Schaper Courant
Door smart gelouterd.
TWEEDE BLAD.
Ingezonden Stukken.
Schetsen uit de Rechtzaal*
FEUILLETON.
Brieven uit Engeland*
Zaterdag 27 April 1918.
61ste Jaargang No. 6198.
M. de 1U
Hoewel Ik mij niet gaarne ongevraagd bemoei met
In ouders zaken, meun ik toch ditmaal iets te moeten
Mggou. over hel vele schrijven, in uw blad den laatsten
üjd. over Wieringen, Wieringer toestanden en Wic-
nngeins Burgemeester. Ik weet niet wie X. is. wil uit
ininciep gaarne gekloven aan 's naasten' goede bedoe
lingen, ai ga er niet aceoord mee, maar Mhr. X.
uiaakt het mij. en velen met mij, wel wat moeilijk,
die jiju vast te houden.
Dezer dagen in den Helder zijnde, vroeg men mij
een en ander in verband met het geschrijf van X.
Men noemde daar onzen Burgemeester met namen,
die Mhr. X. als welopgevoed man niet gaarne voor
zijn rekening zou nemen, vermoed ik.
Ik heb daór gezegd, en herhaal dat hier:
Mijn functie en arbeid brengt mij met allerlei men
schen in aanraking, én in het openbaar, én in meer
intieme gesprekken, uit men onder onze burgerij zijn
orgeruis en verontwaardiging over deze ma
nier van doen van Mhr. X. Dit bealadden van onzen
Burgemeester.
Ik wil niet in bijzonderheden afdalen, maar wil hier
als mijn meening uitspreken voor Mhr. X. is het
wenschelijk. dat zijn naam niet bekend wordtEen
schrijven als van 1'oppen en Wigbout is een geweldige
logenstraffing van Mnr. X. beweringen hun aangaande.
Misschien zullen nog anderen volgen. Het zal moei
lijk gaan, zóó pertinente tegenspraak te negeeren.
Mag ik u in overweging geven^ M. de ft uw blad
idet langer voor zulk geschrijf te leenun V De Jsciia-
ger Courant is daarvoor heusch te gjjod. Laat ons
toch geen onderlinge haat kweeken. ei marnier het le
ven met nog moeilijker maken.
Wanneer Mhr. X. onbevooroordeeld kennis neemt van
toestanden elders, dan zal hij. als man die voor
recht en gerechtigheid zegt te willen opkomen, met
ons moeten erkennen, dat wij dank zij de groote
activiteit van onzen Burgemeester, op Wieringen be
lmoren tevreden te zijn. Z.E,Achtbare verdient eer lof
dan blaam.
Met dank voor de plaatsing. M. de R.
Uw d.d.. H. STAVENGA.
P.S. Ik wensch geen couranten polemiek. Zal op
mogelijke aanvallen niet antwoorden.
Wij hebben nog uit Wieringen een brief ontvan
gen zonder eenige onderteekening. Voor tot plaat
sing te kunnen overgaan, dienen wij eerst den -naam
van den afzender te kennen,
UITG.
„BEWIJSJE".
„Verdraaid, je hebt gelijk 1" zei Jan, en hij was een
en ai verbazing, 't Wfcs zoo, blonde Corrie. de mooiste
'On de drie zusjes, dochten van den sergeant-majoor,
ïad Toon aangekeken op een heel bijzondere», heel
kokette manier. Lachend, zoo van onder haar hoed
hem toelonkend.. dan snel wegtip pelend, nog eens
omkijkend... Toon zag zoo rood als een kreeft. In
stilte was hij al lang verliefd geweest op Corrie. Op
een Donderóagm oraai had hij zelfs staan wachten er
gens waar-ie wist, dat Cor altijd zoo en zoo laat langs
„wam. Met een nieuwe hoed op en oen fijn licht-blauw
uasje onder zijn Zondagjche dubbele boord Hij had
baar gegroet, lied beloofd en onluindig. verlegen, tpr-
wijl ze langs hem ging een vriendinnetje een arm ge
vend. Hij had gcrooken de parfum, die ze altijd op
d'r kleeren strooide!. Maar Corrie had eerst niet op
hem gelet; toen de vriendin haar op Toon wees. had
zij 't uitgeproest. En hij hoorde nog lang het gegil
van haar spotlach. Toon was er heelamaal kapot van
geweest. Had dien Zondag geen lust om met zijn
vriend Hendrik te gaan wandelen. Was thuis op z'n
'■ed gaan liggen, zeggend, dat-ie zocfa koppijn had.
En nu dat kokette, aanmoedigende groeten....
„Hou 'r in tte gaten, jong!'' waarschuwde Jan, toen
wat bekomen was van de verbazing over Toons
succes. Hij snapte er ooen steek van. Toon was een
chraie. leehjke houtenge iongen. Dood-oeriijk, slipt.
Ijverig, toonbeeld van plichtsbetrachting. Maar de meis
jes vonden hein een. engen kerel", eon „naar mirakel".
En nu dat kokette lachen en lonken van blonde Corrie...
„Houd haar in de gaten, jong!" waarschuwde Jam
iaar hij zag. da* Toon echt nijdig, wit van woede werd
«er zijn woorden. Zich met groote moeit» inhield om
een ander tóst te beduiden, hoe hij niet dulden zou.
**t Iemand, wie ook., die maar zóóveel zes van Corrie,
jat niet strekte om haar te verheerlijken.
En Jan ondanks zijn jeugd inziend, dat het geval
Vervolg van Griff Lomax an znn ifa»a
door
HALLIWELL SUTCLIFFE
Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANUS Jr
In boekvorm verschenen bij W. DE HAAN
Uitgever te Utrecht.
9.
Terwijl zijn vermoeide hersenen zich afpijnigden met
oud bijgeloof, viel zijn hoofd op zijn borst; cn spoe
dig sliepen hij cn Trash en de stille vrouw op het
bed den diepen 6luiiner der vermoeidheid, .Alle drio
vonden een paar uur rust iin den slaap; maar zelfs
nu trilde de hond wiens geschiedenis even gehrimj
zinnig en vol mysterie was ais die Van Griff nu
dan als aan plotselimgen schrik, hief zijn kop op,
fti jankte bij de lierintiering aan de een of andere
ondergane kwelling
HOOFDSTUK VI.
Ned O' Bracken Clough.
Griff ontwaakte, doordat het zonlicht in zijn oogen
scheen; hij stond op en schudde zich. De turven wa.,
ren reeds lang uitgedoofd, maar de ochtendzon scheen
helder door net raam van de hut. Langzaam kwa.
men de gebeurtenissen van den afgeioopen. nacht m
zijn herinnering terug en hij keerde zich naar de
gestalte op het bed. Haar oogen hield zij nu, geopend
diepe,, heldere oogen, van die trouwe, lichtbruine
kleur, waarvan het Hooglandsche volk zoo houdt
an nu richtte zij haar blik op zijn gelaat.
„Gij zijt eerder wakker dan ikl' riep hij. „En ik
was er nog wel zoo zeker van, dat jk mijn oogen
zou kunnen optn houden, totdat gij mij noodig hadt.
Haar stem was gedempt en zacht, maar toch met
oen klank van kracht er ih. „Ik werd met het aank
brozen van den dag wakker zei zij. „en al den tijd,
dat gesliept, heb ik u gade geslagen. Het was zoo
goed hier te liggen en te weten, dat de witte, witte
landen daar buiten zijln."
„Gq zult wel naar een kroes melk verlangen." zei
Griff, de pan op het vuur zettend, alsof hij eiken dag
van do vele eenzame jaren, die achter hem lagen,
zieken, had verzorgd. Trash en hij waren gewoon hun
melk ongerwarmd te drinken, maar deze zwakke zwer
veling had reeds meer dan genoeg koude geleden en
mocht nu wel wat verwend worden.
Zty sloeg hem een poos gade, terwijl hij dunne
hopeloos was - zweqg. Hij floot een deuntje en
wachtte totdat Toon weer wat zei.
Jan hield niet van ruzie.
Toen atond Toon in den Gouds mids winkel En het
klamme zweet brak hem uit. Voor zulk soort dincen
was ji'j niet do jongen.
Toon was toch al sterk veranderd ih de laatste
maanden. Er was Tets onrustigs gekomen in z'n doen
Hij kon nog stiller, stroever wezen dan vroeger en
dan weer dol-ultgelaten, als een knaap. Zoodat ze op
den winkel vroegen of Toon bijgeval lm den vroegen
morgen er al centje gemaakt had" Vroeger zou
den ze hem zooiets niet gevraagd hebben Run- hll
was fliet meer de Jotul van voorheen Dat doet
zelden ze-de liefde. Sommigen spotten er mee.
Maar de enkelen, die t echt-goed meenden met den
stillen, stijven jongen, zeiden niet veel. Dachten er
't hunne van.
Toon stond dan zweetend van emotie in den
goudsmidswinkel. En de meneer, van de zaak mei
zijn gade naast zich. bepraatte het geval Zii kenden
Toon wel. Wisten, dat-ie een ordentdijke' j*»
Maar dacht de eigenaar van het burgerzaakie
als zoo'n mannetje de liefde in z'n kop heeft En...
En dat met dat dochtertje van sergeant Wieiers Ze
wisten er toch alles van. 't Ging niet om een schat,
maar een gouden dames-horloge van vijf en dertig
Nu ia. geen prima werk, tweedehands ding
„Weet je wat. Van Dongen," zei de winkelier,
„ik zal je wat zeggen. Laat je moeder mij een be-
wijsje geven, op een stukje papier, 't doet er niks
toe. als haar naam er maar op staat dat zij er
mee accoord gaat,... Dan kun je het'horloge krijgen
tegen afbetaling van een-vijftig in de week! Ziet laar
mooier kan ik toch niet zeggen..."
Toon bleef zwijgen.
„Je moet denken, Van Dongen," zei de winkelier
t 13 absoluut geen wantrouwen in jou. Maar je
weet, bij leven en sterven... Snhp-je?"
loon wist alleen, dat hij 't (nooit aan zijn moeder
zou durven vragen. En ook. dat moeder er nooit
aan deqken zou, om „goed te blijven" voor het hor
loge. Thuis wisten ze niets van de vrijage met blonde
Corrie. Toon had er niet van durven reppen. Maar
hjj wist niet wat den winkelier te antwoorden.
„Denk er maar eens over na", iongen I" zei de man.
Wil ik 't je moeder vragen?' zei de juffrouw.
Maar Toon knikte driftig vandat in geen geval.
En met looma schreden vertrok hij. Een paar stra
ten yerder stond blonde Corrie hem te wachten.
Keek naar z'n handen. Of-ie het pakje met 't fijne
horloge had?....
Zwijgend stapte Toon baast haar voort.
Liegen kon-ie bu eenmaal niet. In het cafetje. op
de gewone plek, aan het tafeltje, achter het groene
gordijn, bekende hij Corrie alles. Zou moeder 't brief
je geven, dan kon hij het gouden horloge dadelijk
krijgen. Zij gedoogde, dat Toon haar hand vasthield.
Beantwoordde, nu en dan dm druk van zijn vin
gers. Had fiem zelfs gekust, haastiglijk terwijl de
kellner naar het voorzaaltje van café liep.
Nu zat zij na te denken. De verlakte punt van
haar schoentje danste telkens van en op rand van
't ijzeren tafeltje, waaraan zij zaten.
Blonde Corrie ging nog wat dichter bij Toon zit
ten. H&lf tegen hem aanleunend. Zóó slurpte ze haar
glaasje advocaat.
En fluisterde zacht bij zijn oor. Hij schrok van
wat ze zei. Hij protesteerde.
Toen schoof Corrie 'n eindje van hem at Weer werd
tusschen die twee. druk gefluisterd.
Eensklaps maakte het meisje aanstalten om weg te
gaan. Zij stond op. met bi eek-nijdig strak gezicht.
Weerde Toon. dia een van haar handen wilde vatten,
boos at
Nou% ik ga hoor!" zei ze.
En hij smeekte. Hij pakte haar arm beet Ze vroeg
iets..„ Hij zuchtte. Vond 't goed.
De kellner werd geroepen. Die moest inkt en pa
pier brengen. Het gordijn een tikje op zij schuivend,
dal ze zien konden.
En blonde Corrie schreef. Met haar blank, poezel
handje;, waar een stuk of drie ringetjes aan pnjkten.
Schreef, na het „hoofd" van het cafe-papier omrichj
tig te hebben afgescheurd.
Vloeide het ..bewijsje".
Intusschen had Toon met bevende vingers drie cog
nacjes gedronken. Om zich moed te geven voor den
tocht Daar Goudsmid. Met het „bewijsje" van mdC-
der. door Corrie geschreven...
't Was vlak bij. Blonde Cor bedacht: dadelijk er
op af zenden, want morgen krafebelt-ie weeft terug
Toon sloeg nog een cognacje naar binnen, dat de boel
om hem heen draaide. Ilijmoest zich vermannen
voor den tocht naar goudsmid, maar als hij dacht aan
den schrik, aan de wanhoop, die hem overstelpt had
den, zooeven, toen Corrie wou wcgloopen zonder hem,
dan durfde hij
Een kwartier later had Cor haar fifn gouden hor
loge. Het groene gordijn was weer dichtgeschoven. Zij
had een van haar poezele armen om z'n hals
En zij zoende hem bu op de lippen en -op de wan
gen. Fluisterde hem in, aat hij naar lieve, lieve jon
gen was. En in 't halfduister van café-voorzaaltje zag
Toon niet hoe 't ib de oogen van blonde Cor scha
torde. joellachte. terwijl ze dat zet..
waa uitSelekt tou dat valsche briefje, door
loon afgegeven bij den goudsmid... Hij had cd voor-
kunnen bolwerken, bleef ach-
de juffrouw van den winkel was naar Toon
8«jgaan. pm „er 't hare van te hebben" en
Xeden ^urties alles, tot in de fijnste bijzon
van -lat afgeluisterd.... Toen 't bekend was geworden
izcvpn e briefje. had de baas Toon gedaan ge-
ti>( 1 voorschot krefeg hij cadeau. Daar hoerde
twee T1 vaB te geven. Fto hjj kreeg nog
^ee weken loon op den koop-toe. Maar hij mocht
rifsen" *Tttm in werkplaats. Van „lal«a-
io njoest de baas biets hebben.
kereiiu Toon van Dongen was niet meer hot
ran nr,-. ur?Tr' voorspelling, dal die meld
oen hÜ8 Widfrs hem naar do haaien" zou hel-
'.„r* nl aardig uit to komen. Ieder kon merken,
uit to g'i'im ^us kwieke, ijverige begon er
ha^r M wisttoch n°g te krijgen werk bijl een
li minder van kaliber dan de patroon die
neui gedaan had gegeven. En die nog een getuigschrift
"nn,tr.^revefl- waarin Toon's bedrevenheid 011 ue-
cnuuneid voor zijn vak werdun geroemd.
riij verdiende nu in vergelijking met zh goede da-
gui. een schijntje. Zijn spaarboekje was opgeteerd. Hij
ina ergeps oen kamertje gehuurd en at maar wéinig.
V,u Ult te.sparen cadeautjes voor Corrie. Toen kreeg
loon die longontsteking. Werd weken achtereen in
net ziekenhuis verpleegd. Zijn plaats bij iéSt baasje
was opengehouden. Maar zijn loon was intussclien
v> eer verminderd.
'°®n. hjj in staat was te schrijven, had hij! Cor
ee®, briefje gestuurd. Geen antwoord gekregen.
1 Jé'1 sommetje, dat hjj had weten te krijgen door
net verkoopen van 't allerlaatste, dat-ie nog bezat, had
loon besteed voor een cadeautje voor Corrie.
ki j st,onc^ hij daar dicht bij "hel magazijn, waar
blonde Corrie werkte; waar Toon dacht dat ze nog
altijd was. Stond daar de vermagerde, vervallen jon
gen. Met de fletsche, gele •gelaatskleur. De schamele
kleeren, sjokkerig hangend om het becnige lichaam
van nauwelijks-herstelde.
W ard een hand op zin schouder gelegd, 't Was een
van de gewezen kameraden van den vorigen baas, den
Die Toon met echt-medelij den aankeek.
Zjj praatten samen.
En kameraad meende veistandig te doen.
„Wacht je op Corrie, Wieiers Dat 's toevallig'
zei de jongen, „die heb ik pas zien zitten. Ga maar
meel'
Toon volgde hem. Ze kwamen bij een der groote
Cciie s.
„Hier jongen 1" zei ex-kameraad, „kijk nu maar
eens door dat raam, daar.... Ja, juist. Je ziet toch. die
bank daar in den hoek. Vlak over het strijkje?
Precies....!"
En Toon zag. Daar zat blolnde Corrie. En naast
haar een luitenantje. Over hen een ander juffie. Toon
zag hoe Corrie den luitenant een pats op z'n knie
gaf. En de officier 'deed alsof hij Cor in den arm
kneep. Zij schaterden 't uit daar in het café. En de
deftig-uitgedoste kellner bracht nieuwen voorraad.
Toon üep weg. Als een bezetene. Vruchteloos tracht
te oud-kameraad hem te kalmeeren.
Van dat qogenblik af zocht hij blonde Cor overal.
Zag haar in een lunchroom zitten. Ging bij haar.
Ze had weer een vriendin naast zich. Eu binden waren
luchtig gekleed. Met laag-uitgesneden jurken,
Cor antwoordde hem nauwelijks. Ging eindelijk, met
de vriendin, aan een ander tafeltje zitten.
Ze moest niks hebben van den proleet, den slam
pamper. Stel _j,e voor,...
Een week later was er hevig tumult in een buurtje
van onzekere reputatie
Troep menschen steeds aangroeiend in getal, school
de yoor deur van bovenhuis.
Een inspecteur en twee rechercheurs gingen er binnen.
Allerlei geruchten gingen. Van een moord, die er
zou gebeurd zijn. Een dokter verzekerde men
was al binnen.
De menschen wachtte, wachtten alsof zij niks anders
te doen hadden den ganschen lieven dag. om het ver
loop van „moordgeval,, te volgen.
Op zeker oogenblik ging de deur van bovenhuisje
open. Een jonge kerel, geboeid, werd tusschen de twee
rechercheurs weggebracht. Een bleeke vervallen jon
gen. De tranen stroomden hem over de wangen.
Met afschuw weken de menschen terug
„Daar heb-je hem!" zeiden ze. Dat was de moor,
denaar..„
Maar de jongen, die geboeid werd weggevoerd. -
Toon van Dongen had geen moord gepleegd.
Blonde Corrie wel een. paar steken met een mes
gegeven. De wonden waren vrij ernstig, maar niet
aoodelijk.
En bij den commissaris van politie, bij den rechter
commissaris bleef hij op al de vragen, wat hem tot
den daad gebracht had. het antwoord schuldig
Om dat den hoeren van Gerecht en Politie te ver
duidelijken, had Toon jets moeten openleggen van wat
er geloefd had in zijn stug stroef gemoed. En van
wat de slampamper, die een misdadiger was gewor
den leefde in zijn gemartelde ziek En dat kon Toon nu
minder dan ooitl
MAITRE CORBEAU.
sneden brood sneed en. ze met boter bestreeken toen
sprak «ij weer, nog met dezelfde droomerige stem
„En mijn Jongen?' vroeg zn. „Ik kan niet zeggen,
hoe ik hier kwam, mijn hoofd schijnt wel leeg
alsof de witte sneeuw zoowel mijn geest als lichaam
bedekt had en Ik was bang toen ik wakker werd
en hem niet naast mij vond. Maar toen keek ik naar
u. gij waart sterk en dapper, gij hebt ons gered; en
toen wist ik. dat het kind veilig was,"
Griff sneed zoo verwoed in het brood, dat het mes
uitgleed; hij had tranen en zielsangst verwacht, maar
niet dit kalme vertrouwen in zijn macht om te redden.
Wat zou hij haar antwoorden?
„Zie eens, ge hebt u in den vinger gesneden, ver
volgde z\j. „Het druppelt op het bruine brood.
Hij zoog de wona uit. bukte zich naar den sta [iel
brandstof naast den haard, en strooide er fijne turf-
asch op. Deze manier van doen had hij evenals zijn
bijgeloof geërfd van zijin voorouders, die bloediger won
den dan deze gestelpt hadden met het genezende stof,
„Het is niera," zei hij met harde stem. „Luister, ik
heb u meer van gisternaent te vertellen."
Zij zag hoe somber zijn gelaat stond en richtte
zich in bed op, toen zij vroeg: „Van het kind? Neen.
dat fs gezond; dat mankeert niets. Ik heb hier naar
u liggen kijken en ik heb tegen mijzelf gezegd, dat _ge
nooit zoudt toelaten, dat oen kind tien dood zou vijl
den in de slmoeuw."
De hartstocht, waarmee deze vrouw., uiterlijk zoo
broos en teer, sprak, verbijsterde dein main. Haar ver
trouwen In hemv^aaraan dankte hij dat? Hij herin
nerde zich zijn ruw leven en zag nu zijn ruwe, on
verzorgde handen iets waaraan hij in geen twaalf
maanden had gedacht. Natuurlijk zou een zorgvuldig
opgevoede vrouw als zij voor hem huiveren. En hij
had haar geen troost, geen enkel woord van troost
aan te bieden I
Hij sneed nog maar steeds boterhammen en besmeer
de deze met boter. Het kind was niet meer te red
den. toen ik u vond." zei hij eindelijk.
„Hij is dood?" fluisterde zij.
„Ik heb hem begraven, voordat de dag aanbrak
antwoordde hij en wendde zich om, teneinde de melk
in een kopje t» gieten.
Zij zweeg geruimen tijd, doch toen begonnen de
warme, weldadige tranen te vloeienGriff vergat do
melk. het brood en ai het overige en ging naar buiten
in de sneeuw, terwijl hij haar met haar verdriet alleen
liet. Trash Nvas evenwel moediger. Hij was bang ge
weest voor het doode ding. dat onder de jas van zijn
meester had gelegen, doch hij was niet bevreesd voor
het verdriet van een levend schepsel en hij wist op
zijn aardige hondenmanier, dat er zich iemand tus
schen deze ruwe steenen muren bevond, die troost noo
dig had. Hoeveel hij er ook van hield buiten rond
te springen, hij volgde Griff tniet, doch ging naast hiet
ned zitten 011 hield zijn oogen op de vrouw gevestigd.
En langzamerhand werden haar snikken zachter en
zachter; Trash klom op het bed. legde zijn honden
neus op haar wang en sprak in zijn eigen taal
zachte en diepe woorden van troost en hoop.
Niets anders zou het verdriet van de vrouw hebben
kunnen verlichten. De sprakeloosheid van 4iet beest
verhoogde nog de Ruigheid van de deelneming, die
hij betoonde; zij sloeg een slanken arm in zijn hals
en trok hem naar zien toe. terwijl zij haar tranen op
zijn harigen kop liet druppelen.
„Hij was mjjn alles mijln alles," schreide zij.
Zij was nog zwak van lichaam en viel uitgeput van
het weenön en van vermoeidheid in slaap. Trash nes
telde zich aan haar borst en wetende, dat hij oen
goed werk had verricht., snorkte hij van tevredenheid.
Toen Lomax weder binnentrad met de beklemmende
gedachte ©en treurig schouwspel to zulien zien. vond
hij hond en gast onbewust van hun verdriet. Gedurende
een oogenblik stond hij daar. zooals hij den vorigen
nacht gestaan had On koek naar de vochtige oog
haren. welke op de bleeke wangen lagen oogharen,
die door hun donkere kleur het roodbruine haar nog
mooier en schitterender deden uitkomen. Hij dacht er
niet aan. dat zij een vrouw washij had dit alles be
graven op den dag, lang geleden, toen de doodkist
zijner vrouw onder aarde werd bedolven. Hij zag haar
slechts als een slachtofüer van zijn vijandin, de heide
en als oen schilderij, waarnaar elk mensch gaarne
zou willen zien.
„Arm kind," mompelde hij, „zij is nog te jong om
zooveel te lijden en zooveel te verliezen. Kijk eens.
hoe smerig Trash haar zachte wang maakt.
Hij werd gestoord door een geklop op de deur
een vlug ongeduldig kloppen. Hij deed open en zaC
Hester Royd op het bevroren pad. Zij had een mana
aan haar arm nangOn en op haar gelaat lég een onbe
schrijflijk naïve, kokette uitdrukking, die net instinct
matig aannam, zoodra een man of een ktnaap of een
nuchter kalf haar weg kruiste.
„O, zijt gij het, Hester," zei Griff. .Ik had er niet
aan gedacht, dat de week om is."
„Dus gij hadt ook niet aan do broodronubrengster
gedacht." zei zij. terwijl zij' koket het hoofd achter
over wierp. Maar och, gij hebt nog nooit de oogen,
van eon inan in uw hoofd gehad, als er jonge mesjes
op den dqbmpel yan uw deur stonden
Hij lachte, een weinig treurig. „De oogen word n
doffer naarmate men ouder wordt, meisje, zei hij,
en wie weet, of het zoo niet beter is.
Wel ga clan nog wat verder en zeg maar, dat
het beter is onder de graszoden te liggen. Als oen
man vergeet, wat een vrouw voor hem zou kunnen
zijn. dan is hij er slechter aan toe, dan ik zou wil-
Baarn. 20 April 1918.
Het is moeilijk, zoo niet onmogelijk, voor een bui
tenstaander, zien eetuigszins eetn juist oordeel te vor
men over de werkelijke resultaten van den onbeperk-
ten duikbootoorlog, die nu reeds meer dan een jaar
aan den gang is. Zeker is het. dat hjj op het oogen
blik Engeland loog niet ten onder heeft gebracht;
Maar zeker is het ook, aan den anderen kant, dat de
toegebrachte; valiezen, zeer aanzienlijk zijn. Indien dit
niet het geval was, zouden de geallieerden nooit tot
de Inbeslagneming onzer schepen zijn overgegaan.
Een luist oordeel, zooals ik zd, kunnen we on»
bezwaarljjk vormen. En toch worden er cijfers gepu
bliceerd. Duitschei en Ebgclsche. Wjj weten allen, dat
oorlogvoerende mogendheden het met de waarheid niet
altijd even nauw bomen. Cijfers geven wel ectns den
indruk, alsof er aan den eenen kant steeds wordt ver
menigvuldigd, aan den anderen kant gedeeld.
Maar één ding staat vast. Als Duitschland zegtwij
hebben honderd duizend ton tot zinken gebracht, dan
waren het er niet meer; als Engeland beweert, dat
vijftig duizend ton was, dan waren het er niet min
der. En met de 'Engelsche cijfers wou ik daar
om ditmaal eens rekening houden. Wij weten dan tan-
minste. dat we zoo lang mogelijk rekenen en zullen
zien. dat ze onrustbarend genoeg zijn dcsniettiegaiit<
slaande.
Wat den duikbootoorlog betreft, zijn er twee dingen,
waar wij rekening mee moeten houden. Aaïu den oenen
kant staat het zinken van schepen, aan den anderen
do aanbouw van riïeuwe ter vervanging der verloren
gegane. Zoolang de aanbouw hel verües weet bij te
houden, is er natuurlijk geen gevaar.
Eenige maanden geleden zag het er naar uit. alsof
hierop wel kans was. Door middel van graphische
voorstellingen werd wekelijks en maandelijks aange
toond, hoe het stond met torpedeeriing en aanbouw.
De lijn der verliezen was steeds dalend, die der aan
winst steeds rijzend, langzaam maar zeker naderden
zij elkaar. Eenmaal op dezelfde hoogte gekomen, en
net duikbootgevaar was bezworen.
Dat was in de laatste maanden van het- vorige jaar.
toen de maandelijksche aanbouw 140.001) tou bedroeg.
Dit jvas niet. wat hij moest en kon zfjn. Op die
manier voortgaande, zou er per jaar 1.680.000 ton
worden aangebouwd, wat veel minder is, dan er ge
bouwd werd bijv. in 1913. en maar even over de
helft komt van het maximum, drie inülioen. dat men
gehoopt had te bereiken.
Maar groote dingen gaan nooit plotseling. En er
was vooruitgang, dus hoop I Tot Januarivoorbij was,
en bekend werd gemaakt dat de geheele aanbouw in
die maand 58.000 ton had bedragen. Een ongelooflijke
en een onbegrijpelijke vermindering in vergelijking met
de 140.000 ton per maand van net juist afgeioopen
Kwartaal. Slecht weer en feestdagen kregen de schuld.
Feestdagen nu zijn er. dunkt mij, niet veet in Ja
nuari' en slecht weer is biet alleen in dit geval de
zondebok.
Febuarj, met goed weer en geen feestdagen, hoewel
een korte maand slaagde er met in,, het verlorene in
te halen. Wed toonde deze maandeen aanzienlijke
vooruitgang, vergeleken met haar voorganger, maar op
ziclizen beteekende ook rij een ernstig verlies. 100.038
ton werd aangebouwd. Wanneer we dit getal vergelij
ken met de 140.000 ton van October, November en
Deoember van 1917. met de 16(LQO0 ton per maand
in 1913 en vooral met de 250.000 ton per maand, die
aangebouwd moest worden, zal het duidelijk rijn.
dat de duikboot niet de eenige vijand is van de Brit-
sche handelsvloot Gebrek aan eaxeigie. onwil onmacht,
wat het ook rij. helpen de Duitschers flink mee In
het land zelf. dat zij bedreigen.
En het gevolg is dat de twee lijnen, waarover ik
straks sprak, de elkander naderende lijnen van aan
bouw en verlies, van elkander af rijn gaan loopen.
Een zeer ernstig feit.
En hoe staat het intusschen met den anderen fac
tor. met de verliesrijde. Begin Maart, toen de Ebgel-
sche cijfers gepubliceerd werden, waarvan ik hier ge
bruik maak. was de onbeperkte duikbootoorlog 54 we
ken aan den gang. In difln tijd rijn. volgens Engel-
sche opgave. 851 Britsche koopvaardijschepen tot zin-
cebracnt. met een inhoud van meer dan 1600 ton.
liet juiste aantal tontnen heeft do Engelsche regeoritag
nooit gepubliceerd, wat op zich zelf een verdacht toe
ken is. Maar een gemiddeld cijfer van 4000 ton per
schip Is zonder twijfel te laag. Dit brengt ons tot een
verliescijfer van 3.404.000 ton alleen aan groote
schepen in den tijd van juist over een jaar. Voegen
we daarbij de 306 schepen van minder dan 1600 ton,
die nog tot rinken rijn gebracht, met misschien een
gemiddeld van 1000 ton per schip, dan komt er dus
nog 306.000 top bij het voorgaande -getal, en is er
dus zeer zekter' minstens 3.710.000 ton scheepsruimla
voor Engeland verloren gegaan in den tijd van 54
weken.
Men zal inrietii. dat een aanbouw van drie millioen
ton per jaar geen overdreven wensch. maar een levens
noodzaak is voor Engeland. Zelfs dan zullen de twee
lijnen elkander niet ontmoeten maar fle afstand zal
zoo klein zijb, «lat de onbeperkte duikbootoorlog wel
oen eeuw zou mogen doorgaan, om het, aan den octnen
kant gewenschte resultaat te bereiken.
len rijn."
Zij ging naar binnen, maar Griff legde een hand op
haar schouder. „Hoor een», Hester,' flulsterda hij,
„ik heb gisteravond eetn vrouw bij Wynyates kerk ge
vonden. Zij was bevangen door de koude en ik heb
haar hierheen gebracht; rij slaapt nu. Wij moeten haar
niet wakker maken." f
Hester stond stil op den drempel en keek hem aan.
Hjj begreep noch haar glimlach, noch het vreemde
licht in haar oogen. Toen iging rij zonder een woord
te zeggen naar binnen keek niaar do slapende vrouw
en naar den hond. die zoo tevreden snorkte.
„Zij is meer dan mooi," was alles wat zij zei, toen
zij zich dndclijk weer naar Griff wendde.
„Mooi? Wat is schoonheid?" mompelde hij. „Zij1
slaapt wner in het leven terug en de heide liad
haar bijna aan mij ontrukt."
„O, behoort zij ook tot de ontginning. Daar nlleen
denkt gij aan," zei Hester Royd. Zij zwoeg eenige oogen-
blikken en keek hem toen plotseling vragend aan. „Bent
u ooit 'een inan geweest, mijnheer Loniax?" vroeg
zij.
Hij wendde rijn blik van de slapende vrouw op het
bed af en keek naar Hester. waarbij hij zachtjes
lachte
„Ja eens," zei hij. „En nu heb ik,. Goddank alleen
een stukje van Ling Crag Moor."
„Daar zal zij wel verandering fa brengen, zet «es
ter. waarna zij haar lippen op elkaar ktetndo.
gij ©ons een hart hebt gehad, dan zal zj „rr>f)|e
to binden. Wat een verschil met m<* ™V,n ^cLa
handen en voeten, vergeleken bij de bare voegde
zij or aan toe mot iets drocvip in haar stem
Griff ging miot op het onderwerp in; Hester had
heel W en heel wei'rng tegen, hom geregd. maar
zijn geest hield rich to zeer met andere dingen bezig,
dan dat hij er acht op zou kunnen slaan. Hij herin
nerde zich de vermoeienissen en den storm van gisteren
cocifidigd met de vreemde ontmoeting bij Wynyates
ierk- hij herinnerde zich. dat hjj beloofd nad Gabriël
llirst'op te zoeken en al rijn vrienden van Ling Crag
en met het ochtendgrauwen dezen dag bij hen te rijn.
„Hestor," zei hij plotseling," „zou je hier bunnen
blijven en deze vreemdelinge verzorgen? Er is werk
voor mij op den weg van Ling Crag en ik heb be
loofd er heen te gaan."
„En wat hebt ge te doen op den weg naar Ling
Crag?" vroeg Hester verbaasd. Het was. gelijk zij
wist, niets voor Griff om zoo ver te gaan alleen om
gezelschap te zoeken.
Een begrafenis. De vrouw vaü Shackleton is ge
storven en zij heeft gevraagd haar een graf te geven
op het kerkhof in Trawdon
Hester sperde haar oogen nog verder open. „O, en
gij graaft nu door de zes voet nooge sneeuw om een