Schager Caarant,
De dingen om ons heen.
Zaterdag 15 Juni 1918.
61ste Jaargang No. 6224.
DERDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal
F
Gemengd Nieuws.
Berlijn in oorlogsliid.
een middel dat hielp.
,.K ij k U Z e 11 maar eens."
Wij. Hollanders, hebben een eigenaardige gewoon-
te. .uniee r welke buitenlancLche minister dan
ook een redevoering houdt ot iemand een telegram
stuurt, zijn Keuter, llavas, Wolff en hoe al de an
dere agentschappen nog meer heeten. er als de
kippen bij om ons met de juisten tekst daarvan ge
lukkig te maken. Onze Nedei landsche pers is dan
plichtmatig vermoedelijk omdat er zuo'n groot
telegram gekomen is? - als de kippen bij om al
de wijsheden, die zulk een buitenlandsch minister
wel heeft willen wereldkundig laten makxn (wij
zeggen dit, „omdat heelt uitgekraaid", yvat in vele
gevallen juister was, nu eenmaal niet biister parle
mentair is) in hare kolommen op te nemen en
als er ma ir eenigszins kans op is. in hoofdarti
kelen nader te bespreken.
Deze bijzondere belangstelling in de woorden
van staatsman Pierre Giuseppe, Johann of James
kan niet worden verklaard door te wijzen op het
gewicht van wat de heeren zeggen of door het
gloednieuwe hunner beweringen. Gewoonlijk zijn
iliet verhalen, .beweringen, verklaringen, beschul-
Idigingen, die niet alleen niet nieuw zijn, doch bo
vendien in een allerversletenst jasje in het rond
loopen. Gewoonlijk is de journalist, die ze te ver
talen krijgt, ruimschoots in staat een dergelijke
verklaring minstens even fraai gesoleerd en even
belangrijk van inhoud zelf op te schrijven jn
korter tijd, dan het'vertalen en uitwerken van de
meestal gewrongen telegrammen hem kost.
Vau gemakzucht: „om de krant maar vol te krij
gen" (zoo.ils men wel eens hoort beweren door
menschen. die van een krant geen verder Ijegrip
hehben, dan dat-ie opgeslagen ts en nu 7'/, in plaats
van 5 centen kost en omdat een AKO-jongen nooit
geld terug heeft, duS'een dubbeltje...is natuurlijk
geen sprake. Niemand vertaalt gaarne voor zijn
plezier eenige duizenden woorden van Reuter of
Wolff en nog veel minder levert hij er met graagte
een kommentaar bij. waarin onmogelijk veel kan
staan, dan woordengedraai, omdat de origineele
tekst zelf ook al gefraseer was en herhaling van
lang-bekende redenaties. Er is aan elke krant ruim
te te kort, al was het alleen voor distributieaange-
legenheden en dergelijke onderwerpen, die de le
zers direct interesseeren, omdat zi| hén'aan den
lijve raken, dan dat men zooveel ruimte zou op
offeren aan de woorden dier buitenlandsche hee
ren. als daarvoor geen dringende reden bestond.
De vraag is alleen welke?
Gewichtig zijn die uitingen bijna nooit. Zij mo
efti litterair te bewonderen zijn. zooals vaak met
uie van Lloyd George het geval is of frappeeren
door den st.iatsmat.blik van den spreker, zooals bij
die van Wilson gebeurd is, maar dit kan moeilijk
het textueel i eproduceeren verklaren van wat Ce-
cil zegt of Sonnino of Baker of zelfs Henderson.
die dag in dag uit zich zelf in frasen napapagaaien.
Zells de beste spiekers worden vervelend, wan-1
neer zij dag in dag uit hetzelfde beweren. En als]
hetgeen zij beweren nu nog een stelling was. die
bijna niet anders geformuleerd kan worden, wan
neer zij verkondigen dat tweemaal twee heusch
werkelijk en waarachtig vier is, en niet meer en
niet minder, dan zou men het hjjn vergeven, dat
zij langdradig worden, want de waarheid dier oude
stelling ontgaat menigeen in onze dagen. Doch bij
na alles wal uit die mor.den en pennen komt is
„papieren oorlog", aan publicatie waarvan geen
blad een oogenbiik zou denken, als die frasen niet
uit den mond van een minister of regeerder of
generaal kwamen.
De eenige regeerders en ministers, waarvoor een
uitzondering wordt gemaakt, zijn onze eigen be
windsmannen. De reoe bijv. van minister Loudon,
waarmede hij Zaterdag ae conferentie der Engel-
schen en Duitschers dpende, die in Den Haag zul
len beraadslagen over de uitwisseling der krijgs
gevangenen. passeerde, voor zoover wij zagen, tot
dusverre zonder commentaar. Er. als er geen „zin
storende" druktout ingestaan had, die een correctie
noodig maakte, had waarschijnlijk heelemaal nie
mand er op gelet.
Toch is die redevoering van het grootste belang.
Immers er staat niet meer of minder in dan dit,j
dat Holland geen kans ziet meerdere ruilgevange-
nen hier te voeden of te huisvesten, dan hier thans
reeds zijn. Wel zullen wij ons best doen behulp
zaam te zijn bij den doorvoer »-n uitruil van ge
vangenen op weg naar hun (vaderland, doch ver
derItan onze bereidwilligheid'niet gaan. Zie daar
een verklaring, die op zich zelf reeds van Het.
hoogste gewicht i>. -Wij zouden graag willen hel
pen. doch we kunnen het niet. omdat we ook voor
onze eigen landgenooten hebben te zorgen, die het
sedert langen tijd ook al niet te breed hebben, zie
daar ongeveer den inhoud van Loudon's verklaring, j
Zi| word) nog belangrijker, wanneer men er oplet.'
dat van Brilsche zijde de minister van Binnenland-
sche Zaken, Sir ïeorge Cave. is overgestoken, die
toch werkelijk in Engeland zelf in een ti|d als deze
een en ander te doen zat hebben in eigen land en
die in zijn kwaliteit bij de uitwisseling van krijg»
gevangenen volstrekt geen hoofdrol behoeft te spe
en. Vooral niet wanneer die uitwisseling voor al
les een militaire aangelegenheid schijnt te zullen
zijn. nu het niet gaat om uitruilen van zooveel
minnetjes tegen zooveel, doch van alle gevange
nen. die men wederzijds van elkaar bezit.
Dat Sir George toch de reis maakte cn als hoofd
persoon bij de onderhandelingen zal^optreden.
schijnt te bewijzen, dat er meer achter steekt. Niet
natuurlijk, dat hij met Prinz Hatzleldt overvredes-
aangelegenheden zal gaan praten, gelijk gemeld
werd. |)it achten wij vooralsnog uitgesloten. Het
t'ppj'.uii over vrede is op het oogfcnnlfk jjchcel en
al een kr.intenaangelegenheid, waarvan de regeer
ders ternauwernood willen hooren. Bovendien zou
in dat geval niet Prinz Hatzfeldt, ai was hu dan
ook vroeger gezant in Constantinopel of Utiro,
doch een andere h o o g e rstaande persoonlijkheid
naar D»*n Haag zijn gekomen: Immers Sir George
woi ilt in een deel van de Britsche pers aangezien
als de komende man. als degene, die wanneer het
kabinet van Lloyd George eens zou duikelen, nog
liever dan Asquith of Grey geroepen zou worden
om als eerste minister op te treden.
Wij felooven dan ook weldegelijk, dat zijn komst
een geheel ander doel heelt en dat de b°vfjn'
genoemde woorden van Loudon dat deel als het
ware inleiden en vergemakkelijk»».
olgeps mededeelingen, die hier in den Haag
ontvangen zijn, zou het doel. waarmede Cave hier
'een kwam. geen ander zijn, dan vast te stellen,
hoe het hier <-igenlijk staat met de levensmiddelen
kwestie en wat er van ententezijde gedaan of ge-
h'ten moet worden om daarin verandering en ver-
betering te brengen. De klachten der geïnterneerde
1 ngelsche matiozen in Groningen over de voeding,
zij tot dusverre nimmer klaagden en zien
njKb.iar goed in hun lot konden schikken, schijnt
LV'Jo"lf»l«g gegeven en de Kngelsche regeering
tiVPrtu'K'"g gebracht te hebben, dat de toe-
tand hier te lande (ook door toedoen der ge-
dê m -V n "1 met 200 rooskleurig is, als
voor-ael L Si aJlderc schreeuwers het steeds
K-n 51 a w? dit tengevolge zou
o,ïir Jfn uin a^Iokk?d" van Dulttchiand (en dus
ook van Holland) steeds strenger zou worden
»-.oc»!fin«re#pc/,Sabe5.ra?n <omt zi«n xelfknn
ya. tsteilen, wet er al dan niet overdrevens in die
klachten is, kunnen wij althans een beetje hoop
koesteren op komende betere tijden
De handleiding voor die waakzaamheid van Sir
George Gave is door Loudon in zijn»? redevoering
geleverd en vermoedelijk zou hij die woorden wel
niet gesproken Hebben, wanneer hij niet bekend
wa# geweest met dit deel van Cave's reisdoeleinden.
Zoo zij het. UITKIJK.
U
„CHIMÈRE".
Op de eereplaats van de „mooie kamer", vlak
over de deur en tevens dat het volle daglicht er
d."?r e*n Kroot venster op viel, hing „het schilde
rij hij juffrouw Denneman. 't Was een boschge
zicht. En door boomtakken heen zag men het dak
van een ouderwetsche boerenwoning. En in de
rechterhoek was het schilderij getcekend: K. W.
Houts. Dat was de oud-oom. Die in het begin van
de negentiende eeuw een soort van celebriteitje
moest geweest zijn. Wie in de mooie kamer kwam,
moest het „boschgezicht" bewonderen.
Lief, hè? zei juffrouw Denneman, dat is nu
gemaakt door den bloedeigen broer van mijn groot
vader. Koning Willem 11 heeft het indertijd be
zichtigd en er is een overlevering, dat Z.M. toen
mijn oud oom zicli hééft laten voorstellen, 'k Her-
i inner me nog best. dat mijn grootmoeder vertelde:
En toen moest je Oome Karei bij den Koning ko
men en die zei tegen hemDat is zeer mooi, me
neer Houts. Dat is werkelijk prachtig geschilderd}
Nou, je kunt begrijpen, hoe jaloersch die anderen
waren. Maar mijn oom Karei was bepaald beroemd
in zijn tijd I
Juffrouw Denneman had een zoontje. En toen de
kleine Wimpje op een dag het kereltje was niet
ouder dan een jaar of vijf met een stuk papier
en een potloodje zat te knoeien, riep een oudere
zus opeens uit: Moe, moe kijkt U eens gauw...
Wim heeft Lie geteekend... 't Is of je het beest
ziet
Lie was de huishond. En de zusterlijke fantasie
had van de krabbels en krullen, door kleinen Wim
op 't papier gebracht, een conterfeitsel van den
hond gemaakt. Moeder was in extase.
En van dat oogenbiik begon de ellende. De ge
dachte was bij juffrouw Denneman opgekomen
het bloed van oom Karei zit in den tongen. De
groote. in zijn tijd vermaarde K. W. Houts van het
„boschgeziclu" was in kleinen Wim herleefd. Dat
was wel zeer duidelijk.
Vader was voor zulke dingen niet gauw in geest
drift te brengen. Die spotte met het geval. Moe
der zweeg bedenkend hoe de DennemanV„heel
ander soort menschen waren" dan de Hout's. Maar
bij haar stond het vast: de gave, die Willem in
geboren was, zou tot ontwikkeling komen.
Hij kreeg teektvnles.
En een paar maal per maand ging moeder naar
den meneer aan wien zij den jongen had toever
trouwd. Juffrouw Denneman had een spaarboekje,
'waar vader niet van wist. Zij zuinigde uit op aller
lei dingen; spaarde zelfs een trammetje uit en ver
zon uitvluchten oin wat fheer geld in kas te ktij
gen allemaal opdat Wim zijn teekenles zou kun
nen krijgen. Lust in teekenén had de jongen ab
soluut niet. Maar moeder zette haar plan door met
eert taaien „Ausdauer" tegen alles bestand. Zij
kweekte in hem weerzin tegen het werken op een
„winkel", zooais vader voor hem wilde; praatte
hem in. dat hij van een ander maaksel, andere
soort was. dan de jongens, die met z'n broer Kees
om ging-n. Dq leekenondei wijzer had haar afge
scheept met de boodschap „dat men er nog zoo
weinig van zeggen kon". Willem moest nog wat
ouder, wat ernstiger worden. Meneer geloofde wel.
dat er met vlijt en volharding misschien iets van
den jongen terecht kon komen, Maar op zekeren
dag, toen moeder weer kwam inlormeeren, zei
teekenonderwijzer, die een eerlijk man was en de
kwartjes voor de lessen best gebruiken kon:
Kijk eens. juffrouw, U krijgt liet geld ook niet
cadeau. Ik acht het mijn plrclit u ronduit te zeg
gen: Willem heeft niet den minsten aanleg. Hel is
geld in het water gesmeten. Ik zou het schande
achten, wanneer ik u langer aan het lijntje hield.
De jongen heeft hoegenaamd geen lust in teeke
nen. Laat hem een ambacht leeren nu 't nog tijd
is. Beter kan ik u niet raden.
Even was juffrouw Denneman uit de lijken ge
slagen. Maar de woede over het gehoorde over
won. Die meneer Van Akker, die teekenonderwij
zer was een prul dat hadden al rneef jotenschcn
gezegd.
De vent was jaloersch op knappen Wim ds»r
zal 'm de kneep, Julfrouw Denneman volhardde Had
gehooid van ben modernen nseraar die ineoi licfjrip
van do dingen had. Was haar aanbevolen door een
onck:ren kameraad van Willem. Was een genie, een
kraan. AE die Wim accepteerde, dan. zou 't een bof
zijn.... Kon moeder zeker wezen, datpe er eigenlijk al
was!,...
Juffrouw Denneman vischte liet adres uit van den
modernen toovenaar. Hij had zijn „atelier'' ergens buL
tenaf. heelemaal in de hanebalkesn. Maar dat kwam
niet doordien demoderne zoo arm was... Kon geld
als water verdienen. Maar de groote man was de
eenvoud en goedheid jrelve. Hielp anderen en had
voor zich zoowat niets noodig. Een genie en een aL
trulst, weldoener, tegelijk.
Dat alles had oudere kameraad van Willem verteld.
Juffrouw Deunoman was er eindelijk. Een jeugdige
juffer In zeer luchtig .gewaad, vluchtte weg. toen ztj
binnentrad. Het geruit- lag op een rustbank, met oude
kleurige lappen Jiedekt en die kreunde bij elke bc\yn
ging. die de onbaatzuchtige zich veroorloofde en rookte
een pijp. Dicht in zijn nabijheid stond een stccnen
kruikje en «ai kopje zonder oor.
Hij hoorde juffrouw Denneman aan. Verklaarde zich
bereid eens te zien. wat er misschien van Wim, den
artistieken zoon te maken viel. Nam nooit of tcnimmer
geld aan in zulke gevallen. Dat waren nu eenmaal
zijn principes. Maar stelde als conditie, dat jut;
frouw Denneman zestig gulden zou offeren, dient)
dan bestemde voor een „onbemiddeld jongmensen
dat carrière moest en zou maken, maar voor het
moment niet te eten had. De zestig gulden gingen
zooals het onbaatzuchtige genie ze ontving naar
den nooddruftlijdende. Kon of wilde juffrouw Den
neman in die voorwaarde niet treden even goeie
vrienden, maar dan kon het moderne genie van
zijn kant, zich niet met de zaftk inlaten. Zoo was-ie
nu eenmaal. En men moest hem nemen zooais-
ie was
Moeder verkocht, zonder dat vader er iets van
wist, een paar lootjes, die zij nog had. Liet het
spaarboekje „afschrijven". Bracht nadat zij ge
hoord had, dat Willem geaccepteerd was bij den
hoóg-artistiekedat deze bereid was gevonden Wim
onder zijn leiding te nemen het geld naar het
atelier; over een kwitantie durfde zij niet spreken.
Maar het genie gaf haar de verzekering, dat er in
Wim zeer „speciale gaven sluimerden". Die tee
kenonderwijzer had de zaak totaal verkeerd aan
gepakt. Moeder moest hem eens rustig een poos
laten betuilen. Dan zou dat zaakje best terecht
komen.
Wim begon nu een „dubbel" leven te lelden. Va
der was onvermurwbaar wilde van moeders ar
tistieke idealen niet weten. Had gedaan gekregen
dit dc iongen op het kantoor van een praktuijn
plaatsje, kreeg. Als Wim in z'n vrijen tijd met verf
Tilde „knoeien't Kon vader niet bommen, mit6
t hem geen cent extra kostte. Maar had nii er
wij gezegd zoodra ie merkte, dat de nonsens in
vloed op zijn kantoorwerk had dan zouden ze
wat anders beleven. En ze wisten vader hield er
niet van opa „valsch alarm" te maken. Als die iets
"'•dan bleef 't zoo.
Wim werkte van 's ochtends tien tot 's middags
na,, vyf bil den zaakwaarnemer. Tegen een schijn-
tje oon. Maar wat de jongen nraesteerde beduidde
neel weinig, De praktfzijri had hem genomen enkel
c" ^'jeen om Denneman plezier te doen. Wim was
een jongen zonder fut, zonder ijver. Een sloome,
slappe onverschillige figuur, zonder geestdrift voor
wat ook in wien slechts inet hardnekkigen ijver
gecultiveerd was bewondering voor gaven, die hij
niet bezat. Op zijn collega klerkje zag hij met die
pe minachting neer. Zijn schrijfwerk voor den
praktizijn deed hij met slorderige vadsigheid. De
angst voor wat, vader doen zou, wanneer hij een
o: anderen dag z'n congé kreeg dat alleen deed
nem blijven op 't kantoor de hem gegeven or
ders opvolgend.
Hn na kantoortijd liep de magere-bleeke jongen
met de fletsehe, Ingezonken oogen do lange, sluike
haren en de lage strikschoencn met een deerntje
van zijn leeftijd ook met mager, goor gelaat en
tnet denzelfden matten blik, denzelfden slappen, ou
welijken tred, dezelfde nonchalance. Zij was ook op
het atelier van den hoogbegaafden. Zij rookte ei-
garetten de zeventienjarige Corry Zij had zeer
rijpe ervaring van velerlei dingen en was uiterst
„geavangeerd" van begrippen. Zij was anarchiste.
Van de daad zelfs. Had bij Willem Denneman doen
rijpen het begrip, dat eigendom diefstal is. Win er
tegen opzag, zoo noodig te nemen van „anderer over-
vloed" van hen, die eigenlijk de dieven, de „uitzui
gers" moeten heeten die was een botterik, een
sukkel iemand die z'n tijd niet begreep. Corry ver
telde zonder blikken of blozen, wat zij al zoo op
d'r kerfstok had. Gezag, privaat bezit, gehoorzamen./.
Waren krankzinnige gedachien. di? straks als
de groote ommekeer gelukt was door niemand
meer zouden verkondigd worden.
In de botte hersens van Wim Denneman, rijpten de
zaden, dcor anarchistje gestrooid. Hij zwetste mee
iri den kring der geestverwanten, leerlingen en
volgelingen van het grooie genie, den „altruïst", op
het atelier met de kreunende rustbank en het oor-
looze kopje, staande naast het steenen kruikje
Op zekeren ochtend, toen de praktizyn hem een
stuk wilde brengen om te copiëeren, bleek Wim
Denneman niet present te zijn. Collega klerk wist
er niets van. Een briefje of boodschap was niet ge
komen.
En toen pTaktizyn, wien de zaak natuurlijk dadelijk
zeer verdacht leek, aan hel snuffelen, ging, miste hij-
uit de portefeuille, dio in z'n schrijftafel lag, eene
kwitantie van bij do tachtig gulden. Een telefoon
tje was voldoende om zekerheid te verschaffen.
Wim Denpeman had de kwitantie gistermiddag,
terwijl praktizyn even weg was en collegaklerk bood
schap deed, gestolen. Het bedrag geïncasseerd
Wim was echt-gehaat op 't kantoor. Zonder me
dedongen schelde praktizyn de politie.
Zijn verschijnen voor" de Rechtbank was een
nare. weerzinwekkende vertooning.
Onverschillig, onaandoenlijk stond daar de brood
magere jongen met de geelwitte wangen en hét
scheurende hoestje slachtoffer al van beginnen
de t. b. c.
De president van de Rechtbank kon bijna geen
woord uit hem krijgen. En wanneer Willem Den
neman, de jeugdige dief, eindelijk iets zei. dan wa
ren 't onbeschaamde weorden, waarin hij, zonder
te begrijpen, te omvatten, wat hij daar stond te be
weren. zijn delict poogde goed te praten met wat
hij, de botte jongen, hield voor anarch stische
theorie... 1
Zoodat zijn verdediger aanleiding vond om de
vraag te stellen of er geen aanleiding was tot een
onderzoek naar de toerekenbaarheid van dezen
beklaagde. Maar het O. M. vond daar geen ter
men voor. Eischte zes maanden tegen den be
schuldigde.
En toen schetste de jonge, toegevoegde verdedi
ger het verleden van dezen knaap. Verduidelijkte
hij den rechter, hoe deze Willem Denneman van
zijn vroege jeugd af bedorven was in den let
terlijken zin van het begrip haast zou men zeg
gen stelselmatig, eerst door de moeder, jaren-ach
tereen,'die met alle geweld een sluimer end talent
voor de schilderkunst in hem wilde zien. Omdat
vele tientallen jaren geleden een oi ander obscuur
schildertje, zonder de minste beteekenis. een verre
bloedverwant van den jongen, hier of daar eens
geëxposeerd moet hebben...
De rechters luisterden en zij lachten Konden,
ondanks het droevige van het geval, hun ernst
niet bewaren. Hoorend van de idéé fixe der moe
der, in verband met den schepper van het bosch
gezicht, in de veertiger jaren der negentiende
eeuw.
Verschrikt, verontwaardigd keek de moeder.
die ile behandeling van de strafzaak als getuige
had bij te wonen de heeren aan. Maar zij luis
terde verder naar den verdediger, pleitend voor
den jeugdigen beklaagde.
En eindelijk na vele jaren scheen zij te be
grijpen de arme moeder. Vielen haar de schellen
van de oogen. Verborg zij snikkend he' gelaat in
de handen. Voelde, besefté zij, welk eén schuld op
haar drukte...
Toen verdwenen de glimlachjes van de gelaats
trekken der luisterenden in de Rechtszaal.
Slechts het wasbleeke, vermagerde gezicht van
den jongen dief bleef even doodsch-onbewogen.
Maar alle anderen beseften, hoe diep de smart
was die daar schreide in de ontgoochelde, tot de
realiteit der dingen gebrachte moeder van bedor-
Vrn k"aap* MA1TRE CORBEAU.
De correspondent van de Nieuwe Courant te
Den Haag schrijlt het een en ander uit Berlijn in
oorlogstijd.
Hij schrijft o.m.:
Berlijn is vrediger dan ooit. Berlijn ligt weer te
stoven in de voorjaarszon.
Er is ook niets, dat den vrede stoort. Geen ber
stende granaten, geen vliegerbommen. Slechts de
Tiergarten, het park bij uitnemendheid inhctCen
trom van Berlijn, is levensgevaarlijkdoor rup
sen. Het klein gewas leeft er nog: „Rose, wit en
lila rododendrons en verbasterde Hollandsche tul
pen". Met de oude eiken daarentegen is het gedaan.
Ze hebben geen enkel blaadje meer. Slechts groote
trossen van harige, kriewelende rupsen, die zells
den meest hafdnekkigen liefdespaartjes hun geno-
vergallen.
Doch dat alles schaadt den Berlijner weinig. Hij
is ook in oorlogstijd een ongeneeslijke „Ausnug-
ler". Van verkeersstoringen, verkeersbeperkingen,
moeilijkheden of onmogelijkheden trekt hij zien
geen steek aan. Hij maakt uitstapjes, öf, wanneer
hij het doen kan, reisjes. Maar hij trekt pei s
de huizenzee naar buiten. Vele gegoeden naar hun
zomcrvilla's, buitenhuizen of optrekjes,
weer naar de verschillende pensions in
Een groot deel der Berlijners 'rekt natuurlijk
verder. De Oostzee, die nu geheel
den is. KrumhUbel en Schreiberhau in het Reuien
gebergte terwijl de groote trek, evenals altnanaar
fceierschè, Badenschf en WUrtemburgsche^urorte
ift, natuurlijk vanwege dfe maag. Zuiu-Duit&c ai d
en Mecklenburg zijn het land van belofte, van bo
ter, vleesch en eieren. Alles, waarvan de Berlijner
droomt, meent hij buiten te zullen vinden en na
tuurlijk goedkoop. Hij hoopt zich wat beters te.
verwerven dan de gevreesde „Kohlrabi", die nu als
lentegroen zichzelf op hoogen prijs houdt Van ker
sen e» aardoeien merkt men dit jaar waarschijnlijk
weer bitter weinig. Daarentegen zijn hier reeds de
eerste perziken ie koop geweest bij de eenvoudige
handelaren in de markthallen. Ze kostten twaalf
mark het stuk n waren in weinige oogenblikken
verdwenen. Prijzen spelen hier geen rui meer, zoo-
als dit iji ons vaderland nog bij de eenvoudige
burgerij wei het geval is. De kleine beambte, de
kleine rentenier en allen die kleine, vaste «Basis
sen hebben, voeren hier een zwai'en strijd. Die
genen onder hen, die echter bijnas volwassen kin
deren hebben, zien hun inkomen vaak vergroot
door de nu abnormaal groote verdiensten van ty-
pewritende dochters ot werkende zoons, die nau
weliiks de kinderschoenen ontwassen zijn. Wat de
kinderen inbrengen, wordt in levensmiddelen om
gezet, Houdt men nog wat over, dan gaat men op
reis. Ik meen hiermede niets boos. De laatste da
gen van deze week zal b.v. een Ludendorff-Spende
gehouden worden, 't Liefdadig doel, dat men er
mede op .het oog heelt, is het. geven van een ze
keren extra-hulp aan dc in dezen uorlog vermink
ten. Het lijdt geen twijfel, dat de opbrengst groot
zal zijn. Het Düitsche volk cn speciaal de Berlij
ner kent niet de krenterigheid, die een volk tot
renteniers maakt.
Nu, in den laatsten tijd, met de afgifte van ge
dragen kleeren heeft men zich echter niet royaal
getoond. Berlijn moest ongpveet 40.000 gedragen
pakken afleveren, Het afgeleverde getal bedraagt
nu eerst 5000. En groeit dit niet snef aan, dan
ten slotte een gedwongen afgifte moeten volgen.
Het geheele kleerenfiedrijf is niet voordeelig ge
gaan, omdat het publiek over dc methode een heet
te ontevreden was. Wie een pak op het altaar van
het vaderland wou offeren, ging naar de „Kleidung-
verwcrtungsstelle" en leverde het daar in. Wan
neer het nu geschat werd en het bedrag den ver-
kooper niet beviel, dan had deze niet het. recht zijn
pak terug te eischeti.
De Berlijner berekende, wat hem een nieuw pak
kostte en wilde dus niet goedkoop zijn kleeren af
leveren. Doch het spreekt van zelf, dat de instel
ling, die geschapen was om het volk goedkoop
kleeren te bezorgen, niet duur inkoopen kon. lk
heb al dat gedoe hier met een oprechte bewonde
ring gadegeslagen en ik moet zeggen, dat dit met
Salomo's wijsheid niet beter >te tegelen is. Het moei
lijke punt van een gedwongen afgifte is, dat de
menschen een panische angst hebben nog iets uit
handen te geven. Ik ken achtbare dandy's, die
pakken yan jaren her uit hun kast halen en die
uu zelf weer mooi vinden. Ik ken menschen, die
lb paar schoenen hebben, doch het slechtste niet
willen missen. Het onteigenen van metaL-n gaat
veel eenvoudiger, omdat\een deurk»w. mc< ihj't te
verbergen is en tevens gemakkell-k .Joor een
ander metaal kart vervangen worden.
Toch hebben de Berlijnsche huisbezitters een
hartig woordje gesproken, dat hun deurknoppen
niet zouden worden weggenomen, zonder dirècte
vervanging. De vrees om in handen van oorlogs
winst jagers te vallen is nu eenmaal algemeen.
Zoo leelt Berlijn verder in zijn kleine oorlogs-
misëres zonder groote spanningen of verschrikkin
gen. In de zwoele avonden snorren de vliegèrs ge
moedelijk over de huizenzee en nog steeds kijkt
ieder met interesse naar de groote. bevriende vo
gels. Niemand denkt aan vijanden, vliegerbommen
of luchtgevechten. We kennen hier geen gevaren,
behalve van den kant van die heeren, die 't ver
schil van het mijn en dijn niet meer kunnen onder
scheiden. Het minder scherpe politietoezicht heeft
bepaalde elementen een beetje sterk tot ontwikke
ling gebracht. Doch nu kan Berlijn weer gerust
droonien. Overal, in de stille straten van het Wes
ten hoort men den regelmatigen stap van soldaten-
patrouilles, die verdeeld, politiediensten doen. Nu
waren het niet zoozeer de mindere-rangs-inbrekers
die Berlijn gevaarlijk maakten. Er waren werke
lijke figuren, die verdienden een rol in eer; de
tective film te spelen. Daar was een mijnheer, die
het al zoover gebracht had. dat hij een zevenka-
merworüng had, waarin de kostbaarste tapijten en
meubelen tot zelfs de gevulde brandkast in zijn
geheel gestolen was. Hij werkte alleen en zonder
hulp.
Toen hij op eén van zijn nachtelijke tochten ge
snapt werd en niet meer huiswaarts keerde, kwam
zijn dubbel leven eerst aan het licht. Ook de dief
stal in een juu/elierszaak in de Leipzigerstrasse,
waarbij voor ongeveer 25 .000 M. gestolen is, maakt
een grootscheepschen indruk. Een beetje griezelig
is het aantal nioorden, in alle steden van Duitsch-
land. Zeker, wanneer men de getallen en statistie
ken der verzekeringsmaatschappijen leest cn bijv.
ziet. dat het aantal diefstallen :h si? i-erste drie
maanden van dit jaar, naar hun waarde gemeten
weer 45 pet, toegenomen zijn, dan sta je versteld.
Maar dat zijn,toch weer de betrekkelijk kleine
rampjei. die ook wel weer verholpen Kuh.ien wor
den. Ze zijn veel minder schrikbarend dan vlieger
aanvallen en allesvernielende kanonnades.
Berlijn leeft vredig verder in de stovende lente
zon. Ver weg woedt de oorlog.
EEN EEREAMBT.
De burgemeester van Kleef maakt bekend, dat
het toezicht op de uitvoering van het voorschrift van
den komandeerenden generaal van het 7e legercorps,
dat personen van tweeërlei geslacht beneden 17 jaar
zich in den winter na 8 en w den zomer na 9 uur
niet zonder geleide van volwassenen op openbare
plaatsen of wegen mogen bevinden, Is opgedragen
aan particulieren, aan wie zulks bij wijze van «ere
ambt is toevertrouwd. Zij zijn van een door de po
litie uitgegeven legitimatie voorzien, welke hun het
recht geeft op straat, in café's, in bioscopen, en der
gelijke van alle jeugdige personen het vertoonen
\an een bewijs te vorderen, dat ze den 17-jarigen
leeftijd bereikt hebben. Deze bewijzen worden door
de politie op verzoek afgegeven op vertoon van een
geboorteacte.
De magistraat (Ter stad Arnsburg bij Glessen man -
te eenigen tijd geleden bekend, dat ieder die
centenaar graan of 3 centenaren aardappe.ten h
betaling aan de stad afleverde, het recht vsmnrtB
uit den stedelijken winkel een f^esch proi)aat
floscli cognac te koopen. Dit dat pr
e™ E.br,k
meer hebben.
SLECHT BROOD. Germanja geseind, dat
er tengevolge van het bijna ongenietbare Italiaan-
sche brood een bedenkelijke gisting onder de bevol-
kii g ontstaan K De ontevredenheid aam zulke
ernstlae afmetingen aan, dat de nieuwe minister van
bevoorrading, Crespi, zich gedwongen hooft gezien,
o en betere samenstelling van het brood te gclaefen.
In het vervolg zal het samengesteld worden uit 80
pcC Japansch tarwemeel en 20 pet. rijstmocl. Het
gebruik van maisrfifeel is verboden.
de vruchtoogst vernietigd.
De schade In Duitschland onder liet ooft aange
richt tengevolge van nachtvorsten, ongedierte en
ziekte is zeer aanzienlijk. Een groot ooftkwecker uit
Anhalt schrijft, dat de hoop op een goeden vrucli-
tenoogst vernietigd is. Een andere vruebtenkweeker
heeft do poinologenvereeniging doen weten, dat zijn
kvveekerij een schade van 50.000 tot 60.000 Mark lijdt.
Vooral de kersen hebbon sterk geleden. Het ontbreekt
den vruchtenkweekers gedeeltelijk aan do norxfige
middelen, om de plaag van ongedierte e.d. te bestrij
den, Ook do droogte heeft aanzicniijko schade aan
gericht. Dc morellen oogst, is ongeveer vernietigd.
i