Schaper Courant Door smart gelouterd. TWEEDE BLAD. Ingezonden Stukken. Schetsen uit de Rechtzaal* FEUILLETON. Brieven uit Engeland* Zaterdag 27 April 1918. 61ste Jaargang No. 6198. M. de 1U Hoewel Ik mij niet gaarne ongevraagd bemoei met In ouders zaken, meun ik toch ditmaal iets te moeten Mggou. over hel vele schrijven, in uw blad den laatsten üjd. over Wieringen, Wieringer toestanden en Wic- nngeins Burgemeester. Ik weet niet wie X. is. wil uit ininciep gaarne gekloven aan 's naasten' goede bedoe lingen, ai ga er niet aceoord mee, maar Mhr. X. uiaakt het mij. en velen met mij, wel wat moeilijk, die jiju vast te houden. Dezer dagen in den Helder zijnde, vroeg men mij een en ander in verband met het geschrijf van X. Men noemde daar onzen Burgemeester met namen, die Mhr. X. als welopgevoed man niet gaarne voor zijn rekening zou nemen, vermoed ik. Ik heb daór gezegd, en herhaal dat hier: Mijn functie en arbeid brengt mij met allerlei men schen in aanraking, én in het openbaar, én in meer intieme gesprekken, uit men onder onze burgerij zijn orgeruis en verontwaardiging over deze ma nier van doen van Mhr. X. Dit bealadden van onzen Burgemeester. Ik wil niet in bijzonderheden afdalen, maar wil hier als mijn meening uitspreken voor Mhr. X. is het wenschelijk. dat zijn naam niet bekend wordtEen schrijven als van 1'oppen en Wigbout is een geweldige logenstraffing van Mnr. X. beweringen hun aangaande. Misschien zullen nog anderen volgen. Het zal moei lijk gaan, zóó pertinente tegenspraak te negeeren. Mag ik u in overweging geven^ M. de ft uw blad idet langer voor zulk geschrijf te leenun V De Jsciia- ger Courant is daarvoor heusch te gjjod. Laat ons toch geen onderlinge haat kweeken. ei marnier het le ven met nog moeilijker maken. Wanneer Mhr. X. onbevooroordeeld kennis neemt van toestanden elders, dan zal hij. als man die voor recht en gerechtigheid zegt te willen opkomen, met ons moeten erkennen, dat wij dank zij de groote activiteit van onzen Burgemeester, op Wieringen be lmoren tevreden te zijn. Z.E,Achtbare verdient eer lof dan blaam. Met dank voor de plaatsing. M. de R. Uw d.d.. H. STAVENGA. P.S. Ik wensch geen couranten polemiek. Zal op mogelijke aanvallen niet antwoorden. Wij hebben nog uit Wieringen een brief ontvan gen zonder eenige onderteekening. Voor tot plaat sing te kunnen overgaan, dienen wij eerst den -naam van den afzender te kennen, UITG. „BEWIJSJE". „Verdraaid, je hebt gelijk 1" zei Jan, en hij was een en ai verbazing, 't Wfcs zoo, blonde Corrie. de mooiste 'On de drie zusjes, dochten van den sergeant-majoor, ïad Toon aangekeken op een heel bijzondere», heel kokette manier. Lachend, zoo van onder haar hoed hem toelonkend.. dan snel wegtip pelend, nog eens omkijkend... Toon zag zoo rood als een kreeft. In stilte was hij al lang verliefd geweest op Corrie. Op een Donderóagm oraai had hij zelfs staan wachten er gens waar-ie wist, dat Cor altijd zoo en zoo laat langs „wam. Met een nieuwe hoed op en oen fijn licht-blauw uasje onder zijn Zondagjche dubbele boord Hij had baar gegroet, lied beloofd en onluindig. verlegen, tpr- wijl ze langs hem ging een vriendinnetje een arm ge vend. Hij had gcrooken de parfum, die ze altijd op d'r kleeren strooide!. Maar Corrie had eerst niet op hem gelet; toen de vriendin haar op Toon wees. had zij 't uitgeproest. En hij hoorde nog lang het gegil van haar spotlach. Toon was er heelamaal kapot van geweest. Had dien Zondag geen lust om met zijn vriend Hendrik te gaan wandelen. Was thuis op z'n '■ed gaan liggen, zeggend, dat-ie zocfa koppijn had. En nu dat kokette, aanmoedigende groeten.... „Hou 'r in tte gaten, jong!'' waarschuwde Jan, toen wat bekomen was van de verbazing over Toons succes. Hij snapte er ooen steek van. Toon was een chraie. leehjke houtenge iongen. Dood-oeriijk, slipt. Ijverig, toonbeeld van plichtsbetrachting. Maar de meis jes vonden hein een. engen kerel", eon „naar mirakel". En nu dat kokette lachen en lonken van blonde Corrie... „Houd haar in de gaten, jong!" waarschuwde Jam iaar hij zag. da* Toon echt nijdig, wit van woede werd «er zijn woorden. Zich met groote moeit» inhield om een ander tóst te beduiden, hoe hij niet dulden zou. **t Iemand, wie ook., die maar zóóveel zes van Corrie, jat niet strekte om haar te verheerlijken. En Jan ondanks zijn jeugd inziend, dat het geval Vervolg van Griff Lomax an znn ifa»a door HALLIWELL SUTCLIFFE Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANUS Jr In boekvorm verschenen bij W. DE HAAN Uitgever te Utrecht. 9. Terwijl zijn vermoeide hersenen zich afpijnigden met oud bijgeloof, viel zijn hoofd op zijn borst; cn spoe dig sliepen hij cn Trash en de stille vrouw op het bed den diepen 6luiiner der vermoeidheid, .Alle drio vonden een paar uur rust iin den slaap; maar zelfs nu trilde de hond wiens geschiedenis even gehrimj zinnig en vol mysterie was ais die Van Griff nu dan als aan plotselimgen schrik, hief zijn kop op, fti jankte bij de lierintiering aan de een of andere ondergane kwelling HOOFDSTUK VI. Ned O' Bracken Clough. Griff ontwaakte, doordat het zonlicht in zijn oogen scheen; hij stond op en schudde zich. De turven wa., ren reeds lang uitgedoofd, maar de ochtendzon scheen helder door net raam van de hut. Langzaam kwa. men de gebeurtenissen van den afgeioopen. nacht m zijn herinnering terug en hij keerde zich naar de gestalte op het bed. Haar oogen hield zij nu, geopend diepe,, heldere oogen, van die trouwe, lichtbruine kleur, waarvan het Hooglandsche volk zoo houdt an nu richtte zij haar blik op zijn gelaat. „Gij zijt eerder wakker dan ikl' riep hij. „En ik was er nog wel zoo zeker van, dat jk mijn oogen zou kunnen optn houden, totdat gij mij noodig hadt. Haar stem was gedempt en zacht, maar toch met oen klank van kracht er ih. „Ik werd met het aank brozen van den dag wakker zei zij. „en al den tijd, dat gesliept, heb ik u gade geslagen. Het was zoo goed hier te liggen en te weten, dat de witte, witte landen daar buiten zijln." „Gq zult wel naar een kroes melk verlangen." zei Griff, de pan op het vuur zettend, alsof hij eiken dag van do vele eenzame jaren, die achter hem lagen, zieken, had verzorgd. Trash en hij waren gewoon hun melk ongerwarmd te drinken, maar deze zwakke zwer veling had reeds meer dan genoeg koude geleden en mocht nu wel wat verwend worden. Zty sloeg hem een poos gade, terwijl hij dunne hopeloos was - zweqg. Hij floot een deuntje en wachtte totdat Toon weer wat zei. Jan hield niet van ruzie. Toen atond Toon in den Gouds mids winkel En het klamme zweet brak hem uit. Voor zulk soort dincen was ji'j niet do jongen. Toon was toch al sterk veranderd ih de laatste maanden. Er was Tets onrustigs gekomen in z'n doen Hij kon nog stiller, stroever wezen dan vroeger en dan weer dol-ultgelaten, als een knaap. Zoodat ze op den winkel vroegen of Toon bijgeval lm den vroegen morgen er al centje gemaakt had" Vroeger zou den ze hem zooiets niet gevraagd hebben Run- hll was fliet meer de Jotul van voorheen Dat doet zelden ze-de liefde. Sommigen spotten er mee. Maar de enkelen, die t echt-goed meenden met den stillen, stijven jongen, zeiden niet veel. Dachten er 't hunne van. Toon stond dan zweetend van emotie in den goudsmidswinkel. En de meneer, van de zaak mei zijn gade naast zich. bepraatte het geval Zii kenden Toon wel. Wisten, dat-ie een ordentdijke' j*» Maar dacht de eigenaar van het burgerzaakie als zoo'n mannetje de liefde in z'n kop heeft En... En dat met dat dochtertje van sergeant Wieiers Ze wisten er toch alles van. 't Ging niet om een schat, maar een gouden dames-horloge van vijf en dertig Nu ia. geen prima werk, tweedehands ding „Weet je wat. Van Dongen," zei de winkelier, „ik zal je wat zeggen. Laat je moeder mij een be- wijsje geven, op een stukje papier, 't doet er niks toe. als haar naam er maar op staat dat zij er mee accoord gaat,... Dan kun je het'horloge krijgen tegen afbetaling van een-vijftig in de week! Ziet laar mooier kan ik toch niet zeggen..." Toon bleef zwijgen. „Je moet denken, Van Dongen," zei de winkelier t 13 absoluut geen wantrouwen in jou. Maar je weet, bij leven en sterven... Snhp-je?" loon wist alleen, dat hij 't (nooit aan zijn moeder zou durven vragen. En ook. dat moeder er nooit aan deqken zou, om „goed te blijven" voor het hor loge. Thuis wisten ze niets van de vrijage met blonde Corrie. Toon had er niet van durven reppen. Maar hjj wist niet wat den winkelier te antwoorden. „Denk er maar eens over na", iongen I" zei de man. Wil ik 't je moeder vragen?' zei de juffrouw. Maar Toon knikte driftig vandat in geen geval. En met looma schreden vertrok hij. Een paar stra ten yerder stond blonde Corrie hem te wachten. Keek naar z'n handen. Of-ie het pakje met 't fijne horloge had?.... Zwijgend stapte Toon baast haar voort. Liegen kon-ie bu eenmaal niet. In het cafetje. op de gewone plek, aan het tafeltje, achter het groene gordijn, bekende hij Corrie alles. Zou moeder 't brief je geven, dan kon hij het gouden horloge dadelijk krijgen. Zij gedoogde, dat Toon haar hand vasthield. Beantwoordde, nu en dan dm druk van zijn vin gers. Had fiem zelfs gekust, haastiglijk terwijl de kellner naar het voorzaaltje van café liep. Nu zat zij na te denken. De verlakte punt van haar schoentje danste telkens van en op rand van 't ijzeren tafeltje, waaraan zij zaten. Blonde Corrie ging nog wat dichter bij Toon zit ten. H&lf tegen hem aanleunend. Zóó slurpte ze haar glaasje advocaat. En fluisterde zacht bij zijn oor. Hij schrok van wat ze zei. Hij protesteerde. Toen schoof Corrie 'n eindje van hem at Weer werd tusschen die twee. druk gefluisterd. Eensklaps maakte het meisje aanstalten om weg te gaan. Zij stond op. met bi eek-nijdig strak gezicht. Weerde Toon. dia een van haar handen wilde vatten, boos at Nou% ik ga hoor!" zei ze. En hij smeekte. Hij pakte haar arm beet Ze vroeg iets..„ Hij zuchtte. Vond 't goed. De kellner werd geroepen. Die moest inkt en pa pier brengen. Het gordijn een tikje op zij schuivend, dal ze zien konden. En blonde Corrie schreef. Met haar blank, poezel handje;, waar een stuk of drie ringetjes aan pnjkten. Schreef, na het „hoofd" van het cafe-papier omrichj tig te hebben afgescheurd. Vloeide het ..bewijsje". Intusschen had Toon met bevende vingers drie cog nacjes gedronken. Om zich moed te geven voor den tocht Daar Goudsmid. Met het „bewijsje" van mdC- der. door Corrie geschreven... 't Was vlak bij. Blonde Cor bedacht: dadelijk er op af zenden, want morgen krafebelt-ie weeft terug Toon sloeg nog een cognacje naar binnen, dat de boel om hem heen draaide. Ilijmoest zich vermannen voor den tocht naar goudsmid, maar als hij dacht aan den schrik, aan de wanhoop, die hem overstelpt had den, zooeven, toen Corrie wou wcgloopen zonder hem, dan durfde hij Een kwartier later had Cor haar fifn gouden hor loge. Het groene gordijn was weer dichtgeschoven. Zij had een van haar poezele armen om z'n hals En zij zoende hem bu op de lippen en -op de wan gen. Fluisterde hem in, aat hij naar lieve, lieve jon gen was. En in 't halfduister van café-voorzaaltje zag Toon niet hoe 't ib de oogen van blonde Cor scha torde. joellachte. terwijl ze dat zet.. waa uitSelekt tou dat valsche briefje, door loon afgegeven bij den goudsmid... Hij had cd voor- kunnen bolwerken, bleef ach- de juffrouw van den winkel was naar Toon 8«jgaan. pm „er 't hare van te hebben" en Xeden ^urties alles, tot in de fijnste bijzon van -lat afgeluisterd.... Toen 't bekend was geworden izcvpn e briefje. had de baas Toon gedaan ge- ti>( 1 voorschot krefeg hij cadeau. Daar hoerde twee T1 vaB te geven. Fto hjj kreeg nog ^ee weken loon op den koop-toe. Maar hij mocht rifsen" *Tttm in werkplaats. Van „lal«a- io njoest de baas biets hebben. kereiiu Toon van Dongen was niet meer hot ran nr,-. ur?Tr' voorspelling, dal die meld oen hÜ8 Widfrs hem naar do haaien" zou hel- '.„r* nl aardig uit to komen. Ieder kon merken, uit to g'i'im ^us kwieke, ijverige begon er ha^r M wisttoch n°g te krijgen werk bijl een li minder van kaliber dan de patroon die neui gedaan had gegeven. En die nog een getuigschrift "nn,tr.^revefl- waarin Toon's bedrevenheid 011 ue- cnuuneid voor zijn vak werdun geroemd. riij verdiende nu in vergelijking met zh goede da- gui. een schijntje. Zijn spaarboekje was opgeteerd. Hij ina ergeps oen kamertje gehuurd en at maar wéinig. V,u Ult te.sparen cadeautjes voor Corrie. Toen kreeg loon die longontsteking. Werd weken achtereen in net ziekenhuis verpleegd. Zijn plaats bij iéSt baasje was opengehouden. Maar zijn loon was intussclien v> eer verminderd. '°®n. hjj in staat was te schrijven, had hij! Cor ee®, briefje gestuurd. Geen antwoord gekregen. 1 Jé'1 sommetje, dat hjj had weten te krijgen door net verkoopen van 't allerlaatste, dat-ie nog bezat, had loon besteed voor een cadeautje voor Corrie. ki j st,onc^ hij daar dicht bij "hel magazijn, waar blonde Corrie werkte; waar Toon dacht dat ze nog altijd was. Stond daar de vermagerde, vervallen jon gen. Met de fletsche, gele •gelaatskleur. De schamele kleeren, sjokkerig hangend om het becnige lichaam van nauwelijks-herstelde. W ard een hand op zin schouder gelegd, 't Was een van de gewezen kameraden van den vorigen baas, den Die Toon met echt-medelij den aankeek. Zjj praatten samen. En kameraad meende veistandig te doen. „Wacht je op Corrie, Wieiers Dat 's toevallig' zei de jongen, „die heb ik pas zien zitten. Ga maar meel' Toon volgde hem. Ze kwamen bij een der groote Cciie s. „Hier jongen 1" zei ex-kameraad, „kijk nu maar eens door dat raam, daar.... Ja, juist. Je ziet toch. die bank daar in den hoek. Vlak over het strijkje? Precies....!" En Toon zag. Daar zat blolnde Corrie. En naast haar een luitenantje. Over hen een ander juffie. Toon zag hoe Corrie den luitenant een pats op z'n knie gaf. En de officier 'deed alsof hij Cor in den arm kneep. Zij schaterden 't uit daar in het café. En de deftig-uitgedoste kellner bracht nieuwen voorraad. Toon üep weg. Als een bezetene. Vruchteloos tracht te oud-kameraad hem te kalmeeren. Van dat qogenblik af zocht hij blonde Cor overal. Zag haar in een lunchroom zitten. Ging bij haar. Ze had weer een vriendin naast zich. Eu binden waren luchtig gekleed. Met laag-uitgesneden jurken, Cor antwoordde hem nauwelijks. Ging eindelijk, met de vriendin, aan een ander tafeltje zitten. Ze moest niks hebben van den proleet, den slam pamper. Stel _j,e voor,... Een week later was er hevig tumult in een buurtje van onzekere reputatie Troep menschen steeds aangroeiend in getal, school de yoor deur van bovenhuis. Een inspecteur en twee rechercheurs gingen er binnen. Allerlei geruchten gingen. Van een moord, die er zou gebeurd zijn. Een dokter verzekerde men was al binnen. De menschen wachtte, wachtten alsof zij niks anders te doen hadden den ganschen lieven dag. om het ver loop van „moordgeval,, te volgen. Op zeker oogenblik ging de deur van bovenhuisje open. Een jonge kerel, geboeid, werd tusschen de twee rechercheurs weggebracht. Een bleeke vervallen jon gen. De tranen stroomden hem over de wangen. Met afschuw weken de menschen terug „Daar heb-je hem!" zeiden ze. Dat was de moor, denaar..„ Maar de jongen, die geboeid werd weggevoerd. - Toon van Dongen had geen moord gepleegd. Blonde Corrie wel een. paar steken met een mes gegeven. De wonden waren vrij ernstig, maar niet aoodelijk. En bij den commissaris van politie, bij den rechter commissaris bleef hij op al de vragen, wat hem tot den daad gebracht had. het antwoord schuldig Om dat den hoeren van Gerecht en Politie te ver duidelijken, had Toon jets moeten openleggen van wat er geloefd had in zijn stug stroef gemoed. En van wat de slampamper, die een misdadiger was gewor den leefde in zijn gemartelde ziek En dat kon Toon nu minder dan ooitl MAITRE CORBEAU. sneden brood sneed en. ze met boter bestreeken toen sprak «ij weer, nog met dezelfde droomerige stem „En mijn Jongen?' vroeg zn. „Ik kan niet zeggen, hoe ik hier kwam, mijn hoofd schijnt wel leeg alsof de witte sneeuw zoowel mijn geest als lichaam bedekt had en Ik was bang toen ik wakker werd en hem niet naast mij vond. Maar toen keek ik naar u. gij waart sterk en dapper, gij hebt ons gered; en toen wist ik. dat het kind veilig was," Griff sneed zoo verwoed in het brood, dat het mes uitgleed; hij had tranen en zielsangst verwacht, maar niet dit kalme vertrouwen in zijn macht om te redden. Wat zou hij haar antwoorden? „Zie eens, ge hebt u in den vinger gesneden, ver volgde z\j. „Het druppelt op het bruine brood. Hij zoog de wona uit. bukte zich naar den sta [iel brandstof naast den haard, en strooide er fijne turf- asch op. Deze manier van doen had hij evenals zijn bijgeloof geërfd van zijin voorouders, die bloediger won den dan deze gestelpt hadden met het genezende stof, „Het is niera," zei hij met harde stem. „Luister, ik heb u meer van gisternaent te vertellen." Zij zag hoe somber zijn gelaat stond en richtte zich in bed op, toen zij vroeg: „Van het kind? Neen. dat fs gezond; dat mankeert niets. Ik heb hier naar u liggen kijken en ik heb tegen mijzelf gezegd, dat _ge nooit zoudt toelaten, dat oen kind tien dood zou vijl den in de slmoeuw." De hartstocht, waarmee deze vrouw., uiterlijk zoo broos en teer, sprak, verbijsterde dein main. Haar ver trouwen In hemv^aaraan dankte hij dat? Hij herin nerde zich zijn ruw leven en zag nu zijn ruwe, on verzorgde handen iets waaraan hij in geen twaalf maanden had gedacht. Natuurlijk zou een zorgvuldig opgevoede vrouw als zij voor hem huiveren. En hij had haar geen troost, geen enkel woord van troost aan te bieden I Hij sneed nog maar steeds boterhammen en besmeer de deze met boter. Het kind was niet meer te red den. toen ik u vond." zei hij eindelijk. „Hij is dood?" fluisterde zij. „Ik heb hem begraven, voordat de dag aanbrak antwoordde hij en wendde zich om, teneinde de melk in een kopje t» gieten. Zij zweeg geruimen tijd, doch toen begonnen de warme, weldadige tranen te vloeienGriff vergat do melk. het brood en ai het overige en ging naar buiten in de sneeuw, terwijl hij haar met haar verdriet alleen liet. Trash Nvas evenwel moediger. Hij was bang ge weest voor het doode ding. dat onder de jas van zijn meester had gelegen, doch hij was niet bevreesd voor het verdriet van een levend schepsel en hij wist op zijn aardige hondenmanier, dat er zich iemand tus schen deze ruwe steenen muren bevond, die troost noo dig had. Hoeveel hij er ook van hield buiten rond te springen, hij volgde Griff tniet, doch ging naast hiet ned zitten 011 hield zijn oogen op de vrouw gevestigd. En langzamerhand werden haar snikken zachter en zachter; Trash klom op het bed. legde zijn honden neus op haar wang en sprak in zijn eigen taal zachte en diepe woorden van troost en hoop. Niets anders zou het verdriet van de vrouw hebben kunnen verlichten. De sprakeloosheid van 4iet beest verhoogde nog de Ruigheid van de deelneming, die hij betoonde; zij sloeg een slanken arm in zijn hals en trok hem naar zien toe. terwijl zij haar tranen op zijn harigen kop liet druppelen. „Hij was mjjn alles mijln alles," schreide zij. Zij was nog zwak van lichaam en viel uitgeput van het weenön en van vermoeidheid in slaap. Trash nes telde zich aan haar borst en wetende, dat hij oen goed werk had verricht., snorkte hij van tevredenheid. Toen Lomax weder binnentrad met de beklemmende gedachte ©en treurig schouwspel to zulien zien. vond hij hond en gast onbewust van hun verdriet. Gedurende een oogenblik stond hij daar. zooals hij den vorigen nacht gestaan had On koek naar de vochtige oog haren. welke op de bleeke wangen lagen oogharen, die door hun donkere kleur het roodbruine haar nog mooier en schitterender deden uitkomen. Hij dacht er niet aan. dat zij een vrouw washij had dit alles be graven op den dag, lang geleden, toen de doodkist zijner vrouw onder aarde werd bedolven. Hij zag haar slechts als een slachtofüer van zijn vijandin, de heide en als oen schilderij, waarnaar elk mensch gaarne zou willen zien. „Arm kind," mompelde hij, „zij is nog te jong om zooveel te lijden en zooveel te verliezen. Kijk eens. hoe smerig Trash haar zachte wang maakt. Hij werd gestoord door een geklop op de deur een vlug ongeduldig kloppen. Hij deed open en zaC Hester Royd op het bevroren pad. Zij had een mana aan haar arm nangOn en op haar gelaat lég een onbe schrijflijk naïve, kokette uitdrukking, die net instinct matig aannam, zoodra een man of een ktnaap of een nuchter kalf haar weg kruiste. „O, zijt gij het, Hester," zei Griff. .Ik had er niet aan gedacht, dat de week om is." „Dus gij hadt ook niet aan do broodronubrengster gedacht." zei zij. terwijl zij' koket het hoofd achter over wierp. Maar och, gij hebt nog nooit de oogen, van eon inan in uw hoofd gehad, als er jonge mesjes op den dqbmpel yan uw deur stonden Hij lachte, een weinig treurig. „De oogen word n doffer naarmate men ouder wordt, meisje, zei hij, en wie weet, of het zoo niet beter is. Wel ga clan nog wat verder en zeg maar, dat het beter is onder de graszoden te liggen. Als oen man vergeet, wat een vrouw voor hem zou kunnen zijn. dan is hij er slechter aan toe, dan ik zou wil- Baarn. 20 April 1918. Het is moeilijk, zoo niet onmogelijk, voor een bui tenstaander, zien eetuigszins eetn juist oordeel te vor men over de werkelijke resultaten van den onbeperk- ten duikbootoorlog, die nu reeds meer dan een jaar aan den gang is. Zeker is het. dat hjj op het oogen blik Engeland loog niet ten onder heeft gebracht; Maar zeker is het ook, aan den anderen kant, dat de toegebrachte; valiezen, zeer aanzienlijk zijn. Indien dit niet het geval was, zouden de geallieerden nooit tot de Inbeslagneming onzer schepen zijn overgegaan. Een luist oordeel, zooals ik zd, kunnen we on» bezwaarljjk vormen. En toch worden er cijfers gepu bliceerd. Duitschei en Ebgclsche. Wjj weten allen, dat oorlogvoerende mogendheden het met de waarheid niet altijd even nauw bomen. Cijfers geven wel ectns den indruk, alsof er aan den eenen kant steeds wordt ver menigvuldigd, aan den anderen kant gedeeld. Maar één ding staat vast. Als Duitschland zegtwij hebben honderd duizend ton tot zinken gebracht, dan waren het er niet meer; als Engeland beweert, dat vijftig duizend ton was, dan waren het er niet min der. En met de 'Engelsche cijfers wou ik daar om ditmaal eens rekening houden. Wij weten dan tan- minste. dat we zoo lang mogelijk rekenen en zullen zien. dat ze onrustbarend genoeg zijn dcsniettiegaiit< slaande. Wat den duikbootoorlog betreft, zijn er twee dingen, waar wij rekening mee moeten houden. Aaïu den oenen kant staat het zinken van schepen, aan den anderen do aanbouw van riïeuwe ter vervanging der verloren gegane. Zoolang de aanbouw hel verües weet bij te houden, is er natuurlijk geen gevaar. Eenige maanden geleden zag het er naar uit. alsof hierop wel kans was. Door middel van graphische voorstellingen werd wekelijks en maandelijks aange toond, hoe het stond met torpedeeriing en aanbouw. De lijn der verliezen was steeds dalend, die der aan winst steeds rijzend, langzaam maar zeker naderden zij elkaar. Eenmaal op dezelfde hoogte gekomen, en net duikbootgevaar was bezworen. Dat was in de laatste maanden van het- vorige jaar. toen de maandelijksche aanbouw 140.001) tou bedroeg. Dit jvas niet. wat hij moest en kon zfjn. Op die manier voortgaande, zou er per jaar 1.680.000 ton worden aangebouwd, wat veel minder is, dan er ge bouwd werd bijv. in 1913. en maar even over de helft komt van het maximum, drie inülioen. dat men gehoopt had te bereiken. Maar groote dingen gaan nooit plotseling. En er was vooruitgang, dus hoop I Tot Januarivoorbij was, en bekend werd gemaakt dat de geheele aanbouw in die maand 58.000 ton had bedragen. Een ongelooflijke en een onbegrijpelijke vermindering in vergelijking met de 140.000 ton per maand van net juist afgeioopen Kwartaal. Slecht weer en feestdagen kregen de schuld. Feestdagen nu zijn er. dunkt mij, niet veet in Ja nuari' en slecht weer is biet alleen in dit geval de zondebok. Febuarj, met goed weer en geen feestdagen, hoewel een korte maand slaagde er met in,, het verlorene in te halen. Wed toonde deze maandeen aanzienlijke vooruitgang, vergeleken met haar voorganger, maar op ziclizen beteekende ook rij een ernstig verlies. 100.038 ton werd aangebouwd. Wanneer we dit getal vergelij ken met de 140.000 ton van October, November en Deoember van 1917. met de 16(LQO0 ton per maand in 1913 en vooral met de 250.000 ton per maand, die aangebouwd moest worden, zal het duidelijk rijn. dat de duikboot niet de eenige vijand is van de Brit- sche handelsvloot Gebrek aan eaxeigie. onwil onmacht, wat het ook rij. helpen de Duitschers flink mee In het land zelf. dat zij bedreigen. En het gevolg is dat de twee lijnen, waarover ik straks sprak, de elkander naderende lijnen van aan bouw en verlies, van elkander af rijn gaan loopen. Een zeer ernstig feit. En hoe staat het intusschen met den anderen fac tor. met de verliesrijde. Begin Maart, toen de Ebgel- sche cijfers gepubliceerd werden, waarvan ik hier ge bruik maak. was de onbeperkte duikbootoorlog 54 we ken aan den gang. In difln tijd rijn. volgens Engel- sche opgave. 851 Britsche koopvaardijschepen tot zin- cebracnt. met een inhoud van meer dan 1600 ton. liet juiste aantal tontnen heeft do Engelsche regeoritag nooit gepubliceerd, wat op zich zelf een verdacht toe ken is. Maar een gemiddeld cijfer van 4000 ton per schip Is zonder twijfel te laag. Dit brengt ons tot een verliescijfer van 3.404.000 ton alleen aan groote schepen in den tijd van juist over een jaar. Voegen we daarbij de 306 schepen van minder dan 1600 ton, die nog tot rinken rijn gebracht, met misschien een gemiddeld van 1000 ton per schip, dan komt er dus nog 306.000 top bij het voorgaande -getal, en is er dus zeer zekter' minstens 3.710.000 ton scheepsruimla voor Engeland verloren gegaan in den tijd van 54 weken. Men zal inrietii. dat een aanbouw van drie millioen ton per jaar geen overdreven wensch. maar een levens noodzaak is voor Engeland. Zelfs dan zullen de twee lijnen elkander niet ontmoeten maar fle afstand zal zoo klein zijb, «lat de onbeperkte duikbootoorlog wel oen eeuw zou mogen doorgaan, om het, aan den octnen kant gewenschte resultaat te bereiken. len rijn." Zij ging naar binnen, maar Griff legde een hand op haar schouder. „Hoor een», Hester,' flulsterda hij, „ik heb gisteravond eetn vrouw bij Wynyates kerk ge vonden. Zij was bevangen door de koude en ik heb haar hierheen gebracht; rij slaapt nu. Wij moeten haar niet wakker maken." f Hester stond stil op den drempel en keek hem aan. Hjj begreep noch haar glimlach, noch het vreemde licht in haar oogen. Toen iging rij zonder een woord te zeggen naar binnen keek niaar do slapende vrouw en naar den hond. die zoo tevreden snorkte. „Zij is meer dan mooi," was alles wat zij zei, toen zij zich dndclijk weer naar Griff wendde. „Mooi? Wat is schoonheid?" mompelde hij. „Zij1 slaapt wner in het leven terug en de heide liad haar bijna aan mij ontrukt." „O, behoort zij ook tot de ontginning. Daar nlleen denkt gij aan," zei Hester Royd. Zij zwoeg eenige oogen- blikken en keek hem toen plotseling vragend aan. „Bent u ooit 'een inan geweest, mijnheer Loniax?" vroeg zij. Hij wendde rijn blik van de slapende vrouw op het bed af en keek naar Hester. waarbij hij zachtjes lachte „Ja eens," zei hij. „En nu heb ik,. Goddank alleen een stukje van Ling Crag Moor." „Daar zal zij wel verandering fa brengen, zet «es ter. waarna zij haar lippen op elkaar ktetndo. gij ©ons een hart hebt gehad, dan zal zj „rr>f)|e to binden. Wat een verschil met m<* ™V,n ^cLa handen en voeten, vergeleken bij de bare voegde zij or aan toe mot iets drocvip in haar stem Griff ging miot op het onderwerp in; Hester had heel W en heel wei'rng tegen, hom geregd. maar zijn geest hield rich to zeer met andere dingen bezig, dan dat hij er acht op zou kunnen slaan. Hij herin nerde zich de vermoeienissen en den storm van gisteren cocifidigd met de vreemde ontmoeting bij Wynyates ierk- hij herinnerde zich. dat hjj beloofd nad Gabriël llirst'op te zoeken en al rijn vrienden van Ling Crag en met het ochtendgrauwen dezen dag bij hen te rijn. „Hestor," zei hij plotseling," „zou je hier bunnen blijven en deze vreemdelinge verzorgen? Er is werk voor mij op den weg van Ling Crag en ik heb be loofd er heen te gaan." „En wat hebt ge te doen op den weg naar Ling Crag?" vroeg Hester verbaasd. Het was. gelijk zij wist, niets voor Griff om zoo ver te gaan alleen om gezelschap te zoeken. Een begrafenis. De vrouw vaü Shackleton is ge storven en zij heeft gevraagd haar een graf te geven op het kerkhof in Trawdon Hester sperde haar oogen nog verder open. „O, en gij graaft nu door de zes voet nooge sneeuw om een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1918 | | pagina 5