Dim |g JULI 1818. Algeieei Niens- biste Jaargflag, lig. Mraitic- J. STUURMAN, Kapper-Haarwerker Naar Te^xel. Parfumerieën, Luxe Toiletartikelen, Lederwaren Foto-Artikelen. Uit en Voor de Pers. UitgévêrsTRAPMAN Cö. 3CHAGEN, LAAN D 5. Int Telepl». No. t%. Aparte salon voor Datnes en Deercn. Laagzijde B 50, Schagen. Brieven uit Engeland. Sren te-be'rgeu doen rijzen Maar als wij onze ham dm Ineenslaan van wrharing over do fouten, m» Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 ure wor- den ADVER rF.N1 If«N' in het eersmitkomend nummer geplaatst. Prijs per 3 maanden f 1.10;'per post f130. Losse nummers 5 cent ADVERTKNTIËN van 1 tot 5 regels f0.05 iedere regel meer 12 cent IBewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berekend Heb je wijn. dan drink je wijn en heb je geen wijn dan drink je water. Zoo is 't. t Geval lag er toe: we moesten ons afgesproken reisje naar Zuid-Limburg er dit jaar aangeven en onzen reislust beperken tot een meer bescheiden tochtje naar Texel; dat was niet zoo ver uit de buurt. Op den bepaalden tijd komen we aan het station Helder aan en loopt de trein leeg, zooals dat ge beurt op plaatsen, waar de wereld on een eind loopt. Aan de controle kan men duidelijk zien, dat de Helder een echte soidatenstad is; je hebt dade lijk infanterie, artillerie en marine bij elkaar, voor al nu in den mobilisatietijd. Mijn vriend en reisgenoot Wim kijkt vergeefs links en rechts, of hij onder die militairen zijr. neet ook gewaar wordt.' die als landweerman nier in garnizoen ligt. Er is evenwel geen denken aan om neef Oj> te zoeken want ae Texelsche boot correspondeert op onzen trein en vaart slechts tweemaal per dag, dus.» We loopeh op de gereed staande huurrijtuigen toe. Een koetsier, -- alsof hij het aan onze gezichten kan zien. grijpt naar mijn handlaoffertje onder de vraag: „naar de boot, meneer?" „Tesselsche boot", zegt Wim. „Komt terecht", meneert* zegt de ander, met een tikje aan zijn hoed en wijzende op het open staande portier: „stapt u maar in". Wij bezetten twee van de vier plaatsen. Een oogenblik later komt een dame met twee knaapjes aan het nog openstaande portier. De oud ste jongen wil liever Dij den koetsier op de bok, en na zijne verzekering, dat hij stil zal blijven zit ten en eene geruststellende verklaring van den koetsier aan mevrouw, wordt het ventje door twee krachtige armen omhoog getild, het portier geslo ten en zit de koetsier in een ommezien met teu gels en zweep op zijn plaats. Het rijtuig draait ae Spoorstraat in en ratelt rustig voort."Openstaande winkeldeuren en brood karren schuiven ons voorbij en rakelings snorren fiatsende slagersiongehs met hunne vleeschman den of winkelbedienden daartusschen door. rEen hoek om, een brug over. We komen aan de Lands-werf. On* rijtuig zwenkt een tweemaal, maar aan den eenen kant houden we steeds diezelfde dub bele rij iepen over het begrinte voetpad, en die zelfde gracht met haar groezelig water, en diezelf de sombere muren en eenvormige achterwanden van machinegebouwen en loodsen en magazijnen van de Werf. Vreemd toch! Terwijl we elkander deelgenoot maken van onze indrukken, onder de betuiging dat aan dien kant het-uitzicht al heel eentonig is, kijken we toch steeds dien kant uit: 't is het onge wone dat hier de aandacht trèkt. Trouwens over het geheel hebben Helder en Nieuwediep samen iets ongemeens in vergelijking met andere sleden. Die houdt van groote winkels met prachtige uit stallingen, van pleinen met bloemperken en fon teinen. van bolwerken met plantsoen er op aan gelegd, van heerlijke zitjes in een villapark, die ziet zich hier alliclu teleurgesteld: misschien zal hij het hier een „gat" noemen. En toch verdient deze plaats dat niet. Over den smaak valt nu eenmaal niet te twisten. Maar die veel mooie plaatsen in ons land bezocht heelt en oogen heeft om te zien wat merkwaardig iis, die ga ook eens een bezoek brengan aan dezen uithoek van Noordholland. Zijt ge nog in het ge not van een paar gezeilde beenen, maak dan eens eene wandeling langs de buitenhaven en den Hel- derschen zeedijk tot aan het badhuis van Huisdui nen, dan kunt ge wat gezien hebben, dat noch Arnhem, noch Utrecht, noch zelfs Den Haag u kunnen aanbieden. Kunt ge daarbij nog toegang krijgen tot de Werf, het Wachtschip en den vuur toren te Huisduinen, verzuim ook dat niet. Het kan zeer goed zijn, dat ge dan uw uitstapje naar hier „eenig mooi* vindt. „r Intusschen we zijn aan het einde van de Werf gekomen en tevens aan het einde van de huizenrij ter andere zijde. De voerman zet zijn paard even aannog een paar rukjes, we zijn op den havendijk en zien uit de richting van die oorlogsschepen daarginds een tnyp mariniers opmarcheeren. NogYven uitkijken I Ons rijtuig feaaj den dijk af, keert en staat stil voor den steiger, waaraan de I exelsche boot ligt achter een stapel kisten, manden en pakken, die eene ruime opening tegen het voordek vrijlaten. Een bootknechtstaat al klaar bij hel geopende portier en brengt de handkoffer van de jufnouw, °nze reisgenoote, aanboord. Haar zoontje is reeds van de 'ook gesprongen en vertelt aan Ma en broer tje, dat hij „fijn'' gereden heeft. II tri»ft nrarhtii? weef op zee, hceren2e,t ue koetsier terwyl we bezig zijn uit onze portemon- naies de vracht in hoofdsom en opcenten bijeen te Zoeken Nu blijft liet waar. dat goed wcer op reis - en vooral op eene zeereis, - een grootgenot is, en dat de verzekering van prachtig, weerzee, een ontvankelijk gemoed in zoodanige sibo brengen, dat een gewoon mensch deopcent venbedoeld ietwat hoog stelt. En detoerist, die toed wee. „halve goede reis" noemde.hadzeker geen ongelijk: in vele gevallen kon hij het op meer dan de helft gerekend hebben. n We zetten ons op het achterdek van'de '2 raad, de keurig ingerichte Texelsche boot, di zal overdragen. f tnr. „Dat is hier een ander uitzicht dan vjnaf_d* - rassen voor de pensions in Utrecht ofGelderl merkt Wim op. om eens iets te zeggen. Naast onze hoot liggen een paar visscnersscn- ten te wiegelen op de deining van hetstroomena water en knarsen zachtjes tegen de palen van ucn verlengden steiger. Ginds ligt een botter te lossen en worden "ran den met viscfl op een handkar gesmakt en kalmp jes, met de hanuen in de wijde broekzakken, staan *en paar Urkers op den uitersten rand van den steiger het werk aan te kijken. Verderop loopen een paar oudjes de breede trap pen op naar het havenhoofd, waarachter steenzet ters bezig ziin een gaatje in de steenglooiing te stoppen met keien, die een voor een door drie man aan een takel worden opgeheschen. En zulke steen tjes worden door den golfslag uit hun plaats ge licht en weggerold; nu hier. dan-op eene andere plaats aan de zeekust, 't Is of de golven den spot drijven met het reusachtigste menschenwerk 1 Daar komt een marinesloep de haven instoomen en jaagt het water in een loopende' golflijn tegen den wal van het fort aan den overkant, hier vlak bij. Dat fort heet „de Harsens". Het is opeen eiland je aan het uiteinde van den buitenhavendam ge bouwd en als met een spinneweb van draadver sperringen overdekt. Afblijven dusl Een luid gekrijsch trekt opeens de aandacht. Daarginds voor het ze:~~» kr ngelt een toep zee meeuwen om het havenhootd. Let zijn de snuffe laars op de kust, die even vrijmoedig overal rond kijken als de straatjongens in een drukke stadswijk Onwillekeurig ziet ge dat spelletje aan. Ze dui kelen over elkaar door de lucht, tot ze de lange vleugels omhoog steken en sich op de golven neer zetten. Zoo wiegelen ze een poosje op het water, zien vlug rond of er een vischje of wat anders van hun gading is te pakken, stijgen weer op in sier lijke wendingen en zwieren als dartele kinderen om de vervaarlijke vuurmonden van het fort. Ge lukkige dieren 1 En gelukkige menschen, die de rreeselijke uitwerking van den dreunenden adem van die vuurmonden niet bij ervaring kennen! Daar belt de scheepsklok. Sissend ontwijkt de stoom onder den steiger, de machine onder ons rommelt, er komt beweging in de boot. De touwen worden los gemaakt "en bin nenboord gehaald en het vaartuig loopt achtor- waarts de naven uit. Buiten het hoofd zwaait de boot en gaat dan met volle kracht het sop in. Langzaam aan verwijdert aich het Nieuwediep en geraken we gewoon aan het gestamp van de machine en het schudden van stangen om ons heen. 't Is heerlijk frisch hier. Nu de boot wat verder uit den wal is gekomen, krijgt ze nu en dan lust om ietwat op en neer te gaan. wat de kleine jongen, die straks met ons meereed, heerlijk vindt, maar z'n mama, naar het schijnt, minder bevalt, omdat ze gauw last heeft van zeeziekte. Er volgt natuurlijk een gesprek over zeereizen en zeeziekte. „Kijk. daar is hij weerl" hoort men zeggen. „Waar dan? Ik zie niets." „Daar ginds, in de richting van die schuit." „Weerweg is ieZag je em nu „Ja, kijk 1" Aller oogen volgen de aangegeven richting, waar met tusschenpoozen de rug van een bruinviscli als een zwarte Striem boven liet watervlak uitkomt. „Dat 's een jager, die een harifkje verschalkt," zegt er een. „Hoor je wel? Hij slokt je op, als je over boord valt," zegt een dame. terwijl ze haar krullebollig zoontje aankijkt, dat bijzonder veel belangstelling toont in het schuim, dat de boot in haar vaart op jaagt en daarbij z'n moeder voortdurend in onge rustheid brengt met dat kijken over de leuning. Oostwaarts in de verte rijzen zwarte gedaanten boven het water uit, als eene rij eilandjes; dat zijn de hooggelegen dorpen en buurten van het eiland Wieringen. Terecht merkt een meisje op. dat daar dan de huizen op het water mpeten staan, want zoo lijkt het toch. We kijken den anderen kant uit. Daar, heel in de verte, achter die witgekuifde golven op de gronden van de Haaks, daar ligt de Noordzee- wel het matrozenkerkhof genaamd. Zou er nog niet een meer weerzinwekkend woord voor onze Noordzee worden uitgevonden, nu net menschelijk vernuft duikbooten en mijnenveldati heeft in het leven geroepen tot vernietiging van kostbare .schepen en nog kostbaarder scheepsladin gen, tot verdelging misschien van maker en maaksel beiden? Gruwelijke tegenstelling op hetzelfde terrein waar het zeemanshart op het punt van levensbehoud geen onderscheid maakte tusschen landgenoot en vreemde, en waar, nog in onze dagen, menscnen- redders hun leven wagen voor den natuurgenoot, bei'den zoo volkomen in overeenstemming met het gebod van den grooten Meester: „gelijk gn wilt dat de menschen u zullen doen, doet gij hun ook „Dat^zwarte ding daar, is dat een mijn, Pa?" vraagt een jongetje. .Gélukkig niet, vent! 't Is een ton." De knaap schijnt met dat antwoord niet voldaan te zijn en vraagt verder, zooals een kind dat kan doen, terwijl Pa uitleg geelt, zoo goed hij dat ver mag. Wat hij aan kennis te kort schiet wordt aan- eevTild door een Tesselaar die er meer van weet dan Pa en Wim en ik samen, zoodat ook wij een lesje nemen op het terreiniets, dat men op reis zoo bij uitstek kan genieten. We zijn intusschen naderby de Texelsche kust gekomen: „onder den wal", zooals de Tesselaar zegt. Van de boot af gezien, doet het eiland zich voor- als een heuvelachtig terrein, omgeven door zand banken. Op dat hooge terrein vooraan verrnzep enkele gebouwen; het geheel is ingericht voor vlieg- kaVePr'derop komt de zeedijk van den Prins Hendrik polder, waarboven boomgroepjes met boomhoevcn Nog" meer vooruit komt een lange huizenrij roet •en paar kerktorens er indat is onze havenplaats Oudeschild. Maar het duurt nog eene heele poos eer we er njn. Het is opvallend, datde afstanden op zee grooter zyn dan men op het oog af meent. „Nog ever. geduld, jongen l"- hoort men. Langzamerhand komen de passagiers van bene den aan dek en worden koffers en andere bagage van achter banken en kisten te voorschijn gehaald. „Vergeet nu niets, he'.Wie heeft mijn" paraplu?" Och, meneer I mag ik u even lastig vallen Danku". Onze boot laat een bochtig spoor van schuim achter en koert naar links, recht op de haven aan. Het houten havenhoofd komt snel naderbij, met schuiten en menschen en enkele rijtuigen. Aanstonds een belletje, in de machinekamer, de boot stopt en glijdt langs int remtningswerl een poosje voort: Roepen en wuiven van aen steiger naar de boot en omgekeerd, Dan een dof „achter uit" beneden ons, geknerp van een toegeworpen tros, een lichten schok van de boot... we zijn er! Welkons op Texel! S. Baam, 13 juli 1918. Partijpolitiek Is de vloek van ons land geweest." zei Lord Denbigh enkele weken «leden in een later- view teen oen wrslaggever van de Obwrw, JZehfleft oni land bijna op dac rand van dan afgro^ gk.«tea!". En hij gaat dan de bevrijsan aanvoarwi voos rifo fcö- wartog Zotals w(j wondt in Engeland jvainig suikér voortgebracht, et. desniettegenstaande js de prijs er vara heel laag. Vóór den oorlog"?1/» «ent een Engelsch po&ri, wat de Engelsche huisvrouw in staat stelde heet goed koop groote hoeveelheden jam te maken, Acht jaren voor deze noodlottige oorlog begon werd de aandacht van Lord Denbigh getrokken door het feit, dat Engeland voor tweederde van zijn suikervoorzie ning afhankelijk was van Duitschland en Oostenrijk, twee landen, die naar alle waarschijnlijkheid tot Enge. iand's vijanden zouden behodreo, indien ooit een oor log uitbrak. Lord Denbigh stelde daarop een onder zoek in, en kwam tot de overtuiging, dat de suikerin dustrie met zeer goede resultaten m Engeland inge voerd sou kunnen worden, indien ze loonead werd gemaakt voor den fabrikant en voor den verbouwer der bieten. Maar in ebt loonend maken zwt juist de groote moei lijkheid. 't Was dezelfde kwestie, ais met duizend an dere artikelen, die uit Duitschland werden aangevoerd. Ze waren goed/ en ze waren goedkoop, zóó goedkoop, dat de Engelschm^n er in zyn eigen land niet tegen concurroeren kon. Er bestond 6én middel, protectie. Belast de waren uit het buitemlnad. Jlclast ze zóó zwaar, dat de Engebche producten met een flinke winst "O&ccht kunnen worden, en dan nog de buitenlandsche ii pry* niet overtreffen. Maa rhet middel was. gelutaig, niet gewild. Lord Denbigh wees er op, aat groote stukken bouwland in grasland werden herschapen, dat men er veel meer profijt van zou kunnen trekken wa.nneer de suikerfa brikanten in staat werden gesteld zoon prijs voor hun suiker te maken, dat zij de Landbouwers een flinke som konden betalen voor de beetwortels Hij toonde aan, dat de hoeveelheid voedsel, in Engeland zelf voort gebracht, daardoor aanmerkelijk grooter zou worden, dat een nieuwe nijverheid zou ontstaan. Het was ver- goefsch Gelukkig, zeg ik nogmaals, was het *ergeefsch. Pro» tectie op eén enkel gebied zou geleid hebben tot pro tectie op velerlei gebied. De suiker zou drie, vier maal zoo duur geworden zijn. Enkelen zouden geprofiteerd hebben, en het volk zou de millioenen bijeengebracht hebben, om die enkelen te verrijken. Man zag dit heel goed in in Engeland, en weigerde de door Lord Den high verlangde protectie. Thans wijst dc Lord op zijn diep doorzicht, en hoe verstandig men gedaanzou hebben, Indien nuan rijn raad had opgevolgd. Het is waar, dat men nu meer suiker zou hebben, maar welk een prijjs zou het F.ngelsche volk voor dat voor deel tot nu toe reeds hebben betaald. Een ander punt door Lord Denbigh aangeroerd, schijnt meer steek te houden. Als lid van het Hooger- huii had hij indertijd met kracht geprotesteerd tegen voorstellen, gedaan door de Regeering. om do cavale rie en artillerie uit te breiden, zender over te gaan tot de aanstelling van een voldoend aantal beroepsoffi cieren en zond,®1" zorgen voor een voldoende uit rusting Lord Denbigh vertelt, dat hij en twee andere Lords dc eönigen waren in het Hoogerhuis, die met verstand van zaken konden spreken. De batterijen, die onder zijn commando stonden, waren toen ter tjjd juist bewapend met Erhardt kanonnen, die men tijdens den Zuid-Afrit kaamschen oorlog in allerijl had aangekocht. Lord Hal- dano kondigde thans aan, dat het m de bedoeling der regeering lag, de nieuwe artillerie te wapenen met een soort van snelvuurkanonnen, gemaakt naar het model van de 15-ponder achterladers, gebruikt in den oorlog met Wie Boeren Lord Denbigh protesteerde, terecht opmerkende, dat. als de artillerie ooit een vijand tegenover zich kreeg, dit hoogstwaarschijnlijk de Duitschers zouden zijn, voor zien van de allerbeste en modernste slrijdmiadeldn. Men antwoordde hem, dat de nieuwe artillerie gewa pend zou worden met de 15-ponders en niets7 anders. Ivord Denbigh ging persoonlijk naar do autoriteiten, die verantwoordelijk waren voor de vervaardiging van dit onmogelijke kanon, en vroeg ze, er in 's hemelsnaam zijn compagnei niet mee op te knappen1. Hij kreeg zijh zin. Maar de nieuwe artillerie werd van <fo Ui-ponders voorzien, tot men ze na twee jaar allemaal opdoekte, aangezien men merkte, dat ze absoluut ongeschikt wa ren. Daarop werd ook de nieuwe artillerie vanfle Erfiardtkanonnen voorzien, totdat de oorlog mum K. Het alloreerset wat gedaan werd na het oorlog, was alle 15-ponders en Erhardtononnan aL schaffen en vervangen door modeme vuurmonden. Zoo dat Lord Denbigh in dit opzicht althans In het gelyk TlJt Ifïifc-hjk verwonderlijk telkens weer de din- ttm te deuwrPwaarin Engeland bij 'het begin van den gen te ïozen, waa u aj fa, fouten, voor en ook tijdenS den wrlog 'begaan, fouten die millioenen pon- L voel erger Is duizenden menschetnlevens mort den Engelschman, die ze l«st. ton we tevens met bewondering erkennen, dat ze een voor een zijn hersteld. Hoeveel maal in door menschen, die het weten konden, -niet beweerd dat Engeland op den rand van den afgrond was ge bracht docr dezen of genen verkeerden maatregel. Er zul wel wat overdrijving in gescholen lmbbeu, doch ongetwijfeld ook veel waars, en met eon veer kracht, die eerbied afdwingt, heeft Eugeland zich steeds hersteld, de fouten erkend en ze verbeterd. Als eigen kraohten te kort schoten, om in kor ten tijd een gewensoht doel te bereiken, dan werd uitgezien naar do beste hulp, dio men van elders krijgen kon. Voor den oorlog bleek al heel >poedïg een groote massa' timmerhout noodig te wezen. Booraen kappen en tot planken ragen is niet ieders Verk. Maar een Canadees wordt, om zoo te zoggen, met een bijl in zyn handeu geboren, en aan Ca nada werd hulp gevraagd, om op de meest voor- deelige wijze de Engelsehe bos3chen klein te kiijgen. Canada's hart ging open bij dit verzoek, Heele bataljons houfbakÉmwerdei® gezonden, verdeeld In compagnies van 170 man ieder. Alles wat voor bat werk noodig was, werd meegenomen,, tot varkens en kippen toes want de C&nadeezen vormden kam- peiij&lnofze in hun eigen reuzenwouden en jifïtia Engeland waren. Veertig van dergelijke compag nieën van 170 man zijn thans aan bet werk in Engeland, en zestig in Eraïikryk. f)e getaihn, >iie gepubliceerd worden over do prestaties van deze getrainde bosscbenvellers, doen ons het hnrt vast houden van angst over het lot van de Engelsehe wouden. Meer aan 52 millioen voet aan planken wordt elke maand door de Cnnadeezen afgeleverd, en dat alleen in Engeland. Vóór den oorlog voerde Engeland jaarlijks 3 millioen 5 honderdduizend ton hout in voor de mijnen. Thans alleen de 5 hon derdduizend. De 3 millioen brengt hst zelf voort. Maar prachtig als dit succes mag zijn, uit een oog punt van besparing van scheepsruimte, het dost ons vreezen, dat op die wijze een boom in Enge land spoedig tot de zeldzaamheden zal gaan be- hooren. De Engelschen zelf beginnen dit bljjkbaar ook in te zien. Twee leden van het Kabinet, Lord Curzou en Mr. Barnes zijn «angewezen, om onver wijld maatregelen te overwegen, niet om do ont- wouding tegen te gaan die is noodzakelijk maar om, de bowouding zoo krachtig mogelijk te bevorderen. Geen dag wil men er vorder over laten heengaan, 'om overal, waar de bijl aan het werk is geweest, en ook op andere geschikte plaatsen, jonge boomen to plaatsen. Maar men sal hard voort moeten maken om tegen de Canadeezeu op te wer ken. En wat de natuur jaren kost om op te bou wen, kost ook den meest onbandigtn houthakker hoogstens dagen, om tegen den grond te werpen. EKN NATIONAAL MINISTERIE? De 'Driehoekco.rrespandeEt schrijft in do Telegraaf; Indien het bericht ran „Het Centnimf' (rie ons Wad van gisteren) dat dr. NcJens opdracht heeft ontvangen lot vordering van een nationaal kaMnet, valt met vrij wel absolute zekerheid te varocdanstellen da,t hij in die opdracht niet xal slagen Eecige dagen geladen merkten wjj op, dat de haer Noksas evengoed aea raehtseh als een kabi net zou kunnen varaan. Dit staat dan ook vast. Want een gemengd kabinet zou zeer stellig uit het parlement rijn samen te brengen, indien men. nW' clcn ebch stelt (en dat behoeft voor zulk een kabinet niet), dat alle groote partijen daarin vertegenwocvrdiAi zullen rijn. Dewrechterzijde en da vrijzinnigen, fo. ieder geval een deel der vrijzinnigen, zoudon in zulk cm kabinet zitting kunnen nomen. Met een nationaal ministerie staat het echter anders. Daarin moeten noodzakelijk alle partijen van cönigo beteekönis worden opgenomen, em het is nu reeds ge- noegzaam bekend geworden, dat de sociaal-democrel. ten hbn deelneming aan zulk een. Regeering weigeren. Men. herinnert zich misschien, wat wy reeds róor de verkiezingen 3chreven: dat sommige politici desnoods oen nationaal kabinet zonder de socialisten zoudenl wenschen. Maar dit zou dan toch geen zuiver naüomaaj doch meer een gemengd kabinet zijn, en program van zooïi ministerie zou noodzakelijkerwijs daardoor worden beïnvloed. indien de heer Nolcns dus inderdaad opdirachlt tot vorming van een nationaal kabinet ho<A zeer waarschijnlijk, dat hij zai slagen, en h - staatsman voor het oogenblik ^noegenle^nm met de eer, dat aan hom, als Katholiek, de fonnaüe was opgedragen Misschien vindt hij dit ook voldoende. Kin aan'kon daarna inderdaad de rechterzyde wel eens aan bod komen. In dit licht beschouwd wordt ook de „Standaard - driestar van j.I. Maandag begrijpelijker en Iaat het zich werkelijk aanzien, dat de heer Idenburg een kans begint to krijgen. Overigens moet ons de opmerking van het nart, dat de gebeurtenissen als deze zich in ons land toch wd met bijzondere langzaamheid ontwikkelen. Reeds bijn atwee weken staat <jc uitslag der verkiezingen vast on nog zijn we feitelijk niets verder gekomen, dan dat «er bekend is gemaakt: de heer Nolens heeft een op dracht, M66r wetm wc niet. Het land van de trekschuit I De Kabinels«vormino Draait dr. Kuyper bij vraagt „Het Volk". Eerst dekreteerde nijer mocht geen kabinet- Heemskerk komen en de anti-revolutionnaire kopstukken moesten zich geheel onttrekken aan de kabinetsvorming. De roomschen waren te sterk en zoo moest het kabinet-Cort eigenlijk maar blijven zitten of, als dat niet ging, mochten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1918 | | pagina 1