Bij den bouw der Nieuwe Wereld. TWEE MENSCHEN. FEUILLETON. Zalerag 8 Maart 1919. b^slft Jaargang No. ML DERDE BLAD. naar het duitsgh van richard vosz. Schetsen uit de Rechtzaal. )9|||ipj-T - - Pc hoofdmannen verschijnen eerlang weder op het tooneel. Lloyd Georg-e en Clemencesu lijn terug. Or- Igndo eveneens en Wlleon bevindt zich op de hooge jee. Hei consigne ls uitgegeven, dat alle comimla- ges zooveel doenlijk moeten voortmaken, liefst zoo <lat hun rapporten heden Zaterdag gereed zijn. Hert heeft er dua allen schijn van, dat de wapen stilstand niet meer zal behoeven te worden ver lengd, doch dat eerlang de voorloopige vredesvoor waarden aangeboden kunnen worden. Aangeboden, ja maar aan wien? Zal er over twee weken nog een Duitsche regee ring, een Duitschland bestaan met wie de geallieer den kunnen onderhandelen? De laatste berichten „it Berlijn, dat zelfs garderegiimenten, zelfs de be roemde „Maik&fer" zich btj de Spartakiden hebben aangesloten, konden wel eens de voorlooper zijn van een algemeene instorting, van een triomf der Bolche- wioki. Dat zou beteek en en: geen vrede, geen scha deloosstelling, geen demobilisatie, ook voor de En- tentelanden, die er naar hunkeren, geen herstel der orde, doch een bezetting van nog meer Duit ach ge bied. Deze verzwaring van taak en verzwaring van geldelijke en persoonlijke lasten zou heel goed als resultaat hebben, dat de overal heerschende onte vredenheid niet meer in toom giehouden zou kunnen worden en dat de algemeene sociale revolutie het einde zou zijn van den wereldoorlog. Een einde, dat men zich zoo geheel anders gedroomd had. Pandemonium in plaats van het mdllenium. Hei in ^ts van het Duizendjarig Rijk, anet den Volken- als waarborg en grondwet. Hst schijnt, dat dit gevaar alleen zal kunnen wor den afgewend door een spoedigen vrede, omdat durroe-!e een (gedeeltelijke, opheffing der blokkade 1 zal gepaard gaan en waardoor dus een verzachting van den nood In Duitschland zal plaats grijpen. Het is dus te begrijpen, dat men met spanning uitziet naar de vredesvoorwaarden en dat elk tipje van den sluier dat wordt opgelicht, de levendigste aandacht trekt Voornamelijk van Amerlkaansche zijdie komen er af en toe mededeellngen die op juiste gegevens schijnen te berusten. Zoo schijnt het vast te staan, dat het Duitsche le ger tot 200.000 man en 7000 officieren zal worden beperkt De diensttijd voor de, manschappen zou hoogstens één jaar bedragen, die der officieren 25, der onderofficieren 15 jaar. De jaarlijksche lichting zou tem hoogste 180.000 mogen bedragen. Over deze punten schijnen de geallieerden het eens. Maar over de wijze van uitvoering bestaan nog allerlei geschillen. Zoo bijv. over de manier, waarop de jaarlijksche lichting zal worden samengesteld. Men heeft gesproken van loting, doch loting voor onderstelt dienstplicht en daarvan wil noch Enge- lahd, noch Amerika hooren. Immers voor die lan den ls de conscriptie een oorlogsnieuwtje geweest, waanmede hun volken slechts zeer weinig ophad den. Wanneer nu het dlenstpliehtsysteem in Duitsch land bleef voortbestaan, dan zouden ook zij wellicht door de omstandigheden gedwongen kunnen worden ook de conscriptie te handhaven. Een tweede over weging ls natuurlijk, dat als men Duitschland ver plicht een vrijwilligers leger te houden, de kosten daarvan, die veel hooger zijn, in verband met de financieel» omstandigheden van het Duitsche rijk, remmend zouden werken op uitbreiding der leger- sterkte. Wat natuurlijk voor de Entente een voordeel zou zijn. Maar dit argument geldt ook voor landen als Frankrijk, die wel kans tien een krachtig dlenst- plichtleger te houden, maar niet weten, waar de koeten voor een armee van vrijwilliger» vandaan moeten komen. Een tweede verschil van opinie bestaat ten aan zien van den geldigheidsduur dezer bepaling. Frank rijk wenscht haar definitief te maken. De Angel- saksera zouden reeds tevreden zijn met een geldig heid tot het tijdstip, waarop Duitschland zijn ver plichtingen op financieel en ander gebied zal heb ben vervuld. Bovendien wil Engeland, dat dergelijke bepalingen niet alleen voor Duitschland, maar voor alle landen zonder uitzondering en wel door den Volkenbond zul len worden vastgesteld, waarvoor ln principe alles ie zeggen is, maar wat door Frankrijk's angst voor een nieuwe overvalling, schijnbaar onmogelijk wordt gemaakt. Die angst, dit zich niet veilig voelen zoolang men niet 10 tegen één staat, heeft al heel wat op het 13. Deer hijjn vader mij voor mijn verjaardag, die tevens He dag van mijn priesterwijding is, mU dit ln zekeren zin uts kostelijke nalatenschap van mijn toioeder zond, wil ik er verder in schrijven. Ik zal voortaan grootere dingen hebbed neer te •chrijven dan het lijden en de vreugde van een wilden jonker en onverataudigen knaap. Ofschoon alles ver achter mij ligt; ofschoon alles «fJs lang door mij werd afgedaan, en lk een ander, jjeneel nieuw mensen ben geworden: een sterk mAnsch, me zich van 4ja do0! bewust is, aoo voel ik toch di' tegenstelling van toen en nii, ik voel ze met stille verwondering, met oen soort doffe verbazing. Het is verbazing Over het feit, dat het' zoo met mij kon gaan. ooms heb lk uien waarin bal mjj aangrijpt, geen smart, touw bn berouw,maar wel verontwaardiging, wrok, Woede. Dan strijd ik met mijn vroeger ik, als met een doodsvijand. Alsof ik hoog boven pp den top vsn den bchlern stond aan dén rand van den aft Fond. zoo strijd ik met mijn ik van vroeger. Ik houd het omklemd, beproef liet nasi te werpen, be- Proef het ln de bodemlooze diepte te slingeren Tusschenbeide 'dreigt mijn ik van heden 'door den •nderun overmand te worden. Tuaschenbeide voel ik mij afgemat, overwonnen. Den word ik als razend, hen kreet inslikkend, boor ik de tanden in mijn eigen ueesch. Maar steeds weer gelukt hel mij over deu vroe ge"-''1 ïneosch te zegevieren, dezen niet geweid néér te dwingen Aan den afgrond, waarin ik mijn vroeger ik werp. sta ik dan als aan een qpen graf. en triomfeer °ver hiijn eigen ondergang. Als hndere jonge geestelijken, die van de wereld af laad boeten doen, dergelijke worstelingen hebben hoor te maken, dan nemen zij 'hun toevlucht tot de •terke hulpmiddelen van de kerktot het gebed en v&»ten, Hot den boetegordel en de geeselroeae. Zulke zondaars voor den Heer hebben het gemakkelijk. iv t;'raa«k het mij moeilijk. Slechts door mijzelf mag a Jtol -hulp verachaffeu tegen mij zelf. I?.1} «>o strijd ik dan hi^r, n dag van mün leven voel lk het onderscheid ^han toen en heden. Mijn dagen hebben veel urm, ^*r Wu geestelijke ook ia des nacht den Maar e> d v- w "ten. Eb -telken» moeten de tneer-genaatlgdo ele menten ni ;or:cfc8siee doen. Hst jongste ls hst plan de Rijnprovincie tot een onafhankelijke republiek te vervormen, die als buf ferstaat dienst zou hebben te doen en onder con trole er Entente nog betere waarborgen zou ge ven tegen een onverhoedschen aanval dan een de mi litarisattie van Rijnland, waarvan eerst sprake waf Alweer zijtn- het de Emgelachen en Amerikanen, die trachten door t« zetten, dat deze .republiek" elochts een tijdelijk bestaan nal -hebben èn bij refe rendum. zoodra alle verplichtingen door Duitsch land vervuld rijn. zal mogen beslissen tot terugkeer naar het groote vaderland. Iets, waar Frankrijk na tuurlijk niet uan wil hooren, omdat het gevaar den weder opnieuw grooter wordt. De bepalingen op financieel gebied waarover wij reeds vroeger een en ander konden' mededeelen, schijnen in- de laatste dagen (enigsalnt t© lijn wijrigd en wel juist in verband niet die nieuwe re publiek Rijnland. De zekerheid door de stichting daarvan verkregen, weegt op tegen e»n grootere schadevergoeding, meent men. En derhalve zou het kunnen rijn, dat bet algemeene totaalbedrag werd verminderd met ongeveer de som, die dit af te scheiden gebied anders zou hebben op te brengen. Terwijl men over deze groepen van voorwaarden nog doende ls en de marconisten aan boord van de „George Washington" vermoedelijk geen seconde rust hebben, schijnt het, dat de maritieme bepalin gen met uitzondering van een paar punten weinig discussie uitlokken. Die punten zijn het algemeen verbod van het gebruik van duik,booten het wa pen der financieel minder krachtige landen fei telijk op gTond hiervan, dat het Duitsche misbruik gedurende den oorlog dit wapen in discrediet heeft gebracht en voorts de vraag wat er moet gebeuren met de Duitsche slagschepen. Frankrijk zegt: verdeel en, want nooit komen we weer zoo goedkoop aan bruikbare schepen. Reuter maakte zich verdienstelijk door aan te toon en, dat zij voor een andere vloot onbruikbaar waren, om dat alle onderdeelen van afwijkend type zijn, dat voorts de verbouwing tot handelsschepen te kost baar en onpractisoh was, dat het sloopen bijna niets zou opleveren en dat hét gebruik al» zeewering of stroombreker ook practisch op weinig zou uitdraaien De eenlge conclusie, uit dit Reuterberlcht te trekken, was dat men het beste zou doen heel de Duitsche vloot eenvoudig te laten zinken of op eenigszins plechtige manier te vernielen. Metterdaad schijnt men daartoe geneigd, al hagelt het dan ook protesten in de Duitsche en Amerlkaansche pers tegen de roe keloos® vernieling van een dergelijke metaalvoor- raad, terwijl overal gebrek aan met*el heersoht. Vermoedelijk zal dit een harde noot rijn oen te kraken. En het zou ons niet» verwonderen, wanneer de geallieerden langer werk zouden blijken te hebben, om het onder elkaar eens te worden, dan de Duit sche regeering en hare vertegenwoordigers om de documenten goed te keuren en te onderteekenen.... Dat zal noodgedrongen wel snel genoeg ge schieden. Want de regeering van Ebert rit nu een maal op een vulkaan. UITKIJK. „INBREKER". Oud dametje zat met trillende lippen, witjes om den neus, te luisteren naar hot verluis! van mevrouv Groen die er nu eenmaal van hield, om altijd ;,ijs^ HjkhedetT' te vertellen. Maar het verhaal was ditmaal op droeve waai beid gsgrond. Gebeurd ten huize van haar bloedeigen zuster. Nader kon 't toch niet. tiel... Kaatje zoo vertelde mevrouw Grom, nu aan een klein brokje brekend van het soesje, dat ze bij haar kopje thee had gekregen, Kaatje zou juist ln bed stappen. Steven, mijn zwager., had zijn gewoon biljart avondje en hoe gaat 't dan, ze blfjven nog wat naj plakken, t wordt dan wed eens tegen twaalven eer je thuis komt. Ik heb zoo dikwijls tegen Ka gezegd^ mensch, mij' moest zooiets niet gebeuren Tegelijk wierp mevrouw Groen vinnigen. waarschuwenden Blik in de riohtiun, waar meneer zat, die een gezicht trok. of 't hem T.e-elemaal niet aanging, en een kunstig rook- spiraaltje blies. Ka zou dan juut ln d'r bed stap* pen. Daar hoort ze beneden Kees, den hond, blaLi ren. Denkt, dsar zal je Steven hebben. Gelukkig, dat is tenminste een vroegertje. Maar nes:, hoor, geen Staf ven te bekenndh, en tie hond btijfi maar blaffen, 't Mensch was moederziel alleen thuis Je kunt begrij. pen.... Een der dames sidderde. En een tweede ven de visite goot straaltje eau de cologne op haar pak doek. Nou, vervolgde mevrouw Groen, dat duurt zoo een minuut of wat. Mijn zuster luistert in de gang. Jawel zij hoort san de tuindeur morrelen. Hoe zij 't durfd heeft, weet ik hog niet, maar 't is een fei( dat mijn zuster een mantel heeft omgeslagen, en naar beneden ja gevlogen, grendel vsn de straatdeur gen schoven, deur opengemaakt en daar komt net .mi* meneer voorbij. Dieu beeft zfj jam hulp gevraagd. En daar kwam toen ook een agent aanloopen. Met z'n allen zfjn ze naar de tuindeur gegaan. Maar er was geen sterveling te zieü. Die vent Eed natuurlijk lont dienen, moet wak<ui en bidden En élk wakend uur verga lk van heimwee en verlangen. Elk uur moet ik 1 let ls anders geworden Ik behoef slechts op te kijken ven mQn schrift* om te zien, hoe anders het wcrdL Inplaats vtan mijn hooge, vryt torenkamer op het slot ferms, een kloostercel; lnptaal» van de vrool(jke warwinkel Vsn dingen, die een rijdende, vogalvangende, jagende jonker noodig heeft de schearsche gebruiks voorwerpen Van een geestelijks. Ook tehuis, op het alot Enna, loerde ik bidden en de knie buigen. Wat echter toon vrome gewoonte yas.. werd nu levens-i "tft, verder rondkijk; als ik tusschen de kale muren, welker «enigs verwering een groot, zwart kruis is mijzelf zie in hot plechtig gewaad van Sint Augustinus, als ik mijn hoofd betast... weg Is hC dichte lokkenge- warrel Met ascetische kunst ls mijn tiaar netjes tot een krans geschoren; die een kleine, kale condte omsluit: de tonsuur. Mijn hoofd eon tonsuur! En mijn hoofd ls nog al tijd zoo jong... Dikwijls ln uren vsn grimmig» strijd en lijden Ëp lk met beide handen naar mijn nog altijd zoo g hoofd, alsof lk er iets moest afrukken, dat mg odigw drukt tan een doornenkranS, dat verplette* tender op mij ligt dan oen rotsstuk En het ia toch maar eon kleine, kale plek op mijn nog altijd zoo jong hoofd. Ik heb «en vreemde gewoonte aan,' -nomen. lederen jongen geestelijke tuur ik in het gelaat, daarin xoej Itende naar de verandering die gaandeweg plaats grijp* met het jonge gelaat ,op elke vetsndaring wachtende, iedere verandering beloerend. Want zonder uitzondering verender**, de trekken van dan wordenden Godeman... Onverbiddelijk Reeda ln het klooster Neustift en in de bisschop»* stad Brixeu begon lk acht te geven op de verandering in de trekken van een jongen geealelijke. Ze kwam gaandeweg nauwelijks merkbaar: maar... zij kwam. 1 Ik zag Jonge gezichten, wwop het leven rijn lied ven geloof, van hoop, on levensvreugd had gedicht, onder mijn verechrik'r Jon.gensoogen veranderen; zag de toeken» kiw gelukkige jeugd Tangamerhand, nau welijks merkbaar verbleeken en steeds meer v«rbleé- Vten ag re verdwijnen, uitblüaschen. Lachende, in jeugdige kracht en jeugdigen luat stralende gezichten, worden bleak onder de brakende oog» ven den ge- S.ru,-atsdea Heiland, wssdaa treurig «a taoustriooa kre- geroketi De agent beeft toen da tuindeur onderzocht En jawel hoor, duidelijk heeftj« sporen van poging tot Inbraak geconstateerd. Kaatje was mear dood dan ravwod, toen alles voorbij was. De meneer heeft Steven tn zijn café opgebeld met de boodschap of hij dadelijk thuis wou komen zonder meer. Dat kleine schrik je kwam hem .wei toe. En.'t is eeh goede leer -voor 't vervolg, w-eer werd een waarschuwend knikje geworpen m de richting waar mreicer zat. En die vormde, met P«ruanemjoti<!Je. nieuwe kunstige rook-spirsal. Oud dametje rat te luisteren met trillende lippeh, witjes om den neus, «wij. Zij huiverde onder haar kanten shawl., Onze meid gast ook altijd avonds om acht uur wvg, zei ze. met den koleninood en de gasrahbi aoeneering kon zij 's avonds niet in de keuken blij* 3®: Eq meisje urenlang bij je in de kaïner te hebben, dat 'z op den duur ook zoo vervelend. *t Was ev» ptil in den kring. Ja, t i* bar tegenwoordig, merkte een van de heerca op. En een andere meneer voegde er, bij wgze van vertroosting en bemoediging san toe: En t wordt nog veel erger. Wees daar maar zeker van. Wat moet een mensch doen? zei hulpeloos het be vende oude dametje. aanwezigen, hebben de,w een tweede. O" gunst! zei oud dametje, ik zou geen uur rust hebben, als er zoo'n ding in huis was. Wat lees je niet dagelijks van ongelukken met pistolen of zoo..., 0; neen, dan liever... Wat liever? vroeg mevrouw Groen. Maar oud da. met je was radeloos. Wist niet waf ze zeggen zou. Neren cm waker, dia 's nachts op de deur let.... Ja wel, zeker, zei de echtgenoot der beangstigde, ontf Steld bij de gedachte dat gade zich aah. het advies! zou vastklampen. Jawel,en Met duim è»i wijsvin ger maakte hij de beweging van iemand, die geld af telt. Jawel U.. Weet u wat Dc ln uw plaats zou doen?: vroeg me/ vrouw Groen, die tot de oude kenissen der familie behoorde En dat is? vroeg dametje, een blij gezicht trekkend in het vooruitzicht van mogelijke redding. Uw neef Koen woont toch dicht in de buurt bij u. Vraag, of die 's na9bts bij u wil komen logeerent, Hlij ls een flinke jongen. Die durft bést. Dat zou eeri beele gerustheid voor u wezen, Dametje keek haar man eens aan. Wat die ervan dacht Maar meneer zei niet veel; scheen weinig hoop te koesteren op bereidJ vaardigheid van neef Koen, Int'.mschen was t te probeeren. En dit is zeker, dat toen beMsrd mevrouwtje een paar glazen warme punch had gebrhikt ,het denkbeeld haar minder fantastisch toeleek .En het vooruitzicht op de mogelijkheid van kalmer nachten haar opmonterden. Zooo&i haar man in lang niet zoo gauw na t in bed gaan verlost kvas van haar angstig, van onder de dekens, vragen, of-Ie niks hoorde. En van haar weeklagen dat 't niet pluis was aan de straatdeur Koon Marters was nog niet heelemaal tot de zaak overgehaald. Mear wel voelde hij er veel voor. Scru pules van moreelen aard had hij tyet. Toen zijn oom bij hem was gekomen met het groote verzoek met 't oog op tante's -zwakke zenuwen, of hij misschien (och, 't was maar voor een klein poosje; als ze zag dat er niets gebeurde, dan zou 't immers niet meer noodig zijn) bij oom en tante 's nachts te vertoeven,, met het oog op de onveiligheid... Toen had Koen ritet dadelijk toegehapt. We* opende zich voor neef een vergezicht.... Maar hij begon met wat taai te zijn. Wilde het zaakje eens rustig van alle kanten bekijken. Neef Koen wist zich prachtig voor te doen. Zijn uit* gestreken bakkes, was* bij de vrinden vermaard. HU verzekerde odm datje natuurlUk gaarne, dolgraag be reid was om alles te doen, wat aie lieve goeie tantri plezier kon doen, kalmte kon verschaffen. Maar oompje moest niet vergeten, hij studeerde 's avonds nog al druk. En als hij dan urenlang had zitten blokken, dan ging neef Koen een potje bier drinken, een of andere vriend opzoeken. Zoo'n vuriatie waj onmisbaar, sou oom toegeven... Natuurlijk beaamde echtgenoot van angstig dametje, zeer zeker maar daar is een mouw san te passen. En zij spraken af. Als oom steker wist, dat Koen zoo en zoo laat thuis kwam, dan zouie, sonder dat tante 't wist. den grendel van de deur laten. Koen zou natuurlijk den sleutel op zak hebben. Otom vertrouwde ten volle, dat t»U zn be lofte zou houden, niet al te laat thuis komen. En neef gaf zUn hand en zijn eerewoord, wat dat betreft, nog wikte en woog hij "t zaakje. Sprak er met rijn) twee Intimi over. Én die wBren 't onmiddellijk eenst Prachtiger zaakje was niet denkbaar. Natuurlijk 't moest rijn voorzichtig, verstandig overlegd. Jij boft toch altijd zoo razend en "Zoo stitikend; zei Henri* imet zijn bleek verwelkt gezicht en fatterige, verwijfde m/mieren, die altijd grofgeld stuk sloeg, en van wien geen sterveling wist te zeggen, waarmee hU eigenlijk den kost won. Alsof de afspraak al beklonken was. Kees, do breedgeschouderde, en jplompe jongen van 't platte land, wien bet roesleven van groote stad nog niet heelemaal ontdaan had «n de friasche kleur waarmee hij uit zijn d®1? kwader ure naar stad wa toekomen,.». Kees zat met een potloodje de situatie van huis en tuin alvast te schetsen. Trouwens, hernam Henri, die merkte dat neef Koen toch nog weifelde, je hebt geen keus, joggie. Als de volgende maand die duiten van Haverman niet in de cassa terug zijn ge keerd, dan zit je er zoo gloeiend, bij als een nachtpit En dl* prachtig nageaapte handteekenlng onder t wis seltje van De Roocte oit! sei Koes», in hg hkt» hard als om de laatste woorden van Henri te doen wegzwermen met frijn jeneverglas. Nou ja, se: Henri, grijnzend over zn schrik. Zij gingen nu overliggen. De opzet van het plan was van Henri. 't Was eigenlijk kinderwerk. Natuurlijk moest 't niet zoo heel gauw gebeuren. Koreitje moest eerst de kat uit den boom kijken; pre ciea speuren wsar^.de sap" bij .oom in huis school. Allerlei bijzonderheden uitviasr.hm. Er mooht niet het kleinste gaatje openblijven. Kees zou de inbrekcrarol vervullen. Die was er voor geknipt HH had relaties bovendien; onder de Jongens van de vlakteZooi zich tides kunnen aanschaften. Dat kostte natuurlijk iets. Kwam er niet op aan. Zou Koen, voor de leus. een mep geven, dat moest neef er voor over henben. Een blauw oog, dat was 't beste. Of een pats op z'n gezicht, die sporen achterliet, dat «ouden ze nog wel nader overeen komen, 't Vreemde was, dat Koeu nog altijd weifelde, 't Was of telkens op het allerlaatste oogenblik iets hem tegenhield.... Maar op een avond kwam hij gejaagd, bleek beverig, stamelend, bezweet, bij de vrienden. Er was slecht bericht geweest dien dag Bij Haverman schenen zij lont te ruiken. HU had soo iets bespeurd. Er moest haastig gehandeld. Elke miv nuut kon do zaak uitlekken yan net Sommetje, dat jp uit do kas had genomen. HU vond nu alles goed Was zelfs, naar don zin van de anderen, te haastig. Dat kon gevaarlUk worden. Maar Koen had al heel wat „materiaal'' bijeen. Ze. spraken af Over drie degen zou 't gebeuren. Dat kon. Ze werden belden tegelijk wakker, oom en. tante. 't Was vreeselyk. Een revolverschot was in huis gelost Oud dametje lag bijna in zwijm. En met bevende haiv den, terwijl 't hem duizelde yan schrik, zocht oom naar de lucifers. Nog een schot... In de kamer, waar Koen sliep. Het gas brandde ml in het slaapvertrek, ZU boorden gestommel Nu schreeuwde iemand Er werd geworsteld. De oude man greep een stoeL Dronk water. Tastte naar kleedingstukken. Ze vermoorden hem, kwam het van de krijtwitte lippen der vrouw. Maar oom wiat zich te vermannen, t Was beneden dat nu gevochten werd. De politiefluit.. In den eersten doodsschrik had bij er niet gedacht Op raad van een kennis had hij zich het koperen instrument aangeschaft. En ze hadden hem gezegd, hoe hU er op blazen moest om alarrti te maken. Politie te waarschuwen. Daar lag het ding, Hij greep 't en vloog de kamer uit, voordat gade hem kon tegenhouden. Naar de voorkamer. Hel raam open. Daar toeterde het signaal de straat in, de stille nacht* straat. Het alarmeerde. Er klonken stappen van Iemand, die nel naderde. Een paar straten verder klonk ook signaal. Oom luisterde. Beneden bij de straatdeur was 't nu een hevig rumoer. De oUdcmah stond sidderend a? te wachten, wat het rumoer .beduidde. Daar hoorde hU neef Koen de trap komen opstormen. HU bonsde tegen de deur van de voorkamer. Ooml Omni Doe open. Daar stond Koen .Doodsbleek, mei verwarde haren, met wildstaxende oogen. Hij keek -den ouden man aan. Viel op een stoel neer. Wist niets te zeggen. Hebben zij hem? vroeg oom fluisterend. Koen knikte Sloeg daarna de handen voor het gelaat. Bleef zoo zitten. Oom ging water voor hem halen. Drink eens, jongen, maar drink -dan toch, zei hij, je bent heelé! maal ontdaan. Maar neef Koen weigerde, duwde het clas weg. Oom en tante stonden naar hem te kijken, wachtten af, wat hij vertellen zou. Maar er kwam geen woord over zjjn lippen. En zonder iets te zeg* gen ging hg de gang in, naar zijn eigen kamertje, waa rhy beloofd had, te zullen waken over de vei* ligheid van de oude menschjes..^. „Weet u". vroeg de commissaris van politie, die oom den volgenden dag had laten roepen, „weet u, wie die vriend is van uw neef, die dan zoog»-iiaannV met h*m een aardigheid zou hebben afgesproken om voor inbrekertje te spelen T' Oud heertje knikte van neen. En commissaris lichtte hem even in Kees was een van degenen, wier gang» door de politie gestaag worden gecontroleerd. En oom vertelde nog eens HU erkende l T "aas een schande lijk geval. £ijn neef zat in moeilijkheden en nu had hij dat kwasie.inbraakje, door hem te verijdelen, be dacht, om oom gunstig te stemmen Voor een dienst dien hij hem vragen zou.... geld teleen.... „Hoe is de jeugd soms. l^er' zei oom en l*ij deed zUn best om te glimlachen. Maar 't lukte niet, dat vertoon van de zaak luchtigjes opnemen. En commissaris bleef heel strak en heel ernstig vóór zich uitturen. Ik weet niet. hoe de rechter over 't geval zal denken', jiemam hU, kan best zijn, dat de rechter.commissaris geen termen vindt om de zaak verder te vervolgen. Als die meneer 'Kees op vrije voeten biyft dan is 't voor uw neef in zoover ook een geluk.. Maar veel doe* "t er niet toe. Want..."' Commissaris, die medelijden had met de schaamte van oudjneneertje over boef-geworden bloedverwant, hield 't verder terug. Maar hl) en oom zagen elkaar even aan. Toen sloeg oud.meneertie de oogen ne e, alsof hij mede aansprakeliik was. En heel.even knikte hg' bri, grijze," 'bleêke hdofdie. Eindelijk had ook hij de „finesses" van het geval gesnapt. MAITRE CORBEAU. gen een trek van ascetisme, die ze verwrong! misvorm* de., onmiskenbaar, onverbiddelijk. Niet.d* tonsuur is bet merk (lat ons teekent, maar het is die mystiek* trek in ons levend menschengelaat. liet stempelt ons tot dienaren Gods, die de wereld, welke zij moeten verachten, zoeken te beheertchen. Of de verandering ook in mijn gezicht *1 begon? In de ^letna spiegelscherf, du lk bezit, tuur ik ln mUn gelaat. Ik wucht, Ik loer er op, dat de verende/ ring zich vertoont op mUn gezicht... onmiskenbaar, onverbiddelijk. Het schijnt mij toe. alsof het bij inij langer duurt dan hij éen ander; alaof de verandering bij mU zich langzamer en minder merkbaar voltrok. Het achUnt mij toe, alsof er in mijn gezicht nog altijd Iets u, dat de aarde toebehoort, dat leven van het leven is. Nog aitUd draag ik mijn hoofd hoog. Mijn blik ia nog steeds niet deernen i.g, mUn gang 'nog altUd tc rechtop, en te weinig priesterlijk. Als lk wil bidden, Drevelen mUn lippen dikwijls woorden, die denmei nel niet aajjroepen, ala ik mijn hand naar rozenkrans en brevier uitstrek, maakt ze dikwUls een beweging, alsof ze naar iels andera, iets gahed anders wilde grUpeu. Ala ik lu mUn celhoe eng ls ze toch! - - naar hal raam loop, dan la het tafereel voor mij niet minder vertchillaoa van dat in mijn geboorteland, dan mftn geslachtloos, plechtig monnlk»g<jwaad van het jacht coatuhm dat jk als Jonker «lroen Is het mogelijk, dat ginds boven aan den Voet der Alpen, de jonge wilde Eiaack rog altijd langs het slot Enna bruist; dat ln Tii ol Ploee en Schlero nog altUd naar den hemel omhoogsteken; dat in de Schaldererbeek de forellen nog altijd heen en weer schieten en op de Alpenweide de boschhaan schreeuwt? Zou hel mogelijk zUn, dat in het groene, groen* Vahrn op den Platter hof... Maar dieu naam sA rij f ik niet. Wat zie ik uit het raam van mUn cel door het Uzeren traliewerk dat ndj scheidt van de wereld* alaof ik, die eens de meeat vrije ónder de vrijen was, oen gevangene was? Ik zie kerken en kloosters op den N Aventin. ik zie antieke rutoen, «teeds weer ruinen, Tusschen kew ken rei kloosters en ruinen treuren eenzaamhad, ver latenheid, wildernis. De paleizen, de basiliek», de landhuizen én pracht- gebouwen der heidenen vervielen tot puinhoopen, wer den tot prutsde kerken en kloosters verhieven zich. Er kwamen ar steeds meer. Uit ds zwarte lag» der aarde, uit het groote rijk «la» dood slagea *U omhoogi In het rand. onder den geheeleu berg Aventin, on der het ganscne aangrenzende gebied der Campagna strekken zich de catacomben van da eerste Christenen uit Van uit onze kloosterkerk leidt een-smalle gang in de diepte. Ala de oude Rochus weer tn mU wil opleven, dan ga ik heen, ontsteek een kaars, open de smalle poort, daal omlaag dieper, steeds dieper. Niets dan graven. Aan beide zUden van de smalle gang in den bruinen turfstoen aiets dan begraven» graf naast graf De gangen zijn eindeloos. Zij kruisen elkaar, warren dooreen. Drie doodenrijken liggen bo ven elkaar en elk strekt zich mijlen ver in net rond uit Ik loop, loop, loop, Doode christelijke bisschop pen-; doode scliri,lelijke martelaren! -Mijn waslicht Brandt triest in die dikke lucht Het flikkert. Het trillend schijnsel valt op al de teekenen van het vroegste christendom,- valt op inschriften en namen» Dikwijls dreigt het zwakke lichtje uit te gaan. Ala Dc mjj n kaars eens liet uitgaan, als ik de lucifers wegwierp ol als ik in het huiveringwekkend labyrinth ver* dwaalde. Ik zou ln het duister loopen, dwalen en dwalen onder al die legioene^ van dooden, totdat ik doodelUk vermoeid zou neerzinken. Dan pon lk een naam roepen. Ik zou dien naam poo lang ro^pun, sla mijn stam geluid kpn geven. Met stervende stem zou ik altUd weer den eencn naam roepen Hot is niet uw geheiligde naam, mijn Heiland en Heer; niet de uwe. o, liefelijke Moeder Goda. Het la ook niet de naam mijner ljyve moeder, terwille van wie ik werd, wat lk ben. Het is de naam, dien ik niet kan uitspre, ken zonder doodzonde te begaan; w&.it ik sou nem slechts kunnen uitroepen met luid gejubel en luide smart, met innige liefde en innig» hartstocht Neen; slechts stervende mag ik uw naaon uitspre* ken, geliefde mUner gelukkige Jeugd. Maar hoe wss het dan mogelgk, dat Dc van mijn Paasch-pelgrimstocht voorjaren én jaren niet terug ben gekeerd naar het slot Enna in het dp! van Brixen, naar den Piatter-l hoff in het groene Vahrn? Hoe kon het zelfs terwille mijner gestorven jnocder gaan zooals het gegaan is? Dus voor acht jaar met het heilig Paaschfeest ben ik met vele mijner landslieden uit het dat van Brixen naar Rome ter bedevaart gegaan, ter wille mijner ge storven móéder. De gezamenlijke pelgrims waren veel vromer Christen» en daarom betere menschen dan de jongite zoon van niDn vader. Velfn gingen er naar Rome, ronder dadelijk bij het heengaan voi van langen san eeii spoedigeu terugkeer te danken, «i allen door e» «urigan weaach voorwaarts

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 7