschijnlijk haar zeer, haar meer dan achtenswaardigen ouderdom. In eeuwen toen nog geen West Europreesch land met Griekenland en Italië zijn we nu eenmaal niet te vergelijken op een eigen letterkunde kon bogen, werden aan de over zijde der Noordzee reeds heldendichten vervaardigd, reed. prozastukken geschreven, reeds Latijnsche wer ken vertaald. Dat wil zeggen: die heldendichten, prozastukken, ver talingen zijn bewaard gebleven. Want wie zal zoggen, of ook in ons land in de 10, 9e of 8ste eeuw niet werd geschreven? Wie kan het met zekerheid ontkennen, maar, wat moeilijker is, wie kan het met 'stukken bewijzen? Natuurlijk zijn de Engelschen trotsch op hun oude letterkundige voortbrengselen, al heeft de doorsnee En- gelschman hoogstens van enkele en van den naam gehoord. Ze te lezen is hem ten eenenmale onmoge lijk. Stellen we ons eens voor een stuk Nederlandsch uit ongeveer 1250, uit het bekende gedicht Van den Vos Reinaerde: „Reinaert. wat aetstu? wat?" „here brune. ic at crauke have arera jman dannes gheen grave; dat mooghdi bi mi wel -weten, wie aerme liede, wi moeten eten, hadden wijs raet, dat wi node aten," enz. Niet waar, dat kunnen wij nog lezen en ongeveer begrijpen, hoewel misschien niet ieder direct zal zien, dat de derde regel beteekenteen arm man, die .geen graaf is, en weinigen waarschijnlijk, zonder {iet ergens gelezen te hebben, er achter zullen komen, dat: had den wijs raet, beteekent: konden we het vermijden. Maar hoe zou het dan worden, als we nog eens driehonderd of vierhonderd jaar terug moesten gaan? Als we stukken Nederlandsch bezaten uit 950 ot 850? Zoo goed als zeker zouden die voor ons geschreven zijn in een taal. die ons precies even vreemd was als bijvoorbeeld Deensch of Engelsch. We zouden af en toe wel eens een woord herkennen of meenen te herkennen, maar zonder de taal te leeren, zooals we elke vreemde taal moeten leeren, zouden we niet in staat zijn, ons van deze oude letterkunde, in onze eigen taal geschreven op de hoogte te stellen. Evenmin jtan het 'de Éngelschman, ja, wij Neder landera, die de Engelsche taal geleerd hebben, staan er in dat opzicht beter voor dau hij zelt Want, en dit is niet toevallig, in die oud-Engelsche taal komen verscheidene woorden voor, die volstrekt geen heden- daagsch Engelsch zijn, maar voor ons Hollanders vol komen begnjprelijk. Zooals men wel zal inzien, zijn van de alleroudste voortbrengselen der Engelsche letterkunde noch schrij ver. noch tijd van schrijven op te geven. Wat waar schijnlijk het alleroudste dier voortbrengselen is, is een gedicht van een kleine 150 regels, waarin een minstreel over zijn reizen schrijft. In dit gedicht, dat tusschen twee haaltjes op schoonheid allerminst aan- spwaak kan maken, komen eenige eigennamen voor, waaronder de naam Hermanric. Niu V-as er een mijn heer Hermanric koning van de Gothen en als dit nu dezelfde mijnheer is, en als de dichter in zijn tijd leefde, dan zou het gedicht thuis hooren in de ja ren tusscjjen 350 en 400. Men ziet, dat de hooge ouderdom van dit gedicht, dat den naam Widsith draagt, allesbehalve bewezen is. Maar dat het bet oudste is, staat wel zoo goed als vast Op Widsith volgt een gedicht, dat in de allereerste plaats aanzienlijk langer is, meer dan 3000 regels, en daarbij werkelijk aanspraak mag maken op den naam preëzie. Het is het beroemde heldendicht Beo wulf, waarvan ook alweer schrijver en datum, onbe kend zijn. Het is weer als dit zoo is, en als dat zoo is, dan is dit gedicht zoowat van .het jaar 520. Maar als het werkelijk gemaakt werd in dien tijd, dan is het in den loop der volgende eeuwen verschei dene malen overgeschreven. Het eenige exemplaar, dat thans bestaat, is zeer zeker niet uit de zesde, maar naar alle waarschijnlijkheid uit de 10e eeuw afkomstig De inhoud is wel de moeite waard om eens even bij .stil te slaan. Het gedicht begint over het geluk van een koning, Hrothgar genaamd, die in een paleis woont van den naam Heorot Edoch,, des konings geluk is niet bestendig vab duur. Hij raag dan niet te sukkelen hebben met distributie en broodkaarten, maar ui de vroegere eeuwen had men andere plagen. Er is een monster, dat Grendel heet, en verblijf houdt ergens in een meer of poel. Dat is nu op zich zelf geen bezwaar, maar Grendel heeft voor ge woonte aangenomen, eiken nacht zijn poel te verlaten, een bezoek te brengen aan het - koninklijk paleis, en er een van de édelen te dooden en mee te nemen. Niemand schijnt er iets aan te kunnen doen/ Daar komt uit een ander land een held, Beowulf, die van het geval gehoord heeft,, en besluit er een eind aan te maken. Hij slaapt, of waakt wat wel zoo waar schijnlijk ls, in het paleis Heorot, Grendel komt. en het gevecht begint Ongelukkig schijnt Grendel totaal onge voelig te zijn voor ijzer of staal Beowulfs zwaard blijkt nutteloos, maar daardoor niet vervaard, grijpt de held des monsters arm, en trekt dien uit het lijf, schouder en al. Grendel vlucht bloedend naar den poel om daar te sterven. Zijn verdiende loon, zouden wij zeggen, maar Gren dels moeder denkt er anders over. Zij neemt de taak van haar zoon over, en Beowulf kan opnieuw be ginnen. Hij besluit het nu op een andere wijze aan te pakken, begeeft zich naar den poel en duikt er in. De moeder blijkt nog sterker dan de zoon. Ook tegen haar zijn Beowulfs aardsche wapenen van geen nut Maar op den bodem van den poel ziet hij een zwaard liggen, dat door een anderen dan een aardschen wa pensmid is vervaardigd. Hij grijpt het en slaat er het hoofd van het vrouwelijk monster mee af. Haar bloed is evenwel zoo vergiftig, dat het zwaard er in smélt Het verhaal is hiermee nog niet uit Beowulf wordt later koning van zijn land en sterft op hoogen leeftijd in een gevecht met een draak. Ziehier een vertelling,, die ongetwijfeld de belang stelling vermocht te wekken van onze voorvaderen. En wie twijfelt er aan, of als het op hedendaagsche wijze, aardig verteld, in onze schoolbiliotheken stond, dat het niet een van de boeken zou zijn, waarom onze jongens zouden vechten, al trokken ook de meisjes er den neus voor op? Nog één opmerking, voor ik deze letterkundige ver handeling besluit, over den vorm dier oud-Engelsche gedichten. Wij denken bij een gedicht altijd aan rijm, de engelschen, ook heden ten dage, niet De overgróote meerderheid van Shakespreare's versregels heeft geen rijm. Doch in de eeuwen vóór 1000 of 1100 was rijm zelfs een totaal onbekend iets. Waar de dichter zich toen op toelegde was, wat wij nu alliteratie noemea De versregels waren lang en bestonden gewoonlijk uit twee duidelijk gescheiden helften. In de eerste helft nu vindt men minstens twee, in de laatste minstens één woord, die alle met dezelfde letter begonnen. Die alli teratie wordt door onze dichters wel toegepast als een versiersel in hun gedichten, maar zij is niet, zooals duizend jaar geleden, het onderscheidene kenmerk der poëzie. „Ik zou het je niet kunnen zeggen," zei Barbare ge duldig „Maar ik geloof wel dal de Blizzai i-geschie- denis, zooals jij het noemt, een blijvende vriendschap zijn zal. Ik heb er reden voor yaa hem te houden en hem te bewonderen." Wilmot maakte geen opmerkingen. HU had er groote lust in "kwaad van Blizzard te spreken, maar het feit dat hij financieele verplichtingen tegoiover den man had. deed hem zwijgen. Hij stelde zich tevreden met te zeggenIk ben blij, dat ik er jou artistieke beoor- doeling van karakters niet op na houd. Een. dezer dagen zal je, tot je nadeel, leeren, dat het oordeelfvan mannen over een anderen man, meestal juist is. Ik wou dat hpj beenen had," zei Barbare. Ik zou graag Prometheus, aan de rotsen geketend, boet- setren." Wilmot walgde ervan. „Je wilt toch met zeggen... begon hij, maar hield zich in: „Waarom Iaat je je va der hem niet een stel nieuwe hepen geven. Hij is er toch wel degelijk in 'geslaagd dit bij allerlei beesten te doen." Weet jeantwoordde Barbare op allerbeminnelijkste wijze, dat' is nu juist wat vader ook probeeren wou voor Blizzard, als er maar een mensch te vinden was, die er zien genoeg voor interesseerde om de beenen te leveren." „Ik wil wedden, dat Blizzard gauw genoeg een paar zou vinden, als hij dacht, dat ze bevestigd kondep worden." „Hoe zou hij er aan kunnen komp? „O, ik maak maar grapjes, juffrouw Onschuld Maar in ernst, hij zou ze wel kunnen k00pen tegen een zekere som gelds. Men kan alle6 koopren in deze we reld behalve.... liefde." Blizzard zat in de zon op de stoep van no. 17 Mc Burney Place. Terwijl hij net p>aar, dat in de „runa- bout" aankwam rijden, gadesloeg, bemerkte hij, toen ze naderbij kwamen, de toegenegenheid die in hun houding jegens elkaar lag, want zij sprakm met meer over hem maar over zichzelf, en plotseling brandde hij weer van Jalouzia Zijn gelaatsuitdrukking bedwin gende, stond hjj met behulp van zijn krukken op en ging de stoep af om Barbara al op het trottoir te be- grjk Jóen blij u wéér te zien", zei. ?ij. „En hoe staat het met de pjartjj op Woensdagavond. Mr. Allen komt en dan heb Ik nog drie of vier menschep ge vraagd." De man zonder beenen boog en zei„Dank u, dus Woensdag om half tiea" Hij knikte minzaam tegen Allen, aie de groet beantwoordde met het ge mak en de hoffelijkheid hem eigen. Men zou ze heb ben kunnen aanzien voor twee mannen, die elkander werkelijk waardeerden. „Miss Ferris", zei Blizzard. „ik zal tegelijk met u klaar, zijn om aan het werk te gaan, maar ik wilde Mr. Allen graag iets vragen." 1 Wilmot bespeurde een bevelende klank in Blizzard's stem. Dit kwetste hem en hij nam afscheid van Barbara en keek haar na totdat zij in het gebouw verdween, met pen sterk gevoel van afkeer tegen den man, die haar met opzet van het tooneel had doen verdwijnen. „Nu." zei hij kortaf. Blizzard genoot met kinderachtige voldoening ervan het piaar gescheiden'te hebben en was niet langer in een stemming om beleedigd te worden. „Ik wilde u een voorstel doen," zei hij. „Maar daar heb ik wat pijd voor noodig. Wilt u van middag om drie uur op mijn kantoor kamen? U kunt mak kelijker bij mij komen, dan andersom." „Ik heb het heel druk," zei WÜmoL „Ik maak mij gereed om naar het Westen te gaan." „Dat heb Ik gehoord. Heeft u al een of andere zaak op het oog. „Neen," zei Wilmot, „en ook geen geld om er een te beginnen. Wat het voorschot betreft dat u. me ge geven hebt, kan ik alleen maar zeggen, dat ik van plan ben heel hard te werken, het aoet er niet too in welk vak. En als het geluk mij eenigszins gunstig is, zult u totaal afbetaald worden." De man zonder -beenen ging niet in op de kwestie van het geleende geld. „Als u dan niets op het oog hebt," zei hij. „kom dan als 't u blieft om drie uur bij mij. Ik heb be langen in het Westen, wettige belangen en invloed. Misschien .kan ik u jn staat stellen uw schuldm af te betalen." „Alle duivels", zei Wilmot^ weer in zijn humeur rakende. „Als dat er achter zit, zal ik om drie Uur precies bij u zijn. Daar kunt u van op aan. Trekking van Maandag 24 September. 5e Klasse. 5e Lijst No. 7015 f 50.000. Nos. 1440 en 14765 elk f 1000. Nos. 9710 14642 15186 17690 18972 f 400. Nos. 4068 5721 11?18 12562 14816 19586 20081 f 200. Nos. 808 2409 5612 6631 10521 10944 12624 15856 15805 16151 16841 17085 f l00. Prijzen van f 70. 43 53 122 153 185 194 230 254 304 414 496 645 743 756 911 1103 1151 1285 1335 1407 1521 1597 1651 1687 1841 1872 2032 2067 2119 2170 2274 2112 2441 2557 2641 2730 2899 2903 2907 3053 3058 3157 3229 3357 3392 3417 3568 3575 3633 3687 3715 3775 3893 3912 3913 3927 3942 4016 4055 4062 4193 4272 £343 4567 4606 4709 4777 4960 5015 5042 5065 5075 5097 5120 5131 5159 5449 5640 5675 5879 6027 6110 6112 £138 6390 6417 6430 6475 6559 6594 6668 6684 6798 6915 6939 7029 7069 7172 7183 7212 7275 7288 7335 7421 7499 7946 8236 824 58317 8362 8364 8535 8545 8552 8582 8732 8828 8854 —77 8880 9126 9504 9734 9746 9766 9782 9835 9842 9913 9922 9966 10196 10207 10227 10330 10360 10391 105161 10604 10723 10840 10886 11165 U238 11363 11419 11463 11468 11497 11525 11528 -625' 11875 11974 11975 12252 12288 12330 12346 12384 12394 12455 Ü166 12573 12601 12627 12671 12986 13017 13054 13300 13513 13645 13794 13855 13865 13991 14161 14189 14380 14451 14452 14530 14744 14775 14789 14861 14864 14917 15102 15128 15308 15360 15394 HOOFDSTUK XXIL, Blizzard had een model van de stroohoeden, die de jonge meisjes van zijn inrichting met zooveel ijver moesten vlechten, op zijn bureau liggen. Klokslag drie uur schoof hij het op zijde eu precies op dat ©ogen blik weerklonk de bel van de buitendeur en kwam Wilmot Allen binnen. „Precies op tijd," zei Blizzard, „dank u wel Bent u een kenner yan hoeden. Pas dezen eens." Gehoorzaam zette Wilmot zijn eigen zwaren, geel- achtigen stroohoed af en verving dien. door het zach te, buigzame artikel dat hem aangewezen werd. liet paste hem uitmuntend en de man zonder beenen glim- Lachte. „U mag hem hebben," zei hij, „vouw hem maar op en stop" hem in uw zak." „Dan zal hij breken." „Kijk, laat ik het eens voordoen." En Blizzard vouwde den hoed op alsof het een linnen zakdoek was. „Een handig ding," zei hij. „maar het is alleen maar als geschenk te bekomen. Ga zitten" Wilmot stopte den hoed in zijn binnenzak en ging aan de linkerkant van bedelaar zitten, met zijn gezicht jiaar het licht Het pchte gemurmel van de meisjes, die onder hpt werk praatten, drong van Aft het achtergedeelte van het gebouw tot hen door. Een electrische Juchtverkoeler gonsde en bromde. Jlet weer was bijzonder warm geworden Jonge man," begon de bedelaar plotseling, „als ik uw beenen had, zou ik iets, beginnen dat een leven diger en avontuurlijker bezigheid was dan het ver vaardigen van stroonoeden Hebt u wel eens lust ge had de wereld door te trekken om onrecht te herstelten en aan de zijde van de onderdrukten te strijden?" „-Natuurlijk wel," antwoordde Wilmot eenvoudig. „Ben je diep in de schuld?" ,Ja, heej diep." „Zal, wat ik je zeggen ga. onder ons blijven.?" „Z^ikcr, De jnan zonder beenen streek krachtig langs zijn kin met zijn dikke vingers. „Ik ben bezig .een kleine revolutie op touw te zet ten, zei hij. „mijn eigen opvattingen hebben er niets mee te maten. Iedere revolutie, waar wat bij te ha-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1917 | | pagina 1