TWEE MENSCHEN. DERDE BLAD. Sneven uit Kngoia^, FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. Tweede Kamer. Zaterdag 1 Maart 1919. 62sle Jaargang No. 6379. &aar het duitsch van richard voh. Sdiaytf Courant Amsterdam, B3 Februiari 19M. Attu 't schrijven van vele boeken komt geen Jfaé ecibreef de Engelse!» dtchterea Klizoboth lurrrit browning al ruim zestig jaar geleden. Hoe wtt thana wet nebben moeten uitdrukken, nu schrijven van boeken boe Jgnger noe meer be- «■houwd aeh^ut te worden oU eea uijbeamie, paasei mi f. m.a nnrl«rPi Kotrnlzl/iinri) mi elk« andere betrekking? De Ruyter en Tromp hebben In hun tijd een «chlty urende gelegenheid voorbij laten gaan om er een oentje bil verdienen, De riollanaache vloot in den Tweeden Enaeischen Zeeoorlog door Michiel Adnaanst de Ruyter. Is het goon aanlokkelijke titel en is het «en onvergeeflijk verzuim geweest, van cm.-? "eiden 0<n on» hun gedachten te onthouden, na ons hun daden getoond te hebbent Lord Jellieoe, die van 191416 aan het hoofd atond vgn de liritache vloot, heeft, in een groot werk voor hel tegenwoordige en net nageslacht ai zijn bevindingen jj^afgesohreven. „De Groote Vloot, 1914—16: Haar Wording, Ontwikkeling en Werk. Door Admiraal VU countJeUicoe of Scapa, G.C.B., 0_M., G.C.V.O." De letten achter den na&m zijn, zooals bekend is, af kortingen van zijn titeda.) Het werk ia met goedkoop. Bijna negentien gulden. Wat wet niet zal beletten, dat er duizenden exem- Slaren van verkocht zullen worden, omdat men vooral i Engeland, nu de oorlog dan eindelijk voorbij ia, wel heel verlangend zal zijn te vernemen, wat er werkelijk op zee voorviel, toen de kranten bijna nooit ieta mochten vertellen aan wat algemeenheden. En menig Enge! sch man zal met schrik gewaar worden ,dat zijn veiligheid op den oceaen niet altijd even zekér war als hij wel meende. Want Lord JelIL, coe brengt duidelijk aan het licht, dat, althans In -het begin van den oorlog' de meerderheid van de Britache vloot over de Duitsche maar tamelijk gering was; en wit het lot van Engeland geweeat zou zijn, indien er eens een zeeslag was gekomen, waarin de Bribche vloot vernietigd was geworden, voordat er een Enr selich leger van eenige beteekenb bijeen wwls gebracht, behoeft niet gevraagd te worden. Toen Nelsan s!#g leverde bij Trifrlgar, zegt Lord Jellieoe, had hij het bevel over zes en twintig schepen. De slag was van veel belang, maar hij was volstrekt met beslissend. Een nederlaag, een algeheeie vemiétiging van Nelsotis eskader, zou het Bribche rijk nog niet in gevaar hebben gebracht, want de Groote Vloot wa» niet bij Trafalgar. Die lag op de hoogte van Brest, onder bevel van Gomwauis. Alles te zarnen, in de Middellandsche Zee en dichter bg huis, kon Engeland zich nog beschermd rekenen door zeven en veertig oorlogsschepen, behalve de zes en twintig waarmee Nelson den yijand te lijf ging. Nu, voor het eerst na de Hollandsche oorlogen; zegt Jellieoe. stond alles op één kaart, hadden we, zoo- als de Engelschman dat uitdrukt, ai onze eieren in één mandje. En Jellieoe brengt aan het licht, dat dat mandje met zoo bijster sterk was op den koop toe. Op. een gegeven oogenblik, toen de Aiidacioua verloren waa\ gegaan, telde de Bribche Dreadnoughtvloot ze ventien slagschepen en vijf slagkruisers, tegenover vijf tien en vier respectievelijk aan Duibche njde. Toen het bovendien noodig werd om de Invinclibta en de Lu- flexible naar de Falkland Eilanden te sturen om daar met de Duilachers af te rekenezv bevond zich de Groote Vloot in een zeer twijfelachtige positie, zegt Lord Jellieoe, wat slagkruisers betreft. Maar deze tijden gingen voorbij, zonder de ere, Stige dingen, die hadoen kunnen gebeuren Rusteloos werd gearbeid. De Invibcible en Inflexible keerdefu terug, na het Duibche eskader onschadelijk te heb. hen gemaakt. De Engelsche overmacht, klein als zij in het begin was, nam gestadig toe, en het verlangen naar een beslissend treffen werd in gelijke verhoui groot er. Tot zulk een treffen plaats greep, toev bij Jutland. Dit gedeelte van Jellieoe» bode zal met de grootste worden gelezen Was de slag bg Jutland een overwinning of niet? Een over lang zeker, anders hadden de Duibchers wel eens «en herhaling er van gezocht Maar waarom dan geen overwinning, zooals die van Nelson bij Trafalgar? Jellieoe nrengt dit alles duidelijk en uitvoerig aan het licht. In de eerste plaats wijst hy er op, dat men •an beide zijden zander eenige ondervinding was, want terwijl de Duibchers van zeeoorlogen al hed weinig afwisten .gingen de Engelschen dezen oorlog hi met een geheel nieuw wapen, hef at oom schip. Alle ondervinding, tot nu tpe op^daan door Nelson en zijn voorganger», was met net zeilschip, nog a gezien van de geheel andere bewapening de wdra- gende kanosmea, de torpedo's, de bcpaoborihg. JuttMti, m# Jaïtaw,, aaê «u om rijxod o» dervindlBg. NVd leerdsa ar beidaa. jIfsxs, daar opc gedane cad*rv-3<tag, bracht ca» tol het aanbrengen van verb-^yrsMOn In mareriaal en in wijs® van vech ten, die de Duitechar» bij een volgende ontmoeting duur te staan gekomen zouden zjjn. viaar hun on dervinding deed hen besluiten, da. dia volgende ont moeting niet koenen zou. De andere oorzaken, waarom de slag bij Jutland geen algeheel® vernietiging van de Duitsche vloot werd, worden q> de volgende wijze door i<vd Jelliooe ■mngnal De Duitsehers waren nie van pian don slag uit te vechten. Zij warm beter voorzien dan de B*eii sclien van torpedobootcn. Hun nieuwste schepen war^t zoo Sterk gepantserd, dat ze soo goed als onzink- b:iar «varen, hetzij door kanonvuur of torpedo Zü had den het voorden van de weengesteldheid. A\at dan volgt is een latng en technisch betoog, om duiilelijk te meiten, hoe het kwam« dat de Duitsche vloot kon ontsnappen. Dit betoog b voor den oninge wijde natuurlijk niet zoo heel duidelijk. Eén dSig blijkt evenwel. Een tot tweemaal herhaalde massa aanval van Ae Duitsche torpedobootcn, noodzaakte de rste Engelsche schepen een wijziging in hun koers brengen, waarvan de Duibchers terstond gebruik wisten te maken, terwijl ze hun aftocht dekten door een ondoordringbaar rookscherm. Het is dit gedeelte van den slag, dat zooveel pen nen la beweging heeft gebracht, want het gaf de Dutt- achers gelegenheid zich te onttrekken aan oen vwdere bestraffing, ha eerst harde slagen te hebben uitgedeeld. Maar zooals Gerard Fieimes, die JoUicoe's beek be spreekt in de Observer van 16 Februari, uitlegt, kan men het «en admiraal moeilijk kwalijk nemen, dat hij Wj een groeten torpedooanval, allereerst zorg draagt voor de beveiliging van zijn eigen schepen. Het was deze slag^ die een eind maakte aan de straks genoemde Invmcible. Aan boord daarvan be vond zien Schout-bij-nacht Hood. Om 6 uur 16 is den namiddag heesch Hood het signaal voor de hem volgende schepen, om in enkele lijn voorwaarts te gaan,, en de vijandelijke slagkruiser» aan te vallen, die om 6.20 werden waargenomen op een abtand van 8600 yards. Toen volgde eenige minuten achtereen ten verwoedé strijd. Ongeveer 6.30 seinde Hood, die op de hrug van de Lnvincible stond, aan commandant Danareu- ther: „Uw vuur voldoet uitstekend. Ga er mee door zoo vlug als u kunt Elk schot b .raak." om ongeveer 6.34 werd de lnvincible getroffen in een van de ge. achubtorens. De ontploffing had blijkbaar binnen in den toren plaats, want commandant Dannreuther zag, dat hef dak er van werd weggeblazen. Onmiddellijk daarop volgde een geweldige ontploffing, het schip brak in Jweeön en zonk ters and. Fiermes besluit zijn zeer lezenswaardig artikel over JsÉlicoe's boek met de volgende woorden, die nu nog wellicht menig Engelschman met schrik zal lezen: „...jde natie was geplaatst to oen toestand van jgevaar, die onze haren grijs had doen worden, als wty hem geleerd hadden. DE „GELUKSGULDEN". ZIJ wikkelde zich in haar doek en huiverde, 't "Was ber koud In het voorkamertje van benedenwoning. Bart had ochtends stuk gehakt wat er nog voor het kacheltje bruikbaar was. Een stoof hadden ze niet meer En kleine Mien was in haar bedje gelegd met moeder» oude mantel over haar heen gespreid Morgens had zij een lange conferentie gevoerd met den bakker, die al over de drie gulden kreeg. De man wilde niet meer poffen, atond al gereed om, met een feilen smak, zijn wagen dicht te kloppen, na er de broodjes, voor PiMerse bestemd, in te hebben gegooid. Maar hij zag naar 't smalle, bleeke, brood magere wanhoopagezicht van de Vrouwen en de tra nen, die in haar oogen stonden. Vooruit snauwde hij, haar de broodjes overgevende, moor als je me mor genochtend geen centen geeft, dan trap ik je deur te morzel, weet dat wel. En hü reed verder. Gistermiddag hadden ze het gas afgesneden, er was nog een win keltje in de buurt waar zij wonder boven wonder borgden. Het vrouwtje had nu eenmaal vertrouwen ln juffrouw Pieterae. Telkens als zij het winkeltje bin nentrad voelde zü haar hort bonzen. Zou het nog eenmaal lukken? En wanneer er menschoa stonden, wachtte juffrouw Pieterae. Intusschen kijkend, hoe het gezicht van winkelierster stond. Dan fluisterde zij, glimlachend, sraekerig, achter toonbank. Vertelde van remise, die haar man te wachten had, van dat alles terecht kwam, dat zij toch liever haar vingertoppen zou opeten, dan de Juffrouw van het winkeltje te be. driegen. En dan haalde dia uit een la Je voorschijn een lang •mal vettig beduimeld bode Weet u hoe veel het nu al la? zei. Telde een poosje Achtendertig gulden vier en zestig en een halven cent, liet Hj ér op volzen, als mijn man 't wist, hij sloeg me vast dood .Juffielief, all u me belazert. Als u me.... Winkelierster stond na te denken Moor het eind wa», dat ze toch weer een pakje maakte. Juffrouw Pin. terae drukte haar de hond! Vertelde in de blijde op winding over geslaagd zijn, nog allerlei over de re mise die er tang Had moeten wezen. Haastte Üch naar huia. Een winkel angstig ontwijkend, waar zit in het krijt atond Maar nu was het héri erg benauwd geworden. Bert waa naar da gasfabriek Om se «manken, hem Ik vroeg naar haar: naar een teere, bleek», fijne vrouw, dfe geheel alleen was gekomen. Mijn moeder bevond zich niet In het huisl Maar zij 1» er geweeat: reed» gisteren. En giete den reed» was zij verder gegaan, geheel alleen! Reeds gisteren alleen verder op den «teilen, laati- o4® «n gevaarlijken weg naar het heiligdom! ZIJ zou iblj den koeter van het kerkje ln de wilder- u Gaoven. Ju, J». ju! Ik kon nog altijd geruit «Ja; kon den hemel vurig danken; kon aan de Moe- "Uy God* het zilveren hart beloven. Ik vroeg na: „Hoe waa de vrouw? Waa «IJ «eer vermoeid, zeer afgemat? Zag tij er zeer blaak «n lijdend uit?" «Ja, «oh ja. Zeer afgemat «n moe waa zij geweest «n zeer lijdend had zij er uitgezien. De manachen van ua herberg hadden haar verzocht te blijven: hadden «aar dringend ontraden haar weg te vervolgen; had den haar ernetig gewaarschuwd. Maar zij wilde non "iet laten terughouden. Zij had haaat verder te komen, om den pelgrims tocht spoedig te beëindigen, om spoedig weer thuis te «jn, waar haar lieve zoon in zorg over haar ver keerde". »k vroeg: „Heeft die vermoedde vrouw gegeten en Rad ronken?" «Een weindg". „Due was zij toch een wednlg versterkt Werder ge gaan?" Een klein wedndgOf ik niet wilde uitrusten en wat gebruiken, om eerst wat op krachten te komen, .oordat ik vonder ging? Het weer waa ontzettend, en zeker diep onder de sneeuw. Maar ik wilde dadelijk verder, mijn moeder na. aan haar heilig hart wilde Ik uitrusten steeds woester werd de weg, steeds wilder het "er. Elke sefirede vooruit moeet bevochten worden, ho^ /""g-'aam kwam ik vooruit en drong ik om- Zelf» de honden werden afgemat Ik redeneerde w, sprak hen moed in. ZIJ antwoordden mij door **4*lljk gehulL De nacht riai vroeg ln. Maar de ngg een we«ic «ellet te geven dat 1 toch geen steek zou .baten. Maar ze Marnoten ach nu aan dia hoop vaat Dear wn-t». En ffi zag" da delijk, «hit t pi» w«s. Natuurlijk. Kij ging ritten Met zgn oude, vale, versloten jas zon Had intusschen «Jen groasier getelefoneerd, die misschien een bes!ellinkjc zofe doen. Waa ook mis. Meneer op reis. De bediende wiat niet, wanneer hij jerug zou vereen. Had hoorn nijdig aan haak Behangen, toen Bart Werf zeuren. Hoar leeg beursje lag op tafel. Met drie koperen cer ton «maast. Zii hadden nog een raag, fentastiach denk" horid. Een nicht van Sien, zijn vrouw, had gesproken over zeker iemand, die machtige zaken deed. Waa s ochtends altijd te vinden In «ie Kroon. Hij schokschou4 derde. Wee» op z'n jas en op «Je plaats waar een porte- morunaie kon zitten. Toen «Jacht Sien even na Schonv melde in eën kast Haalde er een zilveren gulden ui' te voorschijn. He, riep Bart uit, beeld van grenze'.ooze verbazing. Wat is dat nou?.... Had Sien bewaard, ook al» de nood 't ergst wa». Met een aoort vaal .kinderlijk bijgeloof, dat diezelfde gulden nog eens uitkomst zou brengen. Hg zou "m wisselen. Er twee kwartjes van nou«Jsn om te trachten, die meneer, waar nicht over ««■sproken had in De ICrron te vinden. Sien naaide een knoop ïan zijn winterjas. Sprenkelde er water op, 1 zou toch wat daan regenen, dat men 1 vale minder zou b<'S|x"urc,-i BorsteUie Bart grondig of. Scharrelde ®®n papieren boord op, die ieta minder goor was, «Jan het ding, dat hij om zijn hal» droeg. Zij klampten zich vast aan de r lachte, er sou verandering ten goede ko men. Tom ging Bart. In De Kroon wigt een van de keUnere da«Jelgk, wie meneer van der Veldt waa O, die, zei Hij, me» een «»rt lachje daar zitne. En hg monsterde Bart sflierp 't hoofd tot de voeten, ut een grillroom zat de bewuate te domineerm. Met een cjjibje kennissen. In vroeg ochtenduur., Zg hadden borrel» bij zich staan. Bart ging aan ere tafeltje dicht bg zitten. Vroeg kellner, meneer van der Veldt «ven te verzoeken... Ga maar naar 'm toe, zei de man zonder veel compli menten. Bart waagde 't erop. Tikte van der Veldt op den schouder. Hg keek hem aan met mat le, lodderige gogen. Van onder een wat scheef zittende hoed Of Bart hem even «preken kon? De ander observeerde hem een poosje. Liet toen ere kennis even voor hem waarnemen aan het dominorondj'e. En zg zaten tegen over elkaar. Van der Veldt had zijn borrel meegebracht Bart dacht aan de twee kwartje», die hg bg zich had Vroeg toch, wat meneer gebruiken zou Bestelde twee borrels. En Mj jpraattm. De vreemde meneer maakte, met een potloodje al moor streepjes en stipjes en kruisjes, terwijl Bert praatte. Tipte voor de helft liet gepresenteerde borreltje uit Een oogenblik? zei hij. Liet Bart alleen. Ging praten met een van zgn vrienden aan de dominotafel. De vriend keek telken» naar Bart. Zg fluisterden heel druk. Het geklikker van dominostemen verstomde Toen kwam, van der Veldt terug. Keek op zgn horloge. Ik moet dadelijk naar Rotterdam., zei hij, maar mgti com pagnon komt bg u. Wacht ma&r even Een lange kerel met zwaren roasigen knevel zat nu tegenover Bart. Vroeg uitvoerige inlichtingen. Zei toen, dat hg over de zaak zou nadenken. Hij begreep er alles van. Wou Steeds zoo graag een medemenach van «lienst zgn. Opende mooi verzicht Dienxelfden avond wachtte hg Bart, niet in Kroon, maar ergens anders. Een kleinere gelegenheid, waar men rustiger kon praten. Bart wachtte nog even. De meneer van de lange knevels zag hem eens even aan, scheen gedachten lezer. Taette in een veet- zak, rijikte Bart twee zilverbon» van een riks over... Waagde t er op. Scheen te gevoelen, dat er Ieta in het zaakje echoot Ging, na een zeer hartelijk ste- vigen handdruk weer domino spelen. Bart naar huia. Wat heb Ik gezegd, juichte Sien, die gulden brengt geluk aan, luister naar wat ik je zeg. Hg Meld een rik», kcoht een nieuwe boord en een da» bij uitver koop, dat ze zijn smerig houtje niet zouden zien, maakte, dat Mj klokslag zeven, uur was in het kleine afgelegen café, waar meneer van de lange knevels hem zou wachten. Vond er een jolig fideel gezelschap. Hg had, na een dag teren, op een paar stukjes on gesmeerd brood, weer eens iets warms gegeten. Sien wa» ln haar vreugde, naar de goedgeloovige winkelierster gelaapen, en had, met van blijdschap schitterende oogen, verteld dat alle» prachtig liep. De Juffrouw had moer gepoft don ooit. Zij hadden een stoel stuk gehakt en de kachel snorde weer voor een uurtje. Zoo kwam Bart bg de vrienden. En zij ver telden hem. Hg was een uil, een ezel, dat hij niet veel eerder bg hen wo» geweest. Zij wisten de weg. De meneer van de rossige knevels had relatiftu ln Den Haag, vlok bij het oentrale vuurtje, 't Wa» kinderwerk, al» je maar eenmaal den weg kende. Hg vertelde krasse staaltjes. Duizenden te verdienen. Tienduizenden. Zooveel als je maar wou. Bart zag, dat-le een lapje van honderd voor den dag haalde. En ln zijn portefeuille wa» *t stikvol van geld. Zg waren zeer Royaal. Bart was de gast. Telkens bood een van het gezelschap hem ietssa&n. 't Doezelde Bart i en hg voelde alleen, hoe de huivering van kou en hongerell«nde verdween, plaats maakte voor lekker behagelijk zich voelen. Dien avond kwam hg dialf- «ironken thuis. Maar Sien knorde niet. Zij bleef ervan overtuigd, dat 't nu den goeden weg opging. En Bart had geld bg zich. De vrienden van den meneer met de lange knevels waagden in sommige omstandig heden iet». Hadden hem nog vijf gulden geleend. De juffrouw van het wonderbaar-poffende winkeltje kreeg dadelijk, om indruk te maken, van terugkee- reuüe welstand, een riks op afrekening Sien kon eigenlijk Met goed wij» worden utt Har- En vertellen. Maar zg bleef vertrouwen. De gel'.'k- aonbrengende guien had s"B ■agtecfc® i ge toond. r>e verdediger, den gedetineerden beklaagde Bar. I Hieterse toegevoegd, luisterde met aandacht nac. het verhaal van' den """i, die zijn patroon v an o« avond uren boeken bijhouden, voor over de driehonderd gulden bestolen had in korte «panne lijds, nog «reen drie weken, 't Klonk fantastisch. Eerst had hij vijftig gulden moeten wagen in de mysterieus* ondernemin gen van den meneer der lange knevels en zijn corri- 'gnon. Welk bedrag deze in zijn bloeiende zaken «■tak. Een dag of wat later had Bart ze met vijftien vulden winst terug gekregen. Zoo waa 't tot viermaal 'oe gegaan.oen kwam de groote slog, Lg moest twee cndeid gulden inLrcngen. En 't waa zeker, zoo vast 1» een rota boven water, dat bg op zgn allerminst honderd pop schoon zou verdienen. Weer had hij ge grepen in de kas van winkelier, voor wien hij des avonds de boeken bijhield. Maar daarna had Bnrt niets moer gehoord vaii de gel uk-aur.brengen d c bloëlende en ondememendezaak. Vervolgd, bestookt door crediteuren, toch ln den maalstroom, had hg nog «rene gestolen. Dezelfde week kwam H uit. Werd Bart in arrest genomen. Jonge toegevoegde verdediger, die zich voor psycholoog Meld, trachtte op het gélant van verdachte te lezen, of deze hem een complex van leugen? zat op te ddsschen dan wel of H de waarheid wa», dis Mj hoorde. De meneer van. de lange knevel» wa» door rechter commissaris gehoord. Hg kon wel vertoon en kwitan- ties voor het geld, aan Bart bij t begin van de ope ratiën geleend. Maar de verdachte kon geen schrif telijke bewijzen overleggen van het geld, aan de redders ln nood gegeven om achoone winst te ma ken. Hoe klopt dat nu? vroeg verdediger, jij bent toch iemand die verstand van die zaken heeft, leen jij dus maar geld op goed geluk af, zonder eenig be wijs te vorderen? Bart trachtte advocaat te verduidelijken, dat hg in z'n harren, bitteren nood niet had durven edschen... Och man, zit toch niet zoo te liegen!, stoof verdedi ger op, van al de kerels, die Je noemt, ben jg per alot van rekening, geloof lk, nog de sluwste en minst be trouwbare!" En m vergramde stemming, maakte verdediger een eind aan het gesprek met verdachte. Bepaalde er zich toe toen de zaak van Bart'» diefstal ln de openbare rechtszitting kwam met clementie te pleiten. Op een toon, die de rechter» kon doen be grijpen, dat hij het O. M. groot-gelijk gaf toen het anderhalf Jaar vorderde tegen dezen blijkbaar uiter mate gevaarigken en leugenachtlgen beschuldigde... MATDRE CQRBEAU. sneeuw verbreidde een vale schemering. Zulk een weg wa» ik nog nooit gegaan! En ik wist toch wat slechte wegen en noodweer waren. Tot nu toe wa» lk op den rechten weg gebleven; plotseling verloor ik dien. Ik zocht «n zocht en. vond hem niet terug. In den stormnacht, in de sneeuwjacht midden ln de hooge Dolomieten was ik verdwaald. Een mijner honden bleef achter. Ik zocht den ver- lorene. lk werd afgemat Vlak voor mg helder llchtachljneel! Juist toen mijn krachten mij dreigden te ontzinken, toen ik op het punt stond om te vallen. Tuimelend wankelde ik ver der tot daar, waar door de vale duisternis plotse- Llng 't licht straalde. Mijn belde honden die zich met moeite achter mij voortsleepten, riep lk met nieuwen levensmoed toe, dat wg gered waren. Want zonder den «tralenden glans voor ons zouden wg verloren zijn geweest. Het waa hst heiligdom van hst Bloedende Hart van de Moeder der Smarten De deur stond wijd open, door dan storm opengerukt. Op het altaar brandde een hooge, met goud en zil ver rijk versierde waskaar»: de offerande iMJner moeder, die Mer waa geweest, die hier had geknield en gebeden: voor mij, voor haar lieven zoon. Ik herkende het licht. Nog veel kaarsen van andere pelgrims, waren op het kleine altaar voor het beeld van de heilige Maagd' aangestoken geweest. Ma&r al de andere wa ren door den storm uitgehluschL Ook het eeuwige licht in de alitaarl&mp wae uitgewaaid. Alleen de waskaar» mijner moeder brandde. Het brandende licht mijner moeder had ndj voor een jammerlijken dood bewaard. Voor het altaar vlei ik' neer. Ik strekte mijn ar men uit naar de beeltenis der hemel»«he Vrouw, die in den glans- der kaars van.mijne moeder over haar bloedend hort mg toelachte. Ik bleef Biecht» een oogenblik liggen. Daarna richtte ik mg met een ruk op, wankelde het kerkje uit, weer terug in den storm, liep naar de koeterewoning, klopte en riep. Van uitputting zakte Jk voor de deur ln elkaar. Maar lk dacht toch: „Je moeder i» binnen! Je moe- der 1» gered, geborgen! Weldra rust je aan haar hart uithet volgend oogenblik al". De koster deed mij open. Mijn moeder we» niet in het huis. Ik wiet het dodelijk: Zij is dood! Omgekomen ln den sneeuwstorm is zij! Terwijl jij op «len drempel van het huie staat, waarin je nu kunt uitrusten en het behaaglijk warm kunt hebben, ligt zg ergon» onder het witte Ijskoude dek enrust ook uit." MlascMen, ach misschien leefde zij nog, waa zg nog te redden. Als ik haar dodelijk ging zoeken, da delijk vinden zou...... Moor het moest oogenblikkelljk gebéuren. Dadelijk haar zoeken! En dadelijk voelde lk alle vermoeidheid van mij wegvallen; voelde i k mij uitgerust en opgefri»cbt. Verwonderlijk sterk voel«ie lk mij. Maar de twee doodelijk afgematte hondenZIJ moesten nflj helpen zoeken; want zg alleen konden haar vinden. Maar zij waren niet ln staat zich ver der voort te slepen. Al» dood lagen zij neer. Ik moest wachten, totdat de tarnden zich hersteld hadden. JU De koatertfamilte bracht ml! wijn, maar ik wilde alleen wat hebben voor de volkomen uitgeputte die ren. Zij kregen melk en brood. In het eerst raakten zij niets aan. bleven onbeweegigk liggen. Ik stond er bij, tonder let» te kunnen doen, hulpeloos Ik moest wachten, terwijl mijn moeder miescMen nog juist te redden zou zijn geweeat. Ik wilde zonder de honden zoeken. De koeters- familie moest mij met geweld terug houden, totdat <ie honden zoo versterkt waren, dat zij mij konden volgen. Ik wachtte diia. Eindelijk namen zij wat van de melk. Ik kniel de bg hen neer, Meld ze de schaal met melk voor, sprak ze toe. Toen zij zichtbaar bgkwamen, wa» ik bijna gelukkig, beschouwde ik mijn moeder als bij na gered'. Ik had een doek bij mg, die hoor toebehoorde. Dien toonde lk aan de honden, hun bevelend, dat ze moesten zoeken, zoeken! Zij begrepen mij, zg, mijn trouwe, verstandige honden! Een zwak, jan kend gehuil uitstoot end, volgden zij mij. De koster volgde mg ook. Hg droeg een lantaarn en schop en had een fleach MJ zich. Toen zijn vrouw hem die gaf, hoorde ik haar zacht zeggen: ,,J» hebt ze toch niet meer noodig". Bijna wa» ik in luid schrsisn uitgebarsten, wg zochton. Den Haag, 27 Februari. Minister Altlng von Geusau heeft hedenmiddag van 1 tot 4 ure gesproken, drie uren achtereen. Z.Exo, van Oorlog heeft eerst de „groote lijnen" behandeld en daarna alle vragen, wenscnen, grieven, opmerkingen, bg Hoofdstuk VIII voor 1919 gemaakt, behandeld. Onvermoeid en nauwgezet, duidelijk en krachtig. De minister stelde voorop, «lat leger en vloot gr-dun-noe de oorlogsjaren er zeker veel tbe hebben bijgedragen om onze neutraliteit te doen eerbiedigen, schoon 't dan waar moge zijn, dat «ie lange «iuur van de mo bilisatie, van de „afwachtende hou«flng", die. wg had- den aan te nemen, hier en daar hun nadeeligen in vloed op den geest van «len troep niet miste Het msr- keerenj ja K. ter Loon van de grenzen (dus zonder effectief) gast bg manoeuvres op, aldus de mi nister maar was hier niet door te voeren. Dal ona leger „tot niets ln staar zou zyn, betwistte f's mirJser met M'.e warmte yoor hetgeen dt officie «a hebben gedaan, had Z.Exc. een woord van waardes- ring over, erkennend dat enkelen die moedeloos w-er den. een tekort aan veerkracht vertoonden, wat na- tuurigk betreurd moet worden. Een eerejaluut, dat in ruimen kring met sympathie zal worden begroef, bracht minister Altmg v. Geusau san den oud-opperbevelhebf ber, generaal Snijder» De leMing der \«r lediging, zei de minister had in de ure des gevaar» niat aan betere hand kunnen zgn toevertrouwd. Men weet,, waar de wegen van minister en generalissimus uiteen gingen. Het oogenblik voor ontwapening acht de minuter nog niet aangebroken Wfl moeten, zei hjj, ook wat den Volkerenbond betreft, «le richting volgen, ona door de omstandigheden aangewezen. Ontwapening op dit oogenblik zou hoogat gevaarlijk zijn En Mer zinspeelde de minister, «je noodzakelijkheid van paraaLblyven voor Nederland bepleitend, niet slechts op de aimexionistische beweging in België, maar noem- de „man en paard",, wee» erop. dat men Neder land wil behandelen al» net schaap, dat zijn vacht moet offeren. Wij kunnen la zeer korten tijd paraat zijn Afschaffing van onderdeelen des legers is nu nog niet mogelijk Wel berei dt de minister die «ie nooazake. lijkneid van bezuiniging vereenvoudiging, voorop stelt, voor eene grondige Herziening van ons legarstelsel Op de bijzonderheden van «leze plannen voor „nieuw bouw" ging hit thans niet in. Het oogenblik om de groote Rjneu der reorganisatie aan te duiden, achtte !zExc. nog niet gekomen Er zal eene Staatscomr w missie van voorbereiding worden ingesteld, bestaande uit burgers en militairen, 't Lurt voor da hand na hei vcuralgaaade, dat de minister de motie.Bomaxu Door «ten storm heen het Janken en huilen der honden; door den storm mijn roepen, mijn angst kreet: „Moeder! Moeder! Moeder!" Terwijl lk mij schor schreeuwde, boorde lk voort durend de zachte woorden der kcatersivrouw ln nili: „Je hebt ze toch niet taeer noodig!" En ik antwoord- de daarop voortdurendi niet mijn wanhopend en kreet: „Moeder! Moedert Moeder!" Toen ik weet nu nog niet, na hoelang zoeken toen vonden de honden haar. Met mijn handen woelde ik de sneeuw weg. Ik woelde gauwer dan de koeter groef, de honden krab den. Nog steeds hoopte lk, dat het ijskoude dek haar warm mocht hehben ingehuld. *t Kon zgn dat zit er onder sluimerde; zoo zacht sluimerde, dat zij nog te wekken wa». Ala ik er haar zoo heel. heel innig om vroeg, ontwaakte zij zeker. Zg kon hoor jongen niets weigeren, zou hem een» ook Judith Platter tot vrouw geven als hg haar zoo heel, heel Innig smeekt». Ik trok haar uit haar glinsterend graf. Zeker, o zeker sliep »g slechts! Haar lief, mooi gezicht zag er zoo vredig uit. Het scheen mij toe, alsof zg ln den slaap glimlachte, MlascMen droomde zij, dat zij thuis hij de haren wa» en dot de lentezon scheen. WIJ konden haar niet» meer Ingieten van den ver warmend en drank uit de fleech der goede vrouw. WIJ konden haar niet meer wekken. Ik nam haar ln de armen, hief haar op, droeg haar weg. Zij was licht als een kind. Ik werd met mijn lichten last ln de armen ln het geheel niet moe. Eindelijk liep ik hard, zoodat wij spoedig weer in de koaterewonlng waren, waar ik mijn moeder zocht en warm te bed' kon leggen. Maar zij ontwaakte niet meer. ACHTSTE HOOFDSTUK. Ik ga uit IMAe Sneeuw en sneeuw! Daarbij heldere, koude «lagen. Geen wolkje aan «len hemel en «leze welft zich diepblauw over de witte wereld. Eiken morgen rijp, zoodat eiken mor gen rondom het slot een tooverwereld ontstaat In den tuin bloeien stralende wonderbloemen en het kamperfoelieprièal mijner moeder wordt door een glinsterend, fonkelend weefsel omgeven. naar Ron*.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 7