TWEE MENSCHEN.
DERDE BLAD.
Sneven uit Kngoia^,
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Tweede Kamer.
Zaterdag 1 Maart 1919.
62sle Jaargang No. 6379.
&aar het duitsch van richard voh.
Sdiaytf Courant
Amsterdam, B3 Februiari 19M.
Attu 't schrijven van vele boeken komt geen
Jfaé ecibreef de Engelse!» dtchterea Klizoboth
lurrrit browning al ruim zestig jaar geleden. Hoe
wtt thana wet nebben moeten uitdrukken, nu
schrijven van boeken boe Jgnger noe meer be-
«■houwd aeh^ut te worden oU eea uijbeamie, paasei mi
f. m.a nnrl«rPi Kotrnlzl/iinri)
mi elk« andere betrekking?
De Ruyter en Tromp hebben In hun tijd een «chlty
urende gelegenheid voorbij laten gaan om er een
oentje bil verdienen, De riollanaache vloot in den
Tweeden Enaeischen Zeeoorlog door Michiel Adnaanst
de Ruyter. Is het goon aanlokkelijke titel en is het
«en onvergeeflijk verzuim geweest, van cm.-?
"eiden 0<n on» hun gedachten te onthouden, na ons
hun daden getoond te hebbent
Lord Jellieoe, die van 191416 aan het hoofd atond
vgn de liritache vloot, heeft, in een groot werk voor
hel tegenwoordige en net nageslacht ai zijn bevindingen
jj^afgesohreven. „De Groote Vloot, 1914—16: Haar
Wording, Ontwikkeling en Werk. Door Admiraal VU
countJeUicoe of Scapa, G.C.B., 0_M., G.C.V.O." De
letten achter den na&m zijn, zooals bekend is, af
kortingen van zijn titeda.)
Het werk ia met goedkoop. Bijna negentien gulden.
Wat wet niet zal beletten, dat er duizenden exem-
Slaren van verkocht zullen worden, omdat men vooral
i Engeland, nu de oorlog dan eindelijk voorbij ia,
wel heel verlangend zal zijn te vernemen, wat er
werkelijk op zee voorviel, toen de kranten bijna nooit
ieta mochten vertellen aan wat algemeenheden. En
menig Enge! sch man zal met schrik gewaar
worden ,dat zijn veiligheid op den oceaen niet altijd
even zekér war als hij wel meende. Want Lord JelIL,
coe brengt duidelijk aan het licht, dat, althans In -het
begin van den oorlog' de meerderheid van de Britache
vloot over de Duitsche maar tamelijk gering was; en
wit het lot van Engeland geweeat zou zijn, indien er
eens een zeeslag was gekomen, waarin de Bribche
vloot vernietigd was geworden, voordat er een Enr
selich leger van eenige beteekenb bijeen wwls gebracht,
behoeft niet gevraagd te worden.
Toen Nelsan s!#g leverde bij Trifrlgar, zegt Lord
Jellieoe, had hij het bevel over zes en twintig schepen.
De slag was van veel belang, maar hij was volstrekt
met beslissend. Een nederlaag, een algeheeie vemiétiging
van Nelsotis eskader, zou het Bribche rijk nog niet
in gevaar hebben gebracht, want de Groote Vloot wa»
niet bij Trafalgar. Die lag op de hoogte van Brest,
onder bevel van Gomwauis. Alles te zarnen, in de
Middellandsche Zee en dichter bg huis, kon Engeland
zich nog beschermd rekenen door zeven en veertig
oorlogsschepen, behalve de zes en twintig waarmee
Nelson den yijand te lijf ging.
Nu, voor het eerst na de Hollandsche oorlogen;
zegt Jellieoe. stond alles op één kaart, hadden we, zoo-
als de Engelschman dat uitdrukt, ai onze eieren in
één mandje. En Jellieoe brengt aan het licht, dat dat
mandje met zoo bijster sterk was op den koop toe.
Op. een gegeven oogenblik, toen de Aiidacioua verloren
waa\ gegaan, telde de Bribche Dreadnoughtvloot ze
ventien slagschepen en vijf slagkruisers, tegenover vijf
tien en vier respectievelijk aan Duibche njde. Toen
het bovendien noodig werd om de Invinclibta en de Lu-
flexible naar de Falkland Eilanden te sturen om daar
met de Duilachers af te rekenezv bevond zich de Groote
Vloot in een zeer twijfelachtige positie, zegt Lord
Jellieoe, wat slagkruisers betreft.
Maar deze tijden gingen voorbij, zonder de ere,
Stige dingen, die hadoen kunnen gebeuren Rusteloos
werd gearbeid. De Invibcible en Inflexible keerdefu
terug, na het Duibche eskader onschadelijk te heb.
hen gemaakt. De Engelsche overmacht, klein als zij
in het begin was, nam gestadig toe, en het verlangen
naar een beslissend treffen werd in gelijke verhoui
groot er. Tot zulk een treffen plaats greep, toev
bij Jutland. Dit gedeelte van Jellieoe» bode zal
met de grootste worden gelezen Was
de slag bg Jutland een overwinning of niet? Een over
lang zeker, anders hadden de Duibchers wel eens
«en herhaling er van gezocht Maar waarom dan geen
overwinning, zooals die van Nelson bij Trafalgar?
Jellieoe nrengt dit alles duidelijk en uitvoerig aan
het licht. In de eerste plaats wijst hy er op, dat men
•an beide zijden zander eenige ondervinding was,
want terwijl de Duibchers van zeeoorlogen al hed
weinig afwisten .gingen de Engelschen dezen oorlog
hi met een geheel nieuw wapen, hef at oom schip.
Alle ondervinding, tot nu tpe op^daan door Nelson
en zijn voorganger», was met net zeilschip, nog
a gezien van de geheel andere bewapening de wdra-
gende kanosmea, de torpedo's, de bcpaoborihg.
JuttMti, m# Jaïtaw,, aaê «u om rijxod o»
dervindlBg. NVd leerdsa ar beidaa. jIfsxs, daar opc
gedane cad*rv-3<tag, bracht ca» tol het aanbrengen
van verb-^yrsMOn In mareriaal en in wijs® van vech
ten, die de Duitechar» bij een volgende ontmoeting
duur te staan gekomen zouden zjjn. viaar hun on
dervinding deed hen besluiten, da. dia volgende ont
moeting niet koenen zou.
De andere oorzaken, waarom de slag bij Jutland geen
algeheel® vernietiging van de Duitsche vloot werd,
worden q> de volgende wijze door i<vd Jelliooe
■mngnal
De Duitsehers waren nie van pian don slag uit
te vechten. Zij warm beter voorzien dan de B*eii
sclien van torpedobootcn. Hun nieuwste schepen war^t
zoo Sterk gepantserd, dat ze soo goed als onzink-
b:iar «varen, hetzij door kanonvuur of torpedo Zü had
den het voorden van de weengesteldheid.
A\at dan volgt is een latng en technisch betoog, om
duiilelijk te meiten, hoe het kwam« dat de Duitsche
vloot kon ontsnappen. Dit betoog b voor den oninge
wijde natuurlijk niet zoo heel duidelijk. Eén dSig
blijkt evenwel. Een tot tweemaal herhaalde massa
aanval van Ae Duitsche torpedobootcn, noodzaakte de
rste Engelsche schepen een wijziging in hun koers
brengen, waarvan de Duibchers terstond gebruik
wisten te maken, terwijl ze hun aftocht dekten door
een ondoordringbaar rookscherm.
Het is dit gedeelte van den slag, dat zooveel pen
nen la beweging heeft gebracht, want het gaf de Dutt-
achers gelegenheid zich te onttrekken aan oen vwdere
bestraffing, ha eerst harde slagen te hebben uitgedeeld.
Maar zooals Gerard Fieimes, die JoUicoe's beek be
spreekt in de Observer van 16 Februari, uitlegt, kan
men het «en admiraal moeilijk kwalijk nemen, dat
hij Wj een groeten torpedooanval, allereerst zorg draagt
voor de beveiliging van zijn eigen schepen.
Het was deze slag^ die een eind maakte aan de
straks genoemde Invmcible. Aan boord daarvan be
vond zien Schout-bij-nacht Hood. Om 6 uur 16 is
den namiddag heesch Hood het signaal voor de hem
volgende schepen, om in enkele lijn voorwaarts te
gaan,, en de vijandelijke slagkruiser» aan te vallen, die
om 6.20 werden waargenomen op een abtand van
8600 yards.
Toen volgde eenige minuten achtereen ten verwoedé
strijd. Ongeveer 6.30 seinde Hood, die op de hrug
van de Lnvincible stond, aan commandant Danareu-
ther: „Uw vuur voldoet uitstekend. Ga er mee door
zoo vlug als u kunt Elk schot b .raak." om ongeveer
6.34 werd de lnvincible getroffen in een van de ge.
achubtorens. De ontploffing had blijkbaar binnen in
den toren plaats, want commandant Dannreuther zag,
dat hef dak er van werd weggeblazen. Onmiddellijk
daarop volgde een geweldige ontploffing, het schip brak
in Jweeön en zonk ters and.
Fiermes besluit zijn zeer lezenswaardig artikel over
JsÉlicoe's boek met de volgende woorden, die nu nog
wellicht menig Engelschman met schrik zal lezen:
„...jde natie was geplaatst to oen toestand van jgevaar,
die onze haren grijs had doen worden, als wty hem
geleerd hadden.
DE „GELUKSGULDEN".
ZIJ wikkelde zich in haar doek en huiverde, 't "Was
ber koud In het voorkamertje van benedenwoning.
Bart had ochtends stuk gehakt wat er nog voor
het kacheltje bruikbaar was. Een stoof hadden ze
niet meer En kleine Mien was in haar bedje gelegd
met moeder» oude mantel over haar heen gespreid
Morgens had zij een lange conferentie gevoerd met
den bakker, die al over de drie gulden kreeg. De
man wilde niet meer poffen, atond al gereed om, met
een feilen smak, zijn wagen dicht te kloppen, na
er de broodjes, voor PiMerse bestemd, in te hebben
gegooid. Maar hij zag naar 't smalle, bleeke, brood
magere wanhoopagezicht van de Vrouwen en de tra
nen, die in haar oogen stonden. Vooruit snauwde hij,
haar de broodjes overgevende, moor als je me mor
genochtend geen centen geeft, dan trap ik je deur te
morzel, weet dat wel. En hü reed verder. Gistermiddag
hadden ze het gas afgesneden, er was nog een win
keltje in de buurt waar zij wonder boven wonder
borgden. Het vrouwtje had nu eenmaal vertrouwen
ln juffrouw Pieterae. Telkens als zij het winkeltje bin
nentrad voelde zü haar hort bonzen. Zou het nog
eenmaal lukken? En wanneer er menschoa stonden,
wachtte juffrouw Pieterae. Intusschen kijkend, hoe het
gezicht van winkelierster stond. Dan fluisterde zij,
glimlachend, sraekerig, achter toonbank. Vertelde van
remise, die haar man te wachten had, van dat alles
terecht kwam, dat zij toch liever haar vingertoppen
zou opeten, dan de Juffrouw van het winkeltje te be.
driegen. En dan haalde dia uit een la Je voorschijn
een lang •mal vettig beduimeld bode Weet u hoe
veel het nu al la? zei. Telde een poosje Achtendertig
gulden vier en zestig en een halven cent, liet Hj ér
op volzen, als mijn man 't wist, hij sloeg me vast
dood .Juffielief, all u me belazert. Als u me....
Winkelierster stond na te denken Moor het eind
wa», dat ze toch weer een pakje maakte. Juffrouw Pin.
terae drukte haar de hond! Vertelde in de blijde op
winding over geslaagd zijn, nog allerlei over de re
mise die er tang Had moeten wezen. Haastte Üch
naar huia. Een winkel angstig ontwijkend, waar zit
in het krijt atond Maar nu was het héri erg benauwd
geworden.
Bert waa naar da gasfabriek Om se «manken, hem
Ik vroeg naar haar: naar een teere, bleek», fijne
vrouw, dfe geheel alleen was gekomen.
Mijn moeder bevond zich niet In het huisl
Maar zij 1» er geweeat: reed» gisteren. En giete
den reed» was zij verder gegaan, geheel alleen!
Reeds gisteren alleen verder op den «teilen, laati-
o4® «n gevaarlijken weg naar het heiligdom!
ZIJ zou iblj den koeter van het kerkje ln de wilder-
u Gaoven. Ju, J». ju! Ik kon nog altijd geruit
«Ja; kon den hemel vurig danken; kon aan de Moe-
"Uy God* het zilveren hart beloven.
Ik vroeg na: „Hoe waa de vrouw? Waa «IJ «eer
vermoeid, zeer afgemat? Zag tij er zeer blaak «n
lijdend uit?"
«Ja, «oh ja. Zeer afgemat «n moe waa zij geweest
«n zeer lijdend had zij er uitgezien. De manachen van
ua herberg hadden haar verzocht te blijven: hadden
«aar dringend ontraden haar weg te vervolgen; had
den haar ernetig gewaarschuwd. Maar zij wilde non
"iet laten terughouden.
Zij had haaat verder te komen, om den pelgrims
tocht spoedig te beëindigen, om spoedig weer thuis te
«jn, waar haar lieve zoon in zorg over haar ver
keerde".
»k vroeg: „Heeft die vermoedde vrouw gegeten en
Rad ronken?"
«Een weindg".
„Due was zij toch een wednlg versterkt Werder ge
gaan?"
Een klein wedndgOf ik niet wilde uitrusten en
wat gebruiken, om eerst wat op krachten te komen,
.oordat ik vonder ging? Het weer waa ontzettend, en
zeker diep onder de sneeuw.
Maar ik wilde dadelijk verder, mijn moeder na.
aan haar heilig hart wilde Ik uitrusten
steeds woester werd de weg, steeds wilder het
"er. Elke sefirede vooruit moeet bevochten worden,
ho^ /""g-'aam kwam ik vooruit en drong ik om-
Zelf» de honden werden afgemat Ik redeneerde
w, sprak hen moed in. ZIJ antwoordden mij door
**4*lljk gehulL De nacht riai vroeg ln. Maar de
ngg een we«ic «ellet te geven
dat 1 toch geen steek zou .baten. Maar ze Marnoten
ach nu aan dia hoop vaat Dear wn-t». En ffi zag" da
delijk, «hit t pi» w«s. Natuurlijk. Kij ging ritten Met
zgn oude, vale, versloten jas zon Had intusschen «Jen
groasier getelefoneerd, die misschien een bes!ellinkjc
zofe doen. Waa ook mis. Meneer op reis. De bediende
wiat niet, wanneer hij jerug zou vereen. Had hoorn
nijdig aan haak Behangen, toen Bart Werf zeuren.
Hoar leeg beursje lag op tafel. Met drie koperen cer
ton «maast. Zii hadden nog een raag, fentastiach denk"
horid. Een nicht van Sien, zijn vrouw, had gesproken
over zeker iemand, die machtige zaken deed. Waa
s ochtends altijd te vinden In «ie Kroon. Hij schokschou4
derde. Wee» op z'n jas en op «Je plaats waar een porte-
morunaie kon zitten. Toen «Jacht Sien even na Schonv
melde in eën kast Haalde er een zilveren gulden ui'
te voorschijn. He, riep Bart uit, beeld van grenze'.ooze
verbazing. Wat is dat nou?.... Had Sien bewaard, ook
al» de nood 't ergst wa». Met een aoort vaal .kinderlijk
bijgeloof, dat diezelfde gulden nog eens uitkomst zou
brengen. Hg zou "m wisselen. Er twee kwartjes van
nou«Jsn om te trachten, die meneer, waar nicht over
««■sproken had in De ICrron te vinden. Sien naaide een
knoop ïan zijn winterjas. Sprenkelde er water op,
1 zou toch wat daan regenen, dat men 1 vale minder
zou b<'S|x"urc,-i BorsteUie Bart grondig of. Scharrelde
®®n papieren boord op, die ieta minder goor was, «Jan
het ding, dat hij om zijn hal» droeg. Zij klampten zich
vast aan de r lachte, er sou verandering ten goede ko
men. Tom ging Bart.
In De Kroon wigt een van de keUnere da«Jelgk, wie
meneer van der Veldt waa O, die, zei Hij, me» een
«»rt lachje daar zitne. En hg monsterde Bart sflierp
't hoofd tot de voeten, ut een grillroom zat de
bewuate te domineerm. Met een cjjibje kennissen. In
vroeg ochtenduur., Zg hadden borrel» bij zich staan.
Bart ging aan ere tafeltje dicht bg zitten. Vroeg
kellner, meneer van der Veldt «ven te verzoeken...
Ga maar naar 'm toe, zei de man zonder veel compli
menten. Bart waagde 't erop. Tikte van der Veldt
op den schouder. Hg keek hem aan met mat le, lodderige
gogen. Van onder een wat scheef zittende hoed Of
Bart hem even «preken kon? De ander observeerde
hem een poosje. Liet toen ere kennis even voor hem
waarnemen aan het dominorondj'e. En zg zaten tegen
over elkaar. Van der Veldt had zijn borrel meegebracht
Bart dacht aan de twee kwartje», die hg bg zich had
Vroeg toch, wat meneer gebruiken zou Bestelde twee
borrels. En Mj jpraattm. De vreemde meneer maakte,
met een potloodje al moor streepjes en stipjes en
kruisjes, terwijl Bert praatte.
Tipte voor de helft liet gepresenteerde borreltje uit
Een oogenblik? zei hij. Liet Bart alleen. Ging praten
met een van zgn vrienden aan de dominotafel. De vriend
keek telken» naar Bart. Zg fluisterden heel druk. Het
geklikker van dominostemen verstomde Toen kwam,
van der Veldt terug. Keek op zgn horloge. Ik moet
dadelijk naar Rotterdam., zei hij, maar mgti com
pagnon komt bg u. Wacht ma&r even Een lange
kerel met zwaren roasigen knevel zat nu tegenover
Bart. Vroeg uitvoerige inlichtingen. Zei toen, dat hg
over de zaak zou nadenken. Hij begreep er alles van.
Wou Steeds zoo graag een medemenach van «lienst
zgn. Opende mooi verzicht Dienxelfden avond wachtte
hg Bart, niet in Kroon, maar ergens anders. Een
kleinere gelegenheid, waar men rustiger kon praten.
Bart wachtte nog even.
De meneer van de lange knevels zag hem eens
even aan, scheen gedachten lezer. Taette in een veet-
zak, rijikte Bart twee zilverbon» van een riks over...
Waagde t er op. Scheen te gevoelen, dat er Ieta
in het zaakje echoot Ging, na een zeer hartelijk ste-
vigen handdruk weer domino spelen. Bart naar huia.
Wat heb Ik gezegd, juichte Sien, die gulden brengt
geluk aan, luister naar wat ik je zeg. Hg Meld een
rik», kcoht een nieuwe boord en een da» bij uitver
koop, dat ze zijn smerig houtje niet zouden zien,
maakte, dat Mj klokslag zeven, uur was in het kleine
afgelegen café, waar meneer van de lange knevels
hem zou wachten. Vond er een jolig fideel gezelschap.
Hg had, na een dag teren, op een paar stukjes on
gesmeerd brood, weer eens iets warms gegeten.
Sien wa» ln haar vreugde, naar de goedgeloovige
winkelierster gelaapen, en had, met van blijdschap
schitterende oogen, verteld dat alle» prachtig liep. De
Juffrouw had moer gepoft don ooit. Zij hadden een
stoel stuk gehakt en de kachel snorde weer voor een
uurtje. Zoo kwam Bart bg de vrienden. En zij ver
telden hem. Hg was een uil, een ezel, dat hij niet
veel eerder bg hen wo» geweest. Zij wisten de weg.
De meneer van de rossige knevels had relatiftu ln
Den Haag, vlok bij het oentrale vuurtje, 't Wa»
kinderwerk, al» je maar eenmaal den weg kende. Hg
vertelde krasse staaltjes. Duizenden te verdienen.
Tienduizenden. Zooveel als je maar wou. Bart zag,
dat-le een lapje van honderd voor den dag haalde.
En ln zijn portefeuille wa» *t stikvol van geld. Zg
waren zeer Royaal. Bart was de gast. Telkens bood
een van het gezelschap hem ietssa&n. 't Doezelde Bart
i en hg voelde alleen, hoe de huivering van kou en
hongerell«nde verdween, plaats maakte voor lekker
behagelijk zich voelen. Dien avond kwam hg dialf-
«ironken thuis. Maar Sien knorde niet. Zij bleef ervan
overtuigd, dat 't nu den goeden weg opging. En Bart
had geld bg zich. De vrienden van den meneer met
de lange knevels waagden in sommige omstandig
heden iet». Hadden hem nog vijf gulden geleend. De
juffrouw van het wonderbaar-poffende winkeltje
kreeg dadelijk, om indruk te maken, van terugkee-
reuüe welstand, een riks op afrekening
Sien kon eigenlijk Met goed wij» worden utt Har-
En vertellen. Maar zg bleef vertrouwen. De gel'.'k-
aonbrengende guien had s"B ■agtecfc® i ge
toond.
r>e verdediger, den gedetineerden beklaagde Bar.
I Hieterse toegevoegd, luisterde met aandacht nac. het
verhaal van' den """i, die zijn patroon v an o« avond
uren boeken bijhouden, voor over de driehonderd
gulden bestolen had in korte «panne lijds, nog «reen
drie weken, 't Klonk fantastisch. Eerst had hij vijftig
gulden moeten wagen in de mysterieus* ondernemin
gen van den meneer der lange knevels en zijn corri-
'gnon. Welk bedrag deze in zijn bloeiende zaken
«■tak. Een dag of wat later had Bart ze met vijftien
vulden winst terug gekregen. Zoo waa 't tot viermaal
'oe gegaan.oen kwam de groote slog, Lg moest twee
cndeid gulden inLrcngen. En 't waa zeker, zoo vast
1» een rota boven water, dat bg op zgn allerminst
honderd pop schoon zou verdienen. Weer had hij ge
grepen in de kas van winkelier, voor wien hij des
avonds de boeken bijhield. Maar daarna had Bnrt
niets moer gehoord vaii de gel uk-aur.brengen d c
bloëlende en ondememendezaak. Vervolgd, bestookt
door crediteuren, toch ln den maalstroom, had hg nog
«rene gestolen. Dezelfde week kwam H uit. Werd Bart
in arrest genomen. Jonge toegevoegde verdediger, die
zich voor psycholoog Meld, trachtte op het gélant van
verdachte te lezen, of deze hem een complex van
leugen? zat op te ddsschen dan wel of H de waarheid
wa», dis Mj hoorde.
De meneer van. de lange knevel» wa» door rechter
commissaris gehoord. Hg kon wel vertoon en kwitan-
ties voor het geld, aan Bart bij t begin van de ope
ratiën geleend. Maar de verdachte kon geen schrif
telijke bewijzen overleggen van het geld, aan de
redders ln nood gegeven om achoone winst te ma
ken. Hoe klopt dat nu? vroeg verdediger, jij bent
toch iemand die verstand van die zaken heeft, leen
jij dus maar geld op goed geluk af, zonder eenig be
wijs te vorderen?
Bart trachtte advocaat te verduidelijken, dat hg in
z'n harren, bitteren nood niet had durven edschen...
Och man, zit toch niet zoo te liegen!, stoof verdedi
ger op, van al de kerels, die Je noemt, ben jg per alot
van rekening, geloof lk, nog de sluwste en minst be
trouwbare!"
En m vergramde stemming, maakte verdediger een
eind aan het gesprek met verdachte. Bepaalde er
zich toe toen de zaak van Bart'» diefstal ln de
openbare rechtszitting kwam met clementie te
pleiten. Op een toon, die de rechter» kon doen be
grijpen, dat hij het O. M. groot-gelijk gaf toen het
anderhalf Jaar vorderde tegen dezen blijkbaar uiter
mate gevaarigken en leugenachtlgen beschuldigde...
MATDRE CQRBEAU.
sneeuw verbreidde een vale schemering. Zulk een
weg wa» ik nog nooit gegaan! En ik wist toch wat
slechte wegen en noodweer waren.
Tot nu toe wa» lk op den rechten weg gebleven;
plotseling verloor ik dien. Ik zocht «n zocht en.
vond hem niet terug.
In den stormnacht, in de sneeuwjacht midden ln
de hooge Dolomieten was ik verdwaald.
Een mijner honden bleef achter. Ik zocht den ver-
lorene.
lk werd afgemat
Vlak voor mg helder llchtachljneel! Juist toen mijn
krachten mij dreigden te ontzinken, toen ik op het
punt stond om te vallen. Tuimelend wankelde ik ver
der tot daar, waar door de vale duisternis plotse-
Llng 't licht straalde. Mijn belde honden die zich met
moeite achter mij voortsleepten, riep lk met nieuwen
levensmoed toe, dat wg gered waren. Want zonder
den «tralenden glans voor ons zouden wg verloren
zijn geweest.
Het waa hst heiligdom van hst Bloedende Hart
van de Moeder der Smarten De deur stond wijd
open, door dan storm opengerukt.
Op het altaar brandde een hooge, met goud en zil
ver rijk versierde waskaar»: de offerande iMJner
moeder, die Mer waa geweest, die hier had geknield
en gebeden: voor mij, voor haar lieven zoon.
Ik herkende het licht.
Nog veel kaarsen van andere pelgrims, waren op
het kleine altaar voor het beeld van de heilige
Maagd' aangestoken geweest. Ma&r al de andere wa
ren door den storm uitgehluschL Ook het eeuwige
licht in de alitaarl&mp wae uitgewaaid.
Alleen de waskaar» mijner moeder brandde. Het
brandende licht mijner moeder had ndj voor een
jammerlijken dood bewaard.
Voor het altaar vlei ik' neer. Ik strekte mijn ar
men uit naar de beeltenis der hemel»«he Vrouw, die
in den glans- der kaars van.mijne moeder over haar
bloedend hort mg toelachte. Ik bleef Biecht» een
oogenblik liggen. Daarna richtte ik mg met een ruk
op, wankelde het kerkje uit, weer terug in den storm,
liep naar de koeterewoning, klopte en riep.
Van uitputting zakte Jk voor de deur ln elkaar.
Maar lk dacht toch: „Je moeder i» binnen! Je moe-
der 1» gered, geborgen! Weldra rust je aan haar hart
uithet volgend oogenblik al".
De koster deed mij open.
Mijn moeder we» niet in het huis.
Ik wiet het dodelijk: Zij is dood! Omgekomen ln
den sneeuwstorm is zij! Terwijl jij op «len drempel
van het huie staat, waarin je nu kunt uitrusten en
het behaaglijk warm kunt hebben, ligt zg ergon»
onder het witte Ijskoude dek enrust ook uit."
MlascMen, ach misschien leefde zij nog, waa zg
nog te redden. Als ik haar dodelijk ging zoeken, da
delijk vinden zou...... Moor het moest oogenblikkelljk
gebéuren.
Dadelijk haar zoeken!
En dadelijk voelde lk alle vermoeidheid van mij
wegvallen; voelde i k mij uitgerust en opgefri»cbt.
Verwonderlijk sterk voel«ie lk mij.
Maar de twee doodelijk afgematte hondenZIJ
moesten nflj helpen zoeken; want zg alleen konden
haar vinden. Maar zij waren niet ln staat zich ver
der voort te slepen. Al» dood lagen zij neer.
Ik moest wachten, totdat de tarnden zich hersteld
hadden. JU
De koatertfamilte bracht ml! wijn, maar ik wilde
alleen wat hebben voor de volkomen uitgeputte die
ren. Zij kregen melk en brood. In het eerst raakten
zij niets aan. bleven onbeweegigk liggen. Ik stond
er bij, tonder let» te kunnen doen, hulpeloos Ik
moest wachten, terwijl mijn moeder miescMen nog
juist te redden zou zijn geweeat.
Ik wilde zonder de honden zoeken. De koeters-
familie moest mij met geweld terug houden, totdat
<ie honden zoo versterkt waren, dat zij mij konden
volgen.
Ik wachtte diia.
Eindelijk namen zij wat van de melk. Ik kniel
de bg hen neer, Meld ze de schaal met melk voor,
sprak ze toe. Toen zij zichtbaar bgkwamen, wa» ik
bijna gelukkig, beschouwde ik mijn moeder als bij
na gered'.
Ik had een doek bij mg, die hoor toebehoorde.
Dien toonde lk aan de honden, hun bevelend, dat
ze moesten zoeken, zoeken! Zij begrepen mij, zg,
mijn trouwe, verstandige honden! Een zwak, jan
kend gehuil uitstoot end, volgden zij mij.
De koster volgde mg ook. Hg droeg een lantaarn
en schop en had een fleach MJ zich. Toen zijn vrouw
hem die gaf, hoorde ik haar zacht zeggen: ,,J» hebt
ze toch niet meer noodig".
Bijna wa» ik in luid schrsisn uitgebarsten,
wg zochton.
Den Haag, 27 Februari.
Minister Altlng von Geusau heeft hedenmiddag van
1 tot 4 ure gesproken, drie uren achtereen. Z.Exo,
van Oorlog heeft eerst de „groote lijnen" behandeld en
daarna alle vragen, wenscnen, grieven, opmerkingen,
bg Hoofdstuk VIII voor 1919 gemaakt, behandeld.
Onvermoeid en nauwgezet, duidelijk en krachtig.
De minister stelde voorop, «lat leger en vloot gr-dun-noe
de oorlogsjaren er zeker veel tbe hebben bijgedragen
om onze neutraliteit te doen eerbiedigen, schoon 't
dan waar moge zijn, dat «ie lange «iuur van de mo
bilisatie, van de „afwachtende hou«flng", die. wg had-
den aan te nemen, hier en daar hun nadeeligen in
vloed op den geest van «len troep niet miste Het msr-
keerenj ja K. ter Loon van de grenzen (dus zonder
effectief) gast bg manoeuvres op, aldus de mi
nister maar was hier niet door te voeren.
Dal ona leger „tot niets ln staar zou zyn, betwistte
f's mirJser met M'.e warmte yoor hetgeen dt officie «a
hebben gedaan, had Z.Exc. een woord van waardes-
ring over, erkennend dat enkelen die moedeloos w-er
den. een tekort aan veerkracht vertoonden, wat na-
tuurigk betreurd moet worden. Een eerejaluut, dat in
ruimen kring met sympathie zal worden begroef, bracht
minister Altmg v. Geusau san den oud-opperbevelhebf
ber, generaal Snijder» De leMing der \«r lediging,
zei de minister had in de ure des gevaar» niat aan
betere hand kunnen zgn toevertrouwd. Men weet,, waar
de wegen van minister en generalissimus uiteen gingen.
Het oogenblik voor ontwapening acht de minuter
nog niet aangebroken Wfl moeten, zei hjj, ook
wat den Volkerenbond betreft, «le richting volgen, ona
door de omstandigheden aangewezen. Ontwapening op
dit oogenblik zou hoogat gevaarlijk zijn En
Mer zinspeelde de minister, «je noodzakelijkheid van
paraaLblyven voor Nederland bepleitend, niet slechts
op de aimexionistische beweging in België, maar noem-
de „man en paard",, wee» erop. dat men Neder
land wil behandelen al» net schaap, dat zijn vacht
moet offeren. Wij kunnen la zeer korten tijd paraat zijn
Afschaffing van onderdeelen des legers is nu nog niet
mogelijk Wel berei dt de minister die «ie nooazake.
lijkneid van bezuiniging vereenvoudiging, voorop stelt,
voor eene grondige Herziening van ons legarstelsel
Op de bijzonderheden van «leze plannen voor „nieuw
bouw" ging hit thans niet in. Het oogenblik om de
groote Rjneu der reorganisatie aan te duiden, achtte
!zExc. nog niet gekomen Er zal eene Staatscomr w
missie van voorbereiding worden ingesteld, bestaande
uit burgers en militairen, 't Lurt voor da hand
na hei vcuralgaaade, dat de minister de motie.Bomaxu
Door «ten storm heen het Janken en huilen der
honden; door den storm mijn roepen, mijn angst
kreet: „Moeder! Moeder! Moeder!"
Terwijl lk mij schor schreeuwde, boorde lk voort
durend de zachte woorden der kcatersivrouw ln nili:
„Je hebt ze toch niet taeer noodig!" En ik antwoord-
de daarop voortdurendi niet mijn wanhopend en kreet:
„Moeder! Moedert Moeder!"
Toen ik weet nu nog niet, na hoelang zoeken
toen vonden de honden haar.
Met mijn handen woelde ik de sneeuw weg. Ik
woelde gauwer dan de koeter groef, de honden krab
den. Nog steeds hoopte lk, dat het ijskoude dek haar
warm mocht hehben ingehuld. *t Kon zgn dat zit er
onder sluimerde; zoo zacht sluimerde, dat zij nog te
wekken wa». Ala ik er haar zoo heel. heel innig om
vroeg, ontwaakte zij zeker. Zg kon hoor jongen niets
weigeren, zou hem een» ook Judith Platter tot vrouw
geven als hg haar zoo heel, heel Innig smeekt».
Ik trok haar uit haar glinsterend graf. Zeker,
o zeker sliep »g slechts! Haar lief, mooi gezicht zag
er zoo vredig uit. Het scheen mij toe, alsof zg ln
den slaap glimlachte, MlascMen droomde zij, dat zij
thuis hij de haren wa» en dot de lentezon scheen.
WIJ konden haar niet» meer Ingieten van den ver
warmend en drank uit de fleech der goede vrouw. WIJ
konden haar niet meer wekken. Ik nam haar ln
de armen, hief haar op, droeg haar weg.
Zij was licht als een kind.
Ik werd met mijn lichten last ln de armen ln het
geheel niet moe. Eindelijk liep ik hard, zoodat wij
spoedig weer in de koaterewonlng waren, waar ik
mijn moeder zocht en warm te bed' kon leggen.
Maar zij ontwaakte niet meer.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Ik ga uit IMAe
Sneeuw en sneeuw!
Daarbij heldere, koude «lagen. Geen wolkje aan
«len hemel en «leze welft zich diepblauw over de
witte wereld. Eiken morgen rijp, zoodat eiken mor
gen rondom het slot een tooverwereld ontstaat In
den tuin bloeien stralende wonderbloemen en het
kamperfoelieprièal mijner moeder wordt door een
glinsterend, fonkelend weefsel omgeven.
naar Ron*.